Hr.Ms. EVERTSEN.
Voor dit schip werd op 6 juli 1965 bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen de eerste kielsectie gelegd. De doopplechtigheid en tewaterlating vond plaats op 18 juni 1966 door mevr. G.J. Reeser-de Lange, echtgenote van VADM b.d. L.E.H. Reeser. Op 21 december 1967 om 10.30 uur vond de overdracht van de werf aan de Koninklijke marine plaats en werd Hr.Ms. Evertsen door de aangewezen commandant, KLTZ G.W. van Bruggen, voor de eerste maal in dienst gesteld en prijkte het naamsein F 815 op de romp.
In februari 1968 werd een aanvang gemaakt met de garantievaart, waarbij vanuit Vlissingen tussen 19 februari en 27 maart Portland, Gibraltar en Portsmouth werden bezocht om vervolgens in Den Helder af te meren. Op 1 mei werd het schip ingedeeld bij smaldeel 5 en was tevens divisieschip met de commandant van jagerdivisie 3 aan boord. Op die dag werd Den Helder verlaten om op de Noordzee te oefenen, waarop koers werd gezet naar Brest. Op 6 mei werd deze haven verlaten en al oefenend doorgestoomd naar Bordeaux dat op 13 mei werd verlaten. In de oefengebieden konden de helikopters hun nuttige diensten bewijzen. Na afloop hiervan koerste men op 28 mei naar Loriënt waar gronduitrusting voor vliegtuigsquadron 4 aan boord werd genomen om dit op 31 mei in Den Helder af te geven. Op 15 juni werd de Evertsen aan het smaldeel onttrokken en keerde terug naar de werf De Schelde voor de garantiereparatie.
Op 3 februari 1969 werd Den Helder verlaten voor een oefenreis en het beproeven van de sonarinstallatie, hetgeen in de Weymouthbay werd uitgevoerd. Vervolgens werd koers om de zuid gezet en op 14 februari Leixoes bereikt dat drie dagen later werd verlaten richting Ierse Zee, zodat op 21 februari in Belfast kon worden afgemeerd. Na drie dagen ging men weer naar zee en via Het Kanaal werd op 28 februari in Den Helder afgemeerd.
Op 8 april werd in gezelschap van Hr.Ms. Overijssel en Noord Brabant in de richting van de Thamesmonding en Straat van Dover opgestoomd en op 11 april bereikte het trio Plymouth. Deze reis stond in het teken van de opleiding van navigatie-gevechts-informatie-officier.
Van 15 april tot 17 mei was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld.
Op 14 september werd de Evertsen aan de jagerdivisie toegevoegd en bracht op 25 september een kort bezoek aan Plymouth. Hierop werd het verband verlaten om van 30 september tot 3 oktober een routinebezoek aan Toulon te brengen, waar op de range geluidsmetingen werden verricht. Vervolgens werd doorgestoomd naar Gibraltar om zich bij de rest van het smaldeel te vervoegen. Het weekeinde van 18 en 19 oktober werd in Ceuta doorgebracht om de olievoorraad op peil te brengen. Nadat van 31 oktober tot 6 november een bezoek aan Casablanca was gebracht, keerde het schip op 18 november in Den Helder terug.
Als gevolg van de door CZMNED ingevoerde onderhoudsschema, behoorde het begrip van het als één groep opererende smaldeel voor goed tot het verleden. Dit betekende, dat het opereren met alle bij het smaldeel ingedeelde eenheden tot de grote uitzonderingen is gaan behoren. Tevens was de aanduiding van smaldeel 5 gewijzigd in smaldeel, waarbij de commandant van het smaldeel als commandant Task Group 429.5 in de taakorganisatie was opgenomen. Dit gaf de mogelijkheid de Task Group onder te verdelen in Task Units.
Het gehele jaar 1970 was de Evertsen bij het smaldeel ingedeeld en nam aan diverse reizen deel, waarbij onder andere de oefening Northern Wedding van 14 tot 26 september en de NATO Military Oceanography Survey Northern Atlantic van 28 september tot 25 oktober.
Op 22 april 1971 verliet Hr.Ms. Evertsen samen met het zusterschip Van Galen de Helderse thuishaven voor een vlagvertoonreis naar de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Op deze reis werden Piraeus (30 april tot 5 mei), Constanza (7 tot 10 mei), Odessa (11 tot 14 mei), Istanboel (15 tot 18 mei), Napels (1 tot 3 juni) en La Valetta op Malta (15 tot 18 juni) bezocht, waarna beide schepen op 25 juni in Den Helder terugkeerden. Na het zomerverlof ging de Evertsen van 19 oktober tot 9 december naar Portland naar de Flag Officer Sea Training.
