Hr.Ms. DUBOIS. ex-Uss O'Neill (DE 188).
Dit schip werd vernoemd naar Eland Dubois (1642-1676), Kapitein ter Admiraliteit van de Maze. Hij diende onder meer onder Admiraal De Ruyter, nam deel aan de Vierdaagse Zeeslag en bevond zich in het eskader van Vice-Admiraal Banckert in de Spleete, waar hij de schepen hielp ontzetten van de gesneuvelde Admiralen Jan Evertsen, Tjerk Hiddes de Vries en Koenders. Hij nam verder deel aan de Slag bij Kijkduin en diende onder Cornelis Tromp. Hij overleed in Schiedam op 26 december 1676.
Bouwwerf : Federal Shipbuilding & Drydock Co. te Port Newark.
op stapel gezet : 26 augustus 1943
te water gelaten : 14 november 1943
in dienst gesteld US-Navy : 6 december 1943 als USS O'Neill
in dienst gesteld KM : 23 oktober 1950
naamsein : DE 188, F 809
Na haar inwerkperiode bij Bermuda werd USS O'Neill ingedeeld bij de US Atlantic Fleet voor konvooibescherming. De eerste belangrijke opdracht was het begeleiden van een konvooi van New York naar Groot Brittannië, hetgeen werd gevolg door een aantal operaties van gelijke strekking tussen Amerikaanse havens en Casablanca, Bizerta en het Noord-Ierse Belfast. Al deze Atlantische passages werden gemaakt zonder een enkel schip te verliezen.
Na een term in de Koreaanse wateren, vertrekt Hr.Ms. Dubois op 10 september 1954 vanuit de Japanse havenstad Yokosuka naar huis. De foto is genomen vanaf de brug van het aflossende zusterschip Hr.Ms. Van Zijll.
Op 31 oktober 1944 passeerde het schip het Panamakanaal om zich bij de Pacific Fleet aan te sluiten, waar het begin december bij de 3th Fleet onder bevel van admiraal Halsey kwam, met als hoogtepunt de verovering van Luzon.
In februari 1945 werd het schip toegevoegd aan de 5th Fleet onder admiraal Spruance en deed dienst als escorteschip bij het transport van de Third Marine Division voor de landing op Iwo Jima op 24 januari 1945, waarbij het schip een anti-onderzeeboot-scherm rond het eiland vormde.
Na een reis naar Milne Bay in Nieuw Guinea vervoegde het schip zich bij de strijdkrachten die op 1 april 1945 de landing op Okinawa tot stand brachten. In de gevechten die zich op en rond dit eiland afspeelden was het schip 60 dagen achtereen paraat als ASW-picket (anti-submarinewarfare) en schoot op 25 mei een tweemotorige Japanse bommenwerper neer. Helaas werd het schip de volgende dag zelf het slachtoffer van een Japanse Kamikazepiloot die zijn toestel op het voorschip deponeerde waarbij 2 doden en 17 gewonden vielen.
Op 16 juni 1945 keerde het schip terug naar San Pedro in de Verenigde Staten voor reparaties en groot onderhoud, om vervolgens via het Panamakanaal terug te keren bij de Atlantic Fleet. Op 2 mei 1946 werd USS O'Neill uit dienst gesteld en te Green Cove Springs in Florida bij de reservevloot opgenomen.
Nadat het schip voor overgave aan Nederland in gereedheid was gebracht, werd het op 23 oktober 1950 te Boston aan de Koninklijke marine in bruikleen overgedragen en als Hr.Ms. Dubois in dienst gesteld met naamsein F 809.
Samen met het zusterschip Hr.Ms. Van Ewijck werd op 21 december 1950 voor de eerste maal in Den Helder afgemeerd. Sindsdien was het schip bij smaldeel 5 ingedeeld en nam aan vele oefeningen deel met bezoeken aan talloze buitenlandse havens. Op 12 november 1951 werd het schip uit dienst gesteld en in reserve genomen.
