Monument te Abadan
In de vroege morgen van 10 september 1958 is de Martin Mariner P 303 van de Marine Luchtvaartdienst, kort nadat het vliegtuig van Abadan was opgestegen, verongelukt, waarbij de tien inzittenden om het leven kwamen. Het toestel meldde nog aan de verkeerstoren van het vliegveld, dat het een lekkage had aan zijn olieleiding en terugkeerde. Bij de landing is het vliegtuig toen vernield en in brand gevlogen. De Martin Mariner P 303, afkomstig uit Nieuw-Guinea, was op weg naar Nederland.
Het vliegtuig stond reeds enige tijd in Abadan aan de grond voor reparatiewerkzaamheden. Daar dit oponthoud veel tijd zou vorderen, was de oorspronkelijke bemanning reeds naar Nederland teruggekeerd. Een reparatieploeg van de MarineLuchtvaartdienst was naar Abadan gegaan met het nodige materiaal.
„Vanmorgen steeg het vliegtuig op voor de definitieve terugreis. Aan boord bevond zich de desbetreffende reparatieploeg en het vliegend personeel, dat het toestel naar Nederland zou brengen. Zoals reeds gemeld zijn al deze inzittenden om het leven gekomen..."
gegeven en dat nog aangevuld werd met de namen van de tien marinemannen, die - in het bijzonder in het M.L.D milieu - van velen zulke goede vrienden waren geweest.
Een dag later werden de stoffelijke resten op de begraafplaats van Abadan met militaire eer ter aarde besteld. De commissie van onderzoek beëindigde haar werkzaamheden, waarvan de resultaten twee weken later door de minister van defensie werden bekendgemaakt.
Daarmee verdween „Abadan" uit het nieuws en in de geschiedenis. Maar niet voor de Koninklijke Marine en ook niet voor Abadan . . .
Door de Koninklijke Marine werd bepaald, dat een gedenkteken op het graf van de omgekomen bemanningsleden zou worden geplaatst. Voorts bleek, dat direct na het ongeluk in de Hollandse gemeenschap van Abadan stemmen waren opgegaan voor het plaatsen van een monument, terwijl de Iraanse Aardolie Raffinage Maatschappij en de Iraanse Aardolie Exploitatie en Productie Maatschappij terstond aanboden, dit monument te verzorgen. Gaarne werd door de Kon. Marine deze bemiddeling aanvaard. Door deze aardoliemaatschappijen werden enige ontwerpen voor het gedenkteken gemaakt, waarbij - in overleg met de Koninklijke Marine en de Nederlandse ambassade te Teheran - de keuze viel op een eenvoudige graftombe met liggende steen, waarop de namen van de gevallen marinemannen zouden worden gebeiteld. De uitvoering werd in handen gelegd van Bredero's Bouwbedrijf N.V. aldaar. Zeer spoedig was de bouw voltooid, doch eerst in juni 1960 kon de steen op de graven worden aangebracht.
In de vroege morgen van 10 september 1958 is de Martin Mariner P 303 van de Marine Luchtvaartdienst, kort nadat het vliegtuig van Abadan was opgestegen, verongelukt, waarbij de tien inzittenden om het leven kwamen. Het toestel meldde nog aan de verkeerstoren van het vliegveld, dat het een lekkage had aan zijn olieleiding en terugkeerde. Bij de landing is het vliegtuig toen vernield en in brand gevlogen. De Martin Mariner P 303, afkomstig uit Nieuw-Guinea, was op weg naar Nederland.
Het vliegtuig stond reeds enige tijd in Abadan aan de grond voor reparatiewerkzaamheden. Daar dit oponthoud veel tijd zou vorderen, was de oorspronkelijke bemanning reeds naar Nederland teruggekeerd. Een reparatieploeg van de MarineLuchtvaartdienst was naar Abadan gegaan met het nodige materiaal.
„Vanmorgen steeg het vliegtuig op voor de definitieve terugreis. Aan boord bevond zich de desbetreffende reparatieploeg en het vliegend personeel, dat het toestel naar Nederland zou brengen. Zoals reeds gemeld zijn al deze inzittenden om het leven gekomen..."
gegeven en dat nog aangevuld werd met de namen van de tien marinemannen, die - in het bijzonder in het M.L.D milieu - van velen zulke goede vrienden waren geweest.
Een dag later werden de stoffelijke resten op de begraafplaats van Abadan met militaire eer ter aarde besteld. De commissie van onderzoek beëindigde haar werkzaamheden, waarvan de resultaten twee weken later door de minister van defensie werden bekendgemaakt.
