Vaak onterecht wordt gedacht dat de beroemd geworden Hr.Ms. TM 51 de eerste torpedomotorboot in dienst van de Koninklijke marine was. Niets is echter minder waar, aangezien reeds in 1927-28 bij de bekende werf van Thornycroft & Co. te Southampton de eerste vier voor Nederlands Oost Indië bestemde torpedomotorboten werden gebouwd. Het waren houten scheepjes zonder waterdichte onderverdeling met een zeer speciale rompvorm, halverwege het langsverband aan de onderzijde afgesneden door een soort spiegelconstructie, aangeduid als de “step”. Dit verhoogde het planeren bij hoge snelheden.
Het waren scheepjes van 16,5 x 3,3 x 1,5 meter
met een waterverplaatsing van 12,5 ton en
een machinevermogen van 750 PK,
voortgestuwd door twee schroeven en goed voor een
snelheid van 37 mijl per uur.
De boten waren bewapend met 2 mitrailleurs van 7,7mm
en twee torpedolanceerbuizen van 45cm.
Het waren Hr.Ms. TM I, II, III(1) en IV, waarvan de eerste twee op 18 januari 1929 in dienst werden gesteld en de laatste twee op 5 december 1929. De TM III(1) is op 27 september 1933 op de rede van Soerabaja gezonken, doch twee dagen later gelicht en uit de sterkte afgevoerd. De overige drie scheepjes werden in 1938 in Indië uit de sterkte afgevoerd.
In 1938 werd bij het Marine Etablissement te Soerabaja eenzelfde, maar nu roestvrijstalen boot, Hr.Ms. TM III(2) van 17 ton waterverplaatsing gebouwd, echter voor experimentele doeleinden. Met een machinevermogen van 1.260 PK kon dit scheepje door middel van twee schroeven een snelheid van 38 mijl per uur halen en was op dezelfde manier bewapend als haar voorgangers. De bemanning bestond uit 6 koppen. Op 2 maart 1942 werd de boot te Soerabaja door marinepersoneel vernield.
Na 10 mei 1940 werd op het Marine Etablissement te Soerabaja met de seriebouw van
Hr.Ms. 4 t/m TM 21 begonnen die als volgt waren gespecificeerd:
afmetingen : onbekend
waterverplaatsing : 17 ton
machinevermogen : 1.350 APK
aantal schroeven : 2
maximum snelheid : 40 knopen
bemanning : 7 koppen
bewapening : 2 torpedolanceerbuizen van 45cm
2 mitrailleurs van 7,7mm
Hr.Ms. TM 12, 13 en 14 voerden dieptebommen in plaats van torpedo’s.
De boten werden uitgerust met Lorraine-Dietrichmotoren voor de hoofdvaart, alsmede één Rolls-Royce-vliegtuigmotor voor de kruisvaart. De torpedobewapening van 45cm was afkomstig van de oude torpedobootjagers van de Roofdier-klasse. De toenmalige chef-materieel bij het Departement der Marine merkte op:
…”De boten hebben maar matig voldaan. Hun bijzondere eigenschap, de geruisloze sluipvaart, had alleen betekenis zolang de vijand niet over goede radarinstallaties beschikte. Lanceren bij hoge vaart was bij de eerste zes boten niet mogelijk. De machine-installatie was dermate fragiel, dat na de laatste sorties in maart 1942 van de boten slechts één vaarklaar was en alle dringend onderhoud nodig hadden”. De genoemde drie TM-boten zijn nooit van torpedolanceerinrichtingen voorzien, maar hebben bewapend met dieptebommen, dienst gedaan als onderzeebootjager.
In de strijd tegen de Japanners zijn de Nederlandse TM-boten in Indië van weinig betekenis geweest. In de avond van 18 februari 1942 vertrok een divisie torpedomotorboten onder bevel van Ltz.2 H.C. Jorissen, bestaande uit Hr.Ms. TM 4 (Ltz.2 J.E. Gobée), TM 5 (Ltz.3 E.J. Hoeksel), TM 6 (Ltz.3 P. van Rees), TM 8 (Ltz.2 J.G. Treffers), TM 9 (Ltz.2 J.A. van Beusekom), TM 10 (Ltz.3 J.W. Boon), TM 11 (Ltz.3 A.A.F. Schmitz) en TM 15 (Ltz.2 H.C. Jorissen), met de TM 13 als rescueboot uit Soerabaja. Kort na het vertrek moest de TM 6 wegens averij terugkeren. De overige boten bereikten de volgende morgen Banjoewangi waar brandstof werd bijgevuld. Diezelfde avond werd naar het operatieterrein vertrokken, maar wegens het ontbreken van de vijand kwam het niet tot acties.
In de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 voeren de torpedomotorboten uit voor een patrouille in de Javazee en koersten naar de Bocht van Toeban. De TM 6, TM 10 en TM 15 konden contact met de vijand krijgen. De TM 6 werd omstreeks twee uur bij helder maanlicht ontdekt door twee torpedobootjagers, toen zij nog ruim buiten lanceerafstand was. De jagers liepen meteen op haar toe, ontstaken hun zoeklichten en openden het vuur. Door recht de wal in te varen, tot nog geen 200 meter uit de kust, wist de TM 6 te ontkomen en moesten de jagers afdraaien om niet aan de grond te lopen.
Het waren scheepjes van 16,5 x 3,3 x 1,5 meter
met een waterverplaatsing van 12,5 ton en
een machinevermogen van 750 PK,
voortgestuwd door twee schroeven en goed voor een
snelheid van 37 mijl per uur.
De boten waren bewapend met 2 mitrailleurs van 7,7mm
en twee torpedolanceerbuizen van 45cm.
Het waren Hr.Ms. TM I, II, III(1) en IV, waarvan de eerste twee op 18 januari 1929 in dienst werden gesteld en de laatste twee op 5 december 1929. De TM III(1) is op 27 september 1933 op de rede van Soerabaja gezonken, doch twee dagen later gelicht en uit de sterkte afgevoerd. De overige drie scheepjes werden in 1938 in Indië uit de sterkte afgevoerd.
In 1938 werd bij het Marine Etablissement te Soerabaja eenzelfde, maar nu roestvrijstalen boot, Hr.Ms. TM III(2) van 17 ton waterverplaatsing gebouwd, echter voor experimentele doeleinden. Met een machinevermogen van 1.260 PK kon dit scheepje door middel van twee schroeven een snelheid van 38 mijl per uur halen en was op dezelfde manier bewapend als haar voorgangers. De bemanning bestond uit 6 koppen. Op 2 maart 1942 werd de boot te Soerabaja door marinepersoneel vernield.
Na 10 mei 1940 werd op het Marine Etablissement te Soerabaja met de seriebouw van
Hr.Ms. 4 t/m TM 21 begonnen die als volgt waren gespecificeerd:
afmetingen : onbekend
waterverplaatsing : 17 ton
machinevermogen : 1.350 APK
aantal schroeven : 2
maximum snelheid : 40 knopen
bemanning : 7 koppen
bewapening : 2 torpedolanceerbuizen van 45cm
2 mitrailleurs van 7,7mm
Hr.Ms. TM 12, 13 en 14 voerden dieptebommen in plaats van torpedo’s.
De boten werden uitgerust met Lorraine-Dietrichmotoren voor de hoofdvaart, alsmede één Rolls-Royce-vliegtuigmotor voor de kruisvaart. De torpedobewapening van 45cm was afkomstig van de oude torpedobootjagers van de Roofdier-klasse. De toenmalige chef-materieel bij het Departement der Marine merkte op:
…”De boten hebben maar matig voldaan. Hun bijzondere eigenschap, de geruisloze sluipvaart, had alleen betekenis zolang de vijand niet over goede radarinstallaties beschikte. Lanceren bij hoge vaart was bij de eerste zes boten niet mogelijk. De machine-installatie was dermate fragiel, dat na de laatste sorties in maart 1942 van de boten slechts één vaarklaar was en alle dringend onderhoud nodig hadden”. De genoemde drie TM-boten zijn nooit van torpedolanceerinrichtingen voorzien, maar hebben bewapend met dieptebommen, dienst gedaan als onderzeebootjager.
