STOOMKANONNEERBOTEN
STOOMKANONNEERBOTEN In chronologische volgorde vermeld.
Op 12 mei 1893 werden de STOOMKANONNEERBOTEN kortweg als KANONNEERBOTEN gekwalificeerd. De nadrukkelijke aanduiding stoomkanonneerboot herinnert aan de overgang van de zeilvaart naar de stoomvaart, een mijlpaal in de ontwikkeling der scheepvaart! Zr. Ms. Brak was evenals Zr. Ms. Ever, Hydra, Dog, Havik, Gier, Geep, Raaf, Das, Bever, Vos en Lynx een stoomkanonneerboot der 2e klasse. Zr. Ms. Wodan, Thor, Freyr, Njord, Tyr, Braga, Vidar, Vali, Balder, Heimdall, Ulfr, Hadda,Dufa, Udur, Bulgia en Hefring vormden tezamen de 1ste klasse, welke was bewapend met een kanon van 28 cm en daarom iets grotere afmetingen had. De schepen, welke naar het type van de Engelse kanonneerboot Staunch waren gebouwd, kwamen voort uit het bouwprogramma van minister L. G. Brocx. Deze had tijdelijk de wind in de zeilen dankzij de kritiek op de gebreken der defensie, welke bij de mobilisatie tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870/'71 waren gebleken. Bij de vestingwet van 1874 werd echter bepaald, “dat de verdediging van havens, reeden en vaarwateren door forten en drijvend gepantserd materieel verzekerd en de rivieren door klein materieel beschermd zouden worden”.
Later werden een viertal ( BRAGA, FREYR, HEFRING en TYR) als RIVIERKANONNEERBOTEN aangemerkt en een aantal werd tot MIJNENLEGGER ingericht (BALDER, BULGIA, DAS, HADDA, HAVIK, THOR en VIDAR).
No. 1
Gepantserde ijzeren raderstoomboot. In 1862 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 54,00 x 6,10 x 2,30 m. Waterverplaatsing: 260 ton. Machinevermogen: 860 PK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 2 kanons van 60 pond in gepantserde kazemat opgesteld. Bemanning: 48. In 1882 werd het schip uit de sterkte afgevoerd. Van dit type zijn geen kanonneerboten meer gebouwd.
No. 3
De ex-namen NIMROD en HANDIG EN VLUG, vermeld in Backer Dirks: “De Nederlandse Zeemacht”, deel II, bladzijde 667, komen in de officiële schepenlijsten niet voor en zijn derhalve niet aangegeven. Van staal gebouwd. In 1864 bij Dudgeon te Londen op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 31,14 x 5,22 x 1,28 m. Waterverplaatsing: 141 ton. Machinevermogen: 30 NPK; 100 EPK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 34. Kosten van het schip ƒ78.534,-. In augustus 1889 werd met Zr.Ms. Rhenus deelgenomen aan oefeningen van de landmacht in de Nieuwe Hollandse Waterlinie bij Vreeswijk. Het schip deed ook dienst op de inschietplaats van de torpedodienst te Hellevoetsluis. In 1905 werd de Kanonneerboot No. 3 ingericht tot logementsschip voor de opleiding van matrozen op de Kweekschool te Leiden, ter vervanging van de Kanonneerboot No. 16. Op 26 mei 1905 werd het schip van Hellevoetsluis naar Leiden gesleept. Na 1923 afgevoerd.
EVER
In 1871 bij Armstrong te Newcastle op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Afmetingen: 25,90 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 130 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1888/90? gewijzigd in: 1 kanon van 21 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22 tot 34. Kosten ƒ132.600,-. 11 juni 1884, na ontscheping van geschut. In dienst tot oefening van adelborsten. In augustus 1914 ingericht tot logementsschip voor het personeel van de snel vuurbatterij te IJmuiden en als zodanig op 23 september daaraanvolgend in gebruik genomen. Het schip werd in 1926 afgevoerd.
HYDRA
In 1872 bij Armstrong te Newcastle op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 221 ton. Machinevermogen: 124 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,75 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1888 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 35. Kosten van het schip bij eerste uitrusting bedroegen ƒ132.600,-. 25 april 1877 als mobiel wachtschip te Vlissingen gestationeerd. 15 november 1885 vervangen door het zusterschip VOS. In 1906 werd Hr.Ms. Hydra uit de sterkte afgevoerd en in 1907 te Amsterdam voor sloop verkocht.
HAVIK
In 1873 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,30 m. Waterverplaatsing: 214 ton. Machinevermogen: 130 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1888 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ145.260,-. 11 september 1888 te Rotterdam in dienst als mobiel wachtschip. In 1889 werden te Rotterdam diensten verricht in verband met een havenconflict. In 1893 aangewezen voor toezicht op quarantaine-maatregelen. 16 januari 1897 te Rotterdam in dienst gesteld als instructieschip ter oefening van machinisten en stokers der Koninklijke Marine Reserve. Hr.Ms. Havik bezocht in 1899 Amsterdam, Vlissingen, Dordrecht, Kinderdijk en enige andere plaatsen in het belang der werving van personeel der K.m.R. In 1900 werden daartoe Amsterdam, Vlissingen, Dordrecht, Utrecht, Gorinchem en Maassluis bezocht. In 1901 met hetzelfde doel naar Amsterdam, Vlissingen, Dordrecht, Utrecht, Gorinchem, Vianen, Gouda, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. Ook in 1902 werden voor dit doel diverse plaatsen bezocht en in 1903 Vlissingen en Amsterdam. In 1909 werd het schip van nieuwe ketels voorzien en verbouwd om te Hellevoetsluis te worden toegevoegd aan de opleiding van jongens tot matroos. In 1910 ontwapend en bestemd voor de opleiding van adelborsten te Nieuwediep en als zodanig op 13 mei 1911 in dienst gesteld. Hr.Ms. Havik werd ook gebruikt voor oefeningen van militaire loodsen. In 1914 ingericht tot MIJNENLEGGER. Op 21 december 1936 werd Hr.Ms. Havik uit de sterkte afgevoerd en toegevoegd aan de opleiding voor stokers te Willemsoord.
DOG
In 1874 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 221 ton. Machinevermogen: 130 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1889 vervangen door: 2 kanons van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ145.264,-. In 1893 werd Hr.Ms. Dog van nieuwe ketels voorzien en daarna in dienst gesteld als mobiel wachtschip te Vlissingen. Op 22 oktober 1894 uit dienst en vervangen door Hr.Ms. Bulgia Het schip deed onder meer dienst voor hydrografische opnemingen in het Zuiderfrontier en van 1901 tot 1903 werd het tijdelijk aan het Loodswezen afgestaan. 7 oktober 1907 in dienst te Rotterdam ter vervanging van Hr.Ms. Dufa. 29 april 1909 toegevoegd aan Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis. Na 1914 toegevoegd aan de Werfdivisie te Willemsoord en in 1927 uit de sterkte afgevoerd.
BRAK (1875-1902)
In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 221 ton. Machinevermogen: 140 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 23 cm A dat in 1889 werd vervangen door 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ143.100,-. In 1902 werd de BRAK ontwapend en uit de sterkte afgevoerd en als parkherstellingsboot WILHELMINA ingezet te Amsterdam. Het schip deed van eind augustus 1939 tot einde mei 1940 dienst als logementsschip voor de Bewakings- en Onderzoekingsdienst Bovenrivieren, gebaseerd te Nijmegen. Na de tweede wereldoorlog vond de hulk een nuttige bestemming als plunjeschip van de onderzeedienst te Rotterdam. Bij de verplaatsing van deze dienst naar Den Helder werd de het schip wegens hoge ouderdom en ongeschiktheid voor langer gebruik van de sterkte afgevoerd. Op 15 september 1961 van de sterkte afgevoerd en voor sloop verkocht aan Arie Bos te Hendrik-Ido-Ambacht. Naamsein als plunjeschip A 883.
VOS
In 1874 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet en in 1975 te water gelaten. Afmetingen: 25,86 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 146 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1890 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ143,000,-. 15 november 1885 in dienst als mobiel wachtschip te Vlissingen ter vervanging van kanonneerboot Hr.Ms. Hydra. In 1892 werd het schip voorzien van twee nieuwe ketels van de firma Stork te Hengelo. Van 20 oktober tot 17 november 1892 werd toezicht gehouden op quarantainemaatregelen te Vlissingen. In 1893 uit de sterkte afgevoerd en in 1897 voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ5.100,-.
LOS
ex LYNX
In 1874 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,86 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 150 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ143.000,-. Het schip heeft onder meer dienst gedaan voor hydrografische opnemingen in de stelling Den Helder. In 1912 werd Hr.Ms.Lynx herdoopt in LOS, zulks in verband met het in dienst komen van de nieuwe torpedobootjager LYNX. Het schip was laatstelijk toegevoegd aan instructieschip Hr.Ms. Van Speyk voor opleiding van stokerspersoneel. Hr.Ms. Los werd op 16 maart 1925 uit dienst gesteld en afgevoerd.
GIER
In 1874 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 174 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1890 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. 11 juni 1884 na ontscheping van geschut in dienst voor oefening van adelborsten. In 1890 werd het schip verwapend (zie boven). 25 september 1894 in dienst als instructieschip voor personeel der Koninklijke Marine Reserve. Hr.Ms. Gier nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. In 1913 werd het schip te Willemsoord voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ7.888,-.
