Uit " HET NIEUWSBLAD " - Donderdag 28 augustus 1986 - pag. 7
Nieuwe onthullingen over de slag in Javazee

ANNA PAULOWNA - Karel Doorman wilde in de Javazee helemaal geen slag leveren met de Japanse vlooi. Integendeel, de legendarische schout-bij-nacht was voorstander van een tactische terugtocht uit de Indische wateren. De commandant zeemacht in Indië, Helfrich, heeft Doorman min of meer moeten dwingen de Japanse overmacht tegemoet te varen. Tot vlak voor de slag is Helfrich bang geweest dat Doorman toch nog de benen zou nemen.
Dit zegt marinehistoricus dr. Ph. M. Bosscher, die morgen in Den Haag het tweede deel presenteert van zijn standaardwerk 'De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog', dat hij schrijft in opdracht van de marine.
De ernstige controverse tussen Doorman en zijn hoogste superieur is nooit in de openbaarheid gekomen. Helfrich heeft in zijn memoires, na de oorlog, gezwegen over zijn twijfels aangaande Doorman. „Ik vind dat dat Helfrich siert", aldus dr. Bosscher. „Het is typisch des marine: je houdt de rotzooi binnenboord."
De Slag in de Javazee, op 27 en 28 februari 1942, is een van de meest traumatische ervaringen uit de historie van de marine. Van het geallieerde eskader, dat onder leiding van Karel Doorman de Japanse invasievloot tegemoet voer, werden elf schepen de grond in geboord door Japanse oorlogsbodems die zich tussen Doorman en zijn doelwit hadden geplaatst. Meer dan 2200 opvarenden verdronken, onder wie Doorman. Slechts vier Amerikaanse torpedobootjagers wisten te ontsnappen.
Dit zegt marinehistoricus dr. Ph. M. Bosscher, die morgen in Den Haag het tweede deel presenteert van zijn standaardwerk 'De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog', dat hij schrijft in opdracht van de marine.
De ernstige controverse tussen Doorman en zijn hoogste superieur is nooit in de openbaarheid gekomen. Helfrich heeft in zijn memoires, na de oorlog, gezwegen over zijn twijfels aangaande Doorman. „Ik vind dat dat Helfrich siert", aldus dr. Bosscher. „Het is typisch des marine: je houdt de rotzooi binnenboord."
De Slag in de Javazee, op 27 en 28 februari 1942, is een van de meest traumatische ervaringen uit de historie van de marine. Van het geallieerde eskader, dat onder leiding van Karel Doorman de Japanse invasievloot tegemoet voer, werden elf schepen de grond in geboord door Japanse oorlogsbodems die zich tussen Doorman en zijn doelwit hadden geplaatst. Meer dan 2200 opvarenden verdronken, onder wie Doorman. Slechts vier Amerikaanse torpedobootjagers wisten te ontsnappen.
Na de oorlog hebben marine-historici de zeeslag „van geen enkel
strategisch belang" en „tactisch
een debacle" genoemd.
Ook Doorman zelf zag weinig heil in een treffen met de Japanse vloot, aldus dr. Bosscher. „Helfrich wilde per se slag leveren, maar Doorman voelde meer voor een 'reculer pour mieux sauter', een terugtocht om de Japanners later en dan beter voorbereid aan te vallen. Tussen beide heren zijn daarover persoonlijke confrontaties geweest, waarbij de golven hoog zijn opgespat." Hun meningsverschil is ook te verklaren uit de persoonlijke achtergrond van luitenant-admi-raal Helfrich, meent dr. Bosscher. „Er is gezegd dat Helfrich het contact met de werkelijkheid een beetje had verloren en dat klopt wel. Helfrich voelde zich als Indische jongen - hij was geboren in Semarang als zoon van een officier in het Indisch leger — enorm met zijn geboortegrond verbonden. Tot het laatst toe is hij blijven geloven in de mogelijkheid om Java te redden." |
Het staat voor dr. Bosscher „voor vrijwel 100 procent" vast dat Helfrich er beducht voor was dat Doorman op het laatste moment toch nog de benen zou nemen. „Vanuit zijn commandopost op de wal stuurde Helfrich daarom op de ochtend voor de zeeslag nog twee 'onbekookte' telegrammen naar Doorman, die zich met het eskader en een uitgeputte bemanning op zee bevond."In die telegrammen stond dat Doorman de vijand moest aanvallen „tot hij vernietigd was" en dat het eskader de confrontatie niet uit de weg mocht gaan. Doorman heeft zich door die telegrammen „uitermate opgesard" gevoeld, zegt Bosscher. „Dat is ook zeker de reden geweest dat Doorman een telegram terugstuurde waarin hij meldde 'grens uithoudingsvermogen heden
bereikt, morgen zeker overschreden'."
