door: Ron PA3CWG
De drie claxons waren het teken dat de boot eronder ging, van een bovenwater varende onderzeeboot naar een echte, “op de batterij” varende duikboot. De dieselmotoren werden gestopt en de voortstuwing werd naar elektrische aandrijving overgeschakeld. De duiktank die gevuld was, maakte dat de boot wegzonk, doch er werd tijdig opgevangen en geblazen. De aanwezige trimtanks werden onder leiding van de chef onderwaterbedrijf zo bediend, dat de boot op de aangegeven diepte kon zweven. Deze trimtanks, de voor-, midden hulpballast –en
achtertrimtanks, lagen voor de veiligheid binnen de druk vaste huid., doch konden indien de boot te licht was, water innemen en natuurlijk bij wegzakken, water blazen. Als de boot aan de voor- of achterkant te licht was, werd er water rondgepompt. Het trimbedrijf had bij verschillende dieptes en of zoutlagen in het water, de handen
vol en dit gold ook voor de duikroergangers die de dieptemeter/hellingmeter in de gaten moesten houden.
Als ze even niet vlug genoeg reageerden leverde dat hen een snauw op van de chef onderwaterbedrijf, die in de centrale tegen de periscoopmast leunde, doch deze knapen scherp in de gaten hield. De dienstdoende telegrafist in de radiohut direct achter de centrale, kon nu even zijn verzonden berichten en of telegrammen inloggen. Bovenop lag het “Diving signal”, een bericht waarin de commandant van de boot aangeeft voor hoe lang en in welke positie hij “Submerged” denkt te zijn. Er werd veel gebruik gemaakt van de Engelse taal, maar ja, tijdens de jaren 60 was dat, in Nato-verband, onvermijdelijk. Tevens werd de “Next of Kinlist” verzonden, waarin alle opvarenden werden genoemd, dit in verband met een voor ons onprettige “Submiss” of nog erger “Subsunk” . Die laatste twee hadden een alarmfase en een zoekactie tot gevolg en zorgden voor de grootste commotie onder de walautoriteiten.
Het “Diving signal”, zeg maar duikbericht, werd in CW met de voorrangsaanwijzing “P”(spoed) naar een Nederlands NATO kuststation verzonden. Meestal was dit Nora/PBC 3. Dit marinekuststation (Noordwijkradio) zorgde voor verdere doorzending naar COZD (Commandant Onderzeedienst). De eerste jaren na de tweede wereldoorlog was de onderzeedienst aan de Waalhaven in Rotterdam gehuisvest. De boten lagen voor reparatie of tijdens
verlofperiodes in de betonnen bunkers, die nog een overblijfsel van “Herr Adolf” uit de jaren 1940-1945 waren. Later, in de jaren 60, is de onderzeedienst naar Den Helder overgeplaatst. Ontvangen berichten en telegrammen konden nu worden uitgetypt en via het berichtenplankje door de Chef station aan de verbindingsofficier ter tekening
worden aangeboden.
Telegrammen waren meestal van persoonlijke aard en konden voor iedere opvarende bestemd zijn. Gelukwensen zoals “Zoon geboren, moeder maakt het goed” gaven veel plezier, maar ook droevige inlichtingen van thuis kwamen voor. Dit verkeer kwam via Scheveningenradio/PCH binnen, hierover zal ik in de aflevering Openbaar Verkeer meer vertellen. Berichten waren echter van militaire aard. Ze werden uitgezonden door PBC2 op de
maritieme banden in de 4/6/8/12 mHz, om er eens een paar te noemen. Het cijfer 2 achter PBC staat voor omroep, dwz om de 4 uur werd er een berichtenstroom in CW uitgezonden, een genummerde serie, inhoudende diverse soorten van verkeer. Dit waren berichten in klare taal, codeberichten, weerberichten en heruitzendingen van nood-,
spoed- en veiligheidsverkeer. Maar hoe hielden we dan radiocontact, terwijl we onderwater voeren. Nou, tot bepaalde diepte kon men op de VLF band nog met een te baksen antenne (denk aan grote ferrietstaaf) signalen ontvangen van speciale stations: GBR en NSS waren nog te ontvangen tot een meter of 10, doch “snuiverend” kon wel communicatie worden gepleegd. Ja, snuiveren. Het werd ook wel snorkelen genoemd. Ok, ik zal in het kort uitleggen wat “snuiveren” is.