In de strijd tegen de Japanners zijn de Nederlandse TM-boten in Indië van weinig betekenis geweest. In de avond van 18 februari 1942 vertrok een divisie torpedomotorboten onder bevel van Ltz.2 H.C. Jorissen, bestaande uit Hr.Ms. TM 4 (Ltz.2 J.E. Gobée), TM 5 (Ltz.3 E.J. Hoeksel), TM 6 (Ltz.3 P. van Rees), TM 8 (Ltz.2 J.G. Treffers), TM 9 (Ltz.2 J.A. van Beusekom), TM 10 (Ltz.3 J.W. Boon), TM 11 (Ltz.3 A.A.F. Schmitz) en TM 15 (Ltz.2 H.C. Jorissen), met de TM 13 als rescueboot uit Soerabaja. Kort na het vertrek moest de TM 6 wegens averij terugkeren. De overige boten bereikten de volgende morgen Banjoewangi waar brandstof werd bijgevuld. Diezelfde avond werd naar het operatieterrein vertrokken, maar wegens het ontbreken van de vijand kwam het niet tot acties.
In de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 voeren de torpedomotorboten uit voor een patrouille in de Javazee en koersten naar de Bocht van Toeban. De TM 6, TM 10 en TM 15 konden contact met de vijand krijgen. De TM 6 werd omstreeks twee uur bij helder maanlicht ontdekt door twee torpedobootjagers, toen zij nog ruim buiten lanceerafstand was. De jagers liepen meteen op haar toe, ontstaken hun zoeklichten en openden het vuur. Door recht de wal in te varen, tot nog geen 200 meter uit de kust, wist de TM 6 te ontkomen en moesten de jagers afdraaien om niet aan de grond te lopen.
*********************************************************************************************
Dienst TMB's en TMB-DIVISIE in Nederlandsch-Indië
Dienst TMB's te Soerabaja 1 september 1940 - 4 maart 1942
Cdt. LTZ 1e Kl. P.A.Riedel
TMB-divisie ( 4 t/m 15 ) 5 januari 1942 - 1 maart.1942
Cdt. LTZ 2e kl H.C.Jorissen
Dienst TMB's te Soerabaja 1 september 1940 - 4 maart 1942
Cdt. LTZ 1e Kl. P.A.Riedel
TMB-divisie ( 4 t/m 15 ) 5 januari 1942 - 1 maart.1942
Cdt. LTZ 2e kl H.C.Jorissen
Hr.Ms. "TMB. 4"
Cdt. Ltz 2e kl. J.E.Gobée 16 augustus 1940 - 2 maart 1942
Basis Soerabaja
Patrouille en oefentochten
Patrouilles in toegangsvaarwaters tot Soerabaja,
p N,kust Java en Madoera en in straat Madoera 7 december 1941 - 5 februari 1942
Aanval op Japans convooi, ten anker in straat
Bandoeng ( z.o. Bali ) 19 februari 1942 - 20 februari 1942
Actie bij landing van Japanse troepen bij
Rembang ( N.kust Java ) 28 februari 1942 - 1 maart 1942
Op het Marine-Etablissement te Soerabaja door eigen
bemanning vernield of tot zinken gebracht 2 maart. 1942
Cdt. Ltz 2e kl. J.E.Gobée 16 augustus 1940 - 2 maart 1942
Basis Soerabaja
Patrouille en oefentochten
Patrouilles in toegangsvaarwaters tot Soerabaja,
p N,kust Java en Madoera en in straat Madoera 7 december 1941 - 5 februari 1942
Aanval op Japans convooi, ten anker in straat
Bandoeng ( z.o. Bali ) 19 februari 1942 - 20 februari 1942
Actie bij landing van Japanse troepen bij
Rembang ( N.kust Java ) 28 februari 1942 - 1 maart 1942
Op het Marine-Etablissement te Soerabaja door eigen
bemanning vernield of tot zinken gebracht 2 maart. 1942
Hr.Ms. "TMB. 5"
Cdt. Ltz 2e kl J.G.Treffers 11 juni 1941 - 2 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4"
Cdt. Ltz 2e kl J.G.Treffers 11 juni 1941 - 2 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4"
Hr.Ms. "TMB 6"
Cdt. Ltz 2e kl A.H.Thomas 18 augustus 1941 - 21 februari 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4" - 18 februari 1942
Tijdens de reis naar Hr.Ms "Krakatau" moederschip in
Pangpangbaai ( Straat Bali, O.kust Java ) in Oostervaarwater
op een boei gelopen; met beschadigde boot terug naar Soerabaja 18 februari 1942
Uit dienst gesteld 21 februari 1942
Cdt. Ltz 2e kl A.H.Thomas 18 augustus 1941 - 21 februari 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4" - 18 februari 1942
Tijdens de reis naar Hr.Ms "Krakatau" moederschip in
Pangpangbaai ( Straat Bali, O.kust Java ) in Oostervaarwater
op een boei gelopen; met beschadigde boot terug naar Soerabaja 18 februari 1942
Uit dienst gesteld 21 februari 1942
Hr.Ms. "MTB 7"
Cdt. Ltz. 3e/2e kl H.C.Jorissen 14 juli 1940 - 21 februari 1942
Cdt. Ltz. 2e kl. A.M.Thomas 21 februari 1942 - 8 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4" 1 maart 1942
Bij aanval op Japanse torpedojager ontdekt alvorens binnen
lanceer afstand te kunnen komen en ontsnapt door recht op de
ust te sturen.
Op het Marine Etablissiment te Soerabaja door eigen bemanning
vernield of tot zinken gebracht. 8 maart 1942
Cdt. Ltz. 3e/2e kl H.C.Jorissen 14 juli 1940 - 21 februari 1942
Cdt. Ltz. 2e kl. A.M.Thomas 21 februari 1942 - 8 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4" 1 maart 1942
Bij aanval op Japanse torpedojager ontdekt alvorens binnen
lanceer afstand te kunnen komen en ontsnapt door recht op de
ust te sturen.
Op het Marine Etablissiment te Soerabaja door eigen bemanning
vernield of tot zinken gebracht. 8 maart 1942
Hr.Ms. "TMB 8"
Cdt. Ltz. 2e kl. E.H. van Rees 26 augustus 1940 - 1 augustus 1941
Cdt. ltz. 3e kl.KMR A.A.F. Schmitz ( niet van KI ) 1 augustus 1941- oktober 1941
Cdt. ltz. 2e kl. E.H. van Rees 23 februari 1942 - 2 maart 1942
Basis Soerabaja
Patrouille en oefentochten
Patrouilles in toegangsvaarwaters tot Soerabaja,
N,kust Java en Madoera en in straat Madoera 7 december 1941 - oktober 1941
In onderhoud oktober 1941 - 23 februari 1942
Patrouilles op Noordkust Java en Madoera en in
Straat Bangjoewang1 ( oost Java ) 23 februari 1942 - 1 maart 1942
Actie bij landing van Japanse troepen bij Rembang en
Tandjoeng Awar-Awar ( noordkust Java ) 28 februari 1942 - 1 maart 1942
Op het Marine Etablissiment te Soerabaja door eigen
bemanning vernield of tot zinken gebracht 2 maart 1942
Cdt. Ltz. 2e kl. E.H. van Rees 26 augustus 1940 - 1 augustus 1941
Cdt. ltz. 3e kl.KMR A.A.F. Schmitz ( niet van KI ) 1 augustus 1941- oktober 1941
Cdt. ltz. 2e kl. E.H. van Rees 23 februari 1942 - 2 maart 1942
Basis Soerabaja
Patrouille en oefentochten
Patrouilles in toegangsvaarwaters tot Soerabaja,
N,kust Java en Madoera en in straat Madoera 7 december 1941 - oktober 1941
In onderhoud oktober 1941 - 23 februari 1942
Patrouilles op Noordkust Java en Madoera en in
Straat Bangjoewang1 ( oost Java ) 23 februari 1942 - 1 maart 1942
Actie bij landing van Japanse troepen bij Rembang en
Tandjoeng Awar-Awar ( noordkust Java ) 28 februari 1942 - 1 maart 1942
Op het Marine Etablissiment te Soerabaja door eigen
bemanning vernield of tot zinken gebracht 2 maart 1942
Hieronder een stuk uit de memoires van E.H.van Rees ...... ( www.debakstafel.nl )
Op 16 Augustus 1940 werd het hele jaar van de promotie 1935 bevorderd tot Ltz 2 en werden velen overgeplaatst naar andere schepen en inrichtingen.