Nadat het fregat door de Rijkswerf oorlogsgereed was gemaakt werd op 20 juni 1953 vlag, geus en wimpel gehesen, waarna het schip op 15 september 1953 uit Den Helder vertrok voor deelname aan de Maritieme Acties van de Verenigde Naties in Korea, ter aflossing van Hr.Ms. Johan Maurits van Nassau. Bijkomstig toeval is, dat het schip op de heenreis in Colombo lag afgemeerd en daar de Amerikaanse Commander David S. Bill Jr. aan boord stapte die vanaf de indienststelling van USS O'Neill tot 16 juni 1945 commandant van het schip was geweest en nu informeerde of de door de Kamikazepiloot opgelopen schade naar tevredenheid was hersteld.
Vanuit de Japanse basis Yokosuka werden 9 patrouilles naar de Koreaanse westkust gemaakt, welke inhielden toezicht te houden op de op 27 juli 1953 te Panmunjon gesloten wapenstilstandovereenkomst. Op 2 november 1954 keerde het schip van haar Koreaanse avontuur in Den Helder terug en werd op 16 november uit dienst gesteld.
Na een aantal jaren in reserve te hebben gelegen werd het schip op 5 februari 1963
opnieuw in dienst gesteld en na een korte opwerkperiode op 22 april 1963 in Den Helder ontmeert om in de Nederlandse Antillen als stationsschip te gaan fungeren. Op 7 mei werd in Willemstad afgemeerd van waaruit diverse buitenlandse havens werden bezocht.
Na te zijn afgelost werd op 6 december 1965 de thuisreis ondernomen, waarvan op 22 december in Den Helder werd afgemeerd.
Op 18 februari 1966 werd het schip voor de laatste maal uit dienst gesteld.
Op 24 oktober 1967 werd Hr.Ms. Dubois bij ministeriële beschikking nr. 741704/729330 uit de sterkte afgevoerd. In februari 1968 werd het schip ten bate van de Verenigde Staten voor sloop verkocht aan Simon's Scheepssloperijen te Rotterdam.
LIJST VAN COMMANDANTEN:
W.A. de Looze (MWO) : 23-10-1950 tot 14-02-1951
Th. Brunsting : 14-02-1951 tot 12-11-1951
T. Jellema : 20-06-1953 tot 16-11-1954
J. Brommersma (tijdl) : 05-03-1956 tot 20-03-1956
W.J. Kramer : 05-02-1963 tot 23-03-1964
W.M. Goossens : 23-03-1964 tot 24-10-1964
H.S. Vreedenberg : 24-10-1964 tot 18-02-1966
Bouwwerf : Federal Shipbuilding & Drydock Co. te Port Newark.
op stapel gezet : 26 augustus 1943
te water gelaten : 14 november 1943
in dienst gesteld US-Navy : 6 december 1943 als USS O'Neill
in dienst gesteld KM : 23 oktober 1950
naamsein : DE 188, F 809
Na haar inwerkperiode bij Bermuda werd USS O'Neill ingedeeld bij de US Atlantic Fleet voor konvooibescherming. De eerste belangrijke opdracht was het begeleiden van een konvooi van New York naar Groot Brittannië, hetgeen werd gevolg door een aantal operaties van gelijke strekking tussen Amerikaanse havens en Casablanca, Bizerta en het Noord-Ierse Belfast. Al deze Atlantische passages werden gemaakt zonder een enkel schip te verliezen.
Na een term in de Koreaanse wateren, vertrekt Hr.Ms. Dubois op 10 september 1954 vanuit de Japanse havenstad Yokosuka naar huis. De foto is genomen vanaf de brug van het aflossende zusterschip Hr.Ms. Van Zijll.
Op 31 oktober 1944 passeerde het schip het Panamakanaal om zich bij de Pacific Fleet aan te sluiten, waar het begin december bij de 3th Fleet onder bevel van admiraal Halsey kwam, met als hoogtepunt de verovering van Luzon.
In februari 1945 werd het schip toegevoegd aan de 5th Fleet onder admiraal Spruance en deed dienst als escorteschip bij het transport van de Third Marine Division voor de landing op Iwo Jima op 24 januari 1945, waarbij het schip een anti-onderzeeboot-scherm rond het eiland vormde.