De boot bleef, met opgestoken snuivermast en periscoop, onder de waterspiegel varen. Nu komt de truc. Door de snuivermast werd lucht aangezogen om de diesels te laten draaien. Zo kreeg de bemanning ook frisse lucht, terwijl de afgewerkte gassen van de GMC motoren onder water werden verspreid. Er was alleen één rottigheidje.
Bij een glad zeetje werkte dit prima, doch de op de snuivermast gemonteerde snuiverkopklep moest bij ruwe zee het binnenstromen van zeewater voorkomen. Het instromende zeewater sloot deze klep. De motoren draaiden gewoon door en eisten de aanwezige lucht in de boot voor zich op, waardoor onderdruk ontstond. Zwaar vervelend was dat, en het was dan of overschakelen op de batterij (diesels stop) of rijzen, dus aan de oppervlakte gaan varen.
Op de opgestoken snuivermast zat ook een whipantenne die HF activiteit mogelijk maakte. Als we diep gedoken waren, was hij horizontaal gelocked, en als we snuiverden stond de spriet fier verticaal. Een TBL tx van 200W en een TCS 40W vormden met B40 B41 ontvangers het aanwezige station, een frequentiemeter was ook
aanwezig, die zou ik bijna vergeten te noemen.
Met de codeboeken, de voorschriften ACP (Allied Communication Publication) nrs 124/125, codeermachines,typemateriaal enz. was de radiohut knap vol. En naast de typemachine stond natuurlijk de Juncker , een recht op en neer sleutel. Onderwater varend, whip en periscoop op, net boven de waterspiegel en hoog genoeg om de HSM uitzendingen van PBC2 op de bandrecorder op hoge snelheid te kunnen opnemen, werd na einde uitzending: “Whip neer” gegeven en kon weggedoken worden. De HSM (high speed morse) uitzending kon nu op normale snelheid worden uitgetypt. Soms was het een Maralg (Marine algemeen), dan weer een Marcom (Marinecommunicatie) bericht, of het was een codebericht aan de Cdt van de Zeeleeuw. De eerste twee groepen van het codebericht gaf de gebruikte code aan, te weten, Natorestricted confidentieel, geheim of zeer geheim. Laatste twee gaven de verbindingsofficier werk om handen, terwijl de eerste twee vercijferde berichten door de
telegrafist van de wacht werden ontcijferd. Stond er in de kop van het bericht de voorrangsaanduiding P(spoed) of O(dringend) dan werd hier onmiddellijk mee begonnen. De codemachine “Adonis”, die op de Duitse Enigma machine leek, was in gebruik. Eerst moesten de rotoren op de juiste dagsleutel ingesteld worden en al typend
kwam de vercijferde ingevoerde tekst er dan in klare taal uitrollen. De Hagelinmachine, een met de hand bediende
letter voor letter codeermachine, was er voor het lichtere codeerwerk. Voor het snelle werk b.v. als we in verbinding met vliegtuigen waren, werd boven water varend “Megsu” gebruikt, waarvan de geldigheidsduur zeer kort was. De Z-code “int ZNB” met daar achter twee letters, b.v. AB, werd uitgezonden. De vliegtuigtelegrafist keek op zijn
codekaart naar de datum en het uur, waar op stond wat het antwoord moest zijn op de gestelde vraag. Dat was b.v. CD (kon van alles zijn) en hij zond die letters uit als antwoord.
Een uur later was het antwoord weer anders. Z-code is de militaire aanvulling op de bestaande Q-code. “ZNB”
betekent: “what is authentication”(waarmerking) en “int” maakt de zin vragend. De Z-code serie loopt van ZAA tot ZZZ.
Er worden nog wel eens Q & Z code boekjes herdrukt. ( herdruk door: PA3ALM ) Bij verzending van berichten werd de volgende procedure gevolgd. Eerst werd er geluisterd naar de best doorkomende zender van Noordwijkradio/PBC3 of dat station, door een vvv bandje te draaien, aangaf in deze maritieme band uit te
luisteren naar roepende marineschepen, op de in het VPNED (verbindingsplan Nederland) aangegeven roepfrequentie. Dan werd de TBL zender afgestemd en werd PBC3 aangeroepen met de dan geldende
roepnaam: b.v.
