PANTSERDEKSCHEPEN
In chronologische volgorde vermeld,
Vóór 12 mei 1893 werden de beide eerste schepen dezer lijst met een andere soortnaam aangeduid.
De oorspronkelijke soortnaam is voor zover nodig, achter de betreffende schepen aangegeven.
SUMATRA
Pantserdekkorvet. In 1888 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1890 te water gelaten. Van staal gebouwd. Afmetingen: 70,00 x 11,30 x 4,25 m. Waterverplaatsing: 1720 ton. Machinevermogen: 2350 IPK. Kolenberging 208 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 15,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 21 cm A,. 1 kanon van 15 cm A, 2 kanons van 12 cm LA, 1 kanon van 7,5 cm A,. 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm A en 2 torpedokanons. Pantser: toren 150 mm en dek 38 mm. Bemanning: 167. De kosten van de SUMATRA bij eerste uitrusting bedroegen f. 1. 066.000,-. Het schip maakte deel uit van de z.g. Indische Militaire Marine. Op 2 juni 1891 vertrok het schip voor de eerste reis naar Plymouth en terug. Van 27 juni tot 5 juli 1891 maakte Hr.Ms. Sumatra deel uit van een eskader ter gelegenheid van het bezoek van de keizer van Duitsland. Op 21 september 1891 van Amsterdam naar Oost-Indië via Suez vertrokken en op 22 november daaraanvolgend te Tandjong Priok geankerd. Hr.Ms. Sumatra moest tijdens deze reis Malta als noodhaven aanlopen voor herstel van machine schade. 1 januari 1892 volgt de SUMATRA haar bestemming naar Atj eh. Aanhoudende averij aan de stoomstuurmachine en aan de distilleercondensors maakten het nodig het schip in juni 1892 naar Singapore te zenden, waar de stuurinrichting werd hersteld. Het schip gedokt, schoon gemaakt en geschilderd werd. Op 4 januari 1893 te Atjeh afgelost om dit moderne oorlogsvaartuig niet op te varen in de wateren rond Atjeh. 30 april 1893 te Batavia ter opluistering bij het bezoek van de Oostenrijkse Aartshertog. Op 26 augustus 1893 naar Ambon en de Aroe-eilanden ter bescherming der inlandse bevolking tegen parelvissers onder Britse vlag. 18 oktober 1893 te Soerabaja terug. In 1894/95 werden te Soerabaja de nodige herstellingen verricht. Op 29 november 1895 moet het schip naar Tandjong Priok opstomen en de herstellingen worden op last van de Commandant Zeemacht tijdelijk gestaakt. Na een persoonlijk bezoek gaf de Commandant Zeemacht bevel tot beëindiging der langdurige reparaties. In 1896 maakte het schip reizen naar Lombok, Makassar, enz. en werd eind april 1896 weer aan de scheepsmacht in de wateren van Atjeh toegevoegd. Op 23 augustus 1896 ter reede van Oleh-leh door Hr.Ms. Nias afgelost en weer naar Makassar en Lombok vertrokken, waar het schip ook in 1897 afwisselend vertoefde. 7 mei 1899 van Tandjong Priok met wachtschip Hr.Ms. Gedeh op sleeptouw naar Soerabaja. 18 november 1899 met Hr.Ms. Borneo op sleeptouw van Ambon naar Soerabaja. Hr.Ms. Sumatra deed verder regelmatig in alle delen van de Indische Archipel dienst. 11-12 januari 1901 naar Straat Sapeh opgestoomd om de schipbreukelingen van het in die Straat gestrande Noorse fregat Akershus af te halen. Van 18 december 1901 tot 18 februari 1902 werden de nodige herstellingen aan het schip verricht, teneinde te worden gereed gemaakt voor de reis naar Nederland. De werkzaamheden werden met het oog op de spoedig volgende grote reparatie in Nederland niet verder uitgestrekt dan bepaald noodzakelijk was. Na beëindiging der reparaties op het Marine-Etablissement te Soerabaja werd op 18 februari 1902 naar Tandjong Priok gestoomd en vandaar op 27 februari daaraanvolgend naar Emmahaven vertrokken, waaruit na aanvulling van de kolenvoorraad op 6 maart 1902 de terugreis naar Nederland via Suez werd aanvaard. Hr.Ms. Sumatra kwam op 24 april 1902 te IJmuiden aan en werd op 10 mei daaraanvolgend buiten dienst gesteld. Het schip werd in 1907 voor sloop verkocht.
KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN
aanvankelijk PRINSES WILHFLMTNA DER NEDERLANDEN
Pantserdektorenschip. Het contract voor de bouw van dit schip werd gesloten met de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam. Na liquidatie dezer fabriek werd de bouw door de Rijkswerf te Amsterdam overgenomen. De naam werd aanvankelijk vastgesteld als PRINSES WILHELMINA DER NEDERLANDEN, doch bij K.B. van 3 februari 1891 werd de naam gewijzigd in KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN. Op 22 april 1891 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 22 oktober 1882 door H.m. Koningin Wilhelmina te water gelaten. Machines en ketels werden geleverd door de NV “Werkspoor” te Amsterdam.
Afmetingen: 99,80 x 14,90 x 6,08 m. Waterverplaatsing: 4600 ton. Machinevermogen: 5420 IPK. Kolenberging 400 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 15,83 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm A, 1 kanon van 21 cm, 2 kanons van 17 cm, 6 kanons van 7,5 cm, 2 mortieren van 7,5 cm, 6 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. Pantser: geschuttorens 280 mm, commandotoren 280 mm en dek 75-50 mm. Bemanning: 293. Kosten van het schip bij eerste uitrusting bedroegen ƒ3.542.430,-. In dienst gesteld te Amsterdam op 17 april 1894. Van 14 juli tot 2 augustus 1894 werd een proeftocht gemaakt in de Noordzee en Atlantische Oceaan, waarbij Plymouth werd aangedaan. Het schip bleek op deze proeftocht een uitstekend zeeschip te zijn. Op 12 september 1894 bezochten H.m. Koningin Emma en Koningin Wilhelmina het schip. Op 9 oktober 1894 vanuit Vlissingen via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 21 november daaraanvolgend te Batavia. 8 december 1894 toegevoegd aan de scheepsmacht ten O van Java en Borneo (Lombok) en tegen april 1895 aan die scheepsmacht onttrokken en naar Soerabaja. Na het ondergaan van nodig geoordeelde herstellingen en wijzigingen op 11 mei daaraanvolgend van Soerabaja naar Tandjong Priok. Op 20 mei 1895 van Tandjong Priok via Colombo en Mauritius naar Delagoa Baai vertrokken om tegenwoordig te zijn bij de opening van de Zuid-Afrikaanse spoorweg naar Pretoria. 21 juni 1895 te Lourenzo-Marques en op 16 juli daaraanvolgend bezoek aan boord van de presidenten van Transvaal en Oranje-Vrijstaat. 27 juli 1895 vanLourenzo-Marques vertrokken en op 27 september daaraanvolgend te Oleh-leh terug. 10 december 1896 van Batavia vertrokken voor een reis naar China en Japan, waarbij Saigon, Hongkong, Swatau, Amoy, Nagasaki, Yokohama, Kobe, Shanghai, Chemulpo, Chifu, Shanghai, Manilla en Makassar werden aangedaan. Met Hr.Ms. Holland en Piet Hein te Shanghai tot een divisie verenigd. Op 20 november 1897 van Oleh-leh via Suez en Smyrna naar Nederland en op 28 januari 1898 te Nieuwediep. 16 februari 1898 uit dienst gesteld en in onderhoud. Op 16 september 1899 weer in dienst gesteld en op 16 november daaraanvolgend van Vlissingen via Suez naar Oost-Indië. Aankomst te Oleh-leh 4 januari 1900. Op 15 juli 1900 van Batavia via Hongkong naar Shanghai en met Hr.Ms. Holland en Piet Hein tot een divisie verenigd. 9 oktober 1900 met pantserdekschip Hr.Ms. Holland van Shanghai via Amoy en Swatau naar Tandjong Priok. Op 1 januari 1903 uit Oost-Indië via Suez en Algiers naar Nederland vertrokken en op 19 februari daaraanvolgend te Nieuwediep. 2 mei 1903 van Nieuwediep voor een oefenreis naar de Atlantische Oceaan en 25 juni daaraanvolgend terug. Op 14 juli 1903 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Schotland en Noorwegen, van welke reis op 28 augustus werd teruggekeerd en waarna nog een tocht op de Noordzee werd gemaakt. 1 oktober 1903 uit dienst gesteld en in nderhoud. In 1904 op Rijkswerf te Willemsoord van nieuwe ketels voorzien en belangrijke herstellingen ondergaan. Op 30 oktober 1905 weer in dienst gesteld en op 11 december daaraanvolgend via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 29 januari 1906 aldaar aangekomen. 29 december 1909 van Sabang via Suez naar Nederland terug en 14 februari 1910 te IJmuiden. Op 5 maart 1910 te Amsterdam uit dienst gesteld. Bij ministeriele beschikking van 9 april 1910 ontdaan van vele nog voor de dienst te benutten onderdelen en werktuigen en de hulpketel. Verder voor verkoop gereed gemaakt. Op 14 oktober 1910 werd de KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN op ‘s Rijkswerf te Amsterdam voor sloop verkocht.
HOLLAND
Op 6 mei 1895 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 4 oktober 1896 te water gelaten. Machines en ketels van de N.V. “Werkspoor” te Amsterdam. De schepen van het type HOLLAND zijn gebouwd naar het model van de Britse lichte kruiser Apollo (1891). Afmetingen: 93,30 x 14,81 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 3900 ton. Machinevermogen: 10500 IPK. 8 waterpijpketels en 2 Schotse ketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,62 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm,2 mortieren 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. In 1914 werd de bewapening geheel gewijzigd en bestond toen uit: 10 kanons van 12 cm, 2 kanons van 7,5 cm, 4 kanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning: bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Holland bedroegen bij eerste uitrusting ƒ2. 900.740.-. In dienst gesteld te Amsterdam op 1 juli 1898. Op 7 januari 1899 van Nieuwediep via Suez naar Oost-Indië. Te Port Said met Hr.Ms. Friesland en Piet Hein tot divisie verenigd en 16 maart daaraanvolgend te Oleh-leh.
