Periscoop op.......... een eeuw nederlandse onderzeeboten
Door Piet Jalhay
De man, die volgens de geschiedschrijvers als eerste met een boot onder water voer, was de in 1572 in Alkmaar geboren Cornelis Jacobszoon Drebbel. In de zomer van 1620 zou het Drebbel en twee kompanen gelukt zijn met een houten boot, voortgestuwd door een dozijn roeiers, op een diepte van bijna vier meter in drie uur tijd de Theems te bevaren van Westminster naar Greenwich.
Nederland was in 1906 één van de eerste West-Europese landen met een onderzeeboot. De kiel van de eerste Nederlandse onderzeeboot werd gelegd op l juni 1904 bij de Kon. Maatschappij De Schelde te Vlissin-gen. Zij werd gebouwd onder licentie van de Electric Boat Company in New York, volgens een ontwerp van John Philip Holland van de Holland Torpedoboat Company. John Holland (1841-1914) was een Ierse uitvinder. Op 32-jarige leeftijd vertrok hij naar de Verenigde Staten met een stapel scheepstekeningen en notities van onderzeeboten. Op latere leeftijd had hij een eigen scheepswerf in New York. Hier ontwierp en bouwde hij ook de 'Holland VI', die als USS Holland op 11 april 1900 als eerste onderzeeboot in Amerikaanse dienst kwam. Na die eerste onderzeeboot, gebouwd door de Koninklijke Maatschappij De Schelde de 'Luctor et Emergo', de latere Ol, kwamen er al snel meer. Nederland volgde in gestaag tempo een ambitieus bouwprogramma. De boten werden in Nederland, na De Schelde,.ook door de Rotterdamse Droogdok Maatschappij en Wilton Fijenoord gebouwd. Daaronder was ook een aantal zogenoemde 'K'-boten, aangepast voor het tropenklimaat in Nederlands-Indië.
De man, die volgens de geschiedschrijvers als eerste met een boot onder water voer, was de in 1572 in Alkmaar geboren Cornelis Jacobszoon Drebbel. In de zomer van 1620 zou het Drebbel en twee kompanen gelukt zijn met een houten boot, voortgestuwd door een dozijn roeiers, op een diepte van bijna vier meter in drie uur tijd de Theems te bevaren van Westminster naar Greenwich.
Nederland was in 1906 één van de eerste West-Europese landen met een onderzeeboot. De kiel van de eerste Nederlandse onderzeeboot werd gelegd op l juni 1904 bij de Kon. Maatschappij De Schelde te Vlissin-gen. Zij werd gebouwd onder licentie van de Electric Boat Company in New York, volgens een ontwerp van John Philip Holland van de Holland Torpedoboat Company. John Holland (1841-1914) was een Ierse uitvinder. Op 32-jarige leeftijd vertrok hij naar de Verenigde Staten met een stapel scheepstekeningen en notities van onderzeeboten. Op latere leeftijd had hij een eigen scheepswerf in New York. Hier ontwierp en bouwde hij ook de 'Holland VI', die als USS Holland op 11 april 1900 als eerste onderzeeboot in Amerikaanse dienst kwam. Na die eerste onderzeeboot, gebouwd door de Koninklijke Maatschappij De Schelde de 'Luctor et Emergo', de latere Ol, kwamen er al snel meer. Nederland volgde in gestaag tempo een ambitieus bouwprogramma. De boten werden in Nederland, na De Schelde,.ook door de Rotterdamse Droogdok Maatschappij en Wilton Fijenoord gebouwd. Daaronder was ook een aantal zogenoemde 'K'-boten, aangepast voor het tropenklimaat in Nederlands-Indië.
Zwarte monsters
De eerste onderzeeboot in de gebieden rond de Gordel van Smaragd was de onderzeeboot 'K I', die onder commando van luitenant ter zee der Ie klasse G.L. Schorer, op 6 november 1916 in Soerabaja aankwam. Alle onderzeeboten die voor de Oost werden gebouwd, kregen een 'K' voor Koloniën in hun naam, gevolgd door een Romeins cijfer. Dit ter onderscheiding van de 'O'-boten die voor de Europese dienst bestemd waren. Voor vissers in de Indische wateren was het elke keer weer even schrikken als een onderzeeboot uit de golven bij hun visgebied naar boven kwam. Het was daarom niet te verwonderen datzo'n 'kapal silam' ('duikboot') ook een 'zwart monster' werd genoemd. Tot aan de tweede wereldoorlog beschikte de Koninklijke Marine over zo'n achttien onderzeeboten in de Indische wateren. Wereldberoemd zijn de reizen van de 'Indische boten' die vanuit Nederland naar Nederlands-Indië vertrokken. Zo was er Hr. Ms. K XVIII, die zich op 15 en 16 december 1934 op duizend kilometer uit de Afrikaanse kust bevond en daar als radiopeil-station fungeerde voor de Fokker 'Snip' op de eerste reis over de oceaan van Schiphol naar West-Indië.