Mijn vader werd overgeplaatst naar de Motor Torpedo Booten Dienst die uit Soerabaja opereerde. Hier kreeg hij zijn eerste commando , de “Hr.Ms. TMB 8”.
Op 16 Augustus 1940 werd het hele jaar van de promotie 1935 bevorderd tot Ltz 2 en werden velen overgeplaatst naar andere schepen en inrichtingen.
Mijn vader werd overgeplaatst naar de Motor Torpedo Booten Dienst die uit Soerabaja opereerde. Hier kreeg hij zijn eerste commando , de “Hr.Ms. TMB 8”.
Deze TM booten waren in Indie gebouwd en waren uitgerust met afgedankte vliegtuig motoren en torpedo buizen van uit dienst gestelde Z-booten. De TMB 8 had twee Hispano Suiza motoren. Deze dingen ontwikkelde behoorlijk veel kracht maar maakte een enorm lawaai en slurpten de brandstoftank gauw leeg. Daardoor was de actie radius enigszins beperkt, maar ze konden een snelheid van meer dan veertig knopen halen. In verband met drie andere TM booten werd er druk geoefend op lanceren en werden er ook verschillende lange patrouille tochten gemaakt .
Hier zijn een paar correcties. De TM boten waren als volgt ; TM4 Johan (Han) Gobee, TM 5 Jan Treffers, TM 7 Harry Jorissen, TM 8 E.H.(Ed) Van Rees, TM 9 Jan van Beusekom. Ze staan op de foto. Dit alles volgens gegevens foto album en het Gedenkboek Adelborsten opleiding te Willemsoord 1854-1954 door M.Klaasen.
De boten hadden verschillende makelijen van motoren,elk drie omdat de Dornier vliegtuigen ook verschillende motoren hadden . De TM 8 had Hispano-Suisa motoren. Dat had hij mij verteld.
Ik heb niets gevonden over TM6. Het verhaal klopt met het verhaal van mijn vader met de 8. P. Van Rees was in die tijd nog Adelborst in Nederland, door de Duitsers opgepakt.
De boten hadden verschillende makelijen van motoren,elk drie omdat de Dornier vliegtuigen ook verschillende motoren hadden . De TM 8 had Hispano-Suisa motoren. Dat had hij mij verteld.
Ik heb niets gevonden over TM6. Het verhaal klopt met het verhaal van mijn vader met de 8. P. Van Rees was in die tijd nog Adelborst in Nederland, door de Duitsers opgepakt.
In hetzelfde album staat vermeld dat de mtrs 12.7mm ( Fifty Caliber) caliber waren.
Hr.Ms. "TMB 9"
Cdt. ltz 2e kl. J.A.van Beusekom 20 augustus 1940 - 8 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4" - 20 februari 1942
Actie bij landing Japanse troepen in de bocht van
Toeban ( Noordkust Java ) 1 maart 1942
Op het Marine Etablissement te Soerabaja door eigen
bemanning vernield en tot zinken gebracht 8 maart 1942
Cdt. ltz 2e kl. J.A.van Beusekom 20 augustus 1940 - 8 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4" - 20 februari 1942
Actie bij landing Japanse troepen in de bocht van
Toeban ( Noordkust Java ) 1 maart 1942
Op het Marine Etablissement te Soerabaja door eigen
bemanning vernield en tot zinken gebracht 8 maart 1942
Hr.Ms. "TMB 10"
Cdt. Ltz. 2e kl. KMR J.W.Boon ( niet van KI ) 11 juni 1941 - 1 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4"
De TM 10 werd in het maanlicht ontdekt voordat zij tot lanceren had kunnen komen. Achter een nevelscherm wist de boot zich voor de vijand te verbergen, doch later lanceerde zij nog tevergeefs op een kruiser.
Cdt. Ltz. 2e kl. KMR J.W.Boon ( niet van KI ) 11 juni 1941 - 1 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4"
De TM 10 werd in het maanlicht ontdekt voordat zij tot lanceren had kunnen komen. Achter een nevelscherm wist de boot zich voor de vijand te verbergen, doch later lanceerde zij nog tevergeefs op een kruiser.
Hr.Ms. "TMB 11"
Cdt. Ltz. 3e kl KMR E.J.Hoeksel ( niet van KI ) 11 juni 1941 - oktober 1941
Cdt. Ltz. 3e kl. KMR A.A.F.Schmitz ( niet van KI ) oktober 1941 - 6 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4"
Cdt. Ltz. 3e kl KMR E.J.Hoeksel ( niet van KI ) 11 juni 1941 - oktober 1941
Cdt. Ltz. 3e kl. KMR A.A.F.Schmitz ( niet van KI ) oktober 1941 - 6 maart 1942
Als Hr.Ms. "TMB 4"
Hr.Ms. "TMB 12"
Cdt. Ltz. 3e kl KMR K.Kleyn ( niet KI )
Als Hr.Ms. "TMB 4"
Cdt. Ltz. 3e kl KMR K.Kleyn ( niet KI )
Als Hr.Ms. "TMB 4"
Hr.Ms. "TMB 15"
In dienst gesteld 21 februari 1942
Cdt. Ltz. 2e kl. H.C.Jorissen 21 februari - 1 maart 1942
Basis Soerabaja
Actie bij landing van Japanse troepen bij Rembang ( Noordkust Java )
Treffer op Japanse torpedojager bij Krangan ( vermoedelijk gezonken) 28 februari 1942
Op het Marine Etablissement te Soerabaja door eigen bemanning
vernield en tot zinken gebracht 1 maart 1942
Kort tevoren had de TM 15 op een doel gelanceerd dat voor een flottieljeleider werd aangezien. Na de aanval werd een ontploffing gehoord en een grote vuurzuil waargenomen, maar volgens Japanse bronnen heeft de boot bij deze aanval geen succes geboekt.
In dienst gesteld 21 februari 1942
Cdt. Ltz. 2e kl. H.C.Jorissen 21 februari - 1 maart 1942
Basis Soerabaja
Actie bij landing van Japanse troepen bij Rembang ( Noordkust Java )
Treffer op Japanse torpedojager bij Krangan ( vermoedelijk gezonken) 28 februari 1942
Op het Marine Etablissement te Soerabaja door eigen bemanning
vernield en tot zinken gebracht 1 maart 1942
Kort tevoren had de TM 15 op een doel gelanceerd dat voor een flottieljeleider werd aangezien. Na de aanval werd een ontploffing gehoord en een grote vuurzuil waargenomen, maar volgens Japanse bronnen heeft de boot bij deze aanval geen succes geboekt.
Van de te Soerabaja tot zinken gebrachte TM-boten werden door de Japanners de bouwnummers 101 t/m 108 gelicht en hersteld, waarna zij in 1942 aan boord van het motorschip Nisshin naar het Japanse Yokosuka zijn overgebracht en werden gebruikt als oefenboten bij de torpedoschool. Het is niet bekend welke TM-boot correspondeert met een bepaald bouwnummer. Bouwnummer 102 is op 1 augustus 1945 te Nagasaki verloren gegaan door een bomtreffer.