PBC3 de 2mh z bo k (Noordwijk de Ruyter heb verkeer voor U ) (4CL was de Kortenaer) Op Nora schrok de luisterende telegrafist van de wacht op. Hij had aan zijn ontvanger een katrolletje met draad, dat soepel met het handje op tafel, de afstemknop bediende waarmee hij de centerfrequentie met kleine bandbreedte afzocht, waarna het verkeer werd afgehandeld, en bij akkoord, Reçu werd gegeven. Beide partijen vulden hun logboekje in, want alles wat geseind werd, moest genoteerd worden. Alles ging volgens de procedure CF ACP 124, geen eskadertik niets, het sluitteken AR aaneengeseind, was einde verkeer. Dit was er op de VBS Amsterdam (MKAD) ingehamerd. Deze verbindingsschool leidde miliciens (dienstplichtigen) en beroepspersoneel(ook kader) op tot de dienstvakken:
telegrafist, codeur-telexist-seiner en in die jaren werden Marva’s opgeleid tot telefoniste. Met kader bedoel ik reeds opgeleiden die een vervolgcursus volgden voor een hogere rang. Van de geslaagde telegrafisten ging een deel
naar de MLD (cursus vliegtuigtelegrafist), de anderen werden op Nora of bij andere marinekuststations, of bij de vloot geplaatst. Eind jaren 50 was het bijna allemaal nog CW wat de klok sloeg. VHF , marifoon, mobieltje : <<< nooit van gehoord >>> Aan PBB3 (Den Helder) QRG 1722 kHz werd ZKE 1 gemeld(melden in havenfrequentie,
wisten ze wie naar binnen/buiten ging).
De actieve diensttijd miliciens (dus na de opleiding) ondervonden dat er tijdens de opleiding meer het accent op zelfstandig bedienen van de aanwezige radioapparatuur dan op de reparatie hiervan, werd gelegd.
Radioradarmonteurs kregen op de TOKM hun opleiding, ook op de MKAD dus.
Radioofficieren van de Koopvaardij, die hun diensttijd bij de KM wilden doorbrengen, (niet doorvaren dus) kregen na hun opleiding direct strepen op hun mouw.
Ron PA3CWG
De drie claxons waren het teken dat de boot eronder ging, van een bovenwater varende onderzeeboot naar een echte, “op de batterij” varende duikboot. De dieselmotoren werden gestopt en de voortstuwing werd naar elektrische aandrijving overgeschakeld. De duiktank die gevuld was, maakte dat de boot wegzonk, doch er werd tijdig opgevangen en geblazen. De aanwezige trimtanks werden onder leiding van de chef onderwaterbedrijf zo bediend, dat de boot op de aangegeven diepte kon zweven. Deze trimtanks, de voor-, midden hulpballast –en
achtertrimtanks, lagen voor de veiligheid binnen de druk vaste huid., doch konden indien de boot te licht was, water innemen en natuurlijk bij wegzakken, water blazen. Als de boot aan de voor- of achterkant te licht was, werd er water rondgepompt. Het trimbedrijf had bij verschillende dieptes en of zoutlagen in het water, de handen
vol en dit gold ook voor de duikroergangers die de dieptemeter/hellingmeter in de gaten moesten houden.
Als ze even niet vlug genoeg reageerden leverde dat hen een snauw op van de chef onderwaterbedrijf, die in de centrale tegen de periscoopmast leunde, doch deze knapen scherp in de gaten hield. De dienstdoende telegrafist in de radiohut direct achter de centrale, kon nu even zijn verzonden berichten en of telegrammen inloggen. Bovenop lag het “Diving signal”, een bericht waarin de commandant van de boot aangeeft voor hoe lang en in welke positie hij “Submerged” denkt te zijn. Er werd veel gebruik gemaakt van de Engelse taal, maar ja, tijdens de jaren 60 was dat, in Nato-verband, onvermijdelijk. Tevens werd de “Next of Kinlist” verzonden, waarin alle opvarenden werden genoemd, dit in verband met een voor ons onprettige “Submiss” of nog erger “Subsunk” . Die laatste twee hadden een alarmfase en een zoekactie tot gevolg en zorgden voor de grootste commotie onder de walautoriteiten.