GEEP
In 1874 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 175 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 gewijzigd in: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Op 15 juli 1888 werd Zr.Ms. Das, Luipaard en Panter onder konvooi van Zr.Ms. Alkmaar om 10 VM van IJmuiden vertrokken en om 4 uur NM in de Nieuwe Waterweg. Van 16 november tot 4 maart 1890 tijdelijk mobiel wachtschip te Vlissingen. In 1892, 1893 en 1895 in dienst voor hydrografische opnamen te Den Helder. In 1901 werd Hr.Ms. Geep van nieuwe ketels voorzien, geleverd door de Maatschappij “De Maas” te Rotterdam. In 1908 werd het schip toegevoegd aan het opleidingsschip Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis. Later ontwapend en ingericht als logementsschip. In augustus 1914 als logementsschip te Terschelling in dienst. In 1922 te Willemsoord voor verkoop gereed gemaakt.
RAAF
In 1874 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Het schip heeft onder meer dienst gedaan voor hydrografische opnemingen in Maas en Haringvliet. Van augustus tot oktober 1894 te Dordrecht in dienst voor toezicht op quarantainemaatregelen. Hr.Ms. Raaf nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. Later ontwapend en in dienst als opnemingsvaartuig. In 1901 werd de RAAF van nieuwe ketels voorzien, geleverd door de firma H. Jonkers & Zn. Op 31 juli 1914 in verband met de mobilisatie in dienst ter controle der oorlogsbetonning. Laatstelijk was het schip nog toegevoegd aan de Werfdivisie (Hr.Ms. Van Speyk) te Willemsoord. In 1936 werd de RAAF gereed gemaakt voor verkoop.
DAS
In 1875 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 175 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34.
Op 15 juli 1888 met Zr.Ms. Geep, Luipaard en Panter onder konvooi van Zr.Ms. Alkmaar om 10 uur VM van IJmuiden vertrokken en om 4 uur NM in de Nieuwe Waterweg. Tot 1895 heeft het schip onder meer dienst gedaan voor hydrografische opnemingen in de Zuiderzee, daarna ontwapend en instructieschip voor leerling machinist. Het schip vertoefde in juni 1907 een week te Vlissingen en in september 1907 te Amsterdam, teneinde de machinisten der K.m.R. in staat te stellen de verschillende, zowel Rijks- als particuliere, werven en inrichtingen te bezichtigen. Op 16 maart 1909 uit dienst gesteld en ingericht ten dienste van de opleiding adelborsten. In 1914 werd Hr.Ms. Das ingericht tot MIJNENLEGGER. In 1926 werd het schip uit de sterkte afgevoerd.
FRET
In 1875 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. In 1890-1894 in dienst voor hydrografische opnemingen in de monden van de Maas en Haringvliet. In 1898 uit de sterkte afgevoerd en ingericht tot logementsschip, respectievelijk te Den Helder, Hellevoetsluis en Dordrecht. In 1899 ingericht tot bergplaats voor astatki (= residu van Russische petroleum). In 1905 geheel vertimmerd en uitgebroken voor logies aan Hr.Ms. Marnix toegevoegd. In 1908 naar Hellevoetsluis om dienst te doen als logementsschip voor de vaste bemanning van Hr.Ms. Bonaire. In september 1915 in dienst te Dordrecht voor logies van het personeel der Marine-machinistenschool aldaar. In augustus 1923 naar Rijkswerf te Hellevoetsluis overgebracht in verband met de opheffing van de opleiding Adspiranten-school der Marine te Dordrecht. De FRET komt in de schepenlijsten na 1924 niet meer voor.
SPERWER
In 1875 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm, 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Van Juni 1896 tot 1915 is Hr.Ms. Sperwer toegevoegd geweest aan het Artillerie-instructieschip BELLONA. In 1926 werd het schip afgevoerd en ingericht tot drijvende kombuis te Willemsoord.
BEVER
In 1875 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 146 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten ƒ140.500,-. Op 17 maart 1896 werd de BEVER toegevoegd aan logementsschip Hr.Ms. Neptunus. Van 4 tot 22 februari 1901 gebruikt voor politietoezicht bij het quarantaine-onderzoek van uit zee komende schepen te Harlingen. Van 31 januari tot 1 april 1903 lag het schip te Rotterdam in het belang van de veiligheid gedurende en nà de stakingsdagen. 20 juni 1907 te Vlissingen in dienst ter vervanging van kanonneerboot Hr.Ms. Bulgia. In 1915 te Hellevoetsluis ingericht als munitie- en logementsschip voor de kustbatterij te Vlissingen. In 1920 werd Hr.Ms. Bever uit de sterkte afgevoerd en toegevoegd aan de torpedodienst. In 1930 te Willemsoord ingericht voor logementsschip der Mariniers te Rotterdam. Later werd het schip nog gebruikt voor de straf- en de tuchtklasse. In de zomer van 1937 lag het schip nog in de haven van Oudeschild (Texel) in gebruik bij het Nationale Jongeren Verbond.
WODAN (1877-1962)
In 1876 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Afmetingen: 27,86 x 8,20 x 2,22 m. Waterverplaatsing: 245 ton. Machines: 2 stoommachines. Machinevermogen: 155 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm. Bemanning: 22. De kosten van het schip bedroegen ƒ228.750,-. De oorspronkelijke bewapening VAN Zr.Ms. Wodan was vastopgesteld zodat de vuurlijn moest worden veranderd door met het schip te manoeuvreren. Het schip was bestemd voor de zeegaten in onze kust. In 1886 werd het kanon vervangen door een modern Krupp-kanon van 28 cm nr. 2; in 1890 werd de bewapening uitgebreid met 2 kanons van 3,7 cm en een revolverkanon van 3,7 cm. De oorspronkelijke bemanning van 22 man werd uitgebreid tot 34 man. Van 1908 tot 1914 was Hr.Ms. Wodan toegevoegd aan het artillerie-instructieschip Hr.Ms. Bellona voor opleiding van kanonniers; het zware kanon werd tot dit doel vervangen door een baksbaarkanon van 12 cm nr. 3. Sinds 1919, toen het schip tot olielichter werd verbouwd, verraadde de typische rondvorm slechts, dat men te maken had met een voormalig oorlogsschip. Kortweg genoemd “de olieprauw”, verleende de romp nog vele nuttige diensten. Naamsein: sinds 1948 RT 2 en later Y 8532.
THOR
In 1876 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Afmetingen: 27,86 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 103 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ225.750,-. In 1906 is het kanon van 28 cm vervangen door 1 kanon van 7,5 cm. In 1918 werd Hr.Ms. Thor te Hellevoetsluis ingericht tot MIJNENLEGGER. Van september tot 10 november 1892 hield het schip toezicht op de quarantainemaatregelen te Delfzijl. Later toegevoegd geweest aan Hr.Ms. Van Speyk (werfdivisie) te Willemsoord en op 1 juli 1913 als zodanig vervangen door Hr.Ms. Vidar. Op 31 juli 1914 in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. In 1924/25 werd van het gebruikelijk wekelijks varen van Gorinchem naar Hellevoetsluis en meestal terug over Schiedam en Dordrecht afgeweken en strekten de vaaroefeningen zich uit naar de Zeeuwsche stromen, de Zuiderzee en de rivieren boven- en benedenstrooms van Gorinchem. In 1926 zijn de ketels vervangen door die afkomstig van de afgevoerde kanonneerboot DAS. Het schip werd in 1923 toegevoegd aan de matrozenopleiding aan boord van Hr.Ms. Schorpioen te Gorinchem. In 1926 weer tot mijnenlegger ingericht. Op 14 mei 1940 te Den Helder in handen van de bezetter gevallen en verder lot onbekend.
FREYR
In 1876 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Afmetingen: 27,84 (over alles)/26,77 (loodlijnen) x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 115 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm A. Bemanning: oorspronkelijk 23 en in 1916 34. Kosten ƒ225.700,-.
In 1886 bewapening vervangen door 1 kanon van 28 cm No. 2. Het schip heeft onder meer dienst gedaan bij de Werfdivisie (Hr.Ms. Van Speyk) te Willemsoord. In 1916 is het kanon van 28 cm No. 2 verwijderd en vervangen door 1 kanon van 7,5 cm No. 1 en in 1928 werd dit laatste vervangen door 1 kanon van 7,5 cm No. 2, dat daarna nogmaals werd vervangen door 1 kanon van 7,5 cm No. 3, waaraan werd toegevoegd 3 kanons van 3,7 cm en 1 mitrailleur van 12,7 mm. 9 april 1918 werd Hr.Ms. Freyr toegevoegd aan het z.g. Hoorncomplex (opleiding leerling onderofficier) te Hoorn. Weer later toegevoegd aan de opleiding matrozen en zeemiliciens. In 1935 werd het schip van nieuwe ketels voorzien. Enige jaren voor het uitbreken van Wereldoorlog II werd het schip als rivierkanonneerboot te Nijmegen gestationeerd voor grensbeveiliging. Van 10 tot 13 mei 1940 was Hr.Ms. Freyr op de Rijn in actie, onder meer bij de verdediging van de Grebbelinie. Op 14 mei 1940 werd het schip door de bemanning op het Binnen-IJ tot zinken gebracht. Later op last van de bezetter naar Den Helder overgebracht. In september 1944 te Den Helder in de buitenhaven als blokschip tot zinken gebracht. In November 1947 gelicht en het wrak vermoedelijk voor sloop verkocht.