De bouwnummers 109 t/m 120, behalve de 114, werden door de Japanners eveneens gelicht en hersteld. Nummer 109 werd op 9 oktober 1943 in dienst gesteld en ging wegens een niet vijandelijke actie verloren, evenals de nummers 110 en 111. De nummers 112 en 113, die op 6 mei 1943 in dienst kwamen, gingen bij Lae tijdens een geallieerde actie verloren. De bouwnummers 115, 116 en 117, ook op 6 mei 1943 in dienst gesteld, gingen bij Rabaul verloren. Omtrent het lot van de nummers 118 en 119, die op 13 oktober 1943 in dienst kwamen, zijn geen nadere gegevens bekend.
De bouwnummers 109 t/m 120, behalve de 114, werden door de Japanners eveneens gelicht en hersteld. Nummer 109 werd op 9 oktober 1943 in dienst gesteld en ging wegens een niet vijandelijke actie verloren, evenals de nummers 110 en 111. De nummers 112 en 113, die op 6 mei 1943 in dienst kwamen, gingen bij Lae tijdens een geallieerde actie verloren. De bouwnummers 115, 116 en 117, ook op 6 mei 1943 in dienst gesteld, gingen bij Rabaul verloren. Omtrent het lot van de nummers 118 en 119, die op 13 oktober 1943 in dienst kwamen, zijn geen nadere gegevens bekend.
**************************************************************************************************************************************
Hr.Ms. "TMB 51"
Gebouwd te Hythe bij Southampton, naar Nederland gevaren 1939
In dienst gesteld 6 november 1939
Cdt. Ltz. 2e kl. J.van Staveren 6 november 1939 -12 mei 1940
Basis Den Helder
Strijd om de door Duitse troepen bezette Maasbruggen
te Rotterdam ( boot beschadigd) 10 mei 1940 - 11 mei 1940
Hersteld bij werf Gusto te Schiedam
via Hoek van Holland naar Dover 14 mei 1940 - 15 mei 1940
Gebouwd te Hythe bij Southampton, naar Nederland gevaren 1939
In dienst gesteld 6 november 1939
Cdt. Ltz. 2e kl. J.van Staveren 6 november 1939 -12 mei 1940
Basis Den Helder
Strijd om de door Duitse troepen bezette Maasbruggen
te Rotterdam ( boot beschadigd) 10 mei 1940 - 11 mei 1940
Hersteld bij werf Gusto te Schiedam
via Hoek van Holland naar Dover 14 mei 1940 - 15 mei 1940
************************************************************************************************************
Het vervolg op de eerder genoemde boten was de van hout gebouwde Hr.Ms. TM 51 die eind 1938 of begin 1939 bij de “British Power Boat Company” te Hythe nabij Southampton werd besteld en als prototype zou dienen voor de bij de werf Gusto in Schiedam te bouwen twintig grote torpedo motorboten, waarvoor op de begroting van 1938/39 de financiën werden aangevraagd en begin 1939 in licentie waren aanbesteed.
Eind augustus 1939 vonden de beproevingen plaats. In verband met de dreigende situatie bestond er grote kans dat de Britse regering beslag op de boot zou leggen en deze aan de Royal Navy zou overdragen. De met de overname belastte commandant, Ltz.1 O(tto) de Booy, maakte zich ernstige zorgen hierover en nadat hij de boot op 28 augustus een volle lading brandstof had laten innemen, verliet hij de werf voor een langdurige proefvaart die linea recta naar de Nieuwe Waterweg voerde en pas eindigde toen bij de werf Gusto in Schiedam werd afgemeerd. Hier werd de TM 51 verder afgebouwd en op 6 november 1939 door Ltz.2 J. van Staveren officieel in dienst gesteld.
De overige bij de werf Gusto in aanbouw zijnde TM 52 t/m 61 waren, evenals de TM 51, als volgt gespecificeerd:
afmetingen : 21,34 x 6,10 x 1,40 meter
waterverplaatsing : 32 ton
machinevermogen : 3 Rolls Royce benzinemotoren van 1.100 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 45 knopen
bemanning : 10 koppen
bewapening : 4 torpedolanceerbuizen van 45cm
2 Hispano Suiza mitrailleurs van 20mm in koepels
2 mitrailleurs van 20mm
Het vervolg op de eerder genoemde boten was de van hout gebouwde Hr.Ms. TM 51 die eind 1938 of begin 1939 bij de “British Power Boat Company” te Hythe nabij Southampton werd besteld en als prototype zou dienen voor de bij de werf Gusto in Schiedam te bouwen twintig grote torpedo motorboten, waarvoor op de begroting van 1938/39 de financiën werden aangevraagd en begin 1939 in licentie waren aanbesteed.
Eind augustus 1939 vonden de beproevingen plaats. In verband met de dreigende situatie bestond er grote kans dat de Britse regering beslag op de boot zou leggen en deze aan de Royal Navy zou overdragen. De met de overname belastte commandant, Ltz.1 O(tto) de Booy, maakte zich ernstige zorgen hierover en nadat hij de boot op 28 augustus een volle lading brandstof had laten innemen, verliet hij de werf voor een langdurige proefvaart die linea recta naar de Nieuwe Waterweg voerde en pas eindigde toen bij de werf Gusto in Schiedam werd afgemeerd. Hier werd de TM 51 verder afgebouwd en op 6 november 1939 door Ltz.2 J. van Staveren officieel in dienst gesteld.
De overige bij de werf Gusto in aanbouw zijnde TM 52 t/m 61 waren, evenals de TM 51, als volgt gespecificeerd:
afmetingen : 21,34 x 6,10 x 1,40 meter
waterverplaatsing : 32 ton
machinevermogen : 3 Rolls Royce benzinemotoren van 1.100 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 45 knopen
bemanning : 10 koppen
bewapening : 4 torpedolanceerbuizen van 45cm
2 Hispano Suiza mitrailleurs van 20mm in koepels
2 mitrailleurs van 20mm
Deze boten, waarvan de TM 52 en TM 53 zo goed als gereed waren, vielen in mei 1940 in handen van de bezetter en werden tot krijgsbuit verklaard en werd de werf gedwongen de boten te voltooien. Na een proeftocht met de TM 52 naar Hamburg besloten de Duitsers de Rolls-Royce-motoren niet verder te gebruiken en deze werden door Duitse motoren vervangen. Deze twee boten werden als S 201 en S 202 in dienst gesteld en aan de Bulgaarse marine overgedragen. De TM 54 t/m TM 61 kwamen na afbouw bij de Duitse marine in dienst als S 151 t/m S 158.
De S 151, 152, 155 en 156 werden op 3 mei 1945 te Ancona aan de geallieerden uitgeleverd, maar hun verdere lot is onbekend.
De S 153 zonk op 12 juni 1944 na in gevecht te zijn geweest met 3 Britse torpedobootjagers nabij Lissa. De S 154 werd in januari 1945 te Pola bij een geallieerde luchtaanval vernield.
De S 157 is op 1 mei 1945 te Triëst door mortiervuur vernield. De S 158 is op 25 oktober 1944 gezonken bij een geallieerde luchtaanval te Sibenik.
Hr.Ms. TM 51 maakte naam en faam door op 10 mei 1940 de torpedoboot Hr.Ms. Z 5 te assisteren bij het onder vuur nemen van de Maasbruggen in Rotterdam waar zij niet geheel zonder kleerscheuren vanaf kwam en naar de werf Gusto terugkeerde voor reparatie. Dank zij de volharding van de bij de werf in dienst zijnde Ir. P.A. van Hecking Colenbrander, die speciaal met de bouw van de TM-boten was belast, gelukte het om naar Engeland uit te wijken en arriveerde op 14 mei in Dover. Bij de werf van “Scott Payne” in Portsmouth werden de gaten in de romp hersteld en twee nieuwe motoren ingebouwd. Vervolgens werd op 24 mei op twee zijmotoren naar Hythe gevaren om bij de “British Power Boat Co.” definitief te worden hersteld. Op 30 mei 1940 werd de boot uit dienst gesteld en aan de Britse marine overgedragen. Door hen werd de boot omgebouwd tot een “MA/SB” en later tot “Motor Gun Boat” MGB 46.
