Hr. Ms Banda ex-HMAS Woolongong J 172
Bouwwerf
op stapel gezet te water gelaten in dienst gesteld ( Austr. ) in dienst gesteld KM Naamsein |
Cackatoo Dock & Eng. Co. te Sydney
29 januari 1941 5 juli 1941 5 juli 1941 11 februari 1946 te Sydney MV 22 (15-07-1946) PK 2 (15-09-1946) P 7 ( 15-01-1947 ) |
In principe heeft Hr. Ms. Banda dezelfde taken verricht als bij Hr.Ms. Ambon werden omschreven, hetgeen ook bij de beschrijving voor de overige schepen van toepassing is.
Hr.Ms. Banda kreeg Makassar als basis en werd ter beschikking gesteld van de Maritiem Commandant Grote Oost. Als eerste maakte het schip een tocht langs Ambon, Saparoea, Banda,Ceram en Koepang om personeel voor de Koninklijke marine
Daar was grote belangstelling voor en de ingescheepte keuringsarts en wervings-onderofficieren hadden hun handen vol werk
Daarna ging het schip van 15 augustus tot 26 oktober 1946 te Soerabaja in groot onderhoud.
Hr.Ms. Banda kreeg Makassar als basis en werd ter beschikking gesteld van de Maritiem Commandant Grote Oost. Als eerste maakte het schip een tocht langs Ambon, Saparoea, Banda,Ceram en Koepang om personeel voor de Koninklijke marine
Daar was grote belangstelling voor en de ingescheepte keuringsarts en wervings-onderofficieren hadden hun handen vol werk
Daarna ging het schip van 15 augustus tot 26 oktober 1946 te Soerabaja in groot onderhoud.
Op 24 januari 1947 meldde een Catalina dat het bij het eiland Sailoesin de Paternoster-
archipel een verdachte prauw had ontdekt en met de boordmitrailleurs onder vuur had genomen. Hr.Ms. Banda werd naar de bewuste plek gezonden met een sectie van het KNIL aan boord. In de ochtend van 25 januari werd voor Sailoes ten anker gegaan om een onderzoek in te stellen en na verkregen inlichtingen werd koers gezet naar de Postillon-eilanden waar die avond voor Sapoeka Besar ten anker werd gegaan. Daar lag een Higginsboot van de Dienst van Scheepvaart uit Makassar met eveneens een groep KNIL aan boord. Deze gingen op zoek naar een beruchte KRIS-leider die met zijn handlanger werd gearresteerd en aan boord van de Banda werden gebracht voor overdracht aan de autoriteiten.
archipel een verdachte prauw had ontdekt en met de boordmitrailleurs onder vuur had genomen. Hr.Ms. Banda werd naar de bewuste plek gezonden met een sectie van het KNIL aan boord. In de ochtend van 25 januari werd voor Sailoes ten anker gegaan om een onderzoek in te stellen en na verkregen inlichtingen werd koers gezet naar de Postillon-eilanden waar die avond voor Sapoeka Besar ten anker werd gegaan. Daar lag een Higginsboot van de Dienst van Scheepvaart uit Makassar met eveneens een groep KNIL aan boord. Deze gingen op zoek naar een beruchte KRIS-leider die met zijn handlanger werd gearresteerd en aan boord van de Banda werden gebracht voor overdracht aan de autoriteiten.
Tussen 1 april 1946 en 12 februari 1948 maakte het schip een groot aantal patrouilles in de Indonesische wateren, waarbij op 5 november 1947 een republikeinse motorpatrouilleboot werd aangehouden waarvan de illegale wapens in beslag werden genomen,waarna de boot en bemanning werden vrijgegeven. Een rapport van 8 augustus 1947 vermeldt het volgende:
Begin augustus 1947 kwam de OAZ (OudstAanwezig Zeeofficier) van Belawan er achter dat in het kustplaatsje Tandjong Tiram, aan de monding van de Kali Goenoeng, een aantal prauwen gestolen rubber aan het laden waren. Hij gaf opdracht aan de commandanten van het korvet Hr.Ms. Banda en de patrouilleboten Hr.Ms. RP 122 en RP 130 om de aldaar met rubber geladen tongkans naar buiten te brengen en vervolgens naar Belawan te begeleiden. In de vroege ochtend van 8 augustus 1947 kwam Hr.Ms. Banda voor de monding van de rivier ten anker. Met de motorsloep ging de landingsdivisie aan wal en vervolgens Tandjong TIram in. De voorraden rubber in de goedangs werden opgenomen. Drie met rubber geladen tongkans werden onder bewaking van de patrouilleboten naar buiten gestuurd. Vanuit de goedangs werd rubber overgeladen in langs de kant liggende prauwen.Twee volgeladen prauwen werden buitengaats gezonden.