Van 18 januari tot 30 juni 1972 was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld. Na het zomerverlof vervoegde het schip zich bij de nieuwe naam van het smaldeel het eskader en werkte hiermee gedurende de rest van het jaar een druk oefenprogramma af met tussentijds bezoeken aan diverse buitenlandse havens.
Van 22 januari tot 8 februari 1973 werd deelgenomen aan de NATO-oefening Sunny Seas en van 14 tot 25 mei aan de jaarlijkse nationale oefening Rocking Nut. Tot 15 augustus bleef het schip bij het eskader ingedeeld en op 7 september werd het schip uit dienst gesteld en ging bij de Rijkswerf in vierdetraps onderhoud.
Op 18 oktober 1974 gingen de vlaggen weer in top en werd tussen 4 november en 12 december in zee een intensief oefenprogramma afgewerkt om de voortstuwingsinstallatie, wapensystemen en andere uitrusting te beproeven. Na terugkeer op de basis ging de bemanning met winterverlof en werd het schip in gereedheid gebracht voor de opwerkperiode bij de Flag Officer Sea Training in Portland.
Deze periode duurde van 3 februari tot 27 maart 1975 en werd met succes afgesloten. Na een korte onderbreking voor het zomerverlof was het fregat van 18 juni tot 16 december ingedeeld bij STANAVFORLANT, waarmee het een druk oefenprogramma en havenbezoeken afwerkte.
Na een zeven weken durende onderhoudsperiode in Den Helder vertrok de Evertsen samen met Hr.Ms. Zuiderkruis en Van Speijk op 30 januari 1976 voor een tien weken durende oefenreis die de schepen tot in het westelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan bracht waar bezoeken werden afgelegd aan de Verenigde Staten en Canada. Tevens werd tussen 8 en 19 maart deelgenomen aan de oefening Safe Pass.
Na een voorspoedige reis werd op 2 april weer in de thuishaven teruggekeerd en werd begonnen aan een onderhoudsperiode, waarbij het schip van 24 mei tot 16 juni in het dok lag. Met een nagenoeg nieuwe bemanning werd het fregat nu in gereedheid gebracht voor de volgende toer van 1½ jaar.
Op 22 juli werd naar zee vertrokken om te gaan oefenen en het eerste buitenlandse bezoek betrof het Noorse Bergen van 20 tot 23 augustus. Het vertrek uit deze haven verliep echter minder fortuinlijk. Vlak na het ontmeren werd de Evertsen namelijk aan bakboordszijde door een Noorse kustvaarder aangevaren en bleek een noodherstelling in Haaksonvern in de nacht van 23 op 24 augustus noodzakelijk. Gelukkig bleek de zeewaardigheid niet te zijn aangetast en kon het schip het gehele oefenschema afwerken en keerde op 6 september in Den Helder terug.
Tijdens ruw weer werd op 15 oktober gezocht naar de overlevenden van de Duitse kustvaarder Antje Oltmann, die door een schuivende lading was gezonken. Na een uitgebreide zoekactie door vele schepen bleek dat van de negen opvarenden drie overlevenden waren gered en vijf doden geborgen, waarvan twee door de Evertsen die ook één overlevende had opgepikt. Hij werd met spoed met de helikopter naar Valkenburg overgevlogen.
Bij terugkeer in Den Helder op 27 december kon men een zware en drukke periode afsluiten.
Op 7 januari 1977 werd het schip in gereedheid gebracht voor een opwerkperiode bij de Flag Officer Sea Training in Portland, hetgeen van 14 februari tot 24 maart duurde.
Van 15 april tot 6 mei was het schip bij het eskader ingedeeld, doch kwam op 24 juni bij STANAVFORLANT, hetgeen tot 12 december duurde toen Hr.Ms. Tromp als aflosser verscheen. In dit tijdsbestek werd uiteraard de Atlantische Oceaan overgestoken en aan diverse Amerikaanse steden een bezoek gebracht. Na terugkeer kon eindelijk op 23 december met winterverlof worden gegaan.