De S 151, 152, 155 en 156 werden op 3 mei 1945 te Ancona aan de geallieerden uitgeleverd, maar hun verdere lot is onbekend.
De S 153 zonk op 12 juni 1944 na in gevecht te zijn geweest met 3 Britse torpedobootjagers nabij Lissa. De S 154 werd in januari 1945 te Pola bij een geallieerde luchtaanval vernield.
De S 157 is op 1 mei 1945 te Triëst door mortiervuur vernield. De S 158 is op 25 oktober 1944 gezonken bij een geallieerde luchtaanval te Sibenik.
Hr.Ms. TM 51 maakte naam en faam door op 10 mei 1940 de torpedoboot Hr.Ms. Z 5 te assisteren bij het onder vuur nemen van de Maasbruggen in Rotterdam waar zij niet geheel zonder kleerscheuren vanaf kwam en naar de werf Gusto terugkeerde voor reparatie. Dank zij de volharding van de bij de werf in dienst zijnde Ir. P.A. van Hecking Colenbrander, die speciaal met de bouw van de TM-boten was belast, gelukte het om naar Engeland uit te wijken en arriveerde op 14 mei in Dover. Bij de werf van “Scott Payne” in Portsmouth werden de gaten in de romp hersteld en twee nieuwe motoren ingebouwd. Vervolgens werd op 24 mei op twee zijmotoren naar Hythe gevaren om bij de “British Power Boat Co.” definitief te worden hersteld. Op 30 mei 1940 werd de boot uit dienst gesteld en aan de Britse marine overgedragen. Door hen werd de boot omgebouwd tot een “MA/SB” en later tot “Motor Gun Boat” MGB 46.
Reeds in de herfst van 1940 ontstond bij de Nederlandse marinestaf in Londen het voornemen om de TM 51 weer van de Engelsen terug te vragen met de bedoeling deze in te schakelen bij de Coastal Forces. Men hoopte hiermee ervaring op te kunnen doen die van uitermate belang zou kunnen zijn in verband met de voorgenomen aankoop van torpedomotorboten ten behoeve van Nederlands Indië. Hoewel de Britse Admiraliteit hier in principe mee accoord ging, stelde zij voor een andere boot, de MA/SB 41, hiervoor ter beschikking te stellen. Doch bij de overdracht bleek deze boot een langdurige reparatie te moeten ondergaan en werd alsnog besloten de MGB 46 beschikbaar te stellen. Maar ook deze boot bleek wegens opgelopen averij tijdens stormweer in slechte staat te zijn en moest nodig worden hersteld. Pas op 2 juni 1941 kon Hr.Ms. MGB 46 te Fowey in Cornwall, opnieuw onder bevel van Ltz.2 J. van Staveren met de vorige bemanning, die intussen te Fort William een intensieve training hadden ondergaan, officieel in dienst worden gesteld.
Om een duidelijker onderscheid te maken zullen bij het omschrijven van de verrichtingen bij de Coastal Forces de Nederlandse torpedomotorboten worden onderstreept.
Ingedeeld als 3e boot in een flottielje, bestaande uit de MGB 43, 44 MGB 46 en 48, vertrok men laat in de avond van 4 juni voor een nachtelijke oefening naar zee. Toen de volgende morgen naar Fowey werd teruggestoomd, ontplofte op ¾ mijl van de haven dwars aan stuurboord op ongeveer 60 meter afstand een waarschijnlijk door de MGB 44 geactiveerde accoustische mijn. Hoewel geen enkel bemanningslid werd gewond, was de opgelopen schade van dien aard dat de boot opnieuw op de helling verdween en pas half juli weer voor dienst gereed was. Op 12 augustus werd Fowey voorgoed verlaten en werd de volgende dag op de nieuwe basis in Dover afgemeerd. Op 1 september gaf Ltz.2 J. van Staveren het bevel over aan Ltz.2 W.A. de Looze.
Het was in de nacht van 11 op 12 september 1941 dat de MGB 46 voor het eerst sinds Rotterdam weer in contact met de vijand kwam. Om 21.55uur die avond verlieten de MGB 43 onder commando van Ltz.2 Steward Gould (SO) en MGB 46 de haven van Dover met de opdracht ondersteuning te verlenen aan de MTB’s die onder de Franse kust enkele vijandelijke schepen zouden aanvallen. Uit verkenningsberichten kon worden opgemaakt dat deze schepen vanaf Calais in westelijke richting stoomden en gepoogd werd de vijand ter hoogte van Cap Griz Nez te onderscheppen. Om 22.21uur werd kanonvuur uit die richting waargenomen en met 35-mijls vaart ging men op de vijand af. Om 22.46uur werd zicht verkregen op één van de eigen MTB’s die in noordelijke richting koerste, doch twee minuten later zag men de vijandelijke scheepsmacht die een zuidwestelijke koers stuurde en voorzover men kon waarnemen, bleek te bestaan uit drie schepen die er als grote trawlers uitzagen. Meteen werden deze schepen door de beide MGB’s met alle wapenen onder vuur genomen en op ruim 500 meter afstand met de vijand meegestoomd, waarbij zij voortdurend onder vuur werden gehouden en treffers konden worden genoteerd. De vijand had intussen eveneens het vuur geopend en verlicht door lichtgranaten kwamen de boten al spoedig onder werkzaam vuur te liggen, zowel van de schepen als dat vanaf de Franse kust. Om 23.08uur oordeelde men dat de MTB’s hun aanval hadden uitgevoerd en werd de actie afgebroken en onder het leggen van een rookscherm naar Dover teruggekeerd.
Kort na middernacht keerden de beide MGB’s in de haven van Dover terug. Nu bleek dat de MGB 43 door een granaat van vermoedelijk 37mm was getroffen die de romp boven de waterlijn had doorboord, doch geen ernstige averij had veroorzaakt. Een andere granaat was bij de Oerlikon-opstelling gesprongen en had aldaar een officier gedood en twee kanonniers ernstig verwond. De enige treffer die de MGB 46 had opgelopen was een kogel van 0.303-inch in het voorste compartiment.
Deze actie kreeg in de Britse media grote aandacht en was er direct gevolg van dat door de marineleiding definitief werd besloten nog enkele MTB’s aan te schaffen. Op 20 oktober liet de marinestaf aan de Admiraliteit weten voor twee MTB’s bemanningen beschikbaar te hebben en dus twee boten wilde kopen. Hiermee werd ingestemd en de MTB 203 en 204 beschikbaar gesteld. Op 4 november werden nogmaals twee boten aangevraagd en op 17 december werden de MTB 222 en 223 aangekocht. Met de aanschaf van de vier boten was een bedrag van £ 100.000,- gemoeid dat uit het Prins Bernhard Fonds werd betaald. De MGB 46 had in aanzienlijke mate tot deze beslissing bijgedragen en werd de bemanning bij deze laatste actie geprezen voor uitstekende optreden en plichtsbesef. Enkele dagen later werd de flottielje gebaseerd op Ramsgate waar zij tot het einde van de oorlog verbleef.
Alvorens de verdere akties van de MGB 46 nader te omschrijven is het voor een duidelijker overzicht noodzakelijk ook eerst alle andere boten, die van de Britse marine werden overgenomen, met hun gegevens te vermelden.