NJORD
In 1877 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Afmetingen: 27,86 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 125 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ226.879,-. In 1908 was het schip toegevoegd aan logementsschip Hr.Ms. Neptunus. Het is ook toegevoegd geweest aan de Werfdivisie te Willemsoord (Hr.Ms. Van Speyk). 31 juli 1914 werd het schip in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. In 1915 werd Hr.Ms. Njord verwapend en het kanon van 28 cm vervangen door 1 kanon van 15 cm en dit werd in 1923 weer vervangen door 1 kanon van 12 cm. Hr.Ms. Njord werd in 1925 uit de sterkte afgevoerd.
TYR
In 1877 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Afmetingen: 27,84 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 116 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen: ƒ226.879,-.
In dienst gesteld op 28 november 1878. In 1908 tijdelijk toegevoegd aan het instructieschip te Hellevoetsluis. In 1910/11 is het schip toegevoegd geweest aan Hr.Ms. Van Speyk te Willemsoord. 31 juli 1914 in dienst in verband met de mobilisatie. In 1915 werd het kanon van 28 cm vervangen door 1 kanon van 15 cm en dit laatste in 1923 door 1 kanon van 12 cm. Hr.Ms. Tyr werd later als rivierkanonneerboot geclassificeerd. In 1927 was het schip in dienst voor oefening van zeemiliciens. In 1936 werd het vaartuig van nieuwe ketels voorzien. Op 14 mei 1940 dienstdoende bij de Bewakings- en Onderzoekingsdienst Bovenrivieren te St. Andries in handen van de bezetter gevallen. Door de Duitse marine als mijnenlegger in gebruik genomen. Na de capitulatie van Duitsland in 1945 teruggevonden; doch uit de sterkte afgevoerd en gesloopt.
BRAGA
In 1877 bij Christie, Nolet & de Kuyper op stapel gezet te Delfshaven en in 1878 te water gelaten. Afmetingen: 27,90 x 8,22 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 279 ton. Machinevermogen: 101 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ226.879,-. In dienst gesteld op 10 juni 1879. Van 31 januari tot 31 maart 1903 in dienst tot het handhaven der orde gedurende werkstakingen. In 1907 verwapend met 1 kanon van 12 cm. Op 22 april 1913 te Willemsoord in dienst als mijnenveger. In augustus 1914 weer in dienst als kanonneerboot en later als rivierkanonneerboot geclassificeerd. Op 10 mei 1940 door de bemanning op de Waal nabij Fort Pannerden aan de grond gezet en later vermoedelijk gesloopt.
HEIMDALL
In 1878 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,90 x 8,22 x 2.40 m. Waterverplaatsing: 279 ton. Machinevermogen: IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,3 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ224. 500,-. In 1907 ontwapend en te Hellevoetsluis geheel ingericht als luchtstation voor de torpedodienst en toegevoegd aan Hr.Ms. Amstel. In 1908 te Hellevoetsluis een inrichting aangebracht ten dienst van proefnemingen met de HEIMDALL tot het vissen van mijnen. In 1918 heeft het schip te Vlissingen onder meer dienst gedaan als lucht-? Terwijl het tevens werd gebruikt voor het houden van schietoefeningen.
BALDER
Op 31 mei 1878 op stapel gezet bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 117 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ223.500,-. In dienst gesteld op 8 augustus 1879. In 1906 was het schip toegevoegd aan het logementsschip voor zeemiliciens Hr.Ms. Neptunus te Den Helder. In 1909/10 op Rijkswerf te Amsterdam verbouwd tot MIJNENLEGGER. Op 3 mei 1910 te Amsterdam als mijnenlegger in dienst gesteld, doch het schip deed verder dienst te Hellevoetsluis. 25 januari 1912 uit dienst en vervangen door mijnenlegger Hr.Ms. Hydra. Bewapening in 1922 vervangen door 2 kanons van 5 cm semi-automatisch en 1 mitrailleur van 12,7 mm. In 1923 deed Hr.Ms. Balder dienst bij de opleiding matrozen te Gorinchem en was als zodanig toegevoegd aan Hr.Ms. Schorpioen. Op 14 mei 1940 te Bolnes in onttakelde toestand in handen van de bezetter gevallen. Het schip lag voor onderhoud aan de werf. Later vermoedelijk gesloopt.
VI DAR
In 1878 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1879 te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,5 m. Waterverplaatsing: 280 ton. Machinevermogen: 171 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,7 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. In dienst gesteld op 22 juli 1879. 1 maart 1895 toegevoegd aan het logementsschip voor zeemiliciens Hr.Ms. Neptunus te Den Helder. Op 11 januari 1896 met Hr.Ms. Vali onder konvooi van Hr.Ms. Suriname van IJmuiden naar de Nieuwe Waterweg. 16 mei 1896 in dienst tot het bevaren van sommige rivieren voor defensiebelangen. 1 juli 1913 werd het schip toegevoegd aan de Werfdivisie te Willemsoord. (Hr.Ms. Van Speyk). 10 augustus 1914 in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. In 1915 werd Hr.Ms. Vidar ingericht tot MIJNENLEGGER.
Het kanon van 28 cm werd verwijderd en vervangen door 2 kanons van 3,7 cm en 1 mitrailleur van 12,7 mm. 1 februari 1922 te Hellevoetsluis in dienst gesteld en toegevoegd aan Hr.Ms. Schorpioen voor opleiding matrozen te Gorinchem, om te dienen voor vaaroefeningen, te houden in de zeegaten van Goeree of Brouwershaven. Gewoonlijk werd dinsdagmorgen van Gorinchem naar het Zeegat van Goeree vertrokken om vrijdag daaraanvolgend naar Gorinchem terug te keren. In 1924 en 1925 strekten de vaaroefeningen zich uit naar de Zeeuwsche stromen, de Zuiderzee en de rivieren boven- en benedenstrooms van Gorinchem. In 1926 werd de VIDAR weer tot mijnenlegger ingericht. Gedurende de mobilisatie 1939/40 in gebruik bij het controleren van de mijnenvelden in de Nederlandse kustwateren. Op 18 mei 1940 te Vlissingen in Duitse handen gevallen en later vermoedelijk gesloopt.
VALI
In 1878 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1879 te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 160 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. Op 11 januari 1896 met Hr.Ms. Vidar onder konvooi van Hr.Ms. Suriname van IJmuiden naar de Nieuwe Waterweg. In 1907 werd Hr.Ms. Vali uit de sterkte afgevoerd. 15 april 1911 naar Rijkswerf te Amsterdam overgebracht om te worden verbouwd tot depotschip voor onderzeeboten. De machines en ketels werden uit het schip verwijderd en het schip 4 meter verlengd door een stuk tussen voor- en achterschip in te bouwen. Op 6 mei 1913 van Amsterdam naar Willemsoord en toegevoegd aan de onderzeedienst. In de mobilisatie 1914-1918 deed de VALI dienst als depotschip onderzeedienst te Vlissingen en later ook te IJmuiden. In april 1930 werd het depotschip VALI toegevoegd aan de Onderzeedienst te Den Helder en hiertoe door de sleepboot Sleepdienst III van Amsterdam naar Den Helder gesleept. Het schip lag in de zomer van 1937 nog in de haven van Oudeschild (Texel) in gebruik bij het N. J. V. De VALI deed in de meidagen 1940 nog dienst als logementsschip en werkschip voor onderzeeboten te Den Helder. Verder lot onbekend.
ULFR
In 1878 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1879 te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 155 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ221.750,-. Van 31 januari tot 2 april 1903 was het schip in dienst ter versterking van de scheepsmacht in de directie Amsterdam. In verband met de werkstakingen aldaar. Hr.Ms. Ulfr is ook toegevoegd geweest aan het instructieschip Hr.Ms. Van Speyk voor opleiding van stokerspersoneel. In 1912 op Rijkswerf te Amsterdam ingericht voor berging van vloeibare brandstof ten dienste van de pantserboten. Op 11 september 1914 werd de ULFR van Amsterdam naar Hellevoetsluis overgevoerd. Op 12 mei 1940 werd het schip bij een luchtaanval op Vlissingen tot zinken gebracht.
HADDA
In 1879 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 270 ton. Machinevermogen: 162 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. In dienst gesteld op 10 mei 1880. Hr.Ms. Hadda nam 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. In 1904 werd het schip ontwapend. In 1906 op Rijkswerf te Amsterdam ingericht voor het leggen van Sautter-Harlé mijnen. Op 7 juni 1906 in dienst gesteld voor proefnemingen met deze mijnen. In 1908 werd het schip van nieuwe ketels voorzien. In 1909 op de werf “De Lastdrager” te Nieuwediep verbouwd tot mijnenlegger en als zodanig in dienst gesteld. Het schip werd voorzien van 2 kanons van 3,7 cm, welke in 1922 door 2 kanons van 5 cm werden vervangen. Hr.Ms. Hadda was de eerste Nederlandse mijnenlegger. 20 december 1911 uit dienst gesteld en vervangen door mijnenlegger Hr.Ms. Medusa. 27 juli 1914 in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. Hr.Ms. Hadda deed gedurende de mobilisatie 1939/40 dienst als logementsschip te Hoek van Holland. In mei 1940 logementsschip voor het detachement Mariniers te Hoek van Holland. Op 14 mei 1940 aldaar in handen van de bezetter gevallen en verder lot onbekend.