Het “Diving signal”, zeg maar duikbericht, werd in CW met de voorrangsaanwijzing “P”(spoed) naar een Nederlands NATO kuststation verzonden. Meestal was dit Nora/PBC 3. Dit marinekuststation (Noordwijkradio) zorgde voor verdere doorzending naar COZD (Commandant Onderzeedienst). De eerste jaren na de tweede wereldoorlog was de onderzeedienst aan de Waalhaven in Rotterdam gehuisvest. De boten lagen voor reparatie of tijdens
verlofperiodes in de betonnen bunkers, die nog een overblijfsel van “Herr Adolf” uit de jaren 1940-1945 waren. Later, in de jaren 60, is de onderzeedienst naar Den Helder overgeplaatst. Ontvangen berichten en telegrammen konden nu worden uitgetypt en via het berichtenplankje door de Chef station aan de verbindingsofficier ter tekening
worden aangeboden.
Telegrammen waren meestal van persoonlijke aard en konden voor iedere opvarende bestemd zijn. Gelukwensen zoals “Zoon geboren, moeder maakt het goed” gaven veel plezier, maar ook droevige inlichtingen van thuis kwamen voor. Dit verkeer kwam via Scheveningenradio/PCH binnen, hierover zal ik in de aflevering Openbaar Verkeer meer vertellen. Berichten waren echter van militaire aard. Ze werden uitgezonden door PBC2 op de
maritieme banden in de 4/6/8/12 mHz, om er eens een paar te noemen. Het cijfer 2 achter PBC staat voor omroep, dwz om de 4 uur werd er een berichtenstroom in CW uitgezonden, een genummerde serie, inhoudende diverse soorten van verkeer. Dit waren berichten in klare taal, codeberichten, weerberichten en heruitzendingen van nood-,
spoed- en veiligheidsverkeer. Maar hoe hielden we dan radiocontact, terwijl we onderwater voeren. Nou, tot bepaalde diepte kon men op de VLF band nog met een te baksen antenne (denk aan grote ferrietstaaf) signalen ontvangen van speciale stations: GBR en NSS waren nog te ontvangen tot een meter of 10, doch “snuiverend” kon wel communicatie worden gepleegd. Ja, snuiveren. Het werd ook wel snorkelen genoemd. Ok, ik zal in het kort uitleggen wat “snuiveren” is.
De boot bleef, met opgestoken snuivermast en periscoop, onder de waterspiegel varen. Nu komt de truc. Door de snuivermast werd lucht aangezogen om de diesels te laten draaien. Zo kreeg de bemanning ook frisse lucht, terwijl de afgewerkte gassen van de GMC motoren onder water werden verspreid. Er was alleen één rottigheidje.
Bij een glad zeetje werkte dit prima, doch de op de snuivermast gemonteerde snuiverkopklep moest bij ruwe zee het binnenstromen van zeewater voorkomen. Het instromende zeewater sloot deze klep. De motoren draaiden gewoon door en eisten de aanwezige lucht in de boot voor zich op, waardoor onderdruk ontstond. Zwaar vervelend was dat, en het was dan of overschakelen op de batterij (diesels stop) of rijzen, dus aan de oppervlakte gaan varen.
Op de opgestoken snuivermast zat ook een whipantenne die HF activiteit mogelijk maakte. Als we diep gedoken waren, was hij horizontaal gelocked, en als we snuiverden stond de spriet fier verticaal. Een TBL tx van 200W en een TCS 40W vormden met B40 B41 ontvangers het aanwezige station, een frequentiemeter was ook
aanwezig, die zou ik bijna vergeten te noemen.