Op 23 juni 1900 van Tandjong Priok via Hongkong naar Shanghai en met Hr.Ms. Koningin Wilhelmina der Nederlanden en Piet Hein tot divisie verenigd. 9 oktober 1900 met Hr.Ms. Koningin Wilhelmina der Nederlanden van Shanghai via Amoy en Swatau naar Oost-Indië. Aankomst Tandjong Priok 6 november daaraanvolgend. 3 februari 1901 van Sabang naar Nederland vertrokken. 24 maart daaraanvolgend te Nieuwediep en 16 april uit dienst gesteld. 20 maart 1902 weer in dienst voor oefentocht met adelborsten en op 1 mei daaraanvolgend terug voor een reis naar de Midden. Zee. waarvan op 9 juni 1902 werd teruggekeerd. Op 21 juni 1902 naar Spithead teneinde deel te nemen aan de vlootrevue ter gelegenheid van de kroning van de koning van Engeland. 28 juni van deze reis terug. 3 juli 1902 van Nieuwediep naar de Oostzee, waarbij Christiania, Stockholm en Kopenhagen werden bezocht, van welke reis op 12 september daaraanvolgend weer te Nieuwediep terug. 9 oktober 1902 van Willemsoord naar de West-Indische wateren vertrokken en van 26 oktober tot 11 februari 1903 te Willemstad en op 6 maart daaraanvolgend weer te Willemsoord terug. Op 3 september 1903 van Nieuwediep naar Oost-Indië vertrokken en 22 oktober te Tandjong Priok. Het schip nam in 1905 deel aan de Boni-expeditie. 12 januari 1906 van Sabang via Suez naar Nederland en 25 februari daaraanvolgend te Nieuwediep aangekomen. 13 maart 1906 werd Hr.Ms. Holland uit dienst gesteld. In 1907/08 in herstelling en van nieuwe ketels van “Werkspoor” voorzien, alsmede de bewapening gewijzigd. Op 26 oktober 1909 te Willemsoord weer in dienst gesteld. 20 november 1909 van Willemsoord via Malta en Suez naar Oost-Indië vertrokken en 27 december te Sabang. Op 28 januari 1910 de kolenhulk BROMO van Makassar naar Nieuw-Guinea gesleept. Hr.Ms. Holland konvooieerde Hr.Ms. Noordbrabant, toen dit schip 31 mei 1910 ten Zuiden van Lombok op een onbekende klip was gestoten. 25 oktober 1911 van Soerabaja naar Shanghai vertrokken ter bescherming der Nederlandse belangen. Op 5 september 1912 van Shanghai ,naar Yokohama en Kobe en 2 december 1912 van Shanghai terug naar Tandjong Priok, alwaar op 12 december daaraanvolgend werd aangekomen. Tussen Yokohama en Kobe zwaar stormweer ondervonden, waarbij vier sloepen verloren gingen. Van 12 tot 27 december 1912 te Tandjong Priok voor kleine herstellingen en overplaatsingen. Op 27 december 1912 van Tandjong Priok naar Shanghai, Amoy, Hongkong, Shanghai, Foochow, Nanking, Hankau, Shanghai, Taku en Tsingtau en 30 september 1913 weer te Soerabaja. Op 1 november 1913 van Tandjong Priok via Suez naar Nederland vertrokken en 13 december daaraanvolgend te Nieuwediep. 6 januari 1914 uit dienst gesteld en 9 mei naar Amsterdam overgebracht, teneinde bij de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam in reparatie te gaan. Ook de bewapening werd toen gewijzigd. Op 20 november 1914 weer in dienst gesteld. 2 december 1916 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Vigo, Las Palmas, Curaçao, Jamaica, Havanna, St. Thomas, Ponta Delgada, La Luz en Vigo. Van daar naar Nederland terug en 9 april 1917 te Nieuwediep binnen. In 1920 werd Hr.Ms. Holland uit de sterkte afgevoerd en gereed gemaakt voor verkoop en daarna voor sloop verkocht.
ZEELAND
Op 27 maart 1895 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en in 1897 te water gelaten. Afmetingen: 93,30 x 14,81 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 3900 ton. Machinevermogen: 9800 IPK. 8 waterpijpketels en 2 Schotse ketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,47 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1908 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Zeeland bedroegen bij eerste uitrusting ƒ2. 949. 180, -. In dienst gesteld te Vlissingen op 1 juni 1898. Op 18 juni 1898 van Vlissingen vertrokken voor een proeftocht op de Noordzee, 20 tot 23 juni te Plymouth en 28 juni daaraanvolgend ter reede van Texel. Hr.Ms. Zeeland nam als vlaggenschip op 15 september 1898 deel aan de Vlootrevue op het Hollands Diep. Op 1 februari 1899 van Nieuwediep naar de West-Indische wateren vertrokken en op 16 juli daaraanvolgend van deze reis terug. Van 21 november tot 10 december 1899 maakte het schip een oefentocht naar Noord- en Oostzee, waarbij Kopenhagen werd bezocht. Op 18 februari 1900 via Havre en Paramaribo naar Curaçao, van welke reis op 3 mei via St. Lucia en Horta naar Nederland werd teruggekeerd. 31 mei te Nieuwediep terug. 7 februari 1901 van Nieuwediep via Vlissingen voor een reis naar West-Indië en Colombia vertrokken en van deze reis op 23 juli daaraanvolgend weer te Nieuwediep terug. Op 3 februari 1902 van Nieuwediep via Vlissingen naar Oost-Indië en 25 maart te Tandjong Priok.
20 juni 1902 naar Singapore ter gelegenheid van de kroningsfeesten van Koning Edward VII op 26 en 27 juni. De feesten werden voor onbepaalde tijd uitgesteld en Hr.Ms. Zeeland keerde 1 juli naar Tandjong Priok terug. Op 1 augustus 1902 via Makassar opnieuw naar Singapore ter bijwoning der kroningsfeesten. 2 november 1903 via Suez en Messina van Oost-Indië naar Nederland. Te Messina werden 5 oude Hollandse kanons aan boord genomen, die door de Nederlandse regering waren aangekocht. 21 december 1903 aankomst in Nieuwediep. Op 11 januari 1904 uit dienst gesteld en bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen in reparatie. 20 oktober 1904 weer in dienst gesteld. Op 3 januari 1905 van Nieuwediep via Port-Said naar Oost-Indië, waar op 15 februari daaraanvolgend werd aangekomen. Hr.Ms. Zeeland nam in 1905 deel aan de Boni-expeditie. Bij de landing op 28 juli 1905 was Hr.Ms. Zeeland als hospitaalschip aangewezen, waarvoor de Roode-Kruisvlag in de voortop werd gehesen. Gedurende dit gevecht werden 3 gesneuvelden en 11 gewonden aan boord gebracht. Op 31 december 1907 via Port-Said uit Oost-Indië naar Nederland vertrokken en op 13 februari 1908 te Nieuwediep. 29 februari daaraanvolgend uit dienst gesteld en bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen in reparatie. De bewapening werd tevens gewijzigd. Op 1 november 1911 weer in dienst gesteld en op 11 december daaraanvolgend van Nieuwediep vertrokken naar Curaçao, de Bovenwindscha eilanden, Suriname, Trinidad, Granada, Bonaire, Havanna, Guatemala, Sante Lucia, Colon, Cartagena en op 15 november 1913 via Ponta Delgada naar Nederland en op 5 december daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 2 juli 1914 met Z.K.H. Prins Hendrik aan boord van IJmuiden vertrokken voor een oefeningsreis in de Noord- en Oostzee, waarbij Kopenhagen, Petersburg, Stockholm en Christiania werden bezocht, van welke reis op 29 juli in Nieuwediep werd teruggekeerd. Op 7 juni 1917 van Nieuwediep vertrokken via Thorshaven, New York, Curaçao, Colon, Panama, San Francisca, Honolulu, Yokohama en Nagasaki naar Soerabaja, alwaar op 4 november 1917 werd aangekomen. Op 3 december 1917 langs dezelfde route van Oost-Indië naar Nederland terug en 4 april 1918 te Nieuwediep. Op de heenreis deserteerden te New York 45 man en te San Francisco 8; op de terugreis te San Francisco 33 en te New York 4 man. Hr.Ms. Zeeland is het eerste vreemde oorlogsschip geweest, dat het Panamakanaal passeerde. Op 5 mei 1919 van Nieuwediep via Ponta Delgada naar West-Indië en op 14 juli daaraanvolgend via Bermuda naar Nederland terug en op 9 augustus te Nieuwediep. Op 14 oktober 1919 vertrok het schip voor een reis naar West-Indië via Santa Cruz en Teneriffe en keerde op 3 januari 1920 van deze reis weer terug om op 15 februari daaraanvolgend te Nieuwediep binnen te lopen. 3 mei 1920 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Algiers, Zweden. Denemarken en Noorwegen en van deze reis op 10 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 20 oktober 1920 van IJmuiden vertrokken voor een reis naar Algiers en Malaga en 18 december daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 4 mei 1921 van IJmuiden vertrokken voor een reis naar Christiania, Kopenhagen en Bergen en op 21 juni d.a,v, te Nieuwediep terug. Op 23 juli 1921 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Edinburgh en 9 augustus daaraanvolgend terug. 20 oktober 1921 van reede van Texel vertrokken voor een reis naar Algiers, Santa Cruz en Las Palmas, van welke reis op 21 december daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 4 mei 1922 van Nieuwediep vertrokken naar West-Indië. Paramaribo en Curaçao en 15 augustus daaraanvolgend terug. 1 september 1922 vertrokken voor een reis naar Kopenhagen, Stockholm en Christiania, van welke reis op 21 september daaraanvolgend te Den Helder werd teruggekeerd Op 4 januari 1923 van Nieuwediep voor een oefeningsreis naar de Canarische eilanden en op 15 februari daaraanvolgend weer te Nieuwediep terug. In 1924 werd Hr.Ms. Zeeland uit de sterkte afgevoerd, voor verkoop gereed gemaakt en voor sloop verkocht.
FRIESLAND
Op 4 november 1895 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet en in 1896 te water gelaten. Afmetingen: 93,30 x 14,81 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 3900 ton. Machinevermogen: 10400 IPK. 8 waterpijpketels en 2 Schotse ketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,87 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm van 8 tot 4 stuks teruggebracht. In 1908 werd de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325.