DUFA
In 1879 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 270 ton. Machinevermogen: 150 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. 1 oktober 1890 in dienst als mobiel wachtschip te Rotterdam. Van 2 september tot 14 oktober 1892 toezicht quarantaine-maatregelen te Maassluis. In 1905 werd Hr.Ms. Dufa van twee nieuwe ketels voorzien door P. Smit Jr. te Rotterdam. 7 oktober 1907 te Rotterdam vervangen door Hr.Ms. Dog. 30 januari 1909 toegevoegd aan Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis. In 1913 op Rijkswerf te Hellevoetsluis van machines en ketels ontdaan en overgedragen aan de Visserij-politie (Ministerie van Financiën).
UDUR
Op 21 maart 1879 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 4 december daaraanvolgend te water gelaten. Machines van de Maatschappij “De Maas” te Delfshaven. Afmetingen: 27,90 x 8,22 x 2,55 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 112 IPK. Snelheid: 7,5 mijl. Voortstuwing: 2 schroeven. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. Kosten ƒ234.169,-. In 1903 werd Hr.Ms. “UDUR” ontwapend en ingericht tot instructieschip voor leerling machinist. In augustus 1914 deed het schip dienst als munitie depotschip voor de landmacht. In 1918 te Hellevoetsluis ingericht tot logementsschip en in 1920 in dienst gesteld bij de Vlieghaven Veere. Van 24 oktober 1921 tot 20 juni 1922 als logementsschip toegevoegd aan de opleiding matrozen te Gorinchem. In 1930 te Hellevoetsluis ingericht tot logementsschip voor de opleiding te Vlissingen. De UDUR was in de meidagen 1940 olieprauw te Vlissingen.
HEFRING
In 1879 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,84 (o.a.) 26,67 (l.l.) x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,55 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. In dienst gesteld op 20 april 1880. Hr.Ms. Hefring nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. In 1901 werd het kanon van 28 cm ontscheept, teneinde het schip in te richten voor proefnemingen met torpedo’s, tot welk doel Hr.Ms. Hefring op 1 mei 1901 in dienst werd gesteld. Bewapening in 1903 vervangen door 1 kanon van 12 cm. In 1907 werd het schip toegevoegd aan het Artillerie-instructieschip BELLONA, later ook aan het logementsschip NEPTUNUS. In 1924 werd het vaartuig van nieuwe ketels voorzien. In 1927 als tender toegevoegd aan het Artillerie-instructieschip en aan de opleiding matrozen. Aan de bewapening waren in 1928 nog toegevoegd 2 kanons van 3,7 cm en 1 mitrailleur van 12,7 mm. Hr.Ms. Hefring werd later als rivierkanonneerboot geclassificeerd. Het schip werd op 14 mei 1940 door de eigen bemanning op het Buiten-IJ tot zinken gebracht. Op 23 september 1941 vlotgebracht en onder Pampus leeggepompt en 26 september daaraanvolgend naar de Coenhaven te Amsterdam gebracht; doch daar opnieuw gezonken, vervolgens gelicht en gesloopt.
BULGIA
In 1879 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,35 m. Waterverplaatsing: 268 ton. Machinevermogen: 121 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ235.107,-. 22 oktober 1894 in dienst als mobiel wachtschip te Vlissingen ter vervanging van Hr.Ms. Dog. 20 juni 1907 te Vlissingen vervangen door Hr.Ms. Bever. In 1907 ontwapend, uitgebroken en vertimmerd, voorzien van nieuwe ketels, enz. om dienst te doen bij de opleiding te Hellevoetsluis. Later toegevoegd aan de opleiding adspirant-machinisten. In 1908 toegevoegd aan Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis en later ook aan Hr.Ms. Bonaire aldaar. In 1910 op Rijkswerf te Hellevoetsluis hersteld. In 1925 tot MIJNENLEGGER verbouwd. Gedurende de mobilisatie 1939/40 in gebruik bij het controleren van de mijnenvelden in de Nederlandse kustwateren. Op 12 mei 1940 te Vlissingen bij een Duitse luchtaanval gezonken. 31 juli 1940 gelicht en het wrak voor sloop verkocht.
Stoomkanonneerboten
B. Tideman geeft in ZIJD “Memoriaal van de Marine” nog de volgende bij zonderheden over de Stoomkanonneerboten.
STOOMKANONNEERBOTEN 1e en 2e KLASSE
2e klasse: EVER; HYDRA; DOG; HAVIK; GIER; GEEP; RAAF; DAS; BEVER; VOS; LYNX; BRAK; FRET; en SPERWER.
1e klasse: WODAN; THOR; FREYR; NJORD; TYR; BRAGA; VIDAR; VALI; BALDER; HEIMDALL; ULFR; HADDA; DUFA; UDUR; BULGIA;en HEFRING.
Deze stoomkanonneerboten zijn alle van hetzelfde type, en wel dat van de Engelsche kanonneerboot STAUNCH. De rompen zijn gelijkvormig; doch naar de afmetingen behoren zij tot twee verschillende klassen. De oudsten, type EVER, zijn gebouwd naar het plan van de STAUNCH. Hun afmetingen zijn bepaald met het oog op het dragen van één enkel stuk geschut van 23 cm met de nodige munitie, bediening en middelen van voortstuwing. De EVER. In Engeland aangebouwd, had een inrichting om liet stuk omlaag te brengen, dat daartoe op een door schroeven bewogen platform stond. Het bleek echter, dat die verplaatsing van het stuk invloed op de zeewaardigheid had, en dus geen doel trof. De HYDRA had een hydro-pneumatischetoestel, waardoor het stuk omlaag geladen kon worden, doch deze inrichting brak na weinig gebruik. Beide inrichtingen zijn toen vervangen door een vaste slede op het dek. De overige vaartuigen hebben een draaislede, die op een middenpivot beweegt, en in drie vaste vuurlijnen kan gebracht worden. De eerste klasse, type WODAN, is wat de romp betreft gelijkvormig aan die der tweede klasse, doch de afmetingen zijn ruim 7,5% groter met het oog op het dragen van een kanon van 28 cm achterlaad. De machine is van dezelfde afmetingen en vermogen als die der boten van de tweede klasse, en de beschieting slechts in zoverre gewijzigd, als de verandering van het zwaartepunt in lengte, en de wijziging in de verstrekking en behandeling der munitie, dit noodzakelijk maakten.
Op 12 mei 1893 werden de STOOMKANONNEERBOTEN kortweg als KANONNEERBOTEN gekwalificeerd. De nadrukkelijke aanduiding stoomkanonneerboot herinnert aan de overgang van de zeilvaart naar de stoomvaart, een mijlpaal in de ontwikkeling der scheepvaart! Zr. Ms. Brak was evenals Zr. Ms. Ever, Hydra, Dog, Havik, Gier, Geep, Raaf, Das, Bever, Vos en Lynx een stoomkanonneerboot der 2e klasse. Zr. Ms. Wodan, Thor, Freyr, Njord, Tyr, Braga, Vidar, Vali, Balder, Heimdall, Ulfr, Hadda,Dufa, Udur, Bulgia en Hefring vormden tezamen de 1ste klasse, welke was bewapend met een kanon van 28 cm en daarom iets grotere afmetingen had. De schepen, welke naar het type van de Engelse kanonneerboot Staunch waren gebouwd, kwamen voort uit het bouwprogramma van minister L. G. Brocx. Deze had tijdelijk de wind in de zeilen dankzij de kritiek op de gebreken der defensie, welke bij de mobilisatie tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870/'71 waren gebleken. Bij de vestingwet van 1874 werd echter bepaald, “dat de verdediging van havens, reeden en vaarwateren door forten en drijvend gepantserd materieel verzekerd en de rivieren door klein materieel beschermd zouden worden”.
Later werden een viertal ( BRAGA, FREYR, HEFRING en TYR) als RIVIERKANONNEERBOTEN aangemerkt en een aantal werd tot MIJNENLEGGER ingericht (BALDER, BULGIA, DAS, HADDA, HAVIK, THOR en VIDAR).
No. 1
Gepantserde ijzeren raderstoomboot. In 1862 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 54,00 x 6,10 x 2,30 m. Waterverplaatsing: 260 ton. Machinevermogen: 860 PK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 2 kanons van 60 pond in gepantserde kazemat opgesteld. Bemanning: 48. In 1882 werd het schip uit de sterkte afgevoerd. Van dit type zijn geen kanonneerboten meer gebouwd.
