Achtergrond informatie “Buffel 150 Jaar” maart 2018
Auteur: Ed Wijbrands (bestuurslid stichting Ramtorenschip).
Ramtorenschip “Buffel” 150 jaar onder Nederlandse vlag !
(23 Juli 1868 – 23 juli 2018)
Inleiding:
In de 2e helft van de 19e eeuw was de toepassing van ijzer en stoom, voor de Marine van groot belang. Voor de Nederlandse Marine lag het belang van stoomvoortstuwing o.a. in een doelmatiger verdediging van de kustwateren, in het toenmalig politiek gezien ‘onrustige’ Europa.
Evenzo kon de Marine dankzij de lichte scheepsconstructie meer bewapening voeren en meer brandstof meenemen, waardoor de ijzeren schepen een grotere actieradius verkregen.
Wat vooraf ging aan de bouw van de Buffel.
Op 3 juni 1864 werd bij Koninklijk besluit een commissie in het leven geroepen om de kustverdediging van Nederland te onderzoeken.
De toenmalige regering besloot om 3 Monitors en 4 Ramtorenschepen te laten bouwen. De ramtorenschepen konden (nog) niet op Nederlandse werven gebouwd worden en werden daarom besteld bij buitenlandse werven t.w. “de Schorpioen” in Toulon (Frankrijk), “de Buffel” in Govan upon Clyde/Glasgow (Schotland) en de Stier in Birkenhead/Liverpool (Engeland).
In 1867 werd in Amsterdam op s’lands Rijkswerf “de Guinea” op stapel gezet (het schip was bijna identiek aan “de Buffel”).
De pantserschepen werden voor optreden buitengaats en voor de bewaking van de haveningangen, uitgerust met een onder water naar voren stekende versterkte ramsteven die bedoeld was om een vijandelijk schip onder de waterlijn schade toe te brengen. Schepen voor operaties op volle zee noemde men ramtorenschepen. Het waren pantserschepen met draaibare geschuttorens en een ramsteven.
Op 10 juni 1867 is “de Buffel” bij Napiers & Sons op stapel gezet en op 10 maart 1868 te water gelaten. Op 4 juli 1868 vond de technische proefvaart plaats waarbij het schip een max. snelheid van 12,82 knopen wist te halen.
Op 23 juli 1868 is het schip als ramtorenschip der tweede klasse officieel overgedragen aan de Koninklijke Nederlandse Zeemacht en onder commando gesteld van Luitenant ter zee J.A.H.Hugenholtz die het schip onder slechte weersomstandigheden van Glasgow naar Den Helder bracht waar het op 8 augustus 1868 de marine haven van Den Helder het (Nieuwe Diep) binnenliep. Het schip trok veel belangstellenden die van heinde en verre kwamen om dit wonder der techniek met eigen ogen te kunnen aanschouwen. De “Buffel” was hiermee de eerste volledig op stoom voortgestuwde eenheid binnen de Nederlandse zeemacht.
Auteur: Ed Wijbrands (bestuurslid stichting Ramtorenschip).
Ramtorenschip “Buffel” 150 jaar onder Nederlandse vlag !
(23 Juli 1868 – 23 juli 2018)
Inleiding:
In de 2e helft van de 19e eeuw was de toepassing van ijzer en stoom, voor de Marine van groot belang. Voor de Nederlandse Marine lag het belang van stoomvoortstuwing o.a. in een doelmatiger verdediging van de kustwateren, in het toenmalig politiek gezien ‘onrustige’ Europa.
Evenzo kon de Marine dankzij de lichte scheepsconstructie meer bewapening voeren en meer brandstof meenemen, waardoor de ijzeren schepen een grotere actieradius verkregen.
Wat vooraf ging aan de bouw van de Buffel.
Op 3 juni 1864 werd bij Koninklijk besluit een commissie in het leven geroepen om de kustverdediging van Nederland te onderzoeken.