In januari 1978 werd de bemanning gewisseld en lag het schip van 12 tot 23 januari in het dok van de Amsterdamse Droogdokmaatschappij voor een planmatige onderhoudsperiode. Na gereedheid werd in de nu komende maanden aandacht besteed aan het oefenen en opwerken van de nieuwe bemanning, hetgeen tot 28 november duurde. Nadat men met verlof was geweest werd het schip met ingang van 22 december bij STANAVFORLANT ingedeeld.
Bij dit NATO-eskader werd tot 5 juni 1979 verbleven waarmee druk was geoefend met vele bezoeken aan buitenlandse havens. Voor de resterende maanden van het jaar werd het schip een gedeeltelijke rust gegund, want op 19 juli gingen alle vlaggen neer en werd een aanvang gemaakt met de Mid Life Modernisation bij de Rijkswerf die ruim drie jaar in beslag zou nemen.
Op 1 november 1982 werd het schip verhaald van het Rijkswerfbassin naar de Nieuwe Haven en werd op die dag met een korte plechtigheid het detachement Evertsen in dienst gesteld en op 26 november gingen de vlaggen weer in top. Er werden nu individuele beproevingen en oefeningen op de Noordzee gehouden, doch op 24 december moest men plotseling voor korte tijd deelnemen aan een opsporings- en reddingsactie in verband met het in nood geraakte boorplatform Transocean 4 op 60 mijl ten noorden van Terschelling. Op 27 december ging men met winterverlof.
Op 24 januari 1984 werd naar zee vertrokken om de beproevingen na de MLM te vervolgen.
In de ochtend van 1 februari werd koers gezet naar de Deense schoener Activ dat als vermist werd opgegeven. Rond het middaguur werd echter korte tijd radiocontact met het schip verkregen waarin de schoener melding maakte water te maken, doch kort hierop werd het radiocontact verbroken. Inmiddels was de wind aangewakkerd tot kracht 11 á 12 en werd er slechts een leeg reddingvlot aangetroffen.
Op 4 maart keerde het schip in Den Helder terug voor de aftimmerperiode. Het resterende deel van het jaar werd besteed aan opwerken en oefenen bij de Flag Officer Sea Training in Portland en werden daarnaast nog enkele individuele vaartochten afgewerkt.
In het voorjaar van 1984 werd het schip op 24 april tot 25 mei bij het eskader ingedeeld en was later dat jaar betrokken bij de najaarsreis die van 27 augustus tot 17 november werd ondernomen.
In 1985 was het schip het gehele jaar bij het eskader ingedeeld waarmee een druk oefenprogramma werd afgewerkt en talloze buitenlandse havens werden bezocht. Toen op 25 oktober in Den Helder de trossen weer werden belegd kon men aan het onderhoud gaan beginnen.
Het jaar 1986 stond voor de Evertsen voornamelijk in het teken van het meerjaarlijkse onderhoud dat pas op 6 augustus begon nadat op de Noordzee enkele korte vaartochten waren gemaakt.
Op 13 februari 1987 werd ontdokt uit dok 2 waarin het schip sinds 19 december had gelegen, doch van 2 tot 16 maart lag het schip in dok 6. Hierna werd het schip meer leefbaar gemaakt en op 25 maart ging men over op hotelbedrijf; er werd weer aan boord gegeten en geslapen. Tussen 13 en 24 april werden de voortstuwingsinstallaties weer in bedrijf gesteld en na een succesvolle 72-uurs beproeving kon het fregat op 18 mei weer naar zee voor varende beproevingen die tot 26 mei duurde.
In de periode van 22 juni tot 2 juli waren leden van de Indonesische marine aan boord om lessen op het technisch vlak te krijgen.
Tussen 10 en 28 oktober werden op de Atlantische Oceaan een aantal succesvolle oefeningen gehouden, gevolgd door een bezoek van 30 oktober tot 2 november aan Newcastle upon Tyne. Op 4 november werd in Den Helder teruggekeerd.
Op 4 januari 1988 ging men als schip van de wacht naar zee en op 19 januari werd met Hr.Ms. Abraham Crijnssen geoefend. Van 25 januari tot 30 maart maakte men deel uit van het eskader en na een korte stilligperiode werd op 25 mei koers gezet naar Amsterdam ter opluistering van de mini-vlootdagen.