No. 3
De ex-namen NIMROD en HANDIG EN VLUG, vermeld in Backer Dirks: “De Nederlandse Zeemacht”, deel II, bladzijde 667, komen in de officiële schepenlijsten niet voor en zijn derhalve niet aangegeven. Van staal gebouwd. In 1864 bij Dudgeon te Londen op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 31,14 x 5,22 x 1,28 m. Waterverplaatsing: 141 ton. Machinevermogen: 30 NPK; 100 EPK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 34. Kosten van het schip ƒ78.534,-. In augustus 1889 werd met Zr.Ms. Rhenus deelgenomen aan oefeningen van de landmacht in de Nieuwe Hollandse Waterlinie bij Vreeswijk. Het schip deed ook dienst op de inschietplaats van de torpedodienst te Hellevoetsluis. In 1905 werd de Kanonneerboot No. 3 ingericht tot logementsschip voor de opleiding van matrozen op de Kweekschool te Leiden, ter vervanging van de Kanonneerboot No. 16. Op 26 mei 1905 werd het schip van Hellevoetsluis naar Leiden gesleept. Na 1923 afgevoerd.
EVER
In 1871 bij Armstrong te Newcastle op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Afmetingen: 25,90 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 130 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1888/90? gewijzigd in: 1 kanon van 21 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22 tot 34. Kosten ƒ132.600,-. 11 juni 1884, na ontscheping van geschut. In dienst tot oefening van adelborsten. In augustus 1914 ingericht tot logementsschip voor het personeel van de snel vuurbatterij te IJmuiden en als zodanig op 23 september daaraanvolgend in gebruik genomen. Het schip werd in 1926 afgevoerd.
HYDRA
In 1872 bij Armstrong te Newcastle op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 221 ton. Machinevermogen: 124 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,75 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1888 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 35. Kosten van het schip bij eerste uitrusting bedroegen ƒ132.600,-. 25 april 1877 als mobiel wachtschip te Vlissingen gestationeerd. 15 november 1885 vervangen door het zusterschip VOS. In 1906 werd Hr.Ms. Hydra uit de sterkte afgevoerd en in 1907 te Amsterdam voor sloop verkocht.
HAVIK
In 1873 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,30 m. Waterverplaatsing: 214 ton. Machinevermogen: 130 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1888 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ145.260,-. 11 september 1888 te Rotterdam in dienst als mobiel wachtschip. In 1889 werden te Rotterdam diensten verricht in verband met een havenconflict. In 1893 aangewezen voor toezicht op quarantaine-maatregelen. 16 januari 1897 te Rotterdam in dienst gesteld als instructieschip ter oefening van machinisten en stokers der Koninklijke Marine Reserve. Hr.Ms. Havik bezocht in 1899 Amsterdam, Vlissingen, Dordrecht, Kinderdijk en enige andere plaatsen in het belang der werving van personeel der K.m.R. In 1900 werden daartoe Amsterdam, Vlissingen, Dordrecht, Utrecht, Gorinchem en Maassluis bezocht. In 1901 met hetzelfde doel naar Amsterdam, Vlissingen, Dordrecht, Utrecht, Gorinchem, Vianen, Gouda, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. Ook in 1902 werden voor dit doel diverse plaatsen bezocht en in 1903 Vlissingen en Amsterdam. In 1909 werd het schip van nieuwe ketels voorzien en verbouwd om te Hellevoetsluis te worden toegevoegd aan de opleiding van jongens tot matroos. In 1910 ontwapend en bestemd voor de opleiding van adelborsten te Nieuwediep en als zodanig op 13 mei 1911 in dienst gesteld. Hr.Ms. Havik werd ook gebruikt voor oefeningen van militaire loodsen. In 1914 ingericht tot MIJNENLEGGER. Op 21 december 1936 werd Hr.Ms. Havik uit de sterkte afgevoerd en toegevoegd aan de opleiding voor stokers te Willemsoord.
DOG
In 1874 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 221 ton. Machinevermogen: 130 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1889 vervangen door: 2 kanons van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ145.264,-. In 1893 werd Hr.Ms. Dog van nieuwe ketels voorzien en daarna in dienst gesteld als mobiel wachtschip te Vlissingen. Op 22 oktober 1894 uit dienst en vervangen door Hr.Ms. Bulgia Het schip deed onder meer dienst voor hydrografische opnemingen in het Zuiderfrontier en van 1901 tot 1903 werd het tijdelijk aan het Loodswezen afgestaan. 7 oktober 1907 in dienst te Rotterdam ter vervanging van Hr.Ms. Dufa. 29 april 1909 toegevoegd aan Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis. Na 1914 toegevoegd aan de Werfdivisie te Willemsoord en in 1927 uit de sterkte afgevoerd.
BRAK (1875-1902)
In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 221 ton. Machinevermogen: 140 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 23 cm A dat in 1889 werd vervangen door 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ143.100,-. In 1902 werd de BRAK ontwapend en uit de sterkte afgevoerd en als parkherstellingsboot WILHELMINA ingezet te Amsterdam. Het schip deed van eind augustus 1939 tot einde mei 1940 dienst als logementsschip voor de Bewakings- en Onderzoekingsdienst Bovenrivieren, gebaseerd te Nijmegen. Na de tweede wereldoorlog vond de hulk een nuttige bestemming als plunjeschip van de onderzeedienst te Rotterdam. Bij de verplaatsing van deze dienst naar Den Helder werd de het schip wegens hoge ouderdom en ongeschiktheid voor langer gebruik van de sterkte afgevoerd. Op 15 september 1961 van de sterkte afgevoerd en voor sloop verkocht aan Arie Bos te Hendrik-Ido-Ambacht. Naamsein als plunjeschip A 883.
VOS
In 1874 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet en in 1975 te water gelaten. Afmetingen: 25,86 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 146 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1890 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ143,000,-. 15 november 1885 in dienst als mobiel wachtschip te Vlissingen ter vervanging van kanonneerboot Hr.Ms. Hydra. In 1892 werd het schip voorzien van twee nieuwe ketels van de firma Stork te Hengelo. Van 20 oktober tot 17 november 1892 werd toezicht gehouden op quarantainemaatregelen te Vlissingen. In 1893 uit de sterkte afgevoerd en in 1897 voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ5.100,-.
LOS
ex LYNX
In 1874 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,86 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 150 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten van het schip ƒ143.000,-. Het schip heeft onder meer dienst gedaan voor hydrografische opnemingen in de stelling Den Helder. In 1912 werd Hr.Ms.Lynx herdoopt in LOS, zulks in verband met het in dienst komen van de nieuwe torpedobootjager LYNX. Het schip was laatstelijk toegevoegd aan instructieschip Hr.Ms. Van Speyk voor opleiding van stokerspersoneel. Hr.Ms. Los werd op 16 maart 1925 uit dienst gesteld en afgevoerd.
GIER
In 1874 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 174 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. In 1890 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. 11 juni 1884 na ontscheping van geschut in dienst voor oefening van adelborsten. In 1890 werd het schip verwapend (zie boven). 25 september 1894 in dienst als instructieschip voor personeel der Koninklijke Marine Reserve. Hr.Ms. Gier nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. In 1913 werd het schip te Willemsoord voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ7.888,-.
GEEP
In 1874 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 175 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 gewijzigd in: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Op 15 juli 1888 werd Zr.Ms. Das, Luipaard en Panter onder konvooi van Zr.Ms. Alkmaar om 10 VM van IJmuiden vertrokken en om 4 uur NM in de Nieuwe Waterweg. Van 16 november tot 4 maart 1890 tijdelijk mobiel wachtschip te Vlissingen. In 1892, 1893 en 1895 in dienst voor hydrografische opnamen te Den Helder. In 1901 werd Hr.Ms. Geep van nieuwe ketels voorzien, geleverd door de Maatschappij “De Maas” te Rotterdam. In 1908 werd het schip toegevoegd aan het opleidingsschip Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis. Later ontwapend en ingericht als logementsschip. In augustus 1914 als logementsschip te Terschelling in dienst. In 1922 te Willemsoord voor verkoop gereed gemaakt.
RAAF
In 1874 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1875 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Het schip heeft onder meer dienst gedaan voor hydrografische opnemingen in Maas en Haringvliet. Van augustus tot oktober 1894 te Dordrecht in dienst voor toezicht op quarantainemaatregelen. Hr.Ms. Raaf nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. Later ontwapend en in dienst als opnemingsvaartuig. In 1901 werd de RAAF van nieuwe ketels voorzien, geleverd door de firma H. Jonkers & Zn. Op 31 juli 1914 in verband met de mobilisatie in dienst ter controle der oorlogsbetonning. Laatstelijk was het schip nog toegevoegd aan de Werfdivisie (Hr.Ms. Van Speyk) te Willemsoord. In 1936 werd de RAAF gereed gemaakt voor verkoop.
DAS
In 1875 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 175 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34.
Op 15 juli 1888 met Zr.Ms. Geep, Luipaard en Panter onder konvooi van Zr.Ms. Alkmaar om 10 uur VM van IJmuiden vertrokken en om 4 uur NM in de Nieuwe Waterweg. Tot 1895 heeft het schip onder meer dienst gedaan voor hydrografische opnemingen in de Zuiderzee, daarna ontwapend en instructieschip voor leerling machinist. Het schip vertoefde in juni 1907 een week te Vlissingen en in september 1907 te Amsterdam, teneinde de machinisten der K.m.R. in staat te stellen de verschillende, zowel Rijks- als particuliere, werven en inrichtingen te bezichtigen. Op 16 maart 1909 uit dienst gesteld en ingericht ten dienste van de opleiding adelborsten. In 1914 werd Hr.Ms. Das ingericht tot MIJNENLEGGER. In 1926 werd het schip uit de sterkte afgevoerd.