Na een reis naar Milne Bay in Nieuw Guinea vervoegde het schip zich bij de strijdkrachten die op 1 april 1945 de landing op Okinawa tot stand brachten. In de gevechten die zich op en rond dit eiland afspeelden was het schip 60 dagen achtereen paraat als ASW-picket (anti-submarinewarfare) en schoot op 25 mei een tweemotorige Japanse bommenwerper neer. Helaas werd het schip de volgende dag zelf het slachtoffer van een Japanse Kamikazepiloot die zijn toestel op het voorschip deponeerde waarbij 2 doden en 17 gewonden vielen.
Op 16 juni 1945 keerde het schip terug naar San Pedro in de Verenigde Staten voor reparaties en groot onderhoud, om vervolgens via het Panamakanaal terug te keren bij de Atlantic Fleet. Op 2 mei 1946 werd USS O'Neill uit dienst gesteld en te Green Cove Springs in Florida bij de reservevloot opgenomen.
Nadat het schip voor overgave aan Nederland in gereedheid was gebracht, werd het op 23 oktober 1950 te Boston aan de Koninklijke marine in bruikleen overgedragen en als Hr.Ms. Dubois in dienst gesteld met naamsein F 809.
Samen met het zusterschip Hr.Ms. Van Ewijck werd op 21 december 1950 voor de eerste maal in Den Helder afgemeerd. Sindsdien was het schip bij smaldeel 5 ingedeeld en nam aan vele oefeningen deel met bezoeken aan talloze buitenlandse havens. Op 12 november 1951 werd het schip uit dienst gesteld en in reserve genomen.
Nadat het fregat door de Rijkswerf oorlogsgereed was gemaakt werd op 20 juni 1953 vlag, geus en wimpel gehesen, waarna het schip op 15 september 1953 uit Den Helder vertrok voor deelname aan de Maritieme Acties van de Verenigde Naties in Korea, ter aflossing van Hr.Ms. Johan Maurits van Nassau. Bijkomstig toeval is, dat het schip op de heenreis in Colombo lag afgemeerd en daar de Amerikaanse Commander David S. Bill Jr. aan boord stapte die vanaf de indienststelling van USS O'Neill tot 16 juni 1945 commandant van het schip was geweest en nu informeerde of de door de Kamikazepiloot opgelopen schade naar tevredenheid was hersteld.
Vanuit de Japanse basis Yokosuka werden 9 patrouilles naar de Koreaanse westkust gemaakt, welke inhielden toezicht te houden op de op 27 juli 1953 te Panmunjon gesloten wapenstilstandovereenkomst. Op 2 november 1954 keerde het schip van haar Koreaanse avontuur in Den Helder terug en werd op 16 november uit dienst gesteld.
Na een aantal jaren in reserve te hebben gelegen werd het schip op 5 februari 1963
opnieuw in dienst gesteld en na een korte opwerkperiode op 22 april 1963 in Den Helder ontmeert om in de Nederlandse Antillen als stationsschip te gaan fungeren. Op 7 mei werd in Willemstad afgemeerd van waaruit diverse buitenlandse havens werden bezocht.
Na te zijn afgelost werd op 6 december 1965 de thuisreis ondernomen, waarvan op 22 december in Den Helder werd afgemeerd.
Op 18 februari 1966 werd het schip voor de laatste maal uit dienst gesteld.
Op 24 oktober 1967 werd Hr.Ms. Dubois bij ministeriële beschikking nr. 741704/729330 uit de sterkte afgevoerd. In februari 1968 werd het schip ten bate van de Verenigde Staten voor sloop verkocht aan Simon's Scheepssloperijen te Rotterdam.
LIJST VAN COMMANDANTEN:
W.A. de Looze (MWO) : 23-10-1950 tot 14-02-1951
Th. Brunsting : 14-02-1951 tot 12-11-1951
T. Jellema : 20-06-1953 tot 16-11-1954
J. Brommersma (tijdl) : 05-03-1956 tot 20-03-1956
W.J. Kramer : 05-02-1963 tot 23-03-1964
W.M. Goossens : 23-03-1964 tot 24-10-1964
H.S. Vreedenberg : 24-10-1964 tot 18-02-1966