Ook bevond de beroemde geodeet professor dr. ir. F.A. Vening Meinesz zich vaak aan boord van de onderzeeboten om zijn zwaar-tekrachtmetingen uit te voeren. Een citaat uit het dagboek van Vening Meinesz, waarin hij beschrijft hoe de omstandigheden waren voor een onderzeeboot tijdens een zware storm: 'Wij voeren in kiellinie achter de 'Pelikaan' [red.: moederonderzeeboot] aan, de K II sloot de rij. Voor ons uit zagen wij de andere schepen flink te keer gaan, de 'Pelikaan', die hoog boven op de golven lag, nog het meest. Tot bij de noordwestkust van Spanje bleef het stormachtig, zodat wij niet onder water konden gaan.
Van slingerwaarnemingen kon dan ook niets komen. Ik, die nog nooit
op zee was geweest, heb die dagen de zee van zijn wildste kant leren kennen.
Toch, niettegenstaande alle zwarigheden en vermoeienis die dat meebracht, kwam ik onder de
indruk van het grootse schouwspel om mij heen. Men kan moeilijk een
indrukwekkender gezicht hebben dan dat van een stortzee vanaf de toren van een
onderzeeboot, vooral als men tegen de zee ingaat. Hoog boven zich ziet men de
golfgevaarten op zich afkomen; op het laatste ogenblik, als de neus van het schip
het water insteekt en de golven over het voorschip breken en hoog tegen de toren opslaan, richt het schip zich op en rijdt halfin de golven, half er
overheen. Op de toren komt de gebroken golf met een regen van schuim boven de railing
uit. Zo leeft men in en met de zee op een wijze, zoals geen opvarende van een mailboot zich kan voorstellen. Het is een onvergetelijk gebeuren en nu
ik dit schrijf, 34 jaren later, leeft
het nog even fel in mij, als toen ik het onderging.'
De tweede wereldoorlog
Toen op 10 mei 1940 de Duitsers ons land binnenvielen, kregen alle onderzeeboten opdracht onmiddellijk naar Engeland uit te wijken. Spannende dagen en nogal wat benauwende ogenblikken, vooral voor de bemanningen van nog in aanbouw zijnde schepen die met de grootste moeite de overkant wisten te halen (de niet-vaarklare boten werden door eigen marine- en werf-personeel tot zinken gebracht; enkele werden door de Duitsers weer gelicht en afgebouwd).
Na aanvankelijk weinig opzienbarend konvooi- en trainingswerk werd het medio 1941 pas belangrijk voor de Nederlandse mannen van de Onderzeedienst. Drie boten, de 'O 21', 'O 23' en 'O 24', kregen opdracht naar Gibraltar te varen om daar de Britten te gaan helpen met de konvooivaart in de Middellandse Zee. De 'O 24', onder commando van luitenant ter zee der Ie klasse O. de Booy, was de eerste onderzeeboot in de geschiedenis van de Nederlandse marine die een vijandelijk schip tot zinken bracht: de 6.600 ton metende Italiaanse tanker 'Fia-nona', die twee mijl buiten de Toscaanse kust 'in een prachtige vuurbol en een hele hoop zwarte rook' naar de kelder werd gejaagd.Van een geheel andere aard waren de verrichtingen van de Onderzeedienst in de Oost, waar men het moest opnemen tegen de aanstormende Japanse marine en een golf van vracht- en troepentransportschepen. Toen met de Japanse aanval op Pearl Harbor in december 1941 de oorlog ook in Azië uitbrak, beschikte de marine in Nederlands-Indië over vijftien onderzeeboten. De tweede wereldoorlog eiste zijn tol aan mensen en materieel (Hr. Ms. O 13, O 16, O 19, O 20, O 22, K XVI en K XVII vergingen). Over de hele linie deed de Onderzee-dienst het echter heel goed: er werden 69 schepen met een totaal van 278.910 ton vernietigd. Vijf commandanten werden benoemd tot Ridder der 4de klasse in de Militaire Willems-Orde als beloning voor hun uitstekende daden van moed, beleid en trouw gedurende de oorlogsjaren. Daarnaast zijn de daden van al diegenen, die gedurende de oorlogsjaren het vaderland hebben gediend aan boord van onderzeeboten, beloond door de onderzeedienst in zijn geheel de Militaire Willems-Orde der 4de klasse toe te kennen.