FRET
In 1875 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Afmetingen: 25,91 x 7,78 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. In 1890-1894 in dienst voor hydrografische opnemingen in de monden van de Maas en Haringvliet. In 1898 uit de sterkte afgevoerd en ingericht tot logementsschip, respectievelijk te Den Helder, Hellevoetsluis en Dordrecht. In 1899 ingericht tot bergplaats voor astatki (= residu van Russische petroleum). In 1905 geheel vertimmerd en uitgebroken voor logies aan Hr.Ms. Marnix toegevoegd. In 1908 naar Hellevoetsluis om dienst te doen als logementsschip voor de vaste bemanning van Hr.Ms. Bonaire. In september 1915 in dienst te Dordrecht voor logies van het personeel der Marine-machinistenschool aldaar. In augustus 1923 naar Rijkswerf te Hellevoetsluis overgebracht in verband met de opheffing van de opleiding Adspiranten-school der Marine te Dordrecht. De FRET komt in de schepenlijsten na 1924 niet meer voor.
SPERWER
In 1875 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm, 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Van Juni 1896 tot 1915 is Hr.Ms. Sperwer toegevoegd geweest aan het Artillerie-instructieschip BELLONA. In 1926 werd het schip afgevoerd en ingericht tot drijvende kombuis te Willemsoord.
BEVER
In 1875 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Afmetingen: 25,88 x 7,62 x 2,20 m. Waterverplaatsing: 210 ton. Machinevermogen: 146 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 23 cm. Tussen 1888-90 vervangen door: 1 kanon van 21 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 22, later 34. Kosten ƒ140.500,-. Op 17 maart 1896 werd de BEVER toegevoegd aan logementsschip Hr.Ms. Neptunus. Van 4 tot 22 februari 1901 gebruikt voor politietoezicht bij het quarantaine-onderzoek van uit zee komende schepen te Harlingen. Van 31 januari tot 1 april 1903 lag het schip te Rotterdam in het belang van de veiligheid gedurende en nà de stakingsdagen. 20 juni 1907 te Vlissingen in dienst ter vervanging van kanonneerboot Hr.Ms. Bulgia. In 1915 te Hellevoetsluis ingericht als munitie- en logementsschip voor de kustbatterij te Vlissingen. In 1920 werd Hr.Ms. Bever uit de sterkte afgevoerd en toegevoegd aan de torpedodienst. In 1930 te Willemsoord ingericht voor logementsschip der Mariniers te Rotterdam. Later werd het schip nog gebruikt voor de straf- en de tuchtklasse. In de zomer van 1937 lag het schip nog in de haven van Oudeschild (Texel) in gebruik bij het Nationale Jongeren Verbond.
WODAN (1877-1962)
In 1876 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Afmetingen: 27,86 x 8,20 x 2,22 m. Waterverplaatsing: 245 ton. Machines: 2 stoommachines. Machinevermogen: 155 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm. Bemanning: 22. De kosten van het schip bedroegen ƒ228.750,-. De oorspronkelijke bewapening VAN Zr.Ms. Wodan was vastopgesteld zodat de vuurlijn moest worden veranderd door met het schip te manoeuvreren. Het schip was bestemd voor de zeegaten in onze kust. In 1886 werd het kanon vervangen door een modern Krupp-kanon van 28 cm nr. 2; in 1890 werd de bewapening uitgebreid met 2 kanons van 3,7 cm en een revolverkanon van 3,7 cm. De oorspronkelijke bemanning van 22 man werd uitgebreid tot 34 man. Van 1908 tot 1914 was Hr.Ms. Wodan toegevoegd aan het artillerie-instructieschip Hr.Ms. Bellona voor opleiding van kanonniers; het zware kanon werd tot dit doel vervangen door een baksbaarkanon van 12 cm nr. 3. Sinds 1919, toen het schip tot olielichter werd verbouwd, verraadde de typische rondvorm slechts, dat men te maken had met een voormalig oorlogsschip. Kortweg genoemd “de olieprauw”, verleende de romp nog vele nuttige diensten. Naamsein: sinds 1948 RT 2 en later Y 8532.
THOR
In 1876 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Afmetingen: 27,86 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 103 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ225.750,-. In 1906 is het kanon van 28 cm vervangen door 1 kanon van 7,5 cm. In 1918 werd Hr.Ms. Thor te Hellevoetsluis ingericht tot MIJNENLEGGER. Van september tot 10 november 1892 hield het schip toezicht op de quarantainemaatregelen te Delfzijl. Later toegevoegd geweest aan Hr.Ms. Van Speyk (werfdivisie) te Willemsoord en op 1 juli 1913 als zodanig vervangen door Hr.Ms. Vidar. Op 31 juli 1914 in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. In 1924/25 werd van het gebruikelijk wekelijks varen van Gorinchem naar Hellevoetsluis en meestal terug over Schiedam en Dordrecht afgeweken en strekten de vaaroefeningen zich uit naar de Zeeuwsche stromen, de Zuiderzee en de rivieren boven- en benedenstrooms van Gorinchem. In 1926 zijn de ketels vervangen door die afkomstig van de afgevoerde kanonneerboot DAS. Het schip werd in 1923 toegevoegd aan de matrozenopleiding aan boord van Hr.Ms. Schorpioen te Gorinchem. In 1926 weer tot mijnenlegger ingericht. Op 14 mei 1940 te Den Helder in handen van de bezetter gevallen en verder lot onbekend.
FREYR
In 1876 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Afmetingen: 27,84 (over alles)/26,77 (loodlijnen) x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 115 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm A. Bemanning: oorspronkelijk 23 en in 1916 34. Kosten ƒ225.700,-.
In 1886 bewapening vervangen door 1 kanon van 28 cm No. 2. Het schip heeft onder meer dienst gedaan bij de Werfdivisie (Hr.Ms. Van Speyk) te Willemsoord. In 1916 is het kanon van 28 cm No. 2 verwijderd en vervangen door 1 kanon van 7,5 cm No. 1 en in 1928 werd dit laatste vervangen door 1 kanon van 7,5 cm No. 2, dat daarna nogmaals werd vervangen door 1 kanon van 7,5 cm No. 3, waaraan werd toegevoegd 3 kanons van 3,7 cm en 1 mitrailleur van 12,7 mm. 9 april 1918 werd Hr.Ms. Freyr toegevoegd aan het z.g. Hoorncomplex (opleiding leerling onderofficier) te Hoorn. Weer later toegevoegd aan de opleiding matrozen en zeemiliciens. In 1935 werd het schip van nieuwe ketels voorzien. Enige jaren voor het uitbreken van Wereldoorlog II werd het schip als rivierkanonneerboot te Nijmegen gestationeerd voor grensbeveiliging. Van 10 tot 13 mei 1940 was Hr.Ms. Freyr op de Rijn in actie, onder meer bij de verdediging van de Grebbelinie. Op 14 mei 1940 werd het schip door de bemanning op het Binnen-IJ tot zinken gebracht. Later op last van de bezetter naar Den Helder overgebracht. In september 1944 te Den Helder in de buitenhaven als blokschip tot zinken gebracht. In November 1947 gelicht en het wrak vermoedelijk voor sloop verkocht.
NJORD
In 1877 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Afmetingen: 27,86 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 125 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ226.879,-. In 1908 was het schip toegevoegd aan logementsschip Hr.Ms. Neptunus. Het is ook toegevoegd geweest aan de Werfdivisie te Willemsoord (Hr.Ms. Van Speyk). 31 juli 1914 werd het schip in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. In 1915 werd Hr.Ms. Njord verwapend en het kanon van 28 cm vervangen door 1 kanon van 15 cm en dit werd in 1923 weer vervangen door 1 kanon van 12 cm. Hr.Ms. Njord werd in 1925 uit de sterkte afgevoerd.
TYR
In 1877 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Afmetingen: 27,84 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 116 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen: ƒ226.879,-.
In dienst gesteld op 28 november 1878. In 1908 tijdelijk toegevoegd aan het instructieschip te Hellevoetsluis. In 1910/11 is het schip toegevoegd geweest aan Hr.Ms. Van Speyk te Willemsoord. 31 juli 1914 in dienst in verband met de mobilisatie. In 1915 werd het kanon van 28 cm vervangen door 1 kanon van 15 cm en dit laatste in 1923 door 1 kanon van 12 cm. Hr.Ms. Tyr werd later als rivierkanonneerboot geclassificeerd. In 1927 was het schip in dienst voor oefening van zeemiliciens. In 1936 werd het vaartuig van nieuwe ketels voorzien. Op 14 mei 1940 dienstdoende bij de Bewakings- en Onderzoekingsdienst Bovenrivieren te St. Andries in handen van de bezetter gevallen. Door de Duitse marine als mijnenlegger in gebruik genomen. Na de capitulatie van Duitsland in 1945 teruggevonden; doch uit de sterkte afgevoerd en gesloopt.