Hr.Ms. MTB 202 (Kemphaan) werd op 28 februari 1941 bij J. Samuel White & Co. te Cowes op het eiland Whight op stapel gezet en op 30 september 1941 te water gelaten, waarna de boot op 12 januari 1942 bij de Britse marine in dienst werd gesteld. Bij de Koninklijke marine gebeurde dit tijdens de overdracht op 13 augustus 1943 te Dover. De specificaties waren als volgt:
waterverplaatsing : 38 ton
afmetingen : 21,30 x 5,90 x 1,60 meter
voortstuwing : 3 Sterling benzinemotoren van 1.120 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 39 knopen
bemanning : 12 koppen
bewapening : 2 torpedolanceerbuizen van 53,3cm
1 Oerlikon mitrailleur van 20mm
4 Vickers mitrailleurs van 0.303-inch in dubbelopstelling
2 Vickers mitrailleurs van 0.303-inch in losse opstelling
2 Johnson mitrailleurs van 0.303-inch in losse opstelling
2 lichtraketwerpers van 3-inch
2 tot 4 dieptebommen
aantekening : de mitrailleurbewapening was verwisselbaar, waarbij de Vickers mitrailleurs in een later stadium aan boord kwa- men. De boten beschikten over een eenvoudige radarapparatuur alsmede een IFF (Identification Friend or Foe)
Hr.Ms. MTB 202 werd ingedeeld bij het 9e MTB flottielje. De commandanten waren:
Ltz.2 J.L. Bommezijn 09-08-1943 tot 05-05-1944
Ltz.2 KMR sd G.A. Dogger 05-05-1944 tot 14-09-1944
De boot werd op 14 september 1944 te Dover in dienst opgelegd en op 29 november overgevaren naar HMS Dockyard te Portland. Hier werd de boot per 16 december 1944 officieel opgelegd en in februari 1946 uit de sterkte afgevoerd en verkocht.
Hr.Ms. MTB 203 (Arend) werd in 1941 gebouwd door de werf J. Samuel White & Co. te Cowes en op 3 maart 1942 te Cowes bij de Koninklijke marine in dienst gesteld. De boot werd aangekocht met gelden uit het Prins Bernhard Fonds. De specificaties waren gelijk aan Hr.Ms. MTB 202. De MTB 203 werd ingedeeld bij het 9e MTB flottielje. Haar commandanten waren:
Ltz.2 E.H. Larive 02-03-1942 tot 04-1943
Ltz.2 C.H. van Eeghen (wnd) 04-1943 tot 20- 08-1943
Ltz.2 KMR sd B. Vreede 20-08-1943 tot 09-1943
Ltz.2 G.W. Bendien 09-1943 tot 18-05-1944
Hr.Ms. MTB 203 werd op 18 mei 1944 uit dienst gesteld nadat zij ten zuiden van Boulogne op een mijn was gelopen.
Hr.Ms. MTB 204 (Valk) werd op 31 maart 1941 bij de werf van J. Samuel White & Co. te Cowes op stapel gezet en op 12 februari 1942 te water gelaten. Op 27 maart 1942 werd de boot te Cowes bij de Koninklijke marine in dienst gesteld. De boot werd aangekocht met gelden uit het Prins Bernhard Fonds. De specificaties zijn gelijk aan Hr.Ms. MTB 202. De boot werd ingedeeld bij het 9e MTB flottielje. Haar commandanten waren:
Ltz.2 W.A. de Looze 27-03-1942 tot 03-10-1942
Ltz.2 H.C. Jorissen 03-10-1942 tot 15-09-1944
Hr.Ms. MTB 204 werd op 15 september 1944 te Dover in dienst opgelegd en op 26 november 1944 naar HMS Dockyard te Portsmouth overgevaren en op 16 december 1944 opgelegd. Hier werd de boot in februari 1946 uit de sterkte afgevoerd en verkocht.
Om een duidelijker onderscheid te maken zullen bij het omschrijven van de verrichtingen bij de Coastal Forces de Nederlandse torpedomotorboten worden onderstreept.
Ingedeeld als 3e boot in een flottielje, bestaande uit de MGB 43, 44 MGB 46 en 48, vertrok men laat in de avond van 4 juni voor een nachtelijke oefening naar zee. Toen de volgende morgen naar Fowey werd teruggestoomd, ontplofte op ¾ mijl van de haven dwars aan stuurboord op ongeveer 60 meter afstand een waarschijnlijk door de MGB 44 geactiveerde accoustische mijn. Hoewel geen enkel bemanningslid werd gewond, was de opgelopen schade van dien aard dat de boot opnieuw op de helling verdween en pas half juli weer voor dienst gereed was. Op 12 augustus werd Fowey voorgoed verlaten en werd de volgende dag op de nieuwe basis in Dover afgemeerd. Op 1 september gaf Ltz.2 J. van Staveren het bevel over aan Ltz.2 W.A. de Looze.
Het was in de nacht van 11 op 12 september 1941 dat de MGB 46 voor het eerst sinds Rotterdam weer in contact met de vijand kwam. Om 21.55uur die avond verlieten de MGB 43 onder commando van Ltz.2 Steward Gould (SO) en MGB 46 de haven van Dover met de opdracht ondersteuning te verlenen aan de MTB’s die onder de Franse kust enkele vijandelijke schepen zouden aanvallen. Uit verkenningsberichten kon worden opgemaakt dat deze schepen vanaf Calais in westelijke richting stoomden en gepoogd werd de vijand ter hoogte van Cap Griz Nez te onderscheppen. Om 22.21uur werd kanonvuur uit die richting waargenomen en met 35-mijls vaart ging men op de vijand af. Om 22.46uur werd zicht verkregen op één van de eigen MTB’s die in noordelijke richting koerste, doch twee minuten later zag men de vijandelijke scheepsmacht die een zuidwestelijke koers stuurde en voorzover men kon waarnemen, bleek te bestaan uit drie schepen die er als grote trawlers uitzagen. Meteen werden deze schepen door de beide MGB’s met alle wapenen onder vuur genomen en op ruim 500 meter afstand met de vijand meegestoomd, waarbij zij voortdurend onder vuur werden gehouden en treffers konden worden genoteerd. De vijand had intussen eveneens het vuur geopend en verlicht door lichtgranaten kwamen de boten al spoedig onder werkzaam vuur te liggen, zowel van de schepen als dat vanaf de Franse kust. Om 23.08uur oordeelde men dat de MTB’s hun aanval hadden uitgevoerd en werd de actie afgebroken en onder het leggen van een rookscherm naar Dover teruggekeerd.
Kort na middernacht keerden de beide MGB’s in de haven van Dover terug. Nu bleek dat de MGB 43 door een granaat van vermoedelijk 37mm was getroffen die de romp boven de waterlijn had doorboord, doch geen ernstige averij had veroorzaakt. Een andere granaat was bij de Oerlikon-opstelling gesprongen en had aldaar een officier gedood en twee kanonniers ernstig verwond. De enige treffer die de MGB 46 had opgelopen was een kogel van 0.303-inch in het voorste compartiment.
Deze actie kreeg in de Britse media grote aandacht en was er direct gevolg van dat door de marineleiding definitief werd besloten nog enkele MTB’s aan te schaffen. Op 20 oktober liet de marinestaf aan de Admiraliteit weten voor twee MTB’s bemanningen beschikbaar te hebben en dus twee boten wilde kopen. Hiermee werd ingestemd en de MTB 203 en 204 beschikbaar gesteld. Op 4 november werden nogmaals twee boten aangevraagd en op 17 december werden de MTB 222 en 223 aangekocht. Met de aanschaf van de vier boten was een bedrag van £ 100.000,- gemoeid dat uit het Prins Bernhard Fonds werd betaald. De MGB 46 had in aanzienlijke mate tot deze beslissing bijgedragen en werd de bemanning bij deze laatste actie geprezen voor uitstekende optreden en plichtsbesef. Enkele dagen later werd de flottielje gebaseerd op Ramsgate waar zij tot het einde van de oorlog verbleef.
Alvorens de verdere akties van de MGB 46 nader te omschrijven is het voor een duidelijker overzicht noodzakelijk ook eerst alle andere boten, die van de Britse marine werden overgenomen, met hun gegevens te vermelden.