Driecilinder onderzeeboten
Na de oorlog werd door de Koninklijke Marine aan nieuwbouw gedacht, maar met de plannen en de uitvoering van het project zou nog een aantal jaren zijn gemoeid. Daarom werden in 1947 twee T-klasse onderzeeboten voor de duur van vijf jaar van de Britse marine in bruikleen verkregen en in dienst gesteld als Hr. Ms. 'Dolfijn' en Hr. Ms. 'Zeehond'. In 1953 kwamen als gewaardeerde versterking Hr. Ms. 'Walrus' en Hr. Ms. 'Zeeleeuw' in Rotterdam aan.
De tweede wereldoorlog
Toen op 10 mei 1940 de Duitsers ons land binnenvielen, kregen alle onderzeeboten opdracht onmiddellijk naar Engeland uit te wijken. Spannende dagen en nogal wat benauwende ogenblikken, vooral voor de bemanningen van nog in aanbouw zijnde schepen die met de grootste moeite de overkant wisten te halen (de niet-vaarklare boten werden door eigen marine- en werf-personeel tot zinken gebracht; enkele werden door de Duitsers weer gelicht en afgebouwd).
Na aanvankelijk weinig opzienbarend konvooi- en trainingswerk werd het medio 1941 pas belangrijk voor de Nederlandse mannen van de Onderzeedienst. Drie boten, de 'O 21', 'O 23' en 'O 24', kregen opdracht naar Gibraltar te varen om daar de Britten te gaan helpen met de konvooivaart in de Middellandse Zee. De 'O 24', onder commando van luitenant ter zee der Ie klasse O. de Booy, was de eerste onderzeeboot in de geschiedenis van de Nederlandse marine die een vijandelijk schip tot zinken bracht: de 6.600 ton metende Italiaanse tanker 'Fia-nona', die twee mijl buiten de Toscaanse kust 'in een prachtige vuurbol en een hele hoop zwarte rook' naar de kelder werd gejaagd.Van een geheel andere aard waren de verrichtingen van de Onderzeedienst in de Oost, waar men het moest opnemen tegen de aanstormende Japanse marine en een golf van vracht- en troepentransportschepen. Toen met de Japanse aanval op Pearl Harbor in december 1941 de oorlog ook in Azië uitbrak, beschikte de marine in Nederlands-Indië over vijftien onderzeeboten. De tweede wereldoorlog eiste zijn tol aan mensen en materieel (Hr. Ms. O 13, O 16, O 19, O 20, O 22, K XVI en K XVII vergingen). Over de hele linie deed de Onderzee-dienst het echter heel goed: er werden 69 schepen met een totaal van 278.910 ton vernietigd. Vijf commandanten werden benoemd tot Ridder der 4de klasse in de Militaire Willems-Orde als beloning voor hun uitstekende daden van moed, beleid en trouw gedurende de oorlogsjaren. Daarnaast zijn de daden van al diegenen, die gedurende de oorlogsjaren het vaderland hebben gediend aan boord van onderzeeboten, beloond door de onderzeedienst in zijn geheel de Militaire Willems-Orde der 4de klasse toe te kennen.
Driecilinder onderzeeboten
Na de oorlog werd door de Koninklijke Marine aan nieuwbouw gedacht, maar met de plannen en de uitvoering van het project zou nog een aantal jaren zijn gemoeid. Daarom werden in 1947 twee T-klasse onderzeeboten voor de duur van vijf jaar van de Britse marine in bruikleen verkregen en in dienst gesteld als Hr. Ms. 'Dolfijn' en Hr. Ms. 'Zeehond'. In 1953 kwamen als gewaardeerde versterking Hr. Ms. 'Walrus' en Hr. Ms. 'Zeeleeuw' in Rotterdam aan.