De toenmalige regering besloot om 3 Monitors en 4 Ramtorenschepen te laten bouwen. De ramtorenschepen konden (nog) niet op Nederlandse werven gebouwd worden en werden daarom besteld bij buitenlandse werven t.w. “de Schorpioen” in Toulon (Frankrijk), “de Buffel” in Govan upon Clyde/Glasgow (Schotland) en de Stier in Birkenhead/Liverpool (Engeland).
In 1867 werd in Amsterdam op s’lands Rijkswerf “de Guinea” op stapel gezet (het schip was bijna identiek aan “de Buffel”).
De pantserschepen werden voor optreden buitengaats en voor de bewaking van de haveningangen, uitgerust met een onder water naar voren stekende versterkte ramsteven die bedoeld was om een vijandelijk schip onder de waterlijn schade toe te brengen. Schepen voor operaties op volle zee noemde men ramtorenschepen. Het waren pantserschepen met draaibare geschuttorens en een ramsteven.
Op 10 juni 1867 is “de Buffel” bij Napiers & Sons op stapel gezet en op 10 maart 1868 te water gelaten. Op 4 juli 1868 vond de technische proefvaart plaats waarbij het schip een max. snelheid van 12,82 knopen wist te halen.
Op 23 juli 1868 is het schip als ramtorenschip der tweede klasse officieel overgedragen aan de Koninklijke Nederlandse Zeemacht en onder commando gesteld van Luitenant ter zee J.A.H.Hugenholtz die het schip onder slechte weersomstandigheden van Glasgow naar Den Helder bracht waar het op 8 augustus 1868 de marine haven van Den Helder het (Nieuwe Diep) binnenliep. Het schip trok veel belangstellenden die van heinde en verre kwamen om dit wonder der techniek met eigen ogen te kunnen aanschouwen. De “Buffel” was hiermee de eerste volledig op stoom voortgestuwde eenheid binnen de Nederlandse zeemacht.
Technische gegevens Buffel:
- Bouwtijd (1867 – 1868)
- In actieve dienst geweest als varend oorlogschip 26 jaar (1868 – 1894)
- Omgebouwd tot logementschip (1894 – 1896)
- Lengte over alles 62,68 m
- Lengte tussen de loodlijnen 59,68 m
- Breedte 12,25 m
- Tonnage/waterverplaatsing 2198 Ton
- 2 horizontaal liggende stoommachines 2200 IPK
- Max. snelheid 12,82 Zeemijl
- Kosten schip 1.117.756 FL (25 % voor rekening van de stoommachines)
- Bemanning bestaande uit; 115 opvarenden (incl.commandant en 6 officieren).
Bewapening:
Bewapening van het schip bestond uit een ramsteven om vijandige schepen onder de waterlijn te rammen en dus lek te stoten, 2 x (300 pond) Armstrong 23cm kanonnen (voorladers) met een gezamenlijk gewicht van 26 Ton opgesteld in een gepantserde draaibare toren. Het torenpantser bestond uit teakhout met daarop smeedijzeren platen met een totale dikte van 20 tot 28 cm. De bepantsering van de scheepshuid bestond eveneens uit teakhout (61 cm boven,- en 91 cm onder de waterlijn) met daarop ijzeren platen met een dikte van 7,6 tot 15,2 cm. Op het kuildek aan beide zijden van het schip stonden 2 kanonnen van 30 pond. Aan dek werden bovendien nog 4 x 3.7 cm plus 2 x 7,5 cm kanonnen geplaatst. Voor bediening van het geschut waren permanent 45 bemanningsleden beschikbaar.