Hr.Ms. MTB 202 (Kemphaan) werd op 28 februari 1941 bij J. Samuel White & Co. te Cowes op het eiland Whight op stapel gezet en op 30 september 1941 te water gelaten, waarna de boot op 12 januari 1942 bij de Britse marine in dienst werd gesteld. Bij de Koninklijke marine gebeurde dit tijdens de overdracht op 13 augustus 1943 te Dover. De specificaties waren als volgt:
waterverplaatsing : 38 ton
afmetingen : 21,30 x 5,90 x 1,60 meter
voortstuwing : 3 Sterling benzinemotoren van 1.120 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 39 knopen
bemanning : 12 koppen
bewapening : 2 torpedolanceerbuizen van 53,3cm
1 Oerlikon mitrailleur van 20mm
4 Vickers mitrailleurs van 0.303-inch in dubbelopstelling
2 Vickers mitrailleurs van 0.303-inch in losse opstelling
2 Johnson mitrailleurs van 0.303-inch in losse opstelling
2 lichtraketwerpers van 3-inch
2 tot 4 dieptebommen
aantekening : de mitrailleurbewapening was verwisselbaar, waarbij de Vickers mitrailleurs in een later stadium aan boord kwa- men. De boten beschikten over een eenvoudige radarapparatuur alsmede een IFF (Identification Friend or Foe)
Hr.Ms. MTB 202 werd ingedeeld bij het 9e MTB flottielje. De commandanten waren:
Ltz.2 J.L. Bommezijn 09-08-1943 tot 05-05-1944
Ltz.2 KMR sd G.A. Dogger 05-05-1944 tot 14-09-1944
De boot werd op 14 september 1944 te Dover in dienst opgelegd en op 29 november overgevaren naar HMS Dockyard te Portland. Hier werd de boot per 16 december 1944 officieel opgelegd en in februari 1946 uit de sterkte afgevoerd en verkocht.
Hr.Ms. MTB 203 (Arend) werd in 1941 gebouwd door de werf J. Samuel White & Co. te Cowes en op 3 maart 1942 te Cowes bij de Koninklijke marine in dienst gesteld. De boot werd aangekocht met gelden uit het Prins Bernhard Fonds. De specificaties waren gelijk aan Hr.Ms. MTB 202. De MTB 203 werd ingedeeld bij het 9e MTB flottielje. Haar commandanten waren:
Ltz.2 E.H. Larive 02-03-1942 tot 04-1943
Ltz.2 C.H. van Eeghen (wnd) 04-1943 tot 20- 08-1943
Ltz.2 KMR sd B. Vreede 20-08-1943 tot 09-1943
Ltz.2 G.W. Bendien 09-1943 tot 18-05-1944
Hr.Ms. MTB 203 werd op 18 mei 1944 uit dienst gesteld nadat zij ten zuiden van Boulogne op een mijn was gelopen.
Hr.Ms. MTB 204 (Valk) werd op 31 maart 1941 bij de werf van J. Samuel White & Co. te Cowes op stapel gezet en op 12 februari 1942 te water gelaten. Op 27 maart 1942 werd de boot te Cowes bij de Koninklijke marine in dienst gesteld. De boot werd aangekocht met gelden uit het Prins Bernhard Fonds. De specificaties zijn gelijk aan Hr.Ms. MTB 202. De boot werd ingedeeld bij het 9e MTB flottielje. Haar commandanten waren:
Ltz.2 W.A. de Looze 27-03-1942 tot 03-10-1942
Ltz.2 H.C. Jorissen 03-10-1942 tot 15-09-1944
Hr.Ms. MTB 204 werd op 15 september 1944 te Dover in dienst opgelegd en op 26 november 1944 naar HMS Dockyard te Portsmouth overgevaren en op 16 december 1944 opgelegd. Hier werd de boot in februari 1946 uit de sterkte afgevoerd en verkocht.
Hr.Ms. MTB 222 (Sperwer) werd gebouwd bij de werf Vosper Ltd. Te Portsmouth en op
17 april 1942 te Gosport bij de Koninklijke marine in dienst gesteld met onderstaande specificaties:
waterverplaatsing : 47 ton.
afmetingen : 72½ x 19¼ x 5½ feet
voortstuwing : 3 Packard benzinemotoren van 1.350 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 42 knopen
bemanning : 13 koppen
bewapening : 2 torpedolanceerbuizen van 53,3cm
2 mitrailleurs van 12,7mm in dubbelopstelling
4 Vickers mitrailleurs van 0.303-inch in dubbelopstellingen
2 lichtraketwerpers van 2-inch
2 tot 4 dieptebommen
aantekening : deze boot was van de Britse marine in bruikleen verkregen en
is omgewisseld voor de MTB 235 vanwege de slechte kwaliteit.
Haar bijnaam was: “Too too too bad”.
Haar commandanten waren:
Ltz.2 P.E. Tegelberg 17-04-1942 tot 19-05-1942
Ltz.2 J.L. Bommezijn 29-05-1942 tot 05-06-1942
Hr.Ms. MTB 222 werd op 24 mei 1941 uit dienst gesteld en aan de Britse marine teruggegeven, bij welke de boot op 10 november 1943 na een aanvaring met de MTB 230 verloren is gegaan.
17 april 1942 te Gosport bij de Koninklijke marine in dienst gesteld met onderstaande specificaties:
waterverplaatsing : 47 ton.
afmetingen : 72½ x 19¼ x 5½ feet
voortstuwing : 3 Packard benzinemotoren van 1.350 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 42 knopen
bemanning : 13 koppen
bewapening : 2 torpedolanceerbuizen van 53,3cm
2 mitrailleurs van 12,7mm in dubbelopstelling
4 Vickers mitrailleurs van 0.303-inch in dubbelopstellingen
2 lichtraketwerpers van 2-inch
2 tot 4 dieptebommen
aantekening : deze boot was van de Britse marine in bruikleen verkregen en
is omgewisseld voor de MTB 235 vanwege de slechte kwaliteit.
Haar bijnaam was: “Too too too bad”.
Haar commandanten waren:
Ltz.2 P.E. Tegelberg 17-04-1942 tot 19-05-1942
Ltz.2 J.L. Bommezijn 29-05-1942 tot 05-06-1942
Hr.Ms. MTB 222 werd op 24 mei 1941 uit dienst gesteld en aan de Britse marine teruggegeven, bij welke de boot op 10 november 1943 na een aanvaring met de MTB 230 verloren is gegaan.
De aangekochte MTB 223 werd nimmer overgenomen, doch hiervoor in de plaats kwam
de MTB 240.
Op 22 januari 1942 werd Ltz.2 W.A. de Looze belast met de overname van de vier genoemde nog in aanbouw zijnde boten en geplaatst bij HMS Hornet te Gosport en zodoende droeg hij op 22 januari zijn commando over Hr.Ms. MGB 46 over aan de Ltz.3 J.A. Schreuder.
Bij Rescript van het Kabinet der Koningin van 20 augustus 1942 nummer 11 waren de volgende benamingen aan de MTB’s goedgekeurd:
MGB 46 Panter, MTB 203 Arend, MTB 204 Valk, MTB 235 Sperwer II, MTB 240 Buizerd.
Bij Rescript van het Kabinet der Koningin van 9 augustus 1943 nummer 3 werden de volgende benamingen aan de MTB’s goedgekeurd:
MTB 202 Kemphaan, MTB 229 Gier, MTB 231 Stormvogel, MTB 236 Havik.
In de praktijk werden deze scheepsnamen echter nooit gebruikt doch slechts het nummer genoemd.