BRAGA
In 1877 bij Christie, Nolet & de Kuyper op stapel gezet te Delfshaven en in 1878 te water gelaten. Afmetingen: 27,90 x 8,22 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 279 ton. Machinevermogen: 101 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ226.879,-. In dienst gesteld op 10 juni 1879. Van 31 januari tot 31 maart 1903 in dienst tot het handhaven der orde gedurende werkstakingen. In 1907 verwapend met 1 kanon van 12 cm. Op 22 april 1913 te Willemsoord in dienst als mijnenveger. In augustus 1914 weer in dienst als kanonneerboot en later als rivierkanonneerboot geclassificeerd. Op 10 mei 1940 door de bemanning op de Waal nabij Fort Pannerden aan de grond gezet en later vermoedelijk gesloopt.
HEIMDALL
In 1878 bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,90 x 8,22 x 2.40 m. Waterverplaatsing: 279 ton. Machinevermogen: IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,3 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ224. 500,-. In 1907 ontwapend en te Hellevoetsluis geheel ingericht als luchtstation voor de torpedodienst en toegevoegd aan Hr.Ms. Amstel. In 1908 te Hellevoetsluis een inrichting aangebracht ten dienst van proefnemingen met de HEIMDALL tot het vissen van mijnen. In 1918 heeft het schip te Vlissingen onder meer dienst gedaan als lucht-? Terwijl het tevens werd gebruikt voor het houden van schietoefeningen.
BALDER
Op 31 mei 1878 op stapel gezet bij Christie, Nolet & de Kuyper te Delfshaven en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 117 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ223.500,-. In dienst gesteld op 8 augustus 1879. In 1906 was het schip toegevoegd aan het logementsschip voor zeemiliciens Hr.Ms. Neptunus te Den Helder. In 1909/10 op Rijkswerf te Amsterdam verbouwd tot MIJNENLEGGER. Op 3 mei 1910 te Amsterdam als mijnenlegger in dienst gesteld, doch het schip deed verder dienst te Hellevoetsluis. 25 januari 1912 uit dienst en vervangen door mijnenlegger Hr.Ms. Hydra. Bewapening in 1922 vervangen door 2 kanons van 5 cm semi-automatisch en 1 mitrailleur van 12,7 mm. In 1923 deed Hr.Ms. Balder dienst bij de opleiding matrozen te Gorinchem en was als zodanig toegevoegd aan Hr.Ms. Schorpioen. Op 14 mei 1940 te Bolnes in onttakelde toestand in handen van de bezetter gevallen. Het schip lag voor onderhoud aan de werf. Later vermoedelijk gesloopt.
VI DAR
In 1878 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1879 te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,5 m. Waterverplaatsing: 280 ton. Machinevermogen: 171 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,7 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. In dienst gesteld op 22 juli 1879. 1 maart 1895 toegevoegd aan het logementsschip voor zeemiliciens Hr.Ms. Neptunus te Den Helder. Op 11 januari 1896 met Hr.Ms. Vali onder konvooi van Hr.Ms. Suriname van IJmuiden naar de Nieuwe Waterweg. 16 mei 1896 in dienst tot het bevaren van sommige rivieren voor defensiebelangen. 1 juli 1913 werd het schip toegevoegd aan de Werfdivisie te Willemsoord. (Hr.Ms. Van Speyk). 10 augustus 1914 in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. In 1915 werd Hr.Ms. Vidar ingericht tot MIJNENLEGGER.
Het kanon van 28 cm werd verwijderd en vervangen door 2 kanons van 3,7 cm en 1 mitrailleur van 12,7 mm. 1 februari 1922 te Hellevoetsluis in dienst gesteld en toegevoegd aan Hr.Ms. Schorpioen voor opleiding matrozen te Gorinchem, om te dienen voor vaaroefeningen, te houden in de zeegaten van Goeree of Brouwershaven. Gewoonlijk werd dinsdagmorgen van Gorinchem naar het Zeegat van Goeree vertrokken om vrijdag daaraanvolgend naar Gorinchem terug te keren. In 1924 en 1925 strekten de vaaroefeningen zich uit naar de Zeeuwsche stromen, de Zuiderzee en de rivieren boven- en benedenstrooms van Gorinchem. In 1926 werd de VIDAR weer tot mijnenlegger ingericht. Gedurende de mobilisatie 1939/40 in gebruik bij het controleren van de mijnenvelden in de Nederlandse kustwateren. Op 18 mei 1940 te Vlissingen in Duitse handen gevallen en later vermoedelijk gesloopt.
VALI
In 1878 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1879 te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 160 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. Op 11 januari 1896 met Hr.Ms. Vidar onder konvooi van Hr.Ms. Suriname van IJmuiden naar de Nieuwe Waterweg. In 1907 werd Hr.Ms. Vali uit de sterkte afgevoerd. 15 april 1911 naar Rijkswerf te Amsterdam overgebracht om te worden verbouwd tot depotschip voor onderzeeboten. De machines en ketels werden uit het schip verwijderd en het schip 4 meter verlengd door een stuk tussen voor- en achterschip in te bouwen. Op 6 mei 1913 van Amsterdam naar Willemsoord en toegevoegd aan de onderzeedienst. In de mobilisatie 1914-1918 deed de VALI dienst als depotschip onderzeedienst te Vlissingen en later ook te IJmuiden. In april 1930 werd het depotschip VALI toegevoegd aan de Onderzeedienst te Den Helder en hiertoe door de sleepboot Sleepdienst III van Amsterdam naar Den Helder gesleept. Het schip lag in de zomer van 1937 nog in de haven van Oudeschild (Texel) in gebruik bij het N. J. V. De VALI deed in de meidagen 1940 nog dienst als logementsschip en werkschip voor onderzeeboten te Den Helder. Verder lot onbekend.
ULFR
In 1878 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1879 te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 155 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ221.750,-. Van 31 januari tot 2 april 1903 was het schip in dienst ter versterking van de scheepsmacht in de directie Amsterdam. In verband met de werkstakingen aldaar. Hr.Ms. Ulfr is ook toegevoegd geweest aan het instructieschip Hr.Ms. Van Speyk voor opleiding van stokerspersoneel. In 1912 op Rijkswerf te Amsterdam ingericht voor berging van vloeibare brandstof ten dienste van de pantserboten. Op 11 september 1914 werd de ULFR van Amsterdam naar Hellevoetsluis overgevoerd. Op 12 mei 1940 werd het schip bij een luchtaanval op Vlissingen tot zinken gebracht.
HADDA
In 1879 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 270 ton. Machinevermogen: 162 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. In dienst gesteld op 10 mei 1880. Hr.Ms. Hadda nam 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. In 1904 werd het schip ontwapend. In 1906 op Rijkswerf te Amsterdam ingericht voor het leggen van Sautter-Harlé mijnen. Op 7 juni 1906 in dienst gesteld voor proefnemingen met deze mijnen. In 1908 werd het schip van nieuwe ketels voorzien. In 1909 op de werf “De Lastdrager” te Nieuwediep verbouwd tot mijnenlegger en als zodanig in dienst gesteld. Het schip werd voorzien van 2 kanons van 3,7 cm, welke in 1922 door 2 kanons van 5 cm werden vervangen. Hr.Ms. Hadda was de eerste Nederlandse mijnenlegger. 20 december 1911 uit dienst gesteld en vervangen door mijnenlegger Hr.Ms. Medusa. 27 juli 1914 in dienst gesteld in verband met de mobilisatie. Hr.Ms. Hadda deed gedurende de mobilisatie 1939/40 dienst als logementsschip te Hoek van Holland. In mei 1940 logementsschip voor het detachement Mariniers te Hoek van Holland. Op 14 mei 1940 aldaar in handen van de bezetter gevallen en verder lot onbekend.
DUFA
In 1879 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,40 m. Waterverplaatsing: 270 ton. Machinevermogen: 150 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. 1 oktober 1890 in dienst als mobiel wachtschip te Rotterdam. Van 2 september tot 14 oktober 1892 toezicht quarantaine-maatregelen te Maassluis. In 1905 werd Hr.Ms. Dufa van twee nieuwe ketels voorzien door P. Smit Jr. te Rotterdam. 7 oktober 1907 te Rotterdam vervangen door Hr.Ms. Dog. 30 januari 1909 toegevoegd aan Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis. In 1913 op Rijkswerf te Hellevoetsluis van machines en ketels ontdaan en overgedragen aan de Visserij-politie (Ministerie van Financiën).
UDUR
Op 21 maart 1879 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 4 december daaraanvolgend te water gelaten. Machines van de Maatschappij “De Maas” te Delfshaven. Afmetingen: 27,90 x 8,22 x 2,55 m. Waterverplaatsing: 284 ton. Machinevermogen: 112 IPK. Snelheid: 7,5 mijl. Voortstuwing: 2 schroeven. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. Kosten ƒ234.169,-. In 1903 werd Hr.Ms. “UDUR” ontwapend en ingericht tot instructieschip voor leerling machinist. In augustus 1914 deed het schip dienst als munitie depotschip voor de landmacht. In 1918 te Hellevoetsluis ingericht tot logementsschip en in 1920 in dienst gesteld bij de Vlieghaven Veere. Van 24 oktober 1921 tot 20 juni 1922 als logementsschip toegevoegd aan de opleiding matrozen te Gorinchem. In 1930 te Hellevoetsluis ingericht tot logementsschip voor de opleiding te Vlissingen. De UDUR was in de meidagen 1940 olieprauw te Vlissingen.