De marinehistoricus benadrukt dat Doorman, eenmaal op zee, uitermate loyaal gevolg heeft
gegeven aan Helfrichs orders. En in het gevecht met de Japanse oorlogsbodems heeft Doorman volgens hem bovendien op voortreffelijke manier leiding gegeven. In de vroege middag van de 27ste telegrafeerde Helfrich naar Doorman de positie van de Japanse transportvloot. Per seinlamp liet Doorman toen aan de schepen van het eskader weten: „Follow me. Enemy 70 miles away. Details later."
Het is dit sein dat later - in een nogal vrije vertaling - legendarisch werd als " Ik val aan, volg mij "
Vlotjes
Dr. Bosscher bevestigt verder een opmerkelijk verhaal van de Tilburgse oud-marinier J.A.W. Huggers, een van de weinige overlevenden van de zeeslag. In een historische terugblik in Het Nieuwsblad, vier jaar geleden, zei Huggers dat overlevenden die bezit hadden genomen van een motorsloep na enige tijd de lijn door hadden gesneden die de sloep verbond met vlotjes waarin andere drenkelingen lagen, tot aan de nek in het water. Dat zou gebeurd zijn onder de uitroep „Ieder voor zich en God voor ons allen".
Marinemensen van hoog tot laag hebben toen verontwaardigd op de publicatie gereageerd. Hoofd van de afdeling maritieme historie, KLTZ F.C. van Oosten sprak van „gezwam" en noemde de man die dit verhaal durfde verspreiden „ontoerekeningsvatbaar". Anderen, ook overlevenden van de zeeslag, stelden in ingezonden brieven in deze krant, dat „men bij de marine zoiets nooit zou doen" en dat men bij de marine „nimmer op deze wijze maten in de steek laat".
Volgens dr. Bosscher echter, berust het verhaal van Huggers wel degelijk op waarheid. „Het schijnt zo geweest te zijn dat de mensen in de vlotjes niet wilden meeroeien. De motorsloep kon al die vlotjes niet trekken. Daarom hebben ze de vlotjes losgesneden. Dat is althans de uitleg die ik in persoonlijke verklaringen van diverse mensen ben tegengekomen. Het verbaast mij in hoge mate dat Van Oosten zei daar niets van af te weten."
bereikt, morgen zeker overschreden'."
De marinehistoricus benadrukt dat Doorman, eenmaal op zee, uitermate loyaal gevolg heeft
gegeven aan Helfrichs orders. En in het gevecht met de Japanse oorlogsbodems heeft Doorman volgens hem bovendien op voortreffelijke manier leiding gegeven. In de vroege middag van de 27ste telegrafeerde Helfrich naar Doorman de positie van de Japanse transportvloot. Per seinlamp liet Doorman toen aan de schepen van het eskader weten: „Follow me. Enemy 70 miles away. Details later."
Het is dit sein dat later - in een nogal vrije vertaling - legendarisch werd als " Ik val aan, volg mij "
Vlotjes
Dr. Bosscher bevestigt verder een opmerkelijk verhaal van de Tilburgse oud-marinier J.A.W. Huggers, een van de weinige overlevenden van de zeeslag. In een historische terugblik in Het Nieuwsblad, vier jaar geleden, zei Huggers dat overlevenden die bezit hadden genomen van een motorsloep na enige tijd de lijn door hadden gesneden die de sloep verbond met vlotjes waarin andere drenkelingen lagen, tot aan de nek in het water. Dat zou gebeurd zijn onder de uitroep „Ieder voor zich en God voor ons allen".
Marinemensen van hoog tot laag hebben toen verontwaardigd op de publicatie gereageerd. Hoofd van de afdeling maritieme historie, KLTZ F.C. van Oosten sprak van „gezwam" en noemde de man die dit verhaal durfde verspreiden „ontoerekeningsvatbaar". Anderen, ook overlevenden van de zeeslag, stelden in ingezonden brieven in deze krant, dat „men bij de marine zoiets nooit zou doen" en dat men bij de marine „nimmer op deze wijze maten in de steek laat".
Volgens dr. Bosscher echter, berust het verhaal van Huggers wel degelijk op waarheid. „Het schijnt zo geweest te zijn dat de mensen in de vlotjes niet wilden meeroeien. De motorsloep kon al die vlotjes niet trekken. Daarom hebben ze de vlotjes losgesneden. Dat is althans de uitleg die ik in persoonlijke verklaringen van diverse mensen ben tegengekomen. Het verbaast mij in hoge mate dat Van Oosten zei daar niets van af te weten."