Hr.Ms. MTB 229 (Gier) werd op 24 mei 1941 bij de werf Mc Gruer te Clynder op stapel gezet en op 3 februari 1942 te water gelaten. Op 19 februari 1942 werd de boot bij de Britse marine in dienst gesteld en op 13 juli 1943 te Weymouth bij de Koninklijke marine. De specificaties waren als volgt:
waterverplaatsing : 40 ton (47 ton vol beladen)
afmetingen : 72½ x 19¼ x 5½ feet
voortstuwing : 3 Packard benzinemotoren van 1.350 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 42 knopen
bemanning : 13 koppen
bewapening (Nederlands) : 2 torpedolanceerbuizen van 53,3cm
1 mitrailleur van 20mm
2 mitrailleurs van 12,7mm in dubbelopstelling
(poweroperated)
2 dieptebommen
2 lichtraketwerpers van 2-inch
2 lossen lichte Vickers machinegeweren
aantekening : De mitrailleurbewapening was verwisselbaar, terwijl de Vickers- en Johnson mitrailleurs in een later stadium aan boord kwamen. De boten uit deze serie beschikten over een eenvoudige radar en een IFF.
De commandanten waren:
Ltz.2 J.L. Bommezijn 13-07-1943 tot 11-08-1943
Ltz.2 KMR sd B. Vreede 01-10-1943 tot 24-09-1944
Ltz.2 H. van Mastrigt 01-11-1944 tot 22-06-1945
de MTB 240.
Op 22 januari 1942 werd Ltz.2 W.A. de Looze belast met de overname van de vier genoemde nog in aanbouw zijnde boten en geplaatst bij HMS Hornet te Gosport en zodoende droeg hij op 22 januari zijn commando over Hr.Ms. MGB 46 over aan de Ltz.3 J.A. Schreuder.
Bij Rescript van het Kabinet der Koningin van 20 augustus 1942 nummer 11 waren de volgende benamingen aan de MTB’s goedgekeurd:
MGB 46 Panter, MTB 203 Arend, MTB 204 Valk, MTB 235 Sperwer II, MTB 240 Buizerd.
Bij Rescript van het Kabinet der Koningin van 9 augustus 1943 nummer 3 werden de volgende benamingen aan de MTB’s goedgekeurd:
MTB 202 Kemphaan, MTB 229 Gier, MTB 231 Stormvogel, MTB 236 Havik.
In de praktijk werden deze scheepsnamen echter nooit gebruikt doch slechts het nummer genoemd.
Hr.Ms. MTB 229 (Gier) werd op 24 mei 1941 bij de werf Mc Gruer te Clynder op stapel gezet en op 3 februari 1942 te water gelaten. Op 19 februari 1942 werd de boot bij de Britse marine in dienst gesteld en op 13 juli 1943 te Weymouth bij de Koninklijke marine. De specificaties waren als volgt:
waterverplaatsing : 40 ton (47 ton vol beladen)
afmetingen : 72½ x 19¼ x 5½ feet
voortstuwing : 3 Packard benzinemotoren van 1.350 APK elk
aantal schroeven : 3
maximum snelheid : 42 knopen
bemanning : 13 koppen
bewapening (Nederlands) : 2 torpedolanceerbuizen van 53,3cm
1 mitrailleur van 20mm
2 mitrailleurs van 12,7mm in dubbelopstelling
(poweroperated)
2 dieptebommen
2 lichtraketwerpers van 2-inch
2 lossen lichte Vickers machinegeweren
aantekening : De mitrailleurbewapening was verwisselbaar, terwijl de Vickers- en Johnson mitrailleurs in een later stadium aan boord kwamen. De boten uit deze serie beschikten over een eenvoudige radar en een IFF.
De commandanten waren:
Ltz.2 J.L. Bommezijn 13-07-1943 tot 11-08-1943
Ltz.2 KMR sd B. Vreede 01-10-1943 tot 24-09-1944
Ltz.2 H. van Mastrigt 01-11-1944 tot 22-06-1945
Hr.Ms. MTB 229 werd op 22 juni 1945 te Vlissingen uit dienst gesteld en op 1 juli 1946 te Den Helder uit de sterkte afgevoerd, waarna de boot in augustus 1948 werd verkocht.
Hr.Ms. MTB 231 (Stormvogel) werd op 30 december 1941 bij de werf Mc Gruer te Clynder op stapel gezet en op 7 juli 1942 te water gelaten, waarna de boot op 30 juli 1942 bij de Britse marine in dienst werd gesteld. De specificaties zijn gelijk aan Hr.Ms. MTB 222. Op 20 augustus 1943 werd de boot te Dover bij de Koninklijke marine in dienst gesteld en ingedeeld bij de 9e MTB flottielje.
De commandanten waren:
Ltz.2 C.H. van Eeghen 20-08-1943 tot 11-09-1944
Ltz.2 J. van Rijn 11-09-1944 tot 18-09-1944
Hr.Ms. MTB 231 werd op 22 september 1944 in dienst opgelegd en op 29 november naar Poole overgevaren. Hierna werd de boot op 16 december te Portland uit dienst gesteld en opgelegd, waarna zij in februari 1946 in Engeland werd verkocht.
Hr.Ms. MTB 235 (Sperwer II) werd op 3 juli 1941 bij de werf Berthon Boat & Co. te Lymongton op stapel gezet en op 10 november 1941 te water gelaten. De specificaties zijn gelijk aan Hr.Ms. MTB 222. De boot werd met gelden uit het Prins Bernhard Fonds aangekocht en op 16 juni 1942 te Lymington bij de Koninklijke marine in dienst gesteld en ingedeeld bij de 9e MTB flottielje.
De commandanten waren:
Ltz.2 P.E. Tegelberg 16-06-1942 tot 11-09-1944
Ltz.3 P.J.J. Wirth 11-09-1944 tot 15-09-1944
Hr.Ms. MTB 235 werd op 15 september 1944 te Dover uit dienst gesteld en opgelegd en op 16 december naar Portland overgevaren. In februari 1946 werd de boot in Engeland verkocht.
Hr.Ms. MTB 236 (Havik) werd op 28 mei 1941 bij de werf Camper & Nicholson te Gosport op stapel gezet en op 8 maart 1942 te water gelaten, waarna zij op 15 april 1942 bij de Britse marine in dienst werd gesteld. De specificaties zijn gelijk aan Hr.Ms. MTB 222. De boot werd op 24 augustus 1943 te Shoreham van de Britse marine overgenomen en bij de Koninklijke marine in dienst gesteld, waarop zij werd ingedeeld bij de 9e MTB flottielje. De commandanten waren:
Ltz.2 B. ter Brake 24-08-1943 tot 13-07-1944
Ltz.2 H.L. Sixma Baron van Heemstra 13-07-1944 tot 13-09-1944
Ltz.3 W.H.J. Haasse 13-09-1944 tot 25-09-1944
Ltz.2 KMR sd F.W. Lambrechtsen 25-09-1944 tot 11-1944
Hr.Ms. MTB 236 werd op 14 september 1944 te Dover in dienst opgelegd en op 2 december naar Poole overgevaren, waarna de boot op 16 december te Portland werd opgelegd. In februari 1946 werd de boot in Engeland verkocht.
Om te bereiken dat er een gehele Nederlandse flottielje MTB’s werd gevormd, werd begin augustus 1943 besloten het aantal MTB’s uit te breiden en tot de aankoop over te gaan. Dit werden de MTB’s 202, 229, 231 en 236. Voor deze vier boten werd een bedrag van £ 115.502,- betaald.
Hr.Ms. MTB 240 (Buizerd) werd op 23 april 1941 bij de werf Morgan Giles te Reignmouth op stapel gezet en in februari 1942 te water gelaten. De specificaties zijn gelijk aan Hr.Ms. MTB 222. De boot werd met gelden uit het Prins Bernhard Fonds aangekocht en op 6 juni 1942 te Portsmouth bij de Koninklijke marine in dienst gesteld en ingedeeld bij de 9e MTB flottielje. De commandanten waren:
Ltz.3 F. Visée 06-06-1942 tot 05-09-1944
Ltz.2 H. van Rossem 05-09-1944 tot 27-11-1944
Hr.Ms. MTB 240 werd op 27 november 1944 te Dover in dienst opgelegd en op 2 december naar Poole overgevaren. Op 16 december werd de boot te Portland uit dienst gesteld en in februari 1946 in Engeland verkocht.