Historie
Martin had voor de PBM al een reeks vliegboten gebouwd voor de US Navy, namelijk de Martin Model 117 PM-1, de Martin Model 111 PM-2, Martin Model 120 P3M-1/2 en de Martin model 130 Clipper.
De US Navy was in 1937 op zoek naar een verbeterde opvolger voor de Consolidated PBY. Martin kwam met Model 162. Om het ontwerp te beproeven werd eerst een schaalmodel, Model 162A gebouwd op ¼ van de ware grootte en uitgerust met één motor van 120 pk. Deze vloog voor het eerst in december 1937.
Martin ontving in juni 1937 een contract om een prototype te bouwen, aangeduid als XPBM-1 (Experimental Patrol Bomber Martin 1).
Deze vloog voor het eerst in februari 1939. Martin had al medio december 1937 een order voor de levering van 20 toestellen, aangeduid als PBM-1. Deze hadden een herzien staartontwerp en waren voorzien van twee 1600 pk Wright R-2600-6 motoren.
De eerste kwam in september 1940 in dienst.
DE PBM-2 was een lange-afstands-ontwerp die echter niet in productie werd genomen.
De PBM-3 was voorzien van twee Wright R-2600-12 motoren van 1700 pk elk. Deze versie had meer bewapening en een groter brandstofcapaciteit.
De PBM-5, uitgerust met twee Wright R-2800 motoren van elk 2100 pk maakte in mei 1943 de eerste vlucht. Van dit type, met een grotere brandstofcapaciteit en An/APS-15 radar, werden 1000 stuks besteld. Er werden er echter circa 600 stuks afgeleverd voor het einde van de oorlog. Van de laatste uitvoering, de PBM-5A een amfibische versie werden 36 stuks gebouwd, plus nog vier PBM-5’s omgebouwd.
Martin had voor de PBM al een reeks vliegboten gebouwd voor de US Navy, namelijk de Martin Model 117 PM-1, de Martin Model 111 PM-2, Martin Model 120 P3M-1/2 en de Martin model 130 Clipper.
De US Navy was in 1937 op zoek naar een verbeterde opvolger voor de Consolidated PBY. Martin kwam met Model 162. Om het ontwerp te beproeven werd eerst een schaalmodel, Model 162A gebouwd op ¼ van de ware grootte en uitgerust met één motor van 120 pk. Deze vloog voor het eerst in december 1937.
Martin ontving in juni 1937 een contract om een prototype te bouwen, aangeduid als XPBM-1 (Experimental Patrol Bomber Martin 1).
Deze vloog voor het eerst in februari 1939. Martin had al medio december 1937 een order voor de levering van 20 toestellen, aangeduid als PBM-1. Deze hadden een herzien staartontwerp en waren voorzien van twee 1600 pk Wright R-2600-6 motoren.
De eerste kwam in september 1940 in dienst.
DE PBM-2 was een lange-afstands-ontwerp die echter niet in productie werd genomen.
De PBM-3 was voorzien van twee Wright R-2600-12 motoren van 1700 pk elk. Deze versie had meer bewapening en een groter brandstofcapaciteit.
De PBM-5, uitgerust met twee Wright R-2800 motoren van elk 2100 pk maakte in mei 1943 de eerste vlucht. Van dit type, met een grotere brandstofcapaciteit en An/APS-15 radar, werden 1000 stuks besteld. Er werden er echter circa 600 stuks afgeleverd voor het einde van de oorlog. Van de laatste uitvoering, de PBM-5A een amfibische versie werden 36 stuks gebouwd, plus nog vier PBM-5’s omgebouwd.
Versies.
XPBM-1 (Model 162):
Prototype, uitgerust met twee 1600 pk Wright R-2600-6 motoren.
PBM-1 (Model 162):
Eerste productieversie, met vijf .50 inch mitrailleurs; 21 stuks gebouwd.
XPBM-2 (Model 162):
Eén omgebouwde PBM-1 voor katapult proeven en lange afstand.
PBM-3 (Model 162B):
118 stuks nieuw gebouwd plus 31 omgebouwde PBM-3s.
PBM-3C (Model 162C): 274 stuks van een verbeterde patrouille uitvoering met twee .50 inch mitrailleurs in neuskoepel en in de rugkoepel; verder een enkele .50 inch mitrailleur in de staartkoepel en zijposities en een AN/APS-15 radar in een koepel op het dak achter de cockpit.
PBM-3B (Model 162C): Aanduiding voor 332 stuks ex-RAF Mariner GR.1A nadat die waren geretourneerd.
PBM-3S (Model 162C): Speciale onderzeebootbestrijder met gereduceerde bewapening en vergroot bereik. 94 stuks nieuw gebouwd plus nog 62 aangepaste oudere toestellen.
