Hr.Ms. Enern - Femern en toern
ex vangschepen
Na de bezetting van Nederland in mei 1940 had de Koninklijke Marine niet alleen de zorg voor de defensie van het toenmalige Nederlands Oost-lndië, maar ook van „de West". Er_ bevonden zich daar toen slechts de nieuwe kanonneerboot H r. Ms. „van Kinsbergen" en de beide onderzeeboten „O 14" en „O 15". Om de marine in deze wateren te versterken, charterde de Nederlandse regering toen drie Noorse vang-schepen, die zich te St. John's (N.F.) bevonden en stelde die ter beschikking van de Koninklijke Marine. Deze vangschepen waren oorspronkelijk eigendom van de Noorse reder A/S Thor Dahl te Sandefjord en behoorden tot de catchers, die waren toegevoegd aan de drijvende traankokerij „Solglimt" (de voormalige „Pots-dam" van de Holland Amerika Lijn). Aangezien de walvisvangst na hét uitbreken van de oorlog nog maar op zeer beperkte schaal werd uitgeoefend -- na het buit-maken van de drijvende traankokerijen „Solglimt", „Ole Wegger" en „Pelagos" met een groot deel van de daaraan toegevoegde vangboten op 14 januari 1941 in Antarctica door de Duitse hulpkruiser „Pinguin" was men zelfs genoodzaakt de vangst van deze zoogdieren geheel te staken -- omdat de geallieerden niet over de middelen beschikten deze vloten te beschermen tegen dergelijke aanvallen.
De vangboten, waarover de Koninklijke Marine de beschikking kreeg, waren de „Enern", „Femern" en „Toern"; zij waren ca 250 brt groot en tussen 1929 en 1932 op Noorse werven gebouwd. Zij werden door de Koninklijke Marine voorzien van een kanon van 7,5 cm op de plaats, waar vroeger het harpoenkanon stond opgesteld, één dubbele Lewis mitrailleur en een zoeklicht. Later werd de uitrusting nog uitgebreid met een asdic-installatie. Twee van deze boten zijn in juli, de derde in september 1940 in dienst gesteld. Zij stonden onder bevel van een luitenant ter zee der 2e klasse K.M.R. en hadden voorts nog 18 of 19 onderofficieren en schepelingen aan boord. De bemanning bestond uit verschillende nationaliteiten: er waren Nederlandse officieren en onderofficieren aan boord, een Noorse machinist, Nederlandse en Curaçaose burger-stokers, een burger kok en enkele Noorse matrozen.
Zij werden toegevoegd aan de Bewakings- en Onderzoekingsdienst te Curaçao, die onder bevel stond van kapitein-luitenant ter zee K.M.R. W. Gauw. Al waren deze scheepjes maar klein en onvoldoende bewapend, toch hebben ze daar tijdens de oorlog nuttig werk gedaan. Speciaal in het voorjaar 1942, toen de Duitse onderzeeboten hun offensief verplaatsten naar de Caribische wateren, hebben ze, tezamen met de daar later aangekomen voormalige trawlers „Claesje" en „Dirkje" en de vroegere sleepboot „Mico", geallieerde konvooien, o.a. van Lake-tankers, geëscorteerd tussen Venezuela en Curacao/Aruba. In augustus 1945 werden ze weer aan de Noorse regering terug gegeven.
Het was, tot voor kort, nooit gelukt een afbeelding van deze vroegere Noorse vangboten als „oorlogsschepen der Koninklijke Marine" op te sporen. Hierbij een afbeelding, die uniek mag worden genoemd.
L. L. VON MÜNCHING
De vangboten, waarover de Koninklijke Marine de beschikking kreeg, waren de „Enern", „Femern" en „Toern"; zij waren ca 250 brt groot en tussen 1929 en 1932 op Noorse werven gebouwd. Zij werden door de Koninklijke Marine voorzien van een kanon van 7,5 cm op de plaats, waar vroeger het harpoenkanon stond opgesteld, één dubbele Lewis mitrailleur en een zoeklicht. Later werd de uitrusting nog uitgebreid met een asdic-installatie. Twee van deze boten zijn in juli, de derde in september 1940 in dienst gesteld. Zij stonden onder bevel van een luitenant ter zee der 2e klasse K.M.R. en hadden voorts nog 18 of 19 onderofficieren en schepelingen aan boord. De bemanning bestond uit verschillende nationaliteiten: er waren Nederlandse officieren en onderofficieren aan boord, een Noorse machinist, Nederlandse en Curaçaose burger-stokers, een burger kok en enkele Noorse matrozen.
Zij werden toegevoegd aan de Bewakings- en Onderzoekingsdienst te Curaçao, die onder bevel stond van kapitein-luitenant ter zee K.M.R. W. Gauw. Al waren deze scheepjes maar klein en onvoldoende bewapend, toch hebben ze daar tijdens de oorlog nuttig werk gedaan. Speciaal in het voorjaar 1942, toen de Duitse onderzeeboten hun offensief verplaatsten naar de Caribische wateren, hebben ze, tezamen met de daar later aangekomen voormalige trawlers „Claesje" en „Dirkje" en de vroegere sleepboot „Mico", geallieerde konvooien, o.a. van Lake-tankers, geëscorteerd tussen Venezuela en Curacao/Aruba. In augustus 1945 werden ze weer aan de Noorse regering terug gegeven.
Het was, tot voor kort, nooit gelukt een afbeelding van deze vroegere Noorse vangboten als „oorlogsschepen der Koninklijke Marine" op te sporen. Hierbij een afbeelding, die uniek mag worden genoemd.
L. L. VON MÜNCHING
Hr.Ms. Toern