De kosten van Hr.Ms. Friesland bedroegen bij eerste uitrusting ƒ2.962.205,-. In dienst gesteld te Rotterdam op 16 februari 1898. Van 27 maart tot 4 april 1898 maakte het schip een kruistocht in de Noordzee ter beproeving van het schip. Hr.Ms. Friesland was aangewezen om de Nederlandse regering in mei 1898 te vertegenwoordigen bij de viering van de Vasco da Gama feesten op de Taag; doch tengevolge van het uitbreken van de Spaans-Amerikaanse oorlog werd het schip naar de West-Indische wateren gezonden. Op 30 april 1898 van Nieuwediep naar Curaçao vertrokken en op 15 augustus, daaraanvolgend naar Nederland terug en op 5 september ter reede van Hellevoetsluis. 14 januari 1899 van Nieuwediep via Smyrna naar Oost-Indië. Te Port-Said in divisie verenigd met Hr.Ms. Holland en Piet Hein. Op 16 maart te Oleh-leh en op 24 maart vertrok de divisie naar Tandjong Priok, waarbij konvooi werd verleend aan de PRINS HENDRIK DER NEDERLANDEN, welk schip enige tijd door Hr.Ms. Friesland werd gesleept. 30 mei 1899 van Oost-Indië voor vlagvertoon naar Manilla en terug. Op 24 oktober 1899 van Batavia vertrokken naar de Zuid-Afrikaanse wateren. Met het doel tijdens de oorlog tussen Engeland en de Zuid Afrikaanse republieken bescherming te verlenen aan Nederlandse onderdanen, schepen en,goederen. Er werd geruime tijd te Durban en Lourenzo-Marques verbleven. Op 23 augustus, 1900 van Lourenzo-Marques vertrokken en op 26 september daaraanvolgend te Batavia terug. Op 21 juni 1902 van Batavia naar Nederland en op 16 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 28 augustus 1902 uit dienst gesteld en op 30 augustus naar de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam, voor onderhoud. Op 1 oktober 1903 weer in dienst gesteld en op 14 december, daaraanvolgend van Rotterdam naar Oost-Indië vertrokken en op 18 januari 1904 aldaar aangekomen. 21 april 1904 van Oost-Indië naar Nederland en op 30 mei daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 14 juni 1904 uit dienst gesteld voor onderhoud. 14 september 1905 weer in dienst gesteld en op 2 oktober daaraanvolgend naar zee vertrokken, als vormingsschip voor adelborsten en jeugdige schepelingen, naar Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, waarbij diverse havens werden aangedaan en van welke reis op 15 december daaraanvolgend te Nieuwediep werd teruggekeerd. Op 9 januari 1906 naar Curaçao en vandaar op 12 maart weer terug naar Nederland. 25 april 1906 als vormingsschip naar de Noord-Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en op 27 juni van deze reis terug. Op 26 april werd beoosten Beachy-Head assistentie verleend aan het Duitse s.s. Lugano van de HAPAG, welk schip op reis van Baltimore naar Hamburg met brand in de lading katoen werd aangetroffen. 12 juli 1906 naar zee voor oefeningstocht in de Noordzee en de Noordelijke IJszee, waarbij Tromsö, Spitsbergen, Bergen en Christiania werden aangedaan en van welke reis op 27 augustus weer te Nieuwediep terug. Op 26 juli nabij Spitsbergen assistentie verleend aan het Franse toeristenschip Ile de France (ex Burgemeester den Tex), welk schip aan de grond was gelopen. Met behulp van Hr.Ms. Friesland vlot gekomen. Op Spitsbergen werden de Hollandse graven op Smeerenburg in orde gebracht en een nieuw gedenkteken geplaatst en tevens dat in 1878 door de Willem Barendsz aangebracht, geplaatst. Op 2 oktober 1906 van Nieuwediep naar de Middellandse Zee met adelborsten, enz. en op 15 december, te Nieuwediep terug. 23 april 1907 met adelborsten voor oefening naar de Middellandse Zee, Schotland en Noorwegen en 27 augustus, daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 5 oktober 1907 een dergelijke reis en op 27 november daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 11 april 1908 van Hellevoetsluis met adelborsten voor oefening naar de Middelandse Zee. Denemarken en Noorwegen en op 10 augustus daaraanvolgend van deze reis terug om met spoed gereed gemaakt te worden voor vertrek naar West-Indië. Op 3 september 1908 van Nieuwediep naar Curaçao, waar het schip deelnam aan de actie tegen Venezuela. 3 februari 1909 naar Nederland terug en 24 februari aldaar aangekomen 17 april 1909 met adelborsten en jeugdige schepelingen voor oefening naar de Atlantische Oceaan, Middellandse Zee. Denemarken en Noorwegen en 10 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 23 oktober 1909 met adelborsten voor oefening naar de Atlantische Oceaan en 22 december van deze reis terug. 16 april 1910 met adelborsten en jeugdige schepelingen voor oefening naar Atlantische Oceaan en Schotland, van welke reis op 30 juni daaraanvolgend weer terug in Nieuwediep. 22 oktober 1910 met adelborsten voor oefening naar Atlantische Oceaan en Middellandse Zee en 20 december in Nieuwediep terug. Op 1 februari 1911 werd Hr.Ms. Friesland uit dienst gesteld en naar Rijkswerf te Amsterdam overgebracht. Het lag aanvankelijk in de bedoeling het schip een omvangrijke reparatie te doen ondergaan. Later werd echter besloten de pantserdekschepen FRIESLAND en UTRECHT uit de operationele sterkte af te voeren. Op 28 mei 1913 werd de FRIESLAND op Rijkswerf te Amsterdam voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ152.055,-.
UTRECHT
Op 22 juli 1897 op Rijkswerf te .Amsterdam op stapel gezet en op 14 juli 1898 te water gelaten. Machines en ketels van N.V. “Werkspoor” te Amsterdam. Afmetingen: 94,70 x 14,82 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 4033 ton. Machinevermogen: 10167 IPK. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,61 mijl. 12 waterpijpketels. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Utrecht bedroegen bij eerste uitrusting ƒ3.167.166,-. In dienst gesteld op 1 maart 1901. Van 3 tot 13 augustus, 1901 werd een oefeningstocht op de Noordzee gemaakt. 17 augustus 1901 van Nieuwediep naar Christiania en 12 september daaraanvolgend ter reede van Texel terug. Op 1 oktober 1901 van Nieuwediep naar zee met bestemming de West-Indische wateren in verband met de heersende troebelen in de Noordelijke Staten van Zuid-Amerika. 21 oktober te Curaçao van waaruit viermaal La Guaira en eenmaal Cara werd bezocht. Op 14 april 1902 van Curaçao vertrokken met rechtstreekse bestemming Oost-Indië via Suez en op 20 juni daaraanvolgend te Tandjong Priok. 17 juni 1905 met pantserdekschepen Hr.Ms. Gelderland en Noordbrabant van Tandjong Priok via Mahé, Perim, Port-Said, Algiers en Tanger naar Nederland. Op 25 augustus, 1905 ter reede van Vlissingen en 30 augustus te Nieuwediep (Java-divisie). 12 september 1905 uit dienst gesteld en in 1906/07 in onderhoud bij de Rijkswerf te Amsterdam. Het schip kreeg toen nieuwe ketels van de N.V. “Werkspoor”. Op 13 oktober 1908 te Willemsoord weer in dienst gesteld. 2 december 1908 naar zee tot het houden van een oefeningsreis in de Middellandse Zee met adelborsten en jeugdige schepelingen, waarbij achtereenvolgens Barcelona, Genua en Algiers werden bezocht en van welke reis op 15 december daaraanvolgend te Nieuwediep werd teruggekeerd. Op 12 januari 1909 van Nieuwediep vertrokken naar West-Indië en op 31 januari te Curaçao, van waaruit de Bovenwindsche eilanden werden bezocht, alsmede Suriname. Op 1 september 1909 van Curaçao naar New York ter bijwoning van de Hudson-Fultonfeesten, 16 leden der bemanning o/b van LTZ W. Lam en A. de Bruyne voeren met de op de Rijkswerf te Amsterdam gebouwde HALVE MAEN de Hudson op. Op 12 oktober 1909 van New York naar Curaçao vertrokken met achterlating van 16 schepelingen als deserteur. De reis van New York naar Curaçao werd via de Bovenwindsche eilanden gemaakt waarna men op 25 oktober te Curaçao aankwam. 5 november 1909 van Curaçao naar Suriname tot het in kaart brengen van de monden der Commewijne- en Surinamerivieren. Hiervoor werd door de Koloniale Dienst het s.s. Curaçao en de stoombarkas Coppename en een peilbarkas ter beschikking gesteld. 23 november 1909 van Paramaribo vertrokken en op 3 december daaraanvolgend te Curaçao terug. Op 15 februari 1910 van Curaçao naar Paramaribo voor het bekomen van orders betreffende de vermissing van het s.s. Prins Willem II van de Koninklijke West-Indische Maildienst. 19 februari 1910 van Paramaribo vertrokken om opsporingswerk te verrichten, welke werkzaamheden 4 maart moesten worden gestaakt, daar geen spoor van schip of sloepen was ontdekt. Hr.Ms. Utrecht was 10 maart weer te Curaçao terug. Op 11 april 1910 van Curaçao via Martinique naar Paramaribo, vanwaar op 25 april werd vertrokken met bestemming Rio de Janeiro, ter bijwoning der feesten ter ere van de 100-jarige onafhankelijkheid van Argentinië. Op de heenreis werd Bahia en Montevideo eveneens aangedaan. Op 23 juni 1910 te Paramaribo terug en op 9 juli daaraanvolgend vandaar naar Curaçao. Op 20 augustus werd weer van Curaçao naar Paramaribo vertrokken, alwaar op 26 augustus werd aangekomen. 23 september 1910 van Paramaribo via St. Lucia naar Curaçao en op 15 oktober weer van Curaçao via Trinidad naar Suriname. Op 5 november 1910 van Paramaribo via St. Lucia, Saba, St. Thomas naar Curaçao. Van december 1910 tot januari 1911 vertoefde het schip te Bermuda voor een dokbeurt. Op 25 januari 1911 te Curaçao terug en van daaruit werden reizen gemaakt naar Haiti, Havanna, Jamaica en Suriname, Trinidad, Martinique, St. Thomas, St. Martin, Saba en St. Eustatius. Het schip was 11 juni daaraanvolgend weer te Curaçao terug. 18 september 1911 van Curaçao naar Jamaica en Kingston en 30 september te Curaçao terug. 2 oktober 1911 van Curaçao naar Trinidad, Paramaribo en St. Lucia. 17 november 1911 van Curaçao voor een reis naar de Bovenwindsche eilanden. Op 7 januari 1912 van Curaçao naar Nederland vertrokken en op 27 januari daaraanvolgend te IJmuiden binnen. Op 15 februari 1912 werd Hr.Ms. Utrecht uit dienst gesteld. Het lag aanvankelijk in de bedoeling het schip een omvangrijke reparatie te doen ondergaan. Later werd echter besloten de pantserdekschepen UTRECHT en FRIESLAND uit de operatieve sterkte af te voeren. Op 28 mei 1913 werd de UTRECHT op de Rijkswerf te Amsterdam voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ132.526,-.
NOORDBRABANT
Op 31 augustus 1897 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en op 17 januari 1899 te water gelaten. Machines en ketels van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde”. Afmetingen: 94,70 x 14,82 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 4033 ton. Machinevermogen: 10067 IPK. 12 waterpijpketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 20,08 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. In 1911 werd de bewapening geheel gewijzigd en was toen als volgt: 10 kanons van 12 cm, 2 kanons van 7,5 cm, 4kanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Noordbrabant bedroegen bij eerste uitrusting ƒ3.045.607,-. In dienst gesteld op 1 maart 1900. 1 mei 1900 vertrok het schip van Nieuwediep naar Rotterdam en vandaar op 16 mei via Vlissingen naar Christiania en was op 2 juni daaraanvolgend van deze reis weer te Nieuwediep terug. 11 juni 1900 van Nieuwediep naar Kiel en Wilhelmshaven en op 18 juli weer ter reede van Texel. Te Kiel werd het schip door Keizer Wilhelm bezocht. Van 6 tot 15 augustus maakte Hr.Ms. Noordbrabant een korte oefeningstocht op de Noordzee. 27 augustus van Nieuwediep naar Brest en 12 september daaraanvolgend terug. Op 6 februari 1901 vertrok het schip van Vlissingen naar Oost-Indië en het kwam op 23 maart te Batavia aan. Op 16 april van Tandjong Priok vertrokken naar Melbourne en Albany, teneinde de Nederlands-Indische Regering te vertegenwoordigen bij de te Melbourne te houden feesten ter gelegenheid van de opening van het Australische parlement. Op 7 juni 1901 was het schip te Batavia terug. Van maart tot augustus 1902 cholera aan boord. 28 gevallen, waarvan 11 met dodelijke afloop. De bemanning werd tijdelijk aan boord van het logementsschip BROMO ondergebracht. Op 17 juni 1905 met pantserdekschepen Hr.Ms. Utrecht en Gelderland van Tandjong Priok naar Nederland vertrokken via Mahé, Perim, Port-Said, Algiers en Tanger. De z.g. JAVA-DIVISIE kwam op 25 augustus ter Reede van Vlissingen en op 30 augustus te Nieuwediep aan. 12 september 1905 uit dienst gesteld en in 1906/07 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen in onderhoud. De 12 stoomketels werden daarbij vernieuwd. Op 25 februari 1907 weer in dienst gesteld. In 1907 vertoefde Hr.Ms. Noordbrabant geruime tijd in verband met de werkstaking in de haven van Rotterdam. 14 december 1907 van Amsterdam via Port-Said naar Oost-Indië en op 24 januari 1908 aldaar aangekomen. Op 28 augustus 1909 van Soerabaja vertrokken via Jaloet, Honolulu naar San Francisco en via Honolulu, Yokohama en Manilla weer naar Soerabaja terug, van welke reis 22 december daaraanvolgend te Soerabaja binnen. Op 31 mei 1910 liep Hr.Ms. Noordbrabant op de Zuidkust van Lombok met 15 mijlsvaart op een onbekende klip, die niet door branding of verkleuring zichtbaar was. Het schip bekwam een zwaar lek, waardoor terstond boegbuiskamer met daarboven gelegen compartiment en voorstation volliepen. De NOORDBRABANT kon onder eigen stoom de reis naar Soerabaja aanvaarden, waarbij eerst Hr.Ms. Holland en daarna Hr.Ms. Hertog Hendrik konvooieerden. Het schip werd met spoed in herstelling genomen, waarbij dag en nacht werd doorgewerkt, zodat het 24 augustus 1910 weer voor de dienst gereed was. 30 december 1910 van Sabang via Port-Said en Malta naar Nederland. 8 februari 1911 te Nieuwediep en 22 februari daaraanvolgend te Willemsoord in dienst opgelegd. Op 16 april 1914 weer in dienst gesteld. 18 juni 1914 van Nieuwediep vertrokken, teneinde het stoffelijk overschot van de in Albanië gesneuvelde Overste Thomson af te halen. Na het bezoeken van Algiers, Durazzo en Malta kwam het schip 14 juli te IJmuiden binnen. 22 juli 1914 van Nieuwediep voor een reis naar Edinburgh, doch het schip keerde ingevolge telegrafische order, terstond naar Nederland terug. Op 13 april 1916 van Nieuwediep via Las Palmas, St. Vincent, Jamestown, St. Helena, Kaapstad, Durban en Port Louis naar Oost-Indië en op 2 juli 1916 te Tandjong Priok aangekomen. Op 19 juli daaraanvolgend van Tandjong Priok langs dezelfde route terug naar Nederland en op 3 oktober daaraanvolgend te Nieuwediep. De reis naar Oost-Indië en terug werd gemaakt met adelborsten en leerlingen-onderofficier. In 1920 werd Hr.Ms. Noordbrabant op de Rijkswerf te Willemsoord ontwapend en uit de sterkte afgevoerd Aanvankelijk lag het in de bedoeling het schip te verbouwen tot logementsschip van ter beschikking der regering gestelde minderjarigen (Dienst Departement van Justitie). De verbouwing werd in augustus 1921 gestaakt wegens het niet beschikbaar zijn van de nodige gelden. Verbouwing in 1922 beëindigd en voorlopig nog in conservatie gehouden. Op 23 december 1925 werd het schip weer van het Departement van Justitie overgenomen en ingericht tot WACHTSCHIP te Vlissingen.