Daarmee verdween „Abadan" uit het nieuws en in de geschiedenis. Maar niet voor de Koninklijke Marine en ook niet voor Abadan . . .
Door de Koninklijke Marine werd bepaald, dat een gedenkteken op het graf van de omgekomen bemanningsleden zou worden geplaatst. Voorts bleek, dat direct na het ongeluk in de Hollandse gemeenschap van Abadan stemmen waren opgegaan voor het plaatsen van een monument, terwijl de Iraanse Aardolie Raffinage Maatschappij en de Iraanse Aardolie Exploitatie en Productie Maatschappij terstond aanboden, dit monument te verzorgen. Gaarne werd door de Kon. Marine deze bemiddeling aanvaard. Door deze aardoliemaatschappijen werden enige ontwerpen voor het gedenkteken gemaakt, waarbij - in overleg met de Koninklijke Marine en de Nederlandse ambassade te Teheran - de keuze viel op een eenvoudige graftombe met liggende steen, waarop de namen van de gevallen marinemannen zouden worden gebeiteld. De uitvoering werd in handen gelegd van Bredero's Bouwbedrijf N.V. aldaar. Zeer spoedig was de bouw voltooid, doch eerst in juni 1960 kon de steen op de graven worden aangebracht.
Op zaterdag 10 september jl. precies, dus op de dag dat twee jaar geleden het tragische ongeluk gebeurde, vond de onthulling van het monument plaats. Als officiële Nederlandse afgevaardigden waren hierbij aanwezig, de Nederlandse ambassadeur te Teheran, dr. H. J. Levelt, namens onze regering en de vlagofficier Marine-Luchtvaartdienst, commandeurvlieger J. L. den Hollander, als vertegenwoordiger van de minister van defensie, de staatssecretaris van defensie (marine) en de bevelhebber der zeestrijdkrachten. Voorts de commandant eerste marinebasis van de Keizerlijke Iraanse Marine, schout bij nacht S. 1Vlajlessi, de gouverneur van Abadan, nu Ashrafi, talrijke andere Perzische regeringsautoriteiten, vertegenwoordigers van de Iraanse oliemaatschappijen en van de Nederlandse gemeenschap, alsmede talrijke andere genodigden. De stoet werd voorafgegaan door een detachement van de Iraanse marinekapel, gevolgd door matrozen (die vele kransen met zich meedroegen) autoriteiten en genodigden, waarna het geheel gesloten werd door een deputatie van Iraanse marine-officieren en een gewapende macht.
Na aankomst op de begraafplaats stelden de marinekapel en de gewapende macht zich op tegenover het monument, waarna de plechtigheid een aanvang nam.
In een korte toespraak memoreerde de Nederlandse ambassadeur de ramp, waarbij hij de teraardebestelling een ontroerende manifestatie van vriendschap en medeleven noemde.
„Thans", zo vervolgde dr. Levelt, „staan wij opnieuw stil aan het graf van deze tien mensen, die bewust van de gevaren, welke de dienst in de marine-luchtvaart met zich kan meebrengen, in de vervulling van hun plicht de dood vonden. Wij, Nederlanders, zijn nimmer een oorlogszuchtig volk geweest, maar we voelen ons verbonden met de Nederlandse marine, die gedurende vele eeuwen de Nederlandse vlag over de wereldzeeën heeft gevoerd en tot in de verste landen aan Nederland bekendheid gaf. Dat zwerven over de wereld zit de Nederlanders in het bloed, waarvan ook de aanwezigheid van zovele Nederlanders hier op Iraanse bodem getuigt. De gehele historie van Nederland, zijn opkomst als onafhankelijke natie, is verweven met onze marine, die de zee-routes naar verre landen beveiligde. En zoals wij de Nederlandse
marine beschouwen als onze eigen marine, zo voelen wij ook leden van die marine, die ons ontvallen, als de onzen". Dit zijn eveneens de gevoelens, welke de Nederlandse gemeenschap te Abadan en omgeving bezielden, toen de dood de bemanning van de P 303 hier te Abadan trof. U besefte uw verantwoordelijkheid zowel jegens de doden als jegens de nabestaanden, die ver weg in het vaderland, zich zo machteloos voelden. De mannen van onze marine, zijn in dit stille, mooie kerkhof neergelegd. Zij rusten weliswaar in Iraanse bodem, doch verwanten en vrienden, en wij alleen, Nederlanders, beschouwen deze plaats niet meer als vreemde grond. De plaats, waar onze tien marinemannen hun laatste rustplaats hebben gevonden, is voor ons een stukje Nederland. Het is een plaats, waarnaar onze gedachten niet alleen zullen blijven uitgaan maar waarvoor wij zullen blijven zorgen."