Bewapening van het schip bestond uit een ramsteven om vijandige schepen onder de waterlijn te rammen en dus lek te stoten, 2 x (300 pond) Armstrong 23cm kanonnen (voorladers) met een gezamenlijk gewicht van 26 Ton opgesteld in een gepantserde draaibare toren. Het torenpantser bestond uit teakhout met daarop smeedijzeren platen met een totale dikte van 20 tot 28 cm. De bepantsering van de scheepshuid bestond eveneens uit teakhout (61 cm boven,- en 91 cm onder de waterlijn) met daarop ijzeren platen met een dikte van 7,6 tot 15,2 cm. Op het kuildek aan beide zijden van het schip stonden 2 kanonnen van 30 pond. Aan dek werden bovendien nog 4 x 3.7 cm plus 2 x 7,5 cm kanonnen geplaatst. Voor bediening van het geschut waren permanent 45 bemanningsleden beschikbaar.
In het begin van de 19e eeuw werd de vroeger weelderige versieringen op boeg en hek soberder en 100 jaar later was het zelfs, bij koninklijk besluit verboden voor Nederlandse oorlogsschepen.
Kort na de aanschaf van “de Buffel” in 1868 werd al geklaagd over het vele onderhoud en daarmee gepaard gaande kosten van het vergulde lofwerk door de marine leiding.
Kort na de aanschaf van “de Buffel” in 1868 werd al geklaagd over het vele onderhoud en daarmee gepaard gaande kosten van het vergulde lofwerk door de marine leiding.
Marine opleiding en opleidingsfaciliteiten.
Tegen het einde van de 19e eeuw kon de Buffel niet meer ingezet worden (technisch verouderd) in de toenmalige moderne oorlogsvoering ter zee en werd het schip uit de vaart genomen.
Met de komst van de stoomschepen en modern wapentuig moest de marine ook beter georganiseerd worden. In de tijd van zeilschepen hadden alleen officieren opleiding genoten en werden de matrozen en andere manschappen aan boord opgeleidt. Met de komst van stoomschepen moesten ook de gewone schepelingen een vooropleiding hebben om met de moderne middelen zee te kunnen kiezen. Er ontstond een grote behoefte aan opleidingsfaciliteiten en middelen bij de marine.
De marine beschikte nauwelijks over kazernes en gebouwen buiten het KIM in Den Helder en de kweekschool in Leiden, en was dus aangewezen op logementschepen. Op de “Buffel” werden 350 matrozen in opleiding gehuisvest in het schip dat oorspronkelijk ontworpen was voor 115 schepelingen. Op dek werd een kooiverschansing aangebracht om overdag de kooien van de manschappen in op te bergen. Bovendien werd een tentconstructie aangebracht om het bovendek tegen weersinvloeden te beschermen, deze werd later vervangen voor een houten conserveringskap.
Tegen het einde van de 19e eeuw kon de Buffel niet meer ingezet worden (technisch verouderd) in de toenmalige moderne oorlogsvoering ter zee en werd het schip uit de vaart genomen.
Met de komst van de stoomschepen en modern wapentuig moest de marine ook beter georganiseerd worden. In de tijd van zeilschepen hadden alleen officieren opleiding genoten en werden de matrozen en andere manschappen aan boord opgeleidt. Met de komst van stoomschepen moesten ook de gewone schepelingen een vooropleiding hebben om met de moderne middelen zee te kunnen kiezen. Er ontstond een grote behoefte aan opleidingsfaciliteiten en middelen bij de marine.
De marine beschikte nauwelijks over kazernes en gebouwen buiten het KIM in Den Helder en de kweekschool in Leiden, en was dus aangewezen op logementschepen. Op de “Buffel” werden 350 matrozen in opleiding gehuisvest in het schip dat oorspronkelijk ontworpen was voor 115 schepelingen. Op dek werd een kooiverschansing aangebracht om overdag de kooien van de manschappen in op te bergen. Bovendien werd een tentconstructie aangebracht om het bovendek tegen weersinvloeden te beschermen, deze werd later vervangen voor een houten conserveringskap.
Vanaf 1896 tot 1920 lag de Buffel als opleidings, en logementschip in de marinehaven van Hellevoetsluis.
