De Lockheed P-3C Orion is de laatste telg in een reeks patrouillevliegtuigen van de Amerikaanse vliegtuigfabriek Lockheed (tegenwoordig onderdeel van Lockheed-Martin).
Geschiedenis
In de jaren veertig van de 20e eeuw begon de lijn met de P-1 Harpoon, in de jaren vijftig gevolgd door de Lockheed P-2 Neptune, in de jaren zestig gevolgd door de Franse Breguet Atlantic en in de jaren tachtig ten slotte door de P-3C Orion. De P-3C versie was een gemoderniseerde en verbeterde versie van het oorspronkelijke P-3A model.
De Orion is een viermotorig turboprop vliegtuig gebaseerd op de civiele Electra.
De motoren zijn versies van de Allison T56 serie (net als bij de Lockheed Hercules).
In de militaire versie heeft het een bemanning van tien tot twaalf personen en kan voor verschillende maritieme taken worden ingezet, onderzeebootbestrijding, kustwacht, verkenning en opsporing en redding (SAR). Bij een bemanning van tien personen houden er drie zich bezig met het vliegen en zeven met overige taken.
De bewapening bestaat onder andere uit (afhankelijk van versie en land) diverse ("normale") bommen, maximaal acht torpedo's en tot acht nucleaire dieptebommen. Modernere versies beschikken ook over raketten zoals de Penguin, SLAM, AGM-65 Maverick en Harpoon.
Geschiedenis
In de jaren veertig van de 20e eeuw begon de lijn met de P-1 Harpoon, in de jaren vijftig gevolgd door de Lockheed P-2 Neptune, in de jaren zestig gevolgd door de Franse Breguet Atlantic en in de jaren tachtig ten slotte door de P-3C Orion. De P-3C versie was een gemoderniseerde en verbeterde versie van het oorspronkelijke P-3A model.
De Orion is een viermotorig turboprop vliegtuig gebaseerd op de civiele Electra.
De motoren zijn versies van de Allison T56 serie (net als bij de Lockheed Hercules).
In de militaire versie heeft het een bemanning van tien tot twaalf personen en kan voor verschillende maritieme taken worden ingezet, onderzeebootbestrijding, kustwacht, verkenning en opsporing en redding (SAR). Bij een bemanning van tien personen houden er drie zich bezig met het vliegen en zeven met overige taken.
De bewapening bestaat onder andere uit (afhankelijk van versie en land) diverse ("normale") bommen, maximaal acht torpedo's en tot acht nucleaire dieptebommen. Modernere versies beschikken ook over raketten zoals de Penguin, SLAM, AGM-65 Maverick en Harpoon.
Varianten
De P-3 AEW Orion gebruikt als basis de P-3B en wordt gecombineerd met de APS-125 radar uit het E-2 Hawkeye AEW vliegtuig. |
De bouwer, Lockheed, had gehoopt hiermee een markt aan te boren van klanten voor wie de Boeing E-3 AWACS te duur is, maar alleen de US Customs Service heeft vier exemplaren van dit toestel afgenomen. Pakistan heeft belangstelling voor drie exemplaren.
De CP-140 Aurora is uiterlijk gelijk aan de Orion, maar gebruikt de elektronica van de S-3 Viking, een anti-onderzeebootvliegtuig voor vliegdekschepen.
De EP-3 is uitgerust voor elektronische verkenning en waarneming en voert een bemanning van 22 personen. Er zijn er ongeveer tien in gebruik bij de marine van de Verenigde Staten. Begin 2001 moest een EP-3 na een ongeluk met een Chinese straaljager een noodlanding maken op Chinees grondgebied, hetgeen een diplomatiek incident veroorzaakte tussen China en de V.S.
Gebruikers
Binnen de NAVO is de Orion in gebruik bij de Verenigde Staten, Duitsland, Griekenland, Noorwegen, Spanje en Portugal.
Canada gebruikt de CP-141 Aurora, een Orion met de apparatuur die ook in de Lockheed Viking gebruikt wordt.
Andere landen die vliegen met een versie van de Orion zijn (o.a.) Pakistan, Australië, Brazilië, Japan, Iran en, Zuid-Korea. Vergelijkbare vliegtuigen zijn de Franse Breguet Atlantic en de Britse BAE Nimrod.
In Nederland
De Marine Luchtvaartdienst heeft in 1983 13 P-3C Orion aangeschaft ter vervanging van de SP-2H Neptune. Van de aanschaf van twee extra Orions heeft men na 1984 definitief afgezien.
De thuisbasis was het Marine Vliegkamp Valkenburg bij Katwijk aan Zee. Sinds de jaren tachtig was bij toerbeurt een toestel geplaatst op de NAVO basis Keflavík op IJsland en vanaf het midden van de jaren negentig ook op het militaire deel van de Dr. Albert Plesman luchthaven (HATO) op Curaçao. Aanvankelijk een toestel ter versterking van de aanwezige twee F-27 Maritimes van de Koninklijke Luchtmacht, later werden dit drie stuks nadat de F-27's uit dienst waren gesteld. Sinds het einde van de Koude Oorlog werd het vliegtuig ook incidenteel ingezet voor crisisbeheersingsoperaties, als de maritieme blokkade van klein-Joegoslavië, de verificatiemissie boven Kosovo, in Afghanistan en in het Perzisch Golfgebied.