Aan het eind van de middag drong plotseling een TNI-patrouille (TentaraNational Indonesia) de kampong binnen en er ontstond met de landingsdivisie van Hr.Ms. Banda een schermutseling
Matroos P. van Westen werd dadelijk dodelijk getroffen. De TNI trok zich terug, maar
de commandant van de landingsdivisie vond het raadzaam de actie af te breken.
Begin augustus 1947 kwam de OAZ (OudstAanwezig Zeeofficier) van Belawan er achter dat in het kustplaatsje Tandjong Tiram, aan de monding van de Kali Goenoeng, een aantal prauwen gestolen rubber aan het laden waren. Hij gaf opdracht aan de commandanten van het korvet Hr.Ms. Banda en de patrouilleboten Hr.Ms. RP 122 en RP 130 om de aldaar met rubber geladen tongkans naar buiten te brengen en vervolgens naar Belawan te begeleiden. In de vroege ochtend van 8 augustus 1947 kwam Hr.Ms. Banda voor de monding van de rivier ten anker. Met de motorsloep ging de landingsdivisie aan wal en vervolgens Tandjong TIram in. De voorraden rubber in de goedangs werden opgenomen. Drie met rubber geladen tongkans werden onder bewaking van de patrouilleboten naar buiten gestuurd. Vanuit de goedangs werd rubber overgeladen in langs de kant liggende prauwen.Twee volgeladen prauwen werden buitengaats gezonden.
Aan het eind van de middag drong plotseling een TNI-patrouille (TentaraNational Indonesia) de kampong binnen en er ontstond met de landingsdivisie van Hr.Ms. Banda een schermutseling
Matroos P. van Westen werd dadelijk dodelijk getroffen. De TNI trok zich terug, maar
de commandant van de landingsdivisie vond het raadzaam de actie af te breken.
Verbindingsdienst personeel op het achterdek
foto: privé collectie T Smeets.
foto: privé collectie T Smeets.
De RP 130 had intussen het stoffelijk overschot van Van Westen aan boord genomen en met een volgeladen tongkan op sleeptouw koerste het naar buiten. De RP 122 sleepte een zeil-jonk en de motorsloep begeleidde een met rubber geladen tongkan.
De volgende morgen vertrok een lang konvooi van tongkans, jonken en prauwen onder begeleiding van de drie Nederlandse oorlogsbodems naar Belawan. Daar werd de gesneuvelde matroos met militaire eer begraven.
Oud-opvarende T. Smeets heeft in Straat Malakka drie beschietingen meegemaakt. Bij twee ervan op Lho Seumawe werd, na uitlokking, op bevel van de commandant het 10,2 cm kanon volledig ingezet en wel zodanig dat de terugreis naar Soerabaja noodzakelijk was wegens gebrek aan munitie. Het fikte behoorlijk aan de wal na afloop, iets waar men natuurlijk niet trots op was. Toen niet en nu ook niet.
Het schip werd op 7 april 1950 uit de sterkte afgevoerden aan de Indonesische marine
overgedragen en herdoopt in Radjawali.
De volgende morgen vertrok een lang konvooi van tongkans, jonken en prauwen onder begeleiding van de drie Nederlandse oorlogsbodems naar Belawan. Daar werd de gesneuvelde matroos met militaire eer begraven.
Oud-opvarende T. Smeets heeft in Straat Malakka drie beschietingen meegemaakt. Bij twee ervan op Lho Seumawe werd, na uitlokking, op bevel van de commandant het 10,2 cm kanon volledig ingezet en wel zodanig dat de terugreis naar Soerabaja noodzakelijk was wegens gebrek aan munitie. Het fikte behoorlijk aan de wal na afloop, iets waar men natuurlijk niet trots op was. Toen niet en nu ook niet.
Het schip werd op 7 april 1950 uit de sterkte afgevoerden aan de Indonesische marine
overgedragen en herdoopt in Radjawali.