Op 9 juni werd in de Boknafjord de Variable Depth Sonar afgeregeld en werd de Evertsen aangewezen als veiligheidsschip bij de berging van het m.s. Anna Broere en voerde tot 30 juni haar verkeersbegeleidingstaak uit. Na het zomerverlof werden in de Britse wateren een aantal oefeningen en beproevingen gehouden, doch op 5 november werd via Ponta Delgada koers gezet naar Norfolk waar men op 18 november arriveerde. Op 23 november werd aan de thuisreis begonnen en ondervond men de naweeën van de orkaan Keith, doch op 4 december kwam aan de laatste reis onder Nederlandse vlag een einde.
Op 13 mei 1989 werd Hr.Ms. Evertsen voor ƒ 89.500.000,- verkocht aan de marine van Indonesië. Daartoe werd het schip op 1 november 1989 uit dienst gesteld en uit de sterkte afgevoerd. Op diezelfde dag werd het schip met de nieuwe naam KRI Abdul Halim Perdanakusuma onder de vlag van Indonesië in dienst gesteld.
COMMANDANTEN VAN Hr.Ms. EVERTSEN.
KLTZ G.W. van Bruggen 21-12-1967 tot 22-08-1969
KLTZ N. Delfos 22-08-1969 tot 22-01-1971
KLTZ P.K. van der Kaay 22-01-1971 tot 11-08-1972
KLTZ W. Enterman 11-08-1972 tot 11-04-1973
KLTZ W. Gonggrijp 11-04-1973 tot 07-09-1973
Van 07-09-1973 tot 18-10-1974 was het schip uit dienst gesteld.
KLTZ H.P. Pröpper 18-10-1974 tot 21-05-1976
KLTZ J.D.W. van Renesse 21-05-1976 tot 27-01-1978
KLTZ R. Seydel 27-01-1978 tot 02-07-1979
Ltz.1 R.E. de Wit (tijdl) 02-07-1979 tot 19-07-1979
Van 19-07-1979 tot 26-11-1982 was het schip uit dienst gesteld.
KLTZ P.W. Doorn 01-11-1982 tot 10-02-1984
KLTZ W.M.D. Vogt 10-02-1984 tot 01-07-1985
Ltz.1 P. Visser (wnd) 01-07-1985 tot 12-08-1985
KLTZ G.G. Hooft 12-08-1985 tot 06-08-1986
Ltz.1 W.T. Lansink 06-08-1986 tot 06-01-1987
Ltz.1 J.J. van Iterson 06-01-1987 tot 01-04-1987
Ltz.1 J.P.M. de Neeve 01-04-1987 tot 01-11-1989
In februari 1968 werd een aanvang gemaakt met de garantievaart, waarbij vanuit Vlissingen tussen 19 februari en 27 maart Portland, Gibraltar en Portsmouth werden bezocht om vervolgens in Den Helder af te meren. Op 1 mei werd het schip ingedeeld bij smaldeel 5 en was tevens divisieschip met de commandant van jagerdivisie 3 aan boord. Op die dag werd Den Helder verlaten om op de Noordzee te oefenen, waarop koers werd gezet naar Brest. Op 6 mei werd deze haven verlaten en al oefenend doorgestoomd naar Bordeaux dat op 13 mei werd verlaten. In de oefengebieden konden de helikopters hun nuttige diensten bewijzen. Na afloop hiervan koerste men op 28 mei naar Loriënt waar gronduitrusting voor vliegtuigsquadron 4 aan boord werd genomen om dit op 31 mei in Den Helder af te geven. Op 15 juni werd de Evertsen aan het smaldeel onttrokken en keerde terug naar de werf De Schelde voor de garantiereparatie.
Op 3 februari 1969 werd Den Helder verlaten voor een oefenreis en het beproeven van de sonarinstallatie, hetgeen in de Weymouthbay werd uitgevoerd. Vervolgens werd koers om de zuid gezet en op 14 februari Leixoes bereikt dat drie dagen later werd verlaten richting Ierse Zee, zodat op 21 februari in Belfast kon worden afgemeerd. Na drie dagen ging men weer naar zee en via Het Kanaal werd op 28 februari in Den Helder afgemeerd.
Op 8 april werd in gezelschap van Hr.Ms. Overijssel en Noord Brabant in de richting van de Thamesmonding en Straat van Dover opgestoomd en op 11 april bereikte het trio Plymouth. Deze reis stond in het teken van de opleiding van navigatie-gevechts-informatie-officier.