Zij waren van
het 'Guppy'-type, die ook voor vijf jaar van de Amerikaanse marine werden geleend. De
volgende generatie onderzeeboten werd die van het 'driedlinder'-type, dat ontworpen werd door ir. M.F.
Gunning. De 'drieci-linder'-onderzeeboten, te weten de Hr. Ms. 'Dolfijn', Hr.
Ms. 'Zeehond', Hr. Ms. 'Potvis' en Hr. Ms. 'Tonijn', hebben een lange tijd het
gezicht van de Onderzeedienst bepaald. De Onderzeedienst heeft talrijke geniale
personen
in haar midden gehad. Naast de eerder genoemde Gunning waren de hoofdingenieurs van de
marine ].]. van der Struijff en G. de Rooy in hun tijd beroemdheden. De marine-ingenieurs
hebben door hun uitvindingen, ingenieuze oplossingen voor bijna onoplosbare
problemen en technisch vernuft de Nederlandse onderzeebootbouw een grote naam bezorgd. Maar ook
mannen uit de praktijk, zoals luitenant ter zee der Ie klasse JJ. Wichers (uitvinder
van de snuiverinstallatie) en anderen waren bedenkers van technische hoogstandjes.
'Zwaardvis'-klasse
Na de driecilinder-onderzeeboten kwam de 'Zwaardvis'-klasse, te weten Hr. Ms. 'Zwaardvis' en Hr. Ms. 'Tijgerhaai'. Er werd afgestapt van het driecilinder-principe, mede daartoe aangezet door de toch als oncomfortabel ondervonden afmetingen van de bovenste cilinder, waarin de bemanning huisde. Een korte, dikke single-huil komt er voor in de plaats, afgeleid van het Amerikaanse 'Barbel'-type, ook wel druppelvorm genoemd. De prestaties onder water werden er positief door beïnvloed. De boten bleken sneller, stabieler en wendbaarder te zijn. Het verblijfscomfort steeg aanzienlijk. De tijd die onafgebroken onderwater kon worden doorgebracht nam daarmee eveneens toe; een stapje verder in de richting van de 'ware onderzeeboot' die vrijwel onafhankelijk van de oppervlakte kan opereren.
Na de driecilinder-onderzeeboten kwam de 'Zwaardvis'-klasse, te weten Hr. Ms. 'Zwaardvis' en Hr. Ms. 'Tijgerhaai'. Er werd afgestapt van het driecilinder-principe, mede daartoe aangezet door de toch als oncomfortabel ondervonden afmetingen van de bovenste cilinder, waarin de bemanning huisde. Een korte, dikke single-huil komt er voor in de plaats, afgeleid van het Amerikaanse 'Barbel'-type, ook wel druppelvorm genoemd. De prestaties onder water werden er positief door beïnvloed. De boten bleken sneller, stabieler en wendbaarder te zijn. Het verblijfscomfort steeg aanzienlijk. De tijd die onafgebroken onderwater kon worden doorgebracht nam daarmee eveneens toe; een stapje verder in de richting van de 'ware onderzeeboot' die vrijwel onafhankelijk van de oppervlakte kan opereren.