PBM-3D (Model 162D): Patrouille bommenwerperversie met twee 1.900 hp (1,417 kW) Wright R-2600-22s) en uitgebreidere bewapening, namelijk twee .50 inch mitrailleurs in de neus-, rug- en staartkoepel en twee enkele aan beide zijden. 256 stuks gebouwd.
PBM-4 (Model 162E):
Ongebouwde uitvoering met twee 2700 pk Wright R-3350 motoren.
PBM-5 (Model 162F):
Laatste vliegboot versie met twee 2100 pk Pratt & Whitney R-2800 motoren 628 stuks gebouwd.
PBM-5E: variant met verbeterde radar.
PBM-5S: lichtgewicht onderzeebootbestrijder.
PBM-5S2: verbeterde onderzeebootbestrijder met herziene radarinstallatie.
PBM-5A (Model 162G): Amfibie-uitvoering met intrekbaar landingsgestel.
De prelude:
Na de Tweede Wereldoorlog, terwijl men in het Koninkrijk der Nederlanden nog volop denkt dat de Indische bevolking dolgelukkig is met hun Hollandse overheersers, beginnen de vrijheidstrijders op de tropische eilanden steeds feller verzet te bieden tegen het Hollandse gezag.
Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger krijgt het steeds zwaarder te verduren en krijgt vanuit het verre Nederland versterking. Zo draagt ook de MLD een steentje bij door amfibische vliegtuigen in te zetten, die zowel op het land als op water kunnen landen en dus overal in de archipel snel inzetbaar zijn.
In Indië zijn al sinds de oorlog Catalina vliegboten van de MLD gestationeerd, die in het begin van de jaren '50 dringend aan vervanging toe zijn. Zoveel keus is er dan echter niet in amfibische toestellen:
XPBM-1 (Model 162):
Prototype, uitgerust met twee 1600 pk Wright R-2600-6 motoren.
PBM-1 (Model 162):
Eerste productieversie, met vijf .50 inch mitrailleurs; 21 stuks gebouwd.
XPBM-2 (Model 162):
Eén omgebouwde PBM-1 voor katapult proeven en lange afstand.
PBM-3 (Model 162B):
- stuks van een verbeterde versie met twee 1700 pk R-2600-12 motoren.
118 stuks nieuw gebouwd plus 31 omgebouwde PBM-3s.
PBM-3C (Model 162C): 274 stuks van een verbeterde patrouille uitvoering met twee .50 inch mitrailleurs in neuskoepel en in de rugkoepel; verder een enkele .50 inch mitrailleur in de staartkoepel en zijposities en een AN/APS-15 radar in een koepel op het dak achter de cockpit.
PBM-3B (Model 162C): Aanduiding voor 332 stuks ex-RAF Mariner GR.1A nadat die waren geretourneerd.
PBM-3S (Model 162C): Speciale onderzeebootbestrijder met gereduceerde bewapening en vergroot bereik. 94 stuks nieuw gebouwd plus nog 62 aangepaste oudere toestellen.
PBM-3D (Model 162D): Patrouille bommenwerperversie met twee 1.900 hp (1,417 kW) Wright R-2600-22s) en uitgebreidere bewapening, namelijk twee .50 inch mitrailleurs in de neus-, rug- en staartkoepel en twee enkele aan beide zijden. 256 stuks gebouwd.
PBM-4 (Model 162E):
Ongebouwde uitvoering met twee 2700 pk Wright R-3350 motoren.
PBM-5 (Model 162F):
Laatste vliegboot versie met twee 2100 pk Pratt & Whitney R-2800 motoren 628 stuks gebouwd.
PBM-5E: variant met verbeterde radar.
PBM-5S: lichtgewicht onderzeebootbestrijder.
PBM-5S2: verbeterde onderzeebootbestrijder met herziene radarinstallatie.
PBM-5A (Model 162G): Amfibie-uitvoering met intrekbaar landingsgestel.
De prelude:
Na de Tweede Wereldoorlog, terwijl men in het Koninkrijk der Nederlanden nog volop denkt dat de Indische bevolking dolgelukkig is met hun Hollandse overheersers, beginnen de vrijheidstrijders op de tropische eilanden steeds feller verzet te bieden tegen het Hollandse gezag.
Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger krijgt het steeds zwaarder te verduren en krijgt vanuit het verre Nederland versterking. Zo draagt ook de MLD een steentje bij door amfibische vliegtuigen in te zetten, die zowel op het land als op water kunnen landen en dus overal in de archipel snel inzetbaar zijn.
In Indië zijn al sinds de oorlog Catalina vliegboten van de MLD gestationeerd, die in het begin van de jaren '50 dringend aan vervanging toe zijn. Zoveel keus is er dan echter niet in amfibische toestellen:
De MarineLuchtvaartDienst kan kiezen tussen de lichte, onbewapende en dure Grumman Albatross, een nog te ontwerpen toestel van het Duitse Dornier en een aantal tweedehands Martin PBM-5a Mariners van de US Navy.