Van 15 april tot 17 mei was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld.
Op 14 september werd de Evertsen aan de jagerdivisie toegevoegd en bracht op 25 september een kort bezoek aan Plymouth. Hierop werd het verband verlaten om van 30 september tot 3 oktober een routinebezoek aan Toulon te brengen, waar op de range geluidsmetingen werden verricht. Vervolgens werd doorgestoomd naar Gibraltar om zich bij de rest van het smaldeel te vervoegen. Het weekeinde van 18 en 19 oktober werd in Ceuta doorgebracht om de olievoorraad op peil te brengen. Nadat van 31 oktober tot 6 november een bezoek aan Casablanca was gebracht, keerde het schip op 18 november in Den Helder terug.
Als gevolg van de door CZMNED ingevoerde onderhoudsschema, behoorde het begrip van het als één groep opererende smaldeel voor goed tot het verleden. Dit betekende, dat het opereren met alle bij het smaldeel ingedeelde eenheden tot de grote uitzonderingen is gaan behoren. Tevens was de aanduiding van smaldeel 5 gewijzigd in smaldeel, waarbij de commandant van het smaldeel als commandant Task Group 429.5 in de taakorganisatie was opgenomen. Dit gaf de mogelijkheid de Task Group onder te verdelen in Task Units.
Het gehele jaar 1970 was de Evertsen bij het smaldeel ingedeeld en nam aan diverse reizen deel, waarbij onder andere de oefening Northern Wedding van 14 tot 26 september en de NATO Military Oceanography Survey Northern Atlantic van 28 september tot 25 oktober.
Op 22 april 1971 verliet Hr.Ms. Evertsen samen met het zusterschip Van Galen de Helderse thuishaven voor een vlagvertoonreis naar de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Op deze reis werden Piraeus (30 april tot 5 mei), Constanza (7 tot 10 mei), Odessa (11 tot 14 mei), Istanboel (15 tot 18 mei), Napels (1 tot 3 juni) en La Valetta op Malta (15 tot 18 juni) bezocht, waarna beide schepen op 25 juni in Den Helder terugkeerden. Na het zomerverlof ging de Evertsen van 19 oktober tot 9 december naar Portland naar de Flag Officer Sea Training.
Van 18 januari tot 30 juni 1972 was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld. Na het zomerverlof vervoegde het schip zich bij de nieuwe naam van het smaldeel het eskader en werkte hiermee gedurende de rest van het jaar een druk oefenprogramma af met tussentijds bezoeken aan diverse buitenlandse havens.
Van 22 januari tot 8 februari 1973 werd deelgenomen aan de NATO-oefening Sunny Seas en van 14 tot 25 mei aan de jaarlijkse nationale oefening Rocking Nut. Tot 15 augustus bleef het schip bij het eskader ingedeeld en op 7 september werd het schip uit dienst gesteld en ging bij de Rijkswerf in vierdetraps onderhoud.
Op 18 oktober 1974 gingen de vlaggen weer in top en werd tussen 4 november en 12 december in zee een intensief oefenprogramma afgewerkt om de voortstuwingsinstallatie, wapensystemen en andere uitrusting te beproeven. Na terugkeer op de basis ging de bemanning met winterverlof en werd het schip in gereedheid gebracht voor de opwerkperiode bij de Flag Officer Sea Training in Portland.
Deze periode duurde van 3 februari tot 27 maart 1975 en werd met succes afgesloten. Na een korte onderbreking voor het zomerverlof was het fregat van 18 juni tot 16 december ingedeeld bij STANAVFORLANT, waarmee het een druk oefenprogramma en havenbezoeken afwerkte.
Na een zeven weken durende onderhoudsperiode in Den Helder vertrok de Evertsen samen met Hr.Ms. Zuiderkruis en Van Speijk op 30 januari 1976 voor een tien weken durende oefenreis die de schepen tot in het westelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan bracht waar bezoeken werden afgelegd aan de Verenigde Staten en Canada. Tevens werd tussen 8 en 19 maart deelgenomen aan de oefening Safe Pass.
Na een voorspoedige reis werd op 2 april weer in de thuishaven teruggekeerd en werd begonnen aan een onderhoudsperiode, waarbij het schip van 24 mei tot 16 juni in het dok lag. Met een nagenoeg nieuwe bemanning werd het fregat nu in gereedheid gebracht voor de volgende toer van 1½ jaar.