In oktober 1926 van Willemsoord naar Vlissingen overgebracht ter vervanging van het aldaar aanwezige Wachtschip BUFFEL, welk schip naar Willemsoord werd overgevoerd. Hr.Ms. Noordbrabant was toen WACHTSCHIP en tevens opleidingsschip voor matrozen te Vlissingen. Op 17 mei 1940 door de bemanning in brand gestoken en het wrak werd later voor sloop verkocht.
GELDERLAND
In 1897 bij de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam op stapel gezet en in 1898 te water gelaten. Machines en ketels van de Maatschappij “Fijenoord”. Afmetingen: 94,70 x 14,82 x 5,40 m. Machinevermogen: Waterverplaatsing: 4033 ton. Machinevermogen: 9867 IPK. 12 waterpijpketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 20,05 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm A, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. In 1912 werd de bewapening verminderd met 2 kanons van 12 cm No.2. In 1918 werd de bewapening geheel gewijzigd en was toen als volgt: 10 kanons van 12 cm, 2 kanons van 7,5 cm, 4 kanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm A, 2 mitrailleurs. In 1915 was de bewapening ook al gewijzigd en bestond toen uit: 4 kanons van 15 cm en 8 kanons van 7,5 cm. Deze laatste wijzigingen werden aangebracht omdat Hr.Ms. Gelderland als vuurleidingschip (Artillerie-instructieschip) werd aangewezen. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Gelderland bij eerste uitrusting bedroegen ƒ3.057,944,-. In dienst gesteld te Nieuwediep op 15 juli 1900. Op 22 augustus 1900 van Vlissingen vertrokken met aanvankelijke bestemming Oost-Indië. Te Perim ontving Hr.Ms. Gelderland de order. In plaats van rechtstreeks naar Oost-Indië te stomen, zich allereerst naar Lourenzo-Marques te begeven, teneinde de President der Zuid-Afrikaanse Republiek, Paul Kruger, vandaar over te voeren naar Europa. 27 september 1900 te Perim en12 oktober daaraanvolgend te Lourenzo-Marques. Op 20 oktober van Lourenzo-Marques vertrokken en 22 november daaraanvolgend te Marseille ter ontscheping van Paul Kruger. Hr.Ms. Gelderland vertrok nog dezelfde dag van Marseille via Algiers naar Oost-Indië en kwam 29 januari 1901 te Tandjong Priok aan ter vervanging van Hr.Ms Holland. In het kanaal van Suez werd de GELDERLAND aan bakboordszijde aangevaren ter hoogte en even achter de commandobrug door de ledige Engelse kolenboot Peterston welke aanvaring een aanzienlijke schade veroorzaakte, zowel aan de brug, als aan BB huid, waarbij de fundatie van het voorste 12 cm kanon werd ontzet. De schade werd te Suez in het droge dok zoveel mogelijk hersteld. Op 17 juni 1905 van Tandjong Priok vertrokken met Hr.Ms. Utrecht en Noordbrabant via Mahé, Perim, Port-Said, Algiers en Tanger naar Nederland. 25 augustus kwam de z.g. JAVA-DIVISIE ter re ede van Vlissingen en op 30 augustus, daaraanvolgend te Nieuwediep binnen. 12 september 1905 werd het schip uit dienst gesteld en in 1906/07 in onderhoud genomen bij de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam. Het schip werd gelijktijdig door de Maatschappij “Fijenoord‘ van nieuwe ketels voorzien. 25 februari 1907 werd Hr.Ms. Gelderland te Willemsoord weer in dienst gesteld. Op 20 maart 1907 naar Curaçao vertrokken via Tanger, Las Palmas en Fort de France. 23 mei 1907 van Curaçao naar Hampton Roads vertrokken voor deelneming aan een nationaal herdenkingsfeest der Amerikaanse natie. 2 juni werd op de reede van Hampton Roads geankerd en het schip werd van 13-17 juni te Newport-News gedokt. 20 juni 1907 werd van Newport-News naar New York vertrokken en vandaar 3 juli daaraanvolgend naar Curaçao met achterlating van 35 schepelingen. 10 juli terug te Curaçao. 6 augustus 1907 van Curaçao naar Paramaribo en vandaar naar Barbados, Grenada, Venezuela en terug naar Curaçao. Op 22 januari 1908 van Curaçao naar Colombia, Panama, Centraal-Amerika en Mexico, om daarna te New Orleans te dokken. Via Havanna naar Curaçao terug en 14 april daaraanvolgend te Curaçao. In mei 1908 werd ook nog een reis gemaakt van Curaçao via Trinidad naar Suriname en terug naar Curaçao. In december 1908 nam Hr.Ms. Gelderland deel aan de actie tegen Venezuela, waarbij het Venezolaanse patrouillevaartuig Alix naar Curaçao werd opgebracht. Op 24 april 1909 werd van Curaçao naar Nederland vertrokken en het schip kwam op 14 mei daaraanvolgend te Nieuwediep. 5 juni 1909 op Rijkswerf te Willemsoord in dienst opgelegd met zeer verminderde bemanning. 1 februari 1911 werd Hr.Ms. Gelderland te Willemsoord weer in dienst gesteld. Op 8 april 1911 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor oefentocht met adelborsten en jeugdige schepelingen, waarbij Cadiz, Las Palmas, Gibraltar en enkele malen Tanger werden aangedaan. Van deze reis werd op 8 juni daaraanvolgend te Nieuwediep teruggekeerd.
Op 18 juni 1911 met Z.K.H. Prins Hendrik aan boord van Rotterdam vertrokken naar Sheerness om de kroningsfeesten van het Engels koningspaar bij te wonen, van welke reis op 29 juni weer terug. 21 oktober 1911 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor oefeningsreis van adelborsten naar de Middellandse Zee en 21 december van deze reis weer binnen. Op 29 april 1912 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor oefeningstocht in de Noordzee en Noord-Atlantische Oceaan en de Deense wateren, waarvan op 30 mei daaraanvolgend terug. 4 juni 1912 van Nieuwediep vertrokken voor een kruistocht in de Noorse wateren, waarbij diverse fjorden werden bezocht. Van deze reis 29 juni te Nieuwediep terug. Op 16 oktober 1912 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor een oefeningstocht in de Middellandse Zee. In Smyrna werd een tijdlang verbleven. In verband met de oorlogstoestand in Turkije, op 11 november naar Constantinopel vertrokken ter eventuele bescherming der Nederlandse belangen en het schip vertoefde daar tot 29 mei 1913 en was 19 juni daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 16 oktober 1913 vertrok het schip voor een oefeningstocht naar de Middellandse Zee en was hiervan op 18 december daaraanvolgend te Den Helder terug. 26 mei 1914 van IJmuiden vertrokken voor een oefeningstocht in de Noordzee en Noord-Atlantische Oceaan, waarbij Christiania, Bergen en Trondheim werden bezocht en van welke reis op 26 juni te Nieuwediep terug. In het tijdvak 1914-1918 werden diensten verricht in verband met de mobilisatie toestand. 16 april 1918 werd Hr.Ms. Gelderland uit dienst gesteld en in onderhoud genomen. Het werd toen aangewezen als Artillerie-Instructieschip. Op 27 april 1920 als Artillerie-Instructieschip in dienst gesteld. In 1922 werden 2 kanons van 12 cm verwisseld tegen 1 kanon van 7,5 cm No.2 en 1 kanon van 7,5 cm semi-automatisch No. 1. In november 1927 uit dienst gesteld tot het ondergaan van groot onderhoud. 2 mei 1930 weer in dienst gesteld. Op 22 juni 1931 van Nieuwediep vertrokken naar de Noordzee en Kattegat, waarbij Aarhus werd aangedaan. 21 juli daaraanvolgend van deze reis terug en uit dienst voor groot onderhoud. 18 maart 1935 weer in dienst. Van 4 november tot 22 december 1935 werd een reis naar de West-Afrikaanse kust gemaakt. 9 september 1937 met Prinses Juliana en Prins Bernard aan boord naar Harwich. Op 28 oktober 1937 naar Curaçao vertrokken voor het houden van schietoefeningen en 18 maart 1938 hiervan terug. Tijdens de terugreis werd in Straat Gibraltar konvooidienst verricht in verband met de Spaanse burgeroorlog. Op 17 oktober 1938 via Straat Gibraltar (konvooidienst) naar Curaçao vertrokken en op 7 februari 1939 weer van Curaçao naar Nederland van welke reis op 2 maart daaraanvolgend te Nieuwediep werd binnengelopen. Het schip lag op 14 mei 1940 opgelegd en ontwapend op de Rijkswerf te Den Helder. In 1941 door de bezetter in beslag genomen en bij C. van der Giessen & Zn te Krimpen a/d IJssel verbouwd tot drijvende luchtdoelbatterij Niobe. Door de Duitse marine in dienst gesteld voor dienst in de Oostzee. Op 16 juli 1944 in de Finse Golf door een Russische luchtaanval gezonken op 60.28 N en 26.57 OL. In 1947 door de Finnen gelicht, doch door de Nederlandse regering geabandonneerd.
In chronologische volgorde vermeld,
Vóór 12 mei 1893 werden de beide eerste schepen dezer lijst met een andere soortnaam aangeduid.
De oorspronkelijke soortnaam is voor zover nodig, achter de betreffende schepen aangegeven.