De 'Walrus'-klasse
De Koninklijke Marine heeft momenteel vier onderzeeboten van de 'Walrus'-klasse,te weten Hr. Ms. 'Walrus', Hr. Ms. 'Zeeleeuw', Hr. Ms. 'Dolfijn' en Hr. Ms. 'Bruinvis'. Bij het ontwerp van de 'Walrus'-klasse heeft de vormgeving van de 'Zwaardvis'-klasse model gestaan. In verband met een toename van de duikdiepte, een vermindering van het aantal bemanningsleden, introductie van het X-roersysteem en nieuwe schok- en geluidseisen, werd het oorspronkelijke ontwerp op belangrijke onderdelen aangepast.Vooral de installatie van het geïntegreerde sensor-, wapen- en communicatiesysteem (SEWACO) maakt de boten van de 'Walrus'-klasse bijzonder. Het toegepaste systeem is voor een conventioneel voortgestuwde onderzeeboot uniek en staat op hoog niveau. Door de verschuiving die de afgelopen jaren is opgetreden in operatiegebied, van 'open ocean' naar kustwateren werden ook andere (hogere) eisen aan de bestaande torpedo's gevraagd. Met de Mk 48-torpedo beschikken de boten momenteel over een uitstekend wapen met een grote explosieve kracht, groot bereik en hoge trefkans. De huidige Nederlandse onderzeeboten zullen, zoals eerder vermeld, in de toekomst vooral voor operaties in kustgebieden worden ingezet. Daar ligt immers een belangrijk deel van hun expertise en dat is ook het gebied waarvan strategen voorspellen dat daar conflicten zich in de toekomst kunnen ontvlammen. Hr. Ms. 'Dolfijn' voerde bijvoorbeeld tijdens de oorlogen in voormalig Joegoslavië verschillende patrouilles uit voor de kust van Servië en Montenegro (1995) en Kosovo (1999). Begin 2006 kwam Hr. Ms.'Bruinvis' terug van een missie met het internationale vlootverband Task Force 150 in de zeeën rond het Arabische Schiereiland en de Hoorn van Afrika. Hoewel de marine met haar Hr. Ms. 'Walrus', Hr. Ms. 'Zeeleeuw', Hr. Ms. 'Bruinvis' en Hr. Ms. 'Dolfijn' het puikje van de zalm in handen heeft, staan de ontwikkelingen niet stil. Die vallen vooral te noteren op het gebied van de niet-akoestische sensoren, raketten om landdoelen aan te vallen en buitenluchtonafhankelijke (niet-nucleaire) voortstuwing. Door hierbij aan te sluiten, stimuleert de Onderzeedienst de ontwikkeling van nieuwe technologieën door de Nederlandse industrie en zal hij voorop blijven lopen in de internationale onderzeebootwereld.
De Koninklijke Marine heeft momenteel vier onderzeeboten van de 'Walrus'-klasse,te weten Hr. Ms. 'Walrus', Hr. Ms. 'Zeeleeuw', Hr. Ms. 'Dolfijn' en Hr. Ms. 'Bruinvis'. Bij het ontwerp van de 'Walrus'-klasse heeft de vormgeving van de 'Zwaardvis'-klasse model gestaan. In verband met een toename van de duikdiepte, een vermindering van het aantal bemanningsleden, introductie van het X-roersysteem en nieuwe schok- en geluidseisen, werd het oorspronkelijke ontwerp op belangrijke onderdelen aangepast.Vooral de installatie van het geïntegreerde sensor-, wapen- en communicatiesysteem (SEWACO) maakt de boten van de 'Walrus'-klasse bijzonder. Het toegepaste systeem is voor een conventioneel voortgestuwde onderzeeboot uniek en staat op hoog niveau. Door de verschuiving die de afgelopen jaren is opgetreden in operatiegebied, van 'open ocean' naar kustwateren werden ook andere (hogere) eisen aan de bestaande torpedo's gevraagd. Met de Mk 48-torpedo beschikken de boten momenteel over een uitstekend wapen met een grote explosieve kracht, groot bereik en hoge trefkans. De huidige Nederlandse onderzeeboten zullen, zoals eerder vermeld, in de toekomst vooral voor operaties in kustgebieden worden ingezet. Daar ligt immers een belangrijk deel van hun expertise en dat is ook het gebied waarvan strategen voorspellen dat daar conflicten zich in de toekomst kunnen ontvlammen. Hr. Ms. 'Dolfijn' voerde bijvoorbeeld tijdens de oorlogen in voormalig Joegoslavië verschillende patrouilles uit voor de kust van Servië en Montenegro (1995) en Kosovo (1999). Begin 2006 kwam Hr. Ms.'Bruinvis' terug van een missie met het internationale vlootverband Task Force 150 in de zeeën rond het Arabische Schiereiland en de Hoorn van Afrika. Hoewel de marine met haar Hr. Ms. 'Walrus', Hr. Ms. 'Zeeleeuw', Hr. Ms. 'Bruinvis' en Hr. Ms. 'Dolfijn' het puikje van de zalm in handen heeft, staan de ontwikkelingen niet stil. Die vallen vooral te noteren op het gebied van de niet-akoestische sensoren, raketten om landdoelen aan te vallen en buitenluchtonafhankelijke (niet-nucleaire) voortstuwing. Door hierbij aan te sluiten, stimuleert de Onderzeedienst de ontwikkeling van nieuwe technologieën door de Nederlandse industrie en zal hij voorop blijven lopen in de internationale onderzeebootwereld.