Op 22 juli werd naar zee vertrokken om te gaan oefenen en het eerste buitenlandse bezoek betrof het Noorse Bergen van 20 tot 23 augustus. Het vertrek uit deze haven verliep echter minder fortuinlijk. Vlak na het ontmeren werd de Evertsen namelijk aan bakboordszijde door een Noorse kustvaarder aangevaren en bleek een noodherstelling in Haaksonvern in de nacht van 23 op 24 augustus noodzakelijk. Gelukkig bleek de zeewaardigheid niet te zijn aangetast en kon het schip het gehele oefenschema afwerken en keerde op 6 september in Den Helder terug.
Tijdens ruw weer werd op 15 oktober gezocht naar de overlevenden van de Duitse kustvaarder Antje Oltmann, die door een schuivende lading was gezonken. Na een uitgebreide zoekactie door vele schepen bleek dat van de negen opvarenden drie overlevenden waren gered en vijf doden geborgen, waarvan twee door de Evertsen die ook één overlevende had opgepikt. Hij werd met spoed met de helikopter naar Valkenburg overgevlogen.
Bij terugkeer in Den Helder op 27 december kon men een zware en drukke periode afsluiten.
Op 7 januari 1977 werd het schip in gereedheid gebracht voor een opwerkperiode bij de Flag Officer Sea Training in Portland, hetgeen van 14 februari tot 24 maart duurde.
Van 15 april tot 6 mei was het schip bij het eskader ingedeeld, doch kwam op 24 juni bij STANAVFORLANT, hetgeen tot 12 december duurde toen Hr.Ms. Tromp als aflosser verscheen. In dit tijdsbestek werd uiteraard de Atlantische Oceaan overgestoken en aan diverse Amerikaanse steden een bezoek gebracht. Na terugkeer kon eindelijk op 23 december met winterverlof worden gegaan.
In januari 1978 werd de bemanning gewisseld en lag het schip van 12 tot 23 januari in het dok van de Amsterdamse Droogdokmaatschappij voor een planmatige onderhoudsperiode. Na gereedheid werd in de nu komende maanden aandacht besteed aan het oefenen en opwerken van de nieuwe bemanning, hetgeen tot 28 november duurde. Nadat men met verlof was geweest werd het schip met ingang van 22 december bij STANAVFORLANT ingedeeld.
Bij dit NATO-eskader werd tot 5 juni 1979 verbleven waarmee druk was geoefend met vele bezoeken aan buitenlandse havens. Voor de resterende maanden van het jaar werd het schip een gedeeltelijke rust gegund, want op 19 juli gingen alle vlaggen neer en werd een aanvang gemaakt met de Mid Life Modernisation bij de Rijkswerf die ruim drie jaar in beslag zou nemen.
Op 1 november 1982 werd het schip verhaald van het Rijkswerfbassin naar de Nieuwe Haven en werd op die dag met een korte plechtigheid het detachement Evertsen in dienst gesteld en op 26 november gingen de vlaggen weer in top. Er werden nu individuele beproevingen en oefeningen op de Noordzee gehouden, doch op 24 december moest men plotseling voor korte tijd deelnemen aan een opsporings- en reddingsactie in verband met het in nood geraakte boorplatform Transocean 4 op 60 mijl ten noorden van Terschelling. Op 27 december ging men met winterverlof.
Op 24 januari 1984 werd naar zee vertrokken om de beproevingen na de MLM te vervolgen.
In de ochtend van 1 februari werd koers gezet naar de Deense schoener Activ dat als vermist werd opgegeven. Rond het middaguur werd echter korte tijd radiocontact met het schip verkregen waarin de schoener melding maakte water te maken, doch kort hierop werd het radiocontact verbroken. Inmiddels was de wind aangewakkerd tot kracht 11 á 12 en werd er slechts een leeg reddingvlot aangetroffen.
Op 4 maart keerde het schip in Den Helder terug voor de aftimmerperiode. Het resterende deel van het jaar werd besteed aan opwerken en oefenen bij de Flag Officer Sea Training in Portland en werden daarnaast nog enkele individuele vaartochten afgewerkt.
In het voorjaar van 1984 werd het schip op 24 april tot 25 mei bij het eskader ingedeeld en was later dat jaar betrokken bij de najaarsreis die van 27 augustus tot 17 november werd ondernomen.