Vervolgens was het woord aan commandeur-vlieger Den Hollander, die eveneens naar 10 september 1958 teruggreep. „Door technische storingen aan het vliegtuig", aldus de Vlag- officier M.L.D., „hebben de luitenant ter zee vlieger Hoebink en zijn bemanning voor het ongeluk geruime tijd in Abadan vertoefd. In deze periode heeft de bemanning vele vrienden gemaakt, waardoor het noodlottige ongeluk ook hier ter plaatse diepe indruk maakte. Dit medeleven is niet alleen een steun geweest voor de naaste familiebetrekkingen, maar ook voor ons van de Koninklijke Marine. Wij voelen, dat deze marinemannen, die begraven liggen op duizenden mijlen afstand van het vaderland, een laatste rustplaats gevonden hebben, temidden van vrienden." En zijn toespraak in het Engels vervolgend zei commandeur Den Hollander:
“Namens zijne exelentie, de bevelhebber der Nederlandse zeestrijdkrachten moge ik hier mijn grote erkentelijkheid betuigen aan zijne excellentie de bevelhebber van de Keizerlijke Iraanse Marine voor het feit, dat deze onthulling kan plaatsvinden met een zo plechtig militair ceremonieel. Voorts aan die burger-autoriteiten, die hun medewerking hebben verleend en last but not least aan allen, die hier door hun aanwezigheid blijk geven van hun zo bijzonder gewaardeerd medeleven. Ik ben persoonlijk zeer getroffen door de overweldigende manifestatie van vriendschap, welke hier getoond wordt."
Hierna onthulde de ambassadeur het gedenkteken, dat met een zwarte doek was afgedekt, terwijl de Iraanse marinekapel de volksliederen van beide landen ten gehore bracht. Na een minuut van stille overdenking werden tal van kransen gelegd, namens de Nederlandse regering, de Koninklijke Nederlandse Marine, de Keizerlijke Iraanse Marine, de nabestaanden van de verongelukte bemanningsleden, de olie-industrie, de Nederlandse gemeenschap, de K.L.M. en namens zo vele instellingen meer. In opdracht van de Nederlandse ambassadeur sprak daarna de ambassadesecretaris, de heer De jong, in het Iraans een dankwoord uit namens de Nederlandse regering en de Koninklijke Marine.
Hierna volgde een défilé langs het monument, waarbij - in het bijzonder door de vele leden van de Nederlandse kolonie - een schat van bloemstukjes op de graven werd gelegd.
Na aankomst op de begraafplaats stelden de marinekapel en de gewapende macht zich op tegenover het monument, waarna de plechtigheid een aanvang nam.
In een korte toespraak memoreerde de Nederlandse ambassadeur de ramp, waarbij hij de teraardebestelling een ontroerende manifestatie van vriendschap en medeleven noemde.
„Thans", zo vervolgde dr. Levelt, „staan wij opnieuw stil aan het graf van deze tien mensen, die bewust van de gevaren, welke de dienst in de marine-luchtvaart met zich kan meebrengen, in de vervulling van hun plicht de dood vonden. Wij, Nederlanders, zijn nimmer een oorlogszuchtig volk geweest, maar we voelen ons verbonden met de Nederlandse marine, die gedurende vele eeuwen de Nederlandse vlag over de wereldzeeën heeft gevoerd en tot in de verste landen aan Nederland bekendheid gaf. Dat zwerven over de wereld zit de Nederlanders in het bloed, waarvan ook de aanwezigheid van zovele Nederlanders hier op Iraanse bodem getuigt. De gehele historie van Nederland, zijn opkomst als onafhankelijke natie, is verweven met onze marine, die de zee-routes naar verre landen beveiligde. En zoals wij de Nederlandse
marine beschouwen als onze eigen marine, zo voelen wij ook leden van die marine, die ons ontvallen, als de onzen". Dit zijn eveneens de gevoelens, welke de Nederlandse gemeenschap te Abadan en omgeving bezielden, toen de dood de bemanning van de P 303 hier te Abadan trof. U besefte uw verantwoordelijkheid zowel jegens de doden als jegens de nabestaanden, die ver weg in het vaderland, zich zo machteloos voelden. De mannen van onze marine, zijn in dit stille, mooie kerkhof neergelegd. Zij rusten weliswaar in Iraanse bodem, doch verwanten en vrienden, en wij alleen, Nederlanders, beschouwen deze plaats niet meer als vreemde grond. De plaats, waar onze tien marinemannen hun laatste rustplaats hebben gevonden, is voor ons een stukje Nederland. Het is een plaats, waarnaar onze gedachten niet alleen zullen blijven uitgaan maar waarvoor wij zullen blijven zorgen."