SUMATRA
Pantserdekkorvet. In 1888 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1890 te water gelaten. Van staal gebouwd. Afmetingen: 70,00 x 11,30 x 4,25 m. Waterverplaatsing: 1720 ton. Machinevermogen: 2350 IPK. Kolenberging 208 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 15,6 mijl. Bewapening: 1 kanon van 21 cm A,. 1 kanon van 15 cm A, 2 kanons van 12 cm LA, 1 kanon van 7,5 cm A,. 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm A en 2 torpedokanons. Pantser: toren 150 mm en dek 38 mm. Bemanning: 167. De kosten van de SUMATRA bij eerste uitrusting bedroegen f. 1. 066.000,-. Het schip maakte deel uit van de z.g. Indische Militaire Marine. Op 2 juni 1891 vertrok het schip voor de eerste reis naar Plymouth en terug. Van 27 juni tot 5 juli 1891 maakte Hr.Ms. Sumatra deel uit van een eskader ter gelegenheid van het bezoek van de keizer van Duitsland. Op 21 september 1891 van Amsterdam naar Oost-Indië via Suez vertrokken en op 22 november daaraanvolgend te Tandjong Priok geankerd. Hr.Ms. Sumatra moest tijdens deze reis Malta als noodhaven aanlopen voor herstel van machine schade. 1 januari 1892 volgt de SUMATRA haar bestemming naar Atj eh. Aanhoudende averij aan de stoomstuurmachine en aan de distilleercondensors maakten het nodig het schip in juni 1892 naar Singapore te zenden, waar de stuurinrichting werd hersteld. Het schip gedokt, schoon gemaakt en geschilderd werd. Op 4 januari 1893 te Atjeh afgelost om dit moderne oorlogsvaartuig niet op te varen in de wateren rond Atjeh. 30 april 1893 te Batavia ter opluistering bij het bezoek van de Oostenrijkse Aartshertog. Op 26 augustus 1893 naar Ambon en de Aroe-eilanden ter bescherming der inlandse bevolking tegen parelvissers onder Britse vlag. 18 oktober 1893 te Soerabaja terug. In 1894/95 werden te Soerabaja de nodige herstellingen verricht. Op 29 november 1895 moet het schip naar Tandjong Priok opstomen en de herstellingen worden op last van de Commandant Zeemacht tijdelijk gestaakt. Na een persoonlijk bezoek gaf de Commandant Zeemacht bevel tot beëindiging der langdurige reparaties. In 1896 maakte het schip reizen naar Lombok, Makassar, enz. en werd eind april 1896 weer aan de scheepsmacht in de wateren van Atjeh toegevoegd. Op 23 augustus 1896 ter reede van Oleh-leh door Hr.Ms. Nias afgelost en weer naar Makassar en Lombok vertrokken, waar het schip ook in 1897 afwisselend vertoefde. 7 mei 1899 van Tandjong Priok met wachtschip Hr.Ms. Gedeh op sleeptouw naar Soerabaja. 18 november 1899 met Hr.Ms. Borneo op sleeptouw van Ambon naar Soerabaja. Hr.Ms. Sumatra deed verder regelmatig in alle delen van de Indische Archipel dienst. 11-12 januari 1901 naar Straat Sapeh opgestoomd om de schipbreukelingen van het in die Straat gestrande Noorse fregat Akershus af te halen. Van 18 december 1901 tot 18 februari 1902 werden de nodige herstellingen aan het schip verricht, teneinde te worden gereed gemaakt voor de reis naar Nederland. De werkzaamheden werden met het oog op de spoedig volgende grote reparatie in Nederland niet verder uitgestrekt dan bepaald noodzakelijk was. Na beëindiging der reparaties op het Marine-Etablissement te Soerabaja werd op 18 februari 1902 naar Tandjong Priok gestoomd en vandaar op 27 februari daaraanvolgend naar Emmahaven vertrokken, waaruit na aanvulling van de kolenvoorraad op 6 maart 1902 de terugreis naar Nederland via Suez werd aanvaard. Hr.Ms. Sumatra kwam op 24 april 1902 te IJmuiden aan en werd op 10 mei daaraanvolgend buiten dienst gesteld. Het schip werd in 1907 voor sloop verkocht.
KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN
aanvankelijk PRINSES WILHFLMTNA DER NEDERLANDEN
Pantserdektorenschip. Het contract voor de bouw van dit schip werd gesloten met de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam. Na liquidatie dezer fabriek werd de bouw door de Rijkswerf te Amsterdam overgenomen. De naam werd aanvankelijk vastgesteld als PRINSES WILHELMINA DER NEDERLANDEN, doch bij K.B. van 3 februari 1891 werd de naam gewijzigd in KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN. Op 22 april 1891 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 22 oktober 1882 door H.m. Koningin Wilhelmina te water gelaten. Machines en ketels werden geleverd door de NV “Werkspoor” te Amsterdam.
Afmetingen: 99,80 x 14,90 x 6,08 m. Waterverplaatsing: 4600 ton. Machinevermogen: 5420 IPK. Kolenberging 400 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 15,83 mijl. Bewapening: 1 kanon van 28 cm A, 1 kanon van 21 cm, 2 kanons van 17 cm, 6 kanons van 7,5 cm, 2 mortieren van 7,5 cm, 6 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. Pantser: geschuttorens 280 mm, commandotoren 280 mm en dek 75-50 mm. Bemanning: 293. Kosten van het schip bij eerste uitrusting bedroegen ƒ3.542.430,-. In dienst gesteld te Amsterdam op 17 april 1894. Van 14 juli tot 2 augustus 1894 werd een proeftocht gemaakt in de Noordzee en Atlantische Oceaan, waarbij Plymouth werd aangedaan. Het schip bleek op deze proeftocht een uitstekend zeeschip te zijn. Op 12 september 1894 bezochten H.m. Koningin Emma en Koningin Wilhelmina het schip. Op 9 oktober 1894 vanuit Vlissingen via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 21 november daaraanvolgend te Batavia. 8 december 1894 toegevoegd aan de scheepsmacht ten O van Java en Borneo (Lombok) en tegen april 1895 aan die scheepsmacht onttrokken en naar Soerabaja. Na het ondergaan van nodig geoordeelde herstellingen en wijzigingen op 11 mei daaraanvolgend van Soerabaja naar Tandjong Priok. Op 20 mei 1895 van Tandjong Priok via Colombo en Mauritius naar Delagoa Baai vertrokken om tegenwoordig te zijn bij de opening van de Zuid-Afrikaanse spoorweg naar Pretoria. 21 juni 1895 te Lourenzo-Marques en op 16 juli daaraanvolgend bezoek aan boord van de presidenten van Transvaal en Oranje-Vrijstaat. 27 juli 1895 vanLourenzo-Marques vertrokken en op 27 september daaraanvolgend te Oleh-leh terug. 10 december 1896 van Batavia vertrokken voor een reis naar China en Japan, waarbij Saigon, Hongkong, Swatau, Amoy, Nagasaki, Yokohama, Kobe, Shanghai, Chemulpo, Chifu, Shanghai, Manilla en Makassar werden aangedaan. Met Hr.Ms. Holland en Piet Hein te Shanghai tot een divisie verenigd. Op 20 november 1897 van Oleh-leh via Suez en Smyrna naar Nederland en op 28 januari 1898 te Nieuwediep. 16 februari 1898 uit dienst gesteld en in onderhoud. Op 16 september 1899 weer in dienst gesteld en op 16 november daaraanvolgend van Vlissingen via Suez naar Oost-Indië. Aankomst te Oleh-leh 4 januari 1900. Op 15 juli 1900 van Batavia via Hongkong naar Shanghai en met Hr.Ms. Holland en Piet Hein tot een divisie verenigd. 9 oktober 1900 met pantserdekschip Hr.Ms. Holland van Shanghai via Amoy en Swatau naar Tandjong Priok. Op 1 januari 1903 uit Oost-Indië via Suez en Algiers naar Nederland vertrokken en op 19 februari daaraanvolgend te Nieuwediep. 2 mei 1903 van Nieuwediep voor een oefenreis naar de Atlantische Oceaan en 25 juni daaraanvolgend terug. Op 14 juli 1903 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Schotland en Noorwegen, van welke reis op 28 augustus werd teruggekeerd en waarna nog een tocht op de Noordzee werd gemaakt. 1 oktober 1903 uit dienst gesteld en in nderhoud. In 1904 op Rijkswerf te Willemsoord van nieuwe ketels voorzien en belangrijke herstellingen ondergaan. Op 30 oktober 1905 weer in dienst gesteld en op 11 december daaraanvolgend via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 29 januari 1906 aldaar aangekomen. 29 december 1909 van Sabang via Suez naar Nederland terug en 14 februari 1910 te IJmuiden. Op 5 maart 1910 te Amsterdam uit dienst gesteld. Bij ministeriele beschikking van 9 april 1910 ontdaan van vele nog voor de dienst te benutten onderdelen en werktuigen en de hulpketel. Verder voor verkoop gereed gemaakt. Op 14 oktober 1910 werd de KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN op ‘s Rijkswerf te Amsterdam voor sloop verkocht.
HOLLAND
Op 6 mei 1895 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 4 oktober 1896 te water gelaten. Machines en ketels van de N.V. “Werkspoor” te Amsterdam. De schepen van het type HOLLAND zijn gebouwd naar het model van de Britse lichte kruiser Apollo (1891). Afmetingen: 93,30 x 14,81 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 3900 ton. Machinevermogen: 10500 IPK. 8 waterpijpketels en 2 Schotse ketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,62 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm,2 mortieren 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. In 1914 werd de bewapening geheel gewijzigd en bestond toen uit: 10 kanons van 12 cm, 2 kanons van 7,5 cm, 4 kanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning: bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Holland bedroegen bij eerste uitrusting ƒ2. 900.740.-. In dienst gesteld te Amsterdam op 1 juli 1898. Op 7 januari 1899 van Nieuwediep via Suez naar Oost-Indië. Te Port Said met Hr.Ms. Friesland en Piet Hein tot divisie verenigd en 16 maart daaraanvolgend te Oleh-leh.