Ombouw tot Museumschip na 1974
Begin januari 1973 bleek de Koninklijke Marine, Hr. Ms..Buffel niet meer nodig te hebben.
Het schip werd op 18 januari 1974 officieel uit de dienst genomen en ondergebracht bij de Dienst der Domeinen en later in het jaar overgedragen aan de gemeente Rotterdam. ten dienste van het Maritiem Museum Prins Hendrik. De “Stichting Vrienden van de Buffel” werd opgericht en de benodigde fondsen gevonden , zodat 17 april 1975 met de restauratie begonnen kon worden. Men besluit om de toestand van 1868 -voor zover mogelijk en bekend- te herstellen, maar ook het tijdperk van logementschip in beeld te brengen.
De kooiverschansing en kapconstructie over het bovendek verdwijnen en daarvoor in de plaats komen een railing met potdeksel en een replica geschutstoren, en schoorsteen.
Na een dokbeurt, waarbij de huid zwart met een ”apple-roze” baan wordt geverfd, wordt de Buffel op 30 oktober 1976 naar Rotterdam versleept en afgemeerd in de Leuvehaven.
Op 18 jan 1979 werd de gemeente Rotterdam eigenaar van de Buffel.
Een wens is het aanbrengen van een zonnetent ter bescherming van het bovendek tegen zon en weersinvloeden. Dit is er echter nooit van gekomen. Ook het houten bovendek blijft een zorgenkind en behoeft steeds opnieuw voorzieningen omdat het veel te lijden heeft van de weersomstandigheden.
De inhuldiging van de “Buffel” als museumschip, dat inmiddels het museumnummer M2194 had gekregen, werd eind oktober 1976 gevierd.
In 1995 kreeg het museumschip “Buffel” een eremedaille van de Engelse “World Ship Trust”voor de buitengewone wijze waarop het schip is gerestaureerd.
De Buffel wordt ‘verhaald’ van Rotterdam naar Hellevoetsluis (2013)
Ombouw tot Museumschip na 1974
Begin januari 1973 bleek de Koninklijke Marine, Hr. Ms..Buffel niet meer nodig te hebben.
Het schip werd op 18 januari 1974 officieel uit de dienst genomen en ondergebracht bij de Dienst der Domeinen en later in het jaar overgedragen aan de gemeente Rotterdam. ten dienste van het Maritiem Museum Prins Hendrik. De “Stichting Vrienden van de Buffel” werd opgericht en de benodigde fondsen gevonden , zodat 17 april 1975 met de restauratie begonnen kon worden. Men besluit om de toestand van 1868 -voor zover mogelijk en bekend- te herstellen, maar ook het tijdperk van logementschip in beeld te brengen.
De kooiverschansing en kapconstructie over het bovendek verdwijnen en daarvoor in de plaats komen een railing met potdeksel en een replica geschutstoren, en schoorsteen.
Na een dokbeurt, waarbij de huid zwart met een ”apple-roze” baan wordt geverfd, wordt de Buffel op 30 oktober 1976 naar Rotterdam versleept en afgemeerd in de Leuvehaven.
Op 18 jan 1979 werd de gemeente Rotterdam eigenaar van de Buffel.
Een wens is het aanbrengen van een zonnetent ter bescherming van het bovendek tegen zon en weersinvloeden. Dit is er echter nooit van gekomen. Ook het houten bovendek blijft een zorgenkind en behoeft steeds opnieuw voorzieningen omdat het veel te lijden heeft van de weersomstandigheden.
De inhuldiging van de “Buffel” als museumschip, dat inmiddels het museumnummer M2194 had gekregen, werd eind oktober 1976 gevierd.
In 1995 kreeg het museumschip “Buffel” een eremedaille van de Engelse “World Ship Trust”voor de buitengewone wijze waarop het schip is gerestaureerd.
De Buffel wordt ‘verhaald’ van Rotterdam naar