HEFRING
In 1879 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,84 (o.a.) 26,67 (l.l.) x 8,20 x 2,48 m. Waterverplaatsing: 272 ton. Machinevermogen: 170 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,55 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ218.750,-. In dienst gesteld op 20 april 1880. Hr.Ms. Hefring nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep. In 1901 werd het kanon van 28 cm ontscheept, teneinde het schip in te richten voor proefnemingen met torpedo’s, tot welk doel Hr.Ms. Hefring op 1 mei 1901 in dienst werd gesteld. Bewapening in 1903 vervangen door 1 kanon van 12 cm. In 1907 werd het schip toegevoegd aan het Artillerie-instructieschip BELLONA, later ook aan het logementsschip NEPTUNUS. In 1924 werd het vaartuig van nieuwe ketels voorzien. In 1927 als tender toegevoegd aan het Artillerie-instructieschip en aan de opleiding matrozen. Aan de bewapening waren in 1928 nog toegevoegd 2 kanons van 3,7 cm en 1 mitrailleur van 12,7 mm. Hr.Ms. Hefring werd later als rivierkanonneerboot geclassificeerd. Het schip werd op 14 mei 1940 door de eigen bemanning op het Buiten-IJ tot zinken gebracht. Op 23 september 1941 vlotgebracht en onder Pampus leeggepompt en 26 september daaraanvolgend naar de Coenhaven te Amsterdam gebracht; doch daar opnieuw gezonken, vervolgens gelicht en gesloopt.
BULGIA
In 1879 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 27,80 x 8,20 x 2,35 m. Waterverplaatsing: 268 ton. Machinevermogen: 121 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm, 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 34. De kosten van het schip bedroegen ƒ235.107,-. 22 oktober 1894 in dienst als mobiel wachtschip te Vlissingen ter vervanging van Hr.Ms. Dog. 20 juni 1907 te Vlissingen vervangen door Hr.Ms. Bever. In 1907 ontwapend, uitgebroken en vertimmerd, voorzien van nieuwe ketels, enz. om dienst te doen bij de opleiding te Hellevoetsluis. Later toegevoegd aan de opleiding adspirant-machinisten. In 1908 toegevoegd aan Hr.Ms. Van Galen te Hellevoetsluis en later ook aan Hr.Ms. Bonaire aldaar. In 1910 op Rijkswerf te Hellevoetsluis hersteld. In 1925 tot MIJNENLEGGER verbouwd. Gedurende de mobilisatie 1939/40 in gebruik bij het controleren van de mijnenvelden in de Nederlandse kustwateren. Op 12 mei 1940 te Vlissingen bij een Duitse luchtaanval gezonken. 31 juli 1940 gelicht en het wrak voor sloop verkocht.
Stoomkanonneerboten
B. Tideman geeft in ZIJD “Memoriaal van de Marine” nog de volgende bij zonderheden over de Stoomkanonneerboten.
STOOMKANONNEERBOTEN 1e en 2e KLASSE
2e klasse: EVER; HYDRA; DOG; HAVIK; GIER; GEEP; RAAF; DAS; BEVER; VOS; LYNX; BRAK; FRET; en SPERWER.
1e klasse: WODAN; THOR; FREYR; NJORD; TYR; BRAGA; VIDAR; VALI; BALDER; HEIMDALL; ULFR; HADDA; DUFA; UDUR; BULGIA;en HEFRING.
Deze stoomkanonneerboten zijn alle van hetzelfde type, en wel dat van de Engelsche kanonneerboot STAUNCH. De rompen zijn gelijkvormig; doch naar de afmetingen behoren zij tot twee verschillende klassen. De oudsten, type EVER, zijn gebouwd naar het plan van de STAUNCH. Hun afmetingen zijn bepaald met het oog op het dragen van één enkel stuk geschut van 23 cm met de nodige munitie, bediening en middelen van voortstuwing. De EVER. In Engeland aangebouwd, had een inrichting om liet stuk omlaag te brengen, dat daartoe op een door schroeven bewogen platform stond. Het bleek echter, dat die verplaatsing van het stuk invloed op de zeewaardigheid had, en dus geen doel trof. De HYDRA had een hydro-pneumatischetoestel, waardoor het stuk omlaag geladen kon worden, doch deze inrichting brak na weinig gebruik. Beide inrichtingen zijn toen vervangen door een vaste slede op het dek. De overige vaartuigen hebben een draaislede, die op een middenpivot beweegt, en in drie vaste vuurlijnen kan gebracht worden. De eerste klasse, type WODAN, is wat de romp betreft gelijkvormig aan die der tweede klasse, doch de afmetingen zijn ruim 7,5% groter met het oog op het dragen van een kanon van 28 cm achterlaad. De machine is van dezelfde afmetingen en vermogen als die der boten van de tweede klasse, en de beschieting slechts in zoverre gewijzigd, als de verandering van het zwaartepunt in lengte, en de wijziging in de verstrekking en behandeling der munitie, dit noodzakelijk maakten.
2e klasse
Type EVER Lengte op de lastlijn van voorkant vóór tot achterkant achtersteven (m) 24,76 Totale lengte (m) 25,88 Wijdte op de buitenkant van de huid (m) 7,62 Holte midsscheeps van bovenkant dek tot onderkant kiel (m) 2,833 Diepgang, toegeladen vóór (m) 1, 83 id. achter (m) 2,06 Waterverplaatsing in m3 194,016 idem in tonnen 195,956 Berekende proeftochtsnelheid bij 110 PK 7,9 Elke stoomkanonneerboot heeft twee compoundmachines Middellijn van hogedruk cylinder (m) 0,254 idem lage (m) 0,508 Aantal cylindrische ketels 2 Vuren per ketel 1 Diameter der schoorstenen (2 stuks) (m) 0,457 Hoogte der schoorstenen boven de roosters (m) 6,50 Aantal schroeven per schip, vierbladig 2 |
1e klasse
Type WODAN Lengte op de lastlijn van voorkant vóór tot achterkant achtersteven (m) 26,64 Totale lengte (m) 27,84 Wijdte op de buitenkant van de huid (m) 8, 20 Holte midsscheeps van bovenkant dek tot onderkant kiel (m) 3, 032 Diepgang, toegeladen vóór (m) 1, 97 id. achter (m) 2,22 Waterverplaatsing in m3 241,745 idem in tonnen 244,162 Berekende proeftochtsnelheid bij 110 PK 7,55 Elke stoomkanonneerboot heeft twee compoundmachines Middellijn van hogedruk cylinder (m) 0,273 idem lage (m) 0,473 Aantal cylindrische ketels 2 Vuren per ketel 1 Diameter der schoorstenen (2 stuks) (m) 0, 584 Hoogte der schoorstenen boven de roosters (m) 6,50 Aantal schroeven per schip, vierbladig 2 |
Bemanning type EVER en WODAN 23 koppen waarvan 1 officier nl. de commandant (Luit.t/z I).
De EVER en HYDRA in Engeland gebouwd, hebben per stuk gekost ƒ102.600, -.
De in Nederland aangebouwde 10 stuks van dat type kostten gemiddeld ƒ112.600,-, waarbij echter te voegen is de artillerie, die per vaartuig op ƒ30.000,- is te schatten.
De alle in Nederland aangebouwde stoomkanonneerboten type WODAN kostten zonder artillerie gemiddeld ƒ118.200,-
De artillerie per schip ƒ95.000,-
De uitrusting dier boten, de bunkers gevuld en het schip voor vier weken gevictualieerd ƒ8.250,-
Totale kosten eerste uitrusting ƒ221.950,-
De EVER en HYDRA in Engeland gebouwd, hebben per stuk gekost ƒ102.600, -.
De in Nederland aangebouwde 10 stuks van dat type kostten gemiddeld ƒ112.600,-, waarbij echter te voegen is de artillerie, die per vaartuig op ƒ30.000,- is te schatten.
De alle in Nederland aangebouwde stoomkanonneerboten type WODAN kostten zonder artillerie gemiddeld ƒ118.200,-
De artillerie per schip ƒ95.000,-
De uitrusting dier boten, de bunkers gevuld en het schip voor vier weken gevictualieerd ƒ8.250,-
Totale kosten eerste uitrusting ƒ221.950,-
proeftochten
Namen
Gier Geep Havik Sperwer Fret Wodan Idem Idem Thor Freyer |
Wanneer
22-06-1875 07-10-1875 27-10-1875 14-06-1876 27-06-1876 17-08-1877 15-09-1877 15-09-1877 14-09-1877 29-09-1877 |
Omw. schroef
160/170 152 170 170 106 160 150 150 96/104 106/110 |
IPK
104 166 110 133,8 160 102 135 113 89 88,5 |
Mijl
6.7 8,5 8,5 8,5 8,0 5,5 7,5 5,75 / 6,5 5,75 /6,5 6 |
In gewone dienst kon 6,75 à 7,25 mijl geregeld behouden worden door de vaartuigen van het type EVER.