Op 23 juni 1900 van Tandjong Priok via Hongkong naar Shanghai en met Hr.Ms. Koningin Wilhelmina der Nederlanden en Piet Hein tot divisie verenigd. 9 oktober 1900 met Hr.Ms. Koningin Wilhelmina der Nederlanden van Shanghai via Amoy en Swatau naar Oost-Indië. Aankomst Tandjong Priok 6 november daaraanvolgend. 3 februari 1901 van Sabang naar Nederland vertrokken. 24 maart daaraanvolgend te Nieuwediep en 16 april uit dienst gesteld. 20 maart 1902 weer in dienst voor oefentocht met adelborsten en op 1 mei daaraanvolgend terug voor een reis naar de Midden. Zee. waarvan op 9 juni 1902 werd teruggekeerd. Op 21 juni 1902 naar Spithead teneinde deel te nemen aan de vlootrevue ter gelegenheid van de kroning van de koning van Engeland. 28 juni van deze reis terug. 3 juli 1902 van Nieuwediep naar de Oostzee, waarbij Christiania, Stockholm en Kopenhagen werden bezocht, van welke reis op 12 september daaraanvolgend weer te Nieuwediep terug. 9 oktober 1902 van Willemsoord naar de West-Indische wateren vertrokken en van 26 oktober tot 11 februari 1903 te Willemstad en op 6 maart daaraanvolgend weer te Willemsoord terug. Op 3 september 1903 van Nieuwediep naar Oost-Indië vertrokken en 22 oktober te Tandjong Priok. Het schip nam in 1905 deel aan de Boni-expeditie. 12 januari 1906 van Sabang via Suez naar Nederland en 25 februari daaraanvolgend te Nieuwediep aangekomen. 13 maart 1906 werd Hr.Ms. Holland uit dienst gesteld. In 1907/08 in herstelling en van nieuwe ketels van “Werkspoor” voorzien, alsmede de bewapening gewijzigd. Op 26 oktober 1909 te Willemsoord weer in dienst gesteld. 20 november 1909 van Willemsoord via Malta en Suez naar Oost-Indië vertrokken en 27 december te Sabang. Op 28 januari 1910 de kolenhulk BROMO van Makassar naar Nieuw-Guinea gesleept. Hr.Ms. Holland konvooieerde Hr.Ms. Noordbrabant, toen dit schip 31 mei 1910 ten Zuiden van Lombok op een onbekende klip was gestoten. 25 oktober 1911 van Soerabaja naar Shanghai vertrokken ter bescherming der Nederlandse belangen. Op 5 september 1912 van Shanghai ,naar Yokohama en Kobe en 2 december 1912 van Shanghai terug naar Tandjong Priok, alwaar op 12 december daaraanvolgend werd aangekomen. Tussen Yokohama en Kobe zwaar stormweer ondervonden, waarbij vier sloepen verloren gingen. Van 12 tot 27 december 1912 te Tandjong Priok voor kleine herstellingen en overplaatsingen. Op 27 december 1912 van Tandjong Priok naar Shanghai, Amoy, Hongkong, Shanghai, Foochow, Nanking, Hankau, Shanghai, Taku en Tsingtau en 30 september 1913 weer te Soerabaja. Op 1 november 1913 van Tandjong Priok via Suez naar Nederland vertrokken en 13 december daaraanvolgend te Nieuwediep. 6 januari 1914 uit dienst gesteld en 9 mei naar Amsterdam overgebracht, teneinde bij de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam in reparatie te gaan. Ook de bewapening werd toen gewijzigd. Op 20 november 1914 weer in dienst gesteld. 2 december 1916 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Vigo, Las Palmas, Curaçao, Jamaica, Havanna, St. Thomas, Ponta Delgada, La Luz en Vigo. Van daar naar Nederland terug en 9 april 1917 te Nieuwediep binnen. In 1920 werd Hr.Ms. Holland uit de sterkte afgevoerd en gereed gemaakt voor verkoop en daarna voor sloop verkocht.
ZEELAND
Op 27 maart 1895 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en in 1897 te water gelaten. Afmetingen: 93,30 x 14,81 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 3900 ton. Machinevermogen: 9800 IPK. 8 waterpijpketels en 2 Schotse ketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,47 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1908 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Zeeland bedroegen bij eerste uitrusting ƒ2. 949. 180, -. In dienst gesteld te Vlissingen op 1 juni 1898. Op 18 juni 1898 van Vlissingen vertrokken voor een proeftocht op de Noordzee, 20 tot 23 juni te Plymouth en 28 juni daaraanvolgend ter reede van Texel. Hr.Ms. Zeeland nam als vlaggenschip op 15 september 1898 deel aan de Vlootrevue op het Hollands Diep. Op 1 februari 1899 van Nieuwediep naar de West-Indische wateren vertrokken en op 16 juli daaraanvolgend van deze reis terug. Van 21 november tot 10 december 1899 maakte het schip een oefentocht naar Noord- en Oostzee, waarbij Kopenhagen werd bezocht. Op 18 februari 1900 via Havre en Paramaribo naar Curaçao, van welke reis op 3 mei via St. Lucia en Horta naar Nederland werd teruggekeerd. 31 mei te Nieuwediep terug. 7 februari 1901 van Nieuwediep via Vlissingen voor een reis naar West-Indië en Colombia vertrokken en van deze reis op 23 juli daaraanvolgend weer te Nieuwediep terug. Op 3 februari 1902 van Nieuwediep via Vlissingen naar Oost-Indië en 25 maart te Tandjong Priok.
20 juni 1902 naar Singapore ter gelegenheid van de kroningsfeesten van Koning Edward VII op 26 en 27 juni. De feesten werden voor onbepaalde tijd uitgesteld en Hr.Ms. Zeeland keerde 1 juli naar Tandjong Priok terug. Op 1 augustus 1902 via Makassar opnieuw naar Singapore ter bijwoning der kroningsfeesten. 2 november 1903 via Suez en Messina van Oost-Indië naar Nederland. Te Messina werden 5 oude Hollandse kanons aan boord genomen, die door de Nederlandse regering waren aangekocht. 21 december 1903 aankomst in Nieuwediep. Op 11 januari 1904 uit dienst gesteld en bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen in reparatie. 20 oktober 1904 weer in dienst gesteld. Op 3 januari 1905 van Nieuwediep via Port-Said naar Oost-Indië, waar op 15 februari daaraanvolgend werd aangekomen. Hr.Ms. Zeeland nam in 1905 deel aan de Boni-expeditie. Bij de landing op 28 juli 1905 was Hr.Ms. Zeeland als hospitaalschip aangewezen, waarvoor de Roode-Kruisvlag in de voortop werd gehesen. Gedurende dit gevecht werden 3 gesneuvelden en 11 gewonden aan boord gebracht. Op 31 december 1907 via Port-Said uit Oost-Indië naar Nederland vertrokken en op 13 februari 1908 te Nieuwediep. 29 februari daaraanvolgend uit dienst gesteld en bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen in reparatie. De bewapening werd tevens gewijzigd. Op 1 november 1911 weer in dienst gesteld en op 11 december daaraanvolgend van Nieuwediep vertrokken naar Curaçao, de Bovenwindscha eilanden, Suriname, Trinidad, Granada, Bonaire, Havanna, Guatemala, Sante Lucia, Colon, Cartagena en op 15 november 1913 via Ponta Delgada naar Nederland en op 5 december daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 2 juli 1914 met Z.K.H. Prins Hendrik aan boord van IJmuiden vertrokken voor een oefeningsreis in de Noord- en Oostzee, waarbij Kopenhagen, Petersburg, Stockholm en Christiania werden bezocht, van welke reis op 29 juli in Nieuwediep werd teruggekeerd. Op 7 juni 1917 van Nieuwediep vertrokken via Thorshaven, New York, Curaçao, Colon, Panama, San Francisca, Honolulu, Yokohama en Nagasaki naar Soerabaja, alwaar op 4 november 1917 werd aangekomen. Op 3 december 1917 langs dezelfde route van Oost-Indië naar Nederland terug en 4 april 1918 te Nieuwediep. Op de heenreis deserteerden te New York 45 man en te San Francisco 8; op de terugreis te San Francisco 33 en te New York 4 man. Hr.Ms. Zeeland is het eerste vreemde oorlogsschip geweest, dat het Panamakanaal passeerde. Op 5 mei 1919 van Nieuwediep via Ponta Delgada naar West-Indië en op 14 juli daaraanvolgend via Bermuda naar Nederland terug en op 9 augustus te Nieuwediep. Op 14 oktober 1919 vertrok het schip voor een reis naar West-Indië via Santa Cruz en Teneriffe en keerde op 3 januari 1920 van deze reis weer terug om op 15 februari daaraanvolgend te Nieuwediep binnen te lopen. 3 mei 1920 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Algiers, Zweden. Denemarken en Noorwegen en van deze reis op 10 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 20 oktober 1920 van IJmuiden vertrokken voor een reis naar Algiers en Malaga en 18 december daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 4 mei 1921 van IJmuiden vertrokken voor een reis naar Christiania, Kopenhagen en Bergen en op 21 juni d.a,v, te Nieuwediep terug. Op 23 juli 1921 van Nieuwediep vertrokken voor een reis naar Edinburgh en 9 augustus daaraanvolgend terug. 20 oktober 1921 van reede van Texel vertrokken voor een reis naar Algiers, Santa Cruz en Las Palmas, van welke reis op 21 december daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 4 mei 1922 van Nieuwediep vertrokken naar West-Indië. Paramaribo en Curaçao en 15 augustus daaraanvolgend terug. 1 september 1922 vertrokken voor een reis naar Kopenhagen, Stockholm en Christiania, van welke reis op 21 september daaraanvolgend te Den Helder werd teruggekeerd Op 4 januari 1923 van Nieuwediep voor een oefeningsreis naar de Canarische eilanden en op 15 februari daaraanvolgend weer te Nieuwediep terug. In 1924 werd Hr.Ms. Zeeland uit de sterkte afgevoerd, voor verkoop gereed gemaakt en voor sloop verkocht.
FRIESLAND
Op 4 november 1895 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet en in 1896 te water gelaten. Afmetingen: 93,30 x 14,81 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 3900 ton. Machinevermogen: 10400 IPK. 8 waterpijpketels en 2 Schotse ketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,87 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm van 8 tot 4 stuks teruggebracht. In 1908 werd de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325.
De kosten van Hr.Ms. Friesland bedroegen bij eerste uitrusting ƒ2.962.205,-. In dienst gesteld te Rotterdam op 16 februari 1898. Van 27 maart tot 4 april 1898 maakte het schip een kruistocht in de Noordzee ter beproeving van het schip. Hr.Ms. Friesland was aangewezen om de Nederlandse regering in mei 1898 te vertegenwoordigen bij de viering van de Vasco da Gama feesten op de Taag; doch tengevolge van het uitbreken van de Spaans-Amerikaanse oorlog werd het schip naar de West-Indische wateren gezonden. Op 30 april 1898 van Nieuwediep naar Curaçao vertrokken en op 15 augustus, daaraanvolgend naar Nederland terug en op 5 september ter reede van Hellevoetsluis. 14 januari 1899 van Nieuwediep via Smyrna naar Oost-Indië. Te Port-Said in divisie verenigd met Hr.Ms. Holland en Piet Hein. Op 16 maart te Oleh-leh en op 24 maart vertrok de divisie naar Tandjong Priok, waarbij konvooi werd verleend aan de PRINS HENDRIK DER NEDERLANDEN, welk schip enige tijd door Hr.Ms. Friesland werd gesleept. 30 mei 1899 van Oost-Indië voor vlagvertoon naar Manilla en terug. Op 24 oktober 1899 van Batavia vertrokken naar de Zuid-Afrikaanse wateren. Met het doel tijdens de oorlog tussen Engeland en de Zuid Afrikaanse republieken bescherming te verlenen aan Nederlandse onderdanen, schepen en,goederen. Er werd geruime tijd te Durban en Lourenzo-Marques verbleven. Op 23 augustus, 1900 van Lourenzo-Marques vertrokken en op 26 september daaraanvolgend te Batavia terug. Op 21 juni 1902 van Batavia naar Nederland en op 16 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 28 augustus 1902 uit dienst gesteld en op 30 augustus naar de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam, voor onderhoud. Op 1 oktober 1903 weer in dienst gesteld en op 14 december, daaraanvolgend van Rotterdam naar Oost-Indië vertrokken en op 18 januari 1904 aldaar aangekomen. 21 april 1904 van Oost-Indië naar Nederland en op 30 mei daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 14 juni 1904 uit dienst gesteld voor onderhoud. 14 september 1905 weer in dienst gesteld en op 2 oktober daaraanvolgend naar zee vertrokken, als vormingsschip voor adelborsten en jeugdige schepelingen, naar Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, waarbij diverse havens werden aangedaan en van welke reis op 15 december daaraanvolgend te Nieuwediep werd teruggekeerd. Op 9 januari 1906 naar Curaçao en vandaar op 12 maart weer terug naar Nederland. 25 april 1906 als vormingsschip naar de Noord-Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en op 27 juni van deze reis terug. Op 26 april werd beoosten Beachy-Head assistentie verleend aan het Duitse s.s. Lugano van de HAPAG, welk schip op reis van Baltimore naar Hamburg met brand in de lading katoen werd aangetroffen. 12 juli 1906 naar zee voor oefeningstocht in de Noordzee en de Noordelijke IJszee, waarbij Tromsö, Spitsbergen, Bergen en Christiania werden aangedaan en van welke reis op 27 augustus weer te Nieuwediep terug. Op 26 juli nabij Spitsbergen assistentie verleend aan het Franse toeristenschip Ile de France (ex Burgemeester den Tex), welk schip aan de grond was gelopen. Met behulp van Hr.Ms. Friesland vlot gekomen. Op Spitsbergen werden de Hollandse graven op Smeerenburg in orde gebracht en een nieuw gedenkteken geplaatst en tevens dat in 1878 door de Willem Barendsz aangebracht, geplaatst. Op 2 oktober 1906 van Nieuwediep naar de Middellandse Zee met adelborsten, enz. en op 15 december, te Nieuwediep terug. 23 april 1907 met adelborsten voor oefening naar de Middellandse Zee, Schotland en Noorwegen en 27 augustus, daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 5 oktober 1907 een dergelijke reis en op 27 november daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 11 april 1908 van Hellevoetsluis met adelborsten voor oefening naar de Middelandse Zee. Denemarken en Noorwegen en op 10 augustus daaraanvolgend van deze reis terug om met spoed gereed gemaakt te worden voor vertrek naar West-Indië. Op 3 september 1908 van Nieuwediep naar Curaçao, waar het schip deelnam aan de actie tegen Venezuela. 3 februari 1909 naar Nederland terug en 24 februari aldaar aangekomen 17 april 1909 met adelborsten en jeugdige schepelingen voor oefening naar de Atlantische Oceaan, Middellandse Zee. Denemarken en Noorwegen en 10 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 23 oktober 1909 met adelborsten voor oefening naar de Atlantische Oceaan en 22 december van deze reis terug. 16 april 1910 met adelborsten en jeugdige schepelingen voor oefening naar Atlantische Oceaan en Schotland, van welke reis op 30 juni daaraanvolgend weer terug in Nieuwediep. 22 oktober 1910 met adelborsten voor oefening naar Atlantische Oceaan en Middellandse Zee en 20 december in Nieuwediep terug. Op 1 februari 1911 werd Hr.Ms. Friesland uit dienst gesteld en naar Rijkswerf te Amsterdam overgebracht. Het lag aanvankelijk in de bedoeling het schip een omvangrijke reparatie te doen ondergaan. Later werd echter besloten de pantserdekschepen FRIESLAND en UTRECHT uit de operationele sterkte af te voeren. Op 28 mei 1913 werd de FRIESLAND op Rijkswerf te Amsterdam voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ152.055,-.