In 1985 was het schip het gehele jaar bij het eskader ingedeeld waarmee een druk oefenprogramma werd afgewerkt en talloze buitenlandse havens werden bezocht. Toen op 25 oktober in Den Helder de trossen weer werden belegd kon men aan het onderhoud gaan beginnen.
Het jaar 1986 stond voor de Evertsen voornamelijk in het teken van het meerjaarlijkse onderhoud dat pas op 6 augustus begon nadat op de Noordzee enkele korte vaartochten waren gemaakt.
Op 13 februari 1987 werd ontdokt uit dok 2 waarin het schip sinds 19 december had gelegen, doch van 2 tot 16 maart lag het schip in dok 6. Hierna werd het schip meer leefbaar gemaakt en op 25 maart ging men over op hotelbedrijf; er werd weer aan boord gegeten en geslapen. Tussen 13 en 24 april werden de voortstuwingsinstallaties weer in bedrijf gesteld en na een succesvolle 72-uurs beproeving kon het fregat op 18 mei weer naar zee voor varende beproevingen die tot 26 mei duurde.
In de periode van 22 juni tot 2 juli waren leden van de Indonesische marine aan boord om lessen op het technisch vlak te krijgen.
Tussen 10 en 28 oktober werden op de Atlantische Oceaan een aantal succesvolle oefeningen gehouden, gevolgd door een bezoek van 30 oktober tot 2 november aan Newcastle upon Tyne. Op 4 november werd in Den Helder teruggekeerd.
Op 4 januari 1988 ging men als schip van de wacht naar zee en op 19 januari werd met Hr.Ms. Abraham Crijnssen geoefend. Van 25 januari tot 30 maart maakte men deel uit van het eskader en na een korte stilligperiode werd op 25 mei koers gezet naar Amsterdam ter opluistering van de mini-vlootdagen.
Op 9 juni werd in de Boknafjord de Variable Depth Sonar afgeregeld en werd de Evertsen aangewezen als veiligheidsschip bij de berging van het m.s. Anna Broere en voerde tot 30 juni haar verkeersbegeleidingstaak uit. Na het zomerverlof werden in de Britse wateren een aantal oefeningen en beproevingen gehouden, doch op 5 november werd via Ponta Delgada koers gezet naar Norfolk waar men op 18 november arriveerde. Op 23 november werd aan de thuisreis begonnen en ondervond men de naweeën van de orkaan Keith, doch op 4 december kwam aan de laatste reis onder Nederlandse vlag een einde.
Op 13 mei 1989 werd Hr.Ms. Evertsen voor ƒ 89.500.000,- verkocht aan de marine van Indonesië. Daartoe werd het schip op 1 november 1989 uit dienst gesteld en uit de sterkte afgevoerd. Op diezelfde dag werd het schip met de nieuwe naam KRI Abdul Halim Perdanakusuma onder de vlag van Indonesië in dienst gesteld.
COMMANDANTEN VAN Hr.Ms. EVERTSEN.
KLTZ G.W. van Bruggen 21-12-1967 tot 22-08-1969
KLTZ N. Delfos 22-08-1969 tot 22-01-1971
KLTZ P.K. van der Kaay 22-01-1971 tot 11-08-1972
KLTZ W. Enterman 11-08-1972 tot 11-04-1973
KLTZ W. Gonggrijp 11-04-1973 tot 07-09-1973
Van 07-09-1973 tot 18-10-1974 was het schip uit dienst gesteld.
KLTZ H.P. Pröpper 18-10-1974 tot 21-05-1976
KLTZ J.D.W. van Renesse 21-05-1976 tot 27-01-1978
KLTZ R. Seydel 27-01-1978 tot 02-07-1979
Ltz.1 R.E. de Wit (tijdl) 02-07-1979 tot 19-07-1979
Van 19-07-1979 tot 26-11-1982 was het schip uit dienst gesteld.
KLTZ P.W. Doorn 01-11-1982 tot 10-02-1984
KLTZ W.M.D. Vogt 10-02-1984 tot 01-07-1985
Ltz.1 P. Visser (wnd) 01-07-1985 tot 12-08-1985
KLTZ G.G. Hooft 12-08-1985 tot 06-08-1986
Ltz.1 W.T. Lansink 06-08-1986 tot 06-01-1987
Ltz.1 J.J. van Iterson 06-01-1987 tot 01-04-1987
Ltz.1 J.P.M. de Neeve 01-04-1987 tot 01-11-1989