Uit bezuinigingsoverwegingen werden eind jaren negentig drie toestellen uit dienst genomen welke in opslag gingen bij het bedrijf OGMA in Portugal, de overige tien werden in de Verenigde Staten gemoderniseerd door Lockheed Martin. Met de modernisering, Capability Upkeep Program (CUP), was de toekomst van de Orion in Nederlandse dienst tot ten minste 2020 gegarandeerd. De kosten per vliegtuig van het CUP-programma bedroegen ruim 20 miljoen euro.
Voormalige Nederlandse Orions in het buitenland[
Terwijl de vliegtuigen gemoderniseerd werden besloot in 2003 minister Henk Kamp dat de tien Orions per 1 januari 2004 konden worden afgestoten. Eind 2004 kocht Duitsland acht exemplaren voor 295 miljoen euro.[4] Portugal kocht later de resterende vijf stuks.
In 2006 werden alle Orions overgedragen en het Marine Vliegkamp Valkenburg opgeheven. Van de tien gemoderniseerde toestellen gingen er acht naar Duitsland en twee naar Portugal. Portugal kocht tevens de drie eerder uit dienst genomen, maar niet moderniseerde toestellen. In totaal betaalde Portugal 70 miljoen euro voor alle vijf toestellen.
De CP-140 Aurora is uiterlijk gelijk aan de Orion, maar gebruikt de elektronica van de S-3 Viking, een anti-onderzeebootvliegtuig voor vliegdekschepen.
De EP-3 is uitgerust voor elektronische verkenning en waarneming en voert een bemanning van 22 personen. Er zijn er ongeveer tien in gebruik bij de marine van de Verenigde Staten. Begin 2001 moest een EP-3 na een ongeluk met een Chinese straaljager een noodlanding maken op Chinees grondgebied, hetgeen een diplomatiek incident veroorzaakte tussen China en de V.S.
Gebruikers
Binnen de NAVO is de Orion in gebruik bij de Verenigde Staten, Duitsland, Griekenland, Noorwegen, Spanje en Portugal.
Canada gebruikt de CP-141 Aurora, een Orion met de apparatuur die ook in de Lockheed Viking gebruikt wordt.
Andere landen die vliegen met een versie van de Orion zijn (o.a.) Pakistan, Australië, Brazilië, Japan, Iran en, Zuid-Korea. Vergelijkbare vliegtuigen zijn de Franse Breguet Atlantic en de Britse BAE Nimrod.
In Nederland
De Marine Luchtvaartdienst heeft in 1983 13 P-3C Orion aangeschaft ter vervanging van de SP-2H Neptune. Van de aanschaf van twee extra Orions heeft men na 1984 definitief afgezien.
De thuisbasis was het Marine Vliegkamp Valkenburg bij Katwijk aan Zee. Sinds de jaren tachtig was bij toerbeurt een toestel geplaatst op de NAVO basis Keflavík op IJsland en vanaf het midden van de jaren negentig ook op het militaire deel van de Dr. Albert Plesman luchthaven (HATO) op Curaçao. Aanvankelijk een toestel ter versterking van de aanwezige twee F-27 Maritimes van de Koninklijke Luchtmacht, later werden dit drie stuks nadat de F-27's uit dienst waren gesteld. Sinds het einde van de Koude Oorlog werd het vliegtuig ook incidenteel ingezet voor crisisbeheersingsoperaties, als de maritieme blokkade van klein-Joegoslavië, de verificatiemissie boven Kosovo, in Afghanistan en in het Perzisch Golfgebied.
Uit bezuinigingsoverwegingen werden eind jaren negentig drie toestellen uit dienst genomen welke in opslag gingen bij het bedrijf OGMA in Portugal, de overige tien werden in de Verenigde Staten gemoderniseerd door Lockheed Martin. Met de modernisering, Capability Upkeep Program (CUP), was de toekomst van de Orion in Nederlandse dienst tot ten minste 2020 gegarandeerd. De kosten per vliegtuig van het CUP-programma bedroegen ruim 20 miljoen euro.
Voormalige Nederlandse Orions in het buitenland[
Terwijl de vliegtuigen gemoderniseerd werden besloot in 2003 minister Henk Kamp dat de tien Orions per 1 januari 2004 konden worden afgestoten. Eind 2004 kocht Duitsland acht exemplaren voor 295 miljoen euro.[4] Portugal kocht later de resterende vijf stuks.
In 2006 werden alle Orions overgedragen en het Marine Vliegkamp Valkenburg opgeheven. Van de tien gemoderniseerde toestellen gingen er acht naar Duitsland en twee naar Portugal. Portugal kocht tevens de drie eerder uit dienst genomen, maar niet moderniseerde toestellen. In totaal betaalde Portugal 70 miljoen euro voor alle vijf toestellen.
De Orion’s waren een graag geziene gast op shows en tijdens vaardagen van de werving of varende familiedagen. Zo gebeurde het op een zonnige dag in de jaren '90, waarschijnlijk ergens in de buurt van Den Helder, dat een Orion hard en laag tussen twee fregatten door speerde. Het achterste schip op de foto is S-fregat Hr.Ms. Abraham Crijnssen (F816), op de voorgrond M-fregat Hr.Ms. Willem van der Zaan (F829). Op het helidek van de Zaan staan opvallend veel toeschouwers; we gaan er van uit dat dit gasten zijn van de vaardag die hebben kunnen genieten van deze demo.
Van 1982 tot en met 2006 vlogen P-3C Orions in Nederlandse dienst bij de Koninklijke Marine. Ze speurden tijdens de Koude Oorlog naar Russische onderzeeboten, zochten naar terroristen in Afghanistan, namen deel aan de NAVO Kosovo Verificatiemissie, etc, etc.