UTRECHT
Op 22 juli 1897 op Rijkswerf te .Amsterdam op stapel gezet en op 14 juli 1898 te water gelaten. Machines en ketels van N.V. “Werkspoor” te Amsterdam. Afmetingen: 94,70 x 14,82 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 4033 ton. Machinevermogen: 10167 IPK. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 19,61 mijl. 12 waterpijpketels. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Utrecht bedroegen bij eerste uitrusting ƒ3.167.166,-. In dienst gesteld op 1 maart 1901. Van 3 tot 13 augustus, 1901 werd een oefeningstocht op de Noordzee gemaakt. 17 augustus 1901 van Nieuwediep naar Christiania en 12 september daaraanvolgend ter reede van Texel terug. Op 1 oktober 1901 van Nieuwediep naar zee met bestemming de West-Indische wateren in verband met de heersende troebelen in de Noordelijke Staten van Zuid-Amerika. 21 oktober te Curaçao van waaruit viermaal La Guaira en eenmaal Cara werd bezocht. Op 14 april 1902 van Curaçao vertrokken met rechtstreekse bestemming Oost-Indië via Suez en op 20 juni daaraanvolgend te Tandjong Priok. 17 juni 1905 met pantserdekschepen Hr.Ms. Gelderland en Noordbrabant van Tandjong Priok via Mahé, Perim, Port-Said, Algiers en Tanger naar Nederland. Op 25 augustus, 1905 ter reede van Vlissingen en 30 augustus te Nieuwediep (Java-divisie). 12 september 1905 uit dienst gesteld en in 1906/07 in onderhoud bij de Rijkswerf te Amsterdam. Het schip kreeg toen nieuwe ketels van de N.V. “Werkspoor”. Op 13 oktober 1908 te Willemsoord weer in dienst gesteld. 2 december 1908 naar zee tot het houden van een oefeningsreis in de Middellandse Zee met adelborsten en jeugdige schepelingen, waarbij achtereenvolgens Barcelona, Genua en Algiers werden bezocht en van welke reis op 15 december daaraanvolgend te Nieuwediep werd teruggekeerd. Op 12 januari 1909 van Nieuwediep vertrokken naar West-Indië en op 31 januari te Curaçao, van waaruit de Bovenwindsche eilanden werden bezocht, alsmede Suriname. Op 1 september 1909 van Curaçao naar New York ter bijwoning van de Hudson-Fultonfeesten, 16 leden der bemanning o/b van LTZ W. Lam en A. de Bruyne voeren met de op de Rijkswerf te Amsterdam gebouwde HALVE MAEN de Hudson op. Op 12 oktober 1909 van New York naar Curaçao vertrokken met achterlating van 16 schepelingen als deserteur. De reis van New York naar Curaçao werd via de Bovenwindsche eilanden gemaakt waarna men op 25 oktober te Curaçao aankwam. 5 november 1909 van Curaçao naar Suriname tot het in kaart brengen van de monden der Commewijne- en Surinamerivieren. Hiervoor werd door de Koloniale Dienst het s.s. Curaçao en de stoombarkas Coppename en een peilbarkas ter beschikking gesteld. 23 november 1909 van Paramaribo vertrokken en op 3 december daaraanvolgend te Curaçao terug. Op 15 februari 1910 van Curaçao naar Paramaribo voor het bekomen van orders betreffende de vermissing van het s.s. Prins Willem II van de Koninklijke West-Indische Maildienst. 19 februari 1910 van Paramaribo vertrokken om opsporingswerk te verrichten, welke werkzaamheden 4 maart moesten worden gestaakt, daar geen spoor van schip of sloepen was ontdekt. Hr.Ms. Utrecht was 10 maart weer te Curaçao terug. Op 11 april 1910 van Curaçao via Martinique naar Paramaribo, vanwaar op 25 april werd vertrokken met bestemming Rio de Janeiro, ter bijwoning der feesten ter ere van de 100-jarige onafhankelijkheid van Argentinië. Op de heenreis werd Bahia en Montevideo eveneens aangedaan. Op 23 juni 1910 te Paramaribo terug en op 9 juli daaraanvolgend vandaar naar Curaçao. Op 20 augustus werd weer van Curaçao naar Paramaribo vertrokken, alwaar op 26 augustus werd aangekomen. 23 september 1910 van Paramaribo via St. Lucia naar Curaçao en op 15 oktober weer van Curaçao via Trinidad naar Suriname. Op 5 november 1910 van Paramaribo via St. Lucia, Saba, St. Thomas naar Curaçao. Van december 1910 tot januari 1911 vertoefde het schip te Bermuda voor een dokbeurt. Op 25 januari 1911 te Curaçao terug en van daaruit werden reizen gemaakt naar Haiti, Havanna, Jamaica en Suriname, Trinidad, Martinique, St. Thomas, St. Martin, Saba en St. Eustatius. Het schip was 11 juni daaraanvolgend weer te Curaçao terug. 18 september 1911 van Curaçao naar Jamaica en Kingston en 30 september te Curaçao terug. 2 oktober 1911 van Curaçao naar Trinidad, Paramaribo en St. Lucia. 17 november 1911 van Curaçao voor een reis naar de Bovenwindsche eilanden. Op 7 januari 1912 van Curaçao naar Nederland vertrokken en op 27 januari daaraanvolgend te IJmuiden binnen. Op 15 februari 1912 werd Hr.Ms. Utrecht uit dienst gesteld. Het lag aanvankelijk in de bedoeling het schip een omvangrijke reparatie te doen ondergaan. Later werd echter besloten de pantserdekschepen UTRECHT en FRIESLAND uit de operatieve sterkte af te voeren. Op 28 mei 1913 werd de UTRECHT op de Rijkswerf te Amsterdam voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ132.526,-.
NOORDBRABANT
Op 31 augustus 1897 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en op 17 januari 1899 te water gelaten. Machines en ketels van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde”. Afmetingen: 94,70 x 14,82 x 5,40 m. Waterverplaatsing: 4033 ton. Machinevermogen: 10067 IPK. 12 waterpijpketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 20,08 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. In 1911 werd de bewapening geheel gewijzigd en was toen als volgt: 10 kanons van 12 cm, 2 kanons van 7,5 cm, 4kanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm A. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Noordbrabant bedroegen bij eerste uitrusting ƒ3.045.607,-. In dienst gesteld op 1 maart 1900. 1 mei 1900 vertrok het schip van Nieuwediep naar Rotterdam en vandaar op 16 mei via Vlissingen naar Christiania en was op 2 juni daaraanvolgend van deze reis weer te Nieuwediep terug. 11 juni 1900 van Nieuwediep naar Kiel en Wilhelmshaven en op 18 juli weer ter reede van Texel. Te Kiel werd het schip door Keizer Wilhelm bezocht. Van 6 tot 15 augustus maakte Hr.Ms. Noordbrabant een korte oefeningstocht op de Noordzee. 27 augustus van Nieuwediep naar Brest en 12 september daaraanvolgend terug. Op 6 februari 1901 vertrok het schip van Vlissingen naar Oost-Indië en het kwam op 23 maart te Batavia aan. Op 16 april van Tandjong Priok vertrokken naar Melbourne en Albany, teneinde de Nederlands-Indische Regering te vertegenwoordigen bij de te Melbourne te houden feesten ter gelegenheid van de opening van het Australische parlement. Op 7 juni 1901 was het schip te Batavia terug. Van maart tot augustus 1902 cholera aan boord. 28 gevallen, waarvan 11 met dodelijke afloop. De bemanning werd tijdelijk aan boord van het logementsschip BROMO ondergebracht. Op 17 juni 1905 met pantserdekschepen Hr.Ms. Utrecht en Gelderland van Tandjong Priok naar Nederland vertrokken via Mahé, Perim, Port-Said, Algiers en Tanger. De z.g. JAVA-DIVISIE kwam op 25 augustus ter Reede van Vlissingen en op 30 augustus te Nieuwediep aan. 12 september 1905 uit dienst gesteld en in 1906/07 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen in onderhoud. De 12 stoomketels werden daarbij vernieuwd. Op 25 februari 1907 weer in dienst gesteld. In 1907 vertoefde Hr.Ms. Noordbrabant geruime tijd in verband met de werkstaking in de haven van Rotterdam. 14 december 1907 van Amsterdam via Port-Said naar Oost-Indië en op 24 januari 1908 aldaar aangekomen. Op 28 augustus 1909 van Soerabaja vertrokken via Jaloet, Honolulu naar San Francisco en via Honolulu, Yokohama en Manilla weer naar Soerabaja terug, van welke reis 22 december daaraanvolgend te Soerabaja binnen. Op 31 mei 1910 liep Hr.Ms. Noordbrabant op de Zuidkust van Lombok met 15 mijlsvaart op een onbekende klip, die niet door branding of verkleuring zichtbaar was. Het schip bekwam een zwaar lek, waardoor terstond boegbuiskamer met daarboven gelegen compartiment en voorstation volliepen. De NOORDBRABANT kon onder eigen stoom de reis naar Soerabaja aanvaarden, waarbij eerst Hr.Ms. Holland en daarna Hr.Ms. Hertog Hendrik konvooieerden. Het schip werd met spoed in herstelling genomen, waarbij dag en nacht werd doorgewerkt, zodat het 24 augustus 1910 weer voor de dienst gereed was. 30 december 1910 van Sabang via Port-Said en Malta naar Nederland. 8 februari 1911 te Nieuwediep en 22 februari daaraanvolgend te Willemsoord in dienst opgelegd. Op 16 april 1914 weer in dienst gesteld. 18 juni 1914 van Nieuwediep vertrokken, teneinde het stoffelijk overschot van de in Albanië gesneuvelde Overste Thomson af te halen. Na het bezoeken van Algiers, Durazzo en Malta kwam het schip 14 juli te IJmuiden binnen. 22 juli 1914 van Nieuwediep voor een reis naar Edinburgh, doch het schip keerde ingevolge telegrafische order, terstond naar Nederland terug. Op 13 april 1916 van Nieuwediep via Las Palmas, St. Vincent, Jamestown, St. Helena, Kaapstad, Durban en Port Louis naar Oost-Indië en op 2 juli 1916 te Tandjong Priok aangekomen. Op 19 juli daaraanvolgend van Tandjong Priok langs dezelfde route terug naar Nederland en op 3 oktober daaraanvolgend te Nieuwediep. De reis naar Oost-Indië en terug werd gemaakt met adelborsten en leerlingen-onderofficier. In 1920 werd Hr.Ms. Noordbrabant op de Rijkswerf te Willemsoord ontwapend en uit de sterkte afgevoerd Aanvankelijk lag het in de bedoeling het schip te verbouwen tot logementsschip van ter beschikking der regering gestelde minderjarigen (Dienst Departement van Justitie). De verbouwing werd in augustus 1921 gestaakt wegens het niet beschikbaar zijn van de nodige gelden. Verbouwing in 1922 beëindigd en voorlopig nog in conservatie gehouden. Op 23 december 1925 werd het schip weer van het Departement van Justitie overgenomen en ingericht tot WACHTSCHIP te Vlissingen.