De Mariners zijn beter bewapend en zwaarder dan de Catalina´s. Ze kunnen 25 mariniers met uitrusting snel afzetten op een strand, en zijn dus ideaal voor de dienst in het roerige Indië. |
In maart 1954 is de aankoop rond en komen 17 PBM-5a's naar Nederland, waar crews en onderhoudspersoneel training krijgen voor het ‘nieuwe’ vliegtuig.
Nieuw zijn de Mariners bepaald niet, het eerste ontwerp voor de Patrol Bomber Martin 1 dateert uit 1937 en de PBM-5 is in 1943 ontwikkeld als vliegboot. In 1947 wordt het ontwerp aangepast met een hydraulisch landinggestel, zodat een amfibisch toestel ontstaat: De PBM-5a. Een groot succes is het niet, er worden er maar 36 van gebouwd, de laatste in april 1949.
Van de 17 door Nederland aangekochte vliegtuigen hebben een aantal enkele jaren in opslag gestaan in de woestijn in Arizona en is de rest afgedankt uit actieve US Navy dienst op de Amerikaanse eilanden in de Stille Oceaan.
Nieuw zijn de Mariners bepaald niet, het eerste ontwerp voor de Patrol Bomber Martin 1 dateert uit 1937 en de PBM-5 is in 1943 ontwikkeld als vliegboot. In 1947 wordt het ontwerp aangepast met een hydraulisch landinggestel, zodat een amfibisch toestel ontstaat: De PBM-5a. Een groot succes is het niet, er worden er maar 36 van gebouwd, de laatste in april 1949.
Van de 17 door Nederland aangekochte vliegtuigen hebben een aantal enkele jaren in opslag gestaan in de woestijn in Arizona en is de rest afgedankt uit actieve US Navy dienst op de Amerikaanse eilanden in de Stille Oceaan.
De Martin is een grote en zware vliegboot. Met een lengte van 23,5 meter en een wingspan (vleugelbreedte) van 36 meter is het een imposant toestel om te zien, zeker als op het land de enorme boeg hoog boven het maaiveld uitsteekt.
Het volgeladen gewicht kan 25 ton bedragen.
De PBM-5A is tot op heden het grootste amfibische vliegtuig ooit gebouwd.
Met het toevoegen van een hydraulisch landingsgestel is het leeggewicht van de Mariner met 1900 kilo toegenomen, maar de 2 Pratt & Whitney R-2800-34 motoren zijn niet aangepast op het hogere gewicht. Bij zware belading moeten de motoren hun 2100 paardekrachten tot het uiterste inspannen om de kolos uit het zeewater te tillen.
Een vliegtuig is in die dagen nog een volledig mechanisch apparaat. De complexe, soms tegenstrijdige, eisen die aan een amfibisch vliegtuig gesteld worden vormen dan ook een grote technologische uitdaging. Tezamen met het hoge gewicht, de te lichte motoren, de inwerking van het zeewater, de tropische hitte en de hoge luchtvochtigheid, de Mariners hebben hun hele leven constant blootgestaan aan een slijtageslag in het zoute zeewater, in de tropische hitte, bij een hoge luchtvochtigheid.
Voor de MLD blijken de Mariners een te grote uitdaging te zijn, ze staan vrijwel continue voor reparaties aan de grond en hebben tijdens de vlucht ook allerlei storingen, waarbij het uitvallen van motoren en lekkages van olie- en brandstofleidingen geen zeldzaamheden zijn.
Ook de vliegcondities van het logge gevaarte dragen niet bij aan hun reputatie. Het starten bij woelige zeegang is geen onverdeeld genoegen en ook het landen vraagt om grote vliegvaardigheid: Als de daalhoek te groot is, raakt te toestel het water onder een te grote hoek, waardoor hij over de kop slaat. Dar gebeurde op 22 november 1957 bij een oefenvlucht met de P-305 in het Haringvliet, en dat gebeurde ook bij de P-302 in de Papiti Baai op 15 december 1959.
De lessen:
De Mariner heeft in korte tijd een twijfelachtige reputatie opgebouwd bij de MLD en krijgt de bijnaam "crew killer". 6 van de 17 toestellen verongelukken in een tijdsbestek van 2 jaar, waarbij in totaal 31 marinemensen om het leven komen:
Een jaar voor de crash met de P-303 is de P-312 verongelukt in Merauke, Indië, waarbij 8 crewleden om het leven kwamen.
Op 10 juni 1959 crasht de P-306 op de terugvlucht naar Nederland bij de tussenlanding op het eiland Goa doordat de rechtermotor uitvalt.
Alle crewleden en 3 passagiers kwamen om.
Op 15 december 1959 slaat de de P-302 in de Papiti Baai over de kop en zinkt, met 5 doden tot gevolg.
Het volgeladen gewicht kan 25 ton bedragen.
De PBM-5A is tot op heden het grootste amfibische vliegtuig ooit gebouwd.
Met het toevoegen van een hydraulisch landingsgestel is het leeggewicht van de Mariner met 1900 kilo toegenomen, maar de 2 Pratt & Whitney R-2800-34 motoren zijn niet aangepast op het hogere gewicht. Bij zware belading moeten de motoren hun 2100 paardekrachten tot het uiterste inspannen om de kolos uit het zeewater te tillen.
Een vliegtuig is in die dagen nog een volledig mechanisch apparaat. De complexe, soms tegenstrijdige, eisen die aan een amfibisch vliegtuig gesteld worden vormen dan ook een grote technologische uitdaging. Tezamen met het hoge gewicht, de te lichte motoren, de inwerking van het zeewater, de tropische hitte en de hoge luchtvochtigheid, de Mariners hebben hun hele leven constant blootgestaan aan een slijtageslag in het zoute zeewater, in de tropische hitte, bij een hoge luchtvochtigheid.
Voor de MLD blijken de Mariners een te grote uitdaging te zijn, ze staan vrijwel continue voor reparaties aan de grond en hebben tijdens de vlucht ook allerlei storingen, waarbij het uitvallen van motoren en lekkages van olie- en brandstofleidingen geen zeldzaamheden zijn.
Ook de vliegcondities van het logge gevaarte dragen niet bij aan hun reputatie. Het starten bij woelige zeegang is geen onverdeeld genoegen en ook het landen vraagt om grote vliegvaardigheid: Als de daalhoek te groot is, raakt te toestel het water onder een te grote hoek, waardoor hij over de kop slaat. Dar gebeurde op 22 november 1957 bij een oefenvlucht met de P-305 in het Haringvliet, en dat gebeurde ook bij de P-302 in de Papiti Baai op 15 december 1959.
De lessen:
De Mariner heeft in korte tijd een twijfelachtige reputatie opgebouwd bij de MLD en krijgt de bijnaam "crew killer". 6 van de 17 toestellen verongelukken in een tijdsbestek van 2 jaar, waarbij in totaal 31 marinemensen om het leven komen:
Een jaar voor de crash met de P-303 is de P-312 verongelukt in Merauke, Indië, waarbij 8 crewleden om het leven kwamen.
Op 10 juni 1959 crasht de P-306 op de terugvlucht naar Nederland bij de tussenlanding op het eiland Goa doordat de rechtermotor uitvalt.
Alle crewleden en 3 passagiers kwamen om.
Op 15 december 1959 slaat de de P-302 in de Papiti Baai over de kop en zinkt, met 5 doden tot gevolg.
Het animo om op de Mariner te vliegen neemt snel af. Het ongeluk op 15 december 1959 is voor de marineleiding aanleiding om de PBM-5A uit dienst te nemen.
Commandant A. J. de Bruin schrijft op 18 december 1959 aan de Marine leiding in Den Haag:
A. De ongevallen met de PBM-5A vliegtuigen geven mij de overtuiging dat de MLD niet in staat is onder de huidige omstandigheden met voldoende veiligheid met deze vliegtuigen te vliegen.
B. De waarde van deze vliegtuigen voor de verdediging van Nederlands Nieuw Guinea acht ik zo gering, dat het brengen van meer offers niet gerechtvaardig is.
C. Moge adviseren het vliegen met deze vliegtuigen definitief te stoppen.
D. In afwachting uitslag onderzoek laatste ongeval heb ik het vliegen met deze vliegtuigen opgeschort.”
Op 15 januari 1960 volgde een vliegverbod, pas op 3 maart 1960 worden de Martin Mariners definitief buiten dienst gesteld.
Commandant A. J. de Bruin schrijft op 18 december 1959 aan de Marine leiding in Den Haag:
A. De ongevallen met de PBM-5A vliegtuigen geven mij de overtuiging dat de MLD niet in staat is onder de huidige omstandigheden met voldoende veiligheid met deze vliegtuigen te vliegen.
B. De waarde van deze vliegtuigen voor de verdediging van Nederlands Nieuw Guinea acht ik zo gering, dat het brengen van meer offers niet gerechtvaardig is.
C. Moge adviseren het vliegen met deze vliegtuigen definitief te stoppen.
D. In afwachting uitslag onderzoek laatste ongeval heb ik het vliegen met deze vliegtuigen opgeschort.”
Op 15 januari 1960 volgde een vliegverbod, pas op 3 maart 1960 worden de Martin Mariners definitief buiten dienst gesteld.
Websites.