Vervolgens was het woord aan commandeur-vlieger Den Hollander, die eveneens naar 10 september 1958 teruggreep. „Door technische storingen aan het vliegtuig", aldus de Vlag- officier M.L.D., „hebben de luitenant ter zee vlieger Hoebink en zijn bemanning voor het ongeluk geruime tijd in Abadan vertoefd. In deze periode heeft de bemanning vele vrienden gemaakt, waardoor het noodlottige ongeluk ook hier ter plaatse diepe indruk maakte. Dit medeleven is niet alleen een steun geweest voor de naaste familiebetrekkingen, maar ook voor ons van de Koninklijke Marine. Wij voelen, dat deze marinemannen, die begraven liggen op duizenden mijlen afstand van het vaderland, een laatste rustplaats gevonden hebben, temidden van vrienden." En zijn toespraak in het Engels vervolgend zei commandeur Den Hollander:
“Namens zijne exelentie, de bevelhebber der Nederlandse zeestrijdkrachten moge ik hier mijn grote erkentelijkheid betuigen aan zijne excellentie de bevelhebber van de Keizerlijke Iraanse Marine voor het feit, dat deze onthulling kan plaatsvinden met een zo plechtig militair ceremonieel. Voorts aan die burger-autoriteiten, die hun medewerking hebben verleend en last but not least aan allen, die hier door hun aanwezigheid blijk geven van hun zo bijzonder gewaardeerd medeleven. Ik ben persoonlijk zeer getroffen door de overweldigende manifestatie van vriendschap, welke hier getoond wordt."
Hierna onthulde de ambassadeur het gedenkteken, dat met een zwarte doek was afgedekt, terwijl de Iraanse marinekapel de volksliederen van beide landen ten gehore bracht. Na een minuut van stille overdenking werden tal van kransen gelegd, namens de Nederlandse regering, de Koninklijke Nederlandse Marine, de Keizerlijke Iraanse Marine, de nabestaanden van de verongelukte bemanningsleden, de olie-industrie, de Nederlandse gemeenschap, de K.L.M. en namens zo vele instellingen meer. In opdracht van de Nederlandse ambassadeur sprak daarna de ambassadesecretaris, de heer De jong, in het Iraans een dankwoord uit namens de Nederlandse regering en de Koninklijke Marine.
Hierna volgde een défilé langs het monument, waarbij - in het bijzonder door de vele leden van de Nederlandse kolonie - een schat van bloemstukjes op de graven werd gelegd.
Inderdaad, „Abadan" is door de Koninklijke Marine en door Abadan niet vergeten geworden. Op ontroerende wijze werd een van de meest tragische vliegtuigongelukken bij onze M.L.D. in vredestijd herdacht en werden de gevallenen geëerd. En zo zal het blijven.
Want om nog het slot van de toespraak van de Nederlandse ambassadeur te releveren:
„Nederlanders hier aanwezig, ik moge dit graf en dit gedenkteken ook aan uw zorgen toevertrouwen en u opwekken om jaarlijks op 10 september op deze plaats te komen en door het leggen van bloemen op het graf te tonen, dat de nannen van onze marine in onze gelachten voortleven.” Een opwekking, die voor de Nederlanders in Abadan ongetwijfeld de weergave was van datgene, waartoe het hart vanzelfsprekend reeds had besloten……..
Einde.
Uit “Ons Zeewezen” van november 1960 Via IMH George Visser
Want om nog het slot van de toespraak van de Nederlandse ambassadeur te releveren:
„Nederlanders hier aanwezig, ik moge dit graf en dit gedenkteken ook aan uw zorgen toevertrouwen en u opwekken om jaarlijks op 10 september op deze plaats te komen en door het leggen van bloemen op het graf te tonen, dat de nannen van onze marine in onze gelachten voortleven.” Een opwekking, die voor de Nederlanders in Abadan ongetwijfeld de weergave was van datgene, waartoe het hart vanzelfsprekend reeds had besloten……..
Einde.
Uit “Ons Zeewezen” van november 1960 Via IMH George Visser