In oktober 1926 van Willemsoord naar Vlissingen overgebracht ter vervanging van het aldaar aanwezige Wachtschip BUFFEL, welk schip naar Willemsoord werd overgevoerd. Hr.Ms. Noordbrabant was toen WACHTSCHIP en tevens opleidingsschip voor matrozen te Vlissingen. Op 17 mei 1940 door de bemanning in brand gestoken en het wrak werd later voor sloop verkocht.
GELDERLAND
In 1897 bij de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam op stapel gezet en in 1898 te water gelaten. Machines en ketels van de Maatschappij “Fijenoord”. Afmetingen: 94,70 x 14,82 x 5,40 m. Machinevermogen: Waterverplaatsing: 4033 ton. Machinevermogen: 9867 IPK. 12 waterpijpketels. Kolenberging: 850 ton. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 20,05 mijl. Bewapening: 2 kanons van 15 cm, 6 kanons van 12 cm, 4 kanons van 7,5 cm, 8 kanons van 3,7 cm, 4 revolverkanons van 3,7 cm, 2 kanons van 7,5 cm A, 2 mortieren van 7,5 cm A, 2 torpedolanceerbuizen en 2 torpedokanons. In 1906 werd het aantal kanons van 3,7 cm teruggebracht van 8 tot 4 stuks en de bewapening verminderd met 1 kanon van 7,5 cm A en 1 mortier van 7,5 cm A. In 1912 werd de bewapening verminderd met 2 kanons van 12 cm No.2. In 1918 werd de bewapening geheel gewijzigd en was toen als volgt: 10 kanons van 12 cm, 2 kanons van 7,5 cm, 4 kanons van 3,7 cm, 1 mortier van 7,5 cm A, 2 mitrailleurs. In 1915 was de bewapening ook al gewijzigd en bestond toen uit: 4 kanons van 15 cm en 8 kanons van 7,5 cm. Deze laatste wijzigingen werden aangebracht omdat Hr.Ms. Gelderland als vuurleidingschip (Artillerie-instructieschip) werd aangewezen. Pantser: commandotoren 100 mm en dek 50 mm. Bemanning bij indienststelling: 325. De kosten van Hr.Ms. Gelderland bij eerste uitrusting bedroegen ƒ3.057,944,-. In dienst gesteld te Nieuwediep op 15 juli 1900. Op 22 augustus 1900 van Vlissingen vertrokken met aanvankelijke bestemming Oost-Indië. Te Perim ontving Hr.Ms. Gelderland de order. In plaats van rechtstreeks naar Oost-Indië te stomen, zich allereerst naar Lourenzo-Marques te begeven, teneinde de President der Zuid-Afrikaanse Republiek, Paul Kruger, vandaar over te voeren naar Europa. 27 september 1900 te Perim en12 oktober daaraanvolgend te Lourenzo-Marques. Op 20 oktober van Lourenzo-Marques vertrokken en 22 november daaraanvolgend te Marseille ter ontscheping van Paul Kruger. Hr.Ms. Gelderland vertrok nog dezelfde dag van Marseille via Algiers naar Oost-Indië en kwam 29 januari 1901 te Tandjong Priok aan ter vervanging van Hr.Ms Holland. In het kanaal van Suez werd de GELDERLAND aan bakboordszijde aangevaren ter hoogte en even achter de commandobrug door de ledige Engelse kolenboot Peterston welke aanvaring een aanzienlijke schade veroorzaakte, zowel aan de brug, als aan BB huid, waarbij de fundatie van het voorste 12 cm kanon werd ontzet. De schade werd te Suez in het droge dok zoveel mogelijk hersteld. Op 17 juni 1905 van Tandjong Priok vertrokken met Hr.Ms. Utrecht en Noordbrabant via Mahé, Perim, Port-Said, Algiers en Tanger naar Nederland. 25 augustus kwam de z.g. JAVA-DIVISIE ter re ede van Vlissingen en op 30 augustus, daaraanvolgend te Nieuwediep binnen. 12 september 1905 werd het schip uit dienst gesteld en in 1906/07 in onderhoud genomen bij de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam. Het schip werd gelijktijdig door de Maatschappij “Fijenoord‘ van nieuwe ketels voorzien. 25 februari 1907 werd Hr.Ms. Gelderland te Willemsoord weer in dienst gesteld. Op 20 maart 1907 naar Curaçao vertrokken via Tanger, Las Palmas en Fort de France. 23 mei 1907 van Curaçao naar Hampton Roads vertrokken voor deelneming aan een nationaal herdenkingsfeest der Amerikaanse natie. 2 juni werd op de reede van Hampton Roads geankerd en het schip werd van 13-17 juni te Newport-News gedokt. 20 juni 1907 werd van Newport-News naar New York vertrokken en vandaar 3 juli daaraanvolgend naar Curaçao met achterlating van 35 schepelingen. 10 juli terug te Curaçao. 6 augustus 1907 van Curaçao naar Paramaribo en vandaar naar Barbados, Grenada, Venezuela en terug naar Curaçao. Op 22 januari 1908 van Curaçao naar Colombia, Panama, Centraal-Amerika en Mexico, om daarna te New Orleans te dokken. Via Havanna naar Curaçao terug en 14 april daaraanvolgend te Curaçao. In mei 1908 werd ook nog een reis gemaakt van Curaçao via Trinidad naar Suriname en terug naar Curaçao. In december 1908 nam Hr.Ms. Gelderland deel aan de actie tegen Venezuela, waarbij het Venezolaanse patrouillevaartuig Alix naar Curaçao werd opgebracht. Op 24 april 1909 werd van Curaçao naar Nederland vertrokken en het schip kwam op 14 mei daaraanvolgend te Nieuwediep. 5 juni 1909 op Rijkswerf te Willemsoord in dienst opgelegd met zeer verminderde bemanning. 1 februari 1911 werd Hr.Ms. Gelderland te Willemsoord weer in dienst gesteld. Op 8 april 1911 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor oefentocht met adelborsten en jeugdige schepelingen, waarbij Cadiz, Las Palmas, Gibraltar en enkele malen Tanger werden aangedaan. Van deze reis werd op 8 juni daaraanvolgend te Nieuwediep teruggekeerd.
Op 18 juni 1911 met Z.K.H. Prins Hendrik aan boord van Rotterdam vertrokken naar Sheerness om de kroningsfeesten van het Engels koningspaar bij te wonen, van welke reis op 29 juni weer terug. 21 oktober 1911 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor oefeningsreis van adelborsten naar de Middellandse Zee en 21 december van deze reis weer binnen. Op 29 april 1912 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor oefeningstocht in de Noordzee en Noord-Atlantische Oceaan en de Deense wateren, waarvan op 30 mei daaraanvolgend terug. 4 juni 1912 van Nieuwediep vertrokken voor een kruistocht in de Noorse wateren, waarbij diverse fjorden werden bezocht. Van deze reis 29 juni te Nieuwediep terug. Op 16 oktober 1912 van Nieuwediep naar zee vertrokken voor een oefeningstocht in de Middellandse Zee. In Smyrna werd een tijdlang verbleven. In verband met de oorlogstoestand in Turkije, op 11 november naar Constantinopel vertrokken ter eventuele bescherming der Nederlandse belangen en het schip vertoefde daar tot 29 mei 1913 en was 19 juni daaraanvolgend te Nieuwediep terug. Op 16 oktober 1913 vertrok het schip voor een oefeningstocht naar de Middellandse Zee en was hiervan op 18 december daaraanvolgend te Den Helder terug. 26 mei 1914 van IJmuiden vertrokken voor een oefeningstocht in de Noordzee en Noord-Atlantische Oceaan, waarbij Christiania, Bergen en Trondheim werden bezocht en van welke reis op 26 juni te Nieuwediep terug. In het tijdvak 1914-1918 werden diensten verricht in verband met de mobilisatie toestand. 16 april 1918 werd Hr.Ms. Gelderland uit dienst gesteld en in onderhoud genomen. Het werd toen aangewezen als Artillerie-Instructieschip. Op 27 april 1920 als Artillerie-Instructieschip in dienst gesteld. In 1922 werden 2 kanons van 12 cm verwisseld tegen 1 kanon van 7,5 cm No.2 en 1 kanon van 7,5 cm semi-automatisch No. 1. In november 1927 uit dienst gesteld tot het ondergaan van groot onderhoud. 2 mei 1930 weer in dienst gesteld. Op 22 juni 1931 van Nieuwediep vertrokken naar de Noordzee en Kattegat, waarbij Aarhus werd aangedaan. 21 juli daaraanvolgend van deze reis terug en uit dienst voor groot onderhoud. 18 maart 1935 weer in dienst. Van 4 november tot 22 december 1935 werd een reis naar de West-Afrikaanse kust gemaakt. 9 september 1937 met Prinses Juliana en Prins Bernard aan boord naar Harwich. Op 28 oktober 1937 naar Curaçao vertrokken voor het houden van schietoefeningen en 18 maart 1938 hiervan terug. Tijdens de terugreis werd in Straat Gibraltar konvooidienst verricht in verband met de Spaanse burgeroorlog. Op 17 oktober 1938 via Straat Gibraltar (konvooidienst) naar Curaçao vertrokken en op 7 februari 1939 weer van Curaçao naar Nederland van welke reis op 2 maart daaraanvolgend te Nieuwediep werd binnengelopen. Het schip lag op 14 mei 1940 opgelegd en ontwapend op de Rijkswerf te Den Helder. In 1941 door de bezetter in beslag genomen en bij C. van der Giessen & Zn te Krimpen a/d IJssel verbouwd tot drijvende luchtdoelbatterij Niobe. Door de Duitse marine in dienst gesteld voor dienst in de Oostzee. Op 16 juli 1944 in de Finse Golf door een Russische luchtaanval gezonken op 60.28 N en 26.57 OL. In 1947 door de Finnen gelicht, doch door de Nederlandse regering geabandonneerd.