Met de codeboeken, de voorschriften ACP (Allied Communication Publication) nrs 124/125, codeermachines,typemateriaal enz. was de radiohut knap vol. En naast de typemachine stond natuurlijk de Juncker , een recht op en neer sleutel. Onderwater varend, whip en periscoop op, net boven de waterspiegel en hoog genoeg om de HSM uitzendingen van PBC2 op de bandrecorder op hoge snelheid te kunnen opnemen, werd na einde uitzending: “Whip neer” gegeven en kon weggedoken worden. De HSM (high speed morse) uitzending kon nu op normale snelheid worden uitgetypt. Soms was het een Maralg (Marine algemeen), dan weer een Marcom (Marinecommunicatie) bericht, of het was een codebericht aan de Cdt van de Zeeleeuw. De eerste twee groepen van het codebericht gaf de gebruikte code aan, te weten, Natorestricted confidentieel, geheim of zeer geheim. Laatste twee gaven de verbindingsofficier werk om handen, terwijl de eerste twee vercijferde berichten door de
telegrafist van de wacht werden ontcijferd. Stond er in de kop van het bericht de voorrangsaanduiding P(spoed) of O(dringend) dan werd hier onmiddellijk mee begonnen. De codemachine “Adonis”, die op de Duitse Enigma machine leek, was in gebruik. Eerst moesten de rotoren op de juiste dagsleutel ingesteld worden en al typend
kwam de vercijferde ingevoerde tekst er dan in klare taal uitrollen. De Hagelinmachine, een met de hand bediende
letter voor letter codeermachine, was er voor het lichtere codeerwerk. Voor het snelle werk b.v. als we in verbinding met vliegtuigen waren, werd boven water varend “Megsu” gebruikt, waarvan de geldigheidsduur zeer kort was. De Z-code “int ZNB” met daar achter twee letters, b.v. AB, werd uitgezonden. De vliegtuigtelegrafist keek op zijn
codekaart naar de datum en het uur, waar op stond wat het antwoord moest zijn op de gestelde vraag. Dat was b.v. CD (kon van alles zijn) en hij zond die letters uit als antwoord.
Een uur later was het antwoord weer anders. Z-code is de militaire aanvulling op de bestaande Q-code. “ZNB”
betekent: “what is authentication”(waarmerking) en “int” maakt de zin vragend. De Z-code serie loopt van ZAA tot ZZZ.
Er worden nog wel eens Q & Z code boekjes herdrukt. ( herdruk door: PA3ALM ) Bij verzending van berichten werd de volgende procedure gevolgd. Eerst werd er geluisterd naar de best doorkomende zender van Noordwijkradio/PBC3 of dat station, door een vvv bandje te draaien, aangaf in deze maritieme band uit te
luisteren naar roepende marineschepen, op de in het VPNED (verbindingsplan Nederland) aangegeven roepfrequentie. Dan werd de TBL zender afgestemd en werd PBC3 aangeroepen met de dan geldende
roepnaam: b.v.
PBC3 de 2mh z bo k (Noordwijk de Ruyter heb verkeer voor U ) (4CL was de Kortenaer) Op Nora schrok de luisterende telegrafist van de wacht op. Hij had aan zijn ontvanger een katrolletje met draad, dat soepel met het handje op tafel, de afstemknop bediende waarmee hij de centerfrequentie met kleine bandbreedte afzocht, waarna het verkeer werd afgehandeld, en bij akkoord, Reçu werd gegeven. Beide partijen vulden hun logboekje in, want alles wat geseind werd, moest genoteerd worden. Alles ging volgens de procedure CF ACP 124, geen eskadertik niets, het sluitteken AR aaneengeseind, was einde verkeer. Dit was er op de VBS Amsterdam (MKAD) ingehamerd. Deze verbindingsschool leidde miliciens (dienstplichtigen) en beroepspersoneel(ook kader) op tot de dienstvakken:
telegrafist, codeur-telexist-seiner en in die jaren werden Marva’s opgeleid tot telefoniste. Met kader bedoel ik reeds opgeleiden die een vervolgcursus volgden voor een hogere rang. Van de geslaagde telegrafisten ging een deel
naar de MLD (cursus vliegtuigtelegrafist), de anderen werden op Nora of bij andere marinekuststations, of bij de vloot geplaatst. Eind jaren 50 was het bijna allemaal nog CW wat de klok sloeg. VHF , marifoon, mobieltje : <<< nooit van gehoord >>> Aan PBB3 (Den Helder) QRG 1722 kHz werd ZKE 1 gemeld(melden in havenfrequentie,
wisten ze wie naar binnen/buiten ging).
De actieve diensttijd miliciens (dus na de opleiding) ondervonden dat er tijdens de opleiding meer het accent op zelfstandig bedienen van de aanwezige radioapparatuur dan op de reparatie hiervan, werd gelegd.
Radioradarmonteurs kregen op de TOKM hun opleiding, ook op de MKAD dus.
Radioofficieren van de Koopvaardij, die hun diensttijd bij de KM wilden doorbrengen, (niet doorvaren dus) kregen na hun opleiding direct strepen op hun mouw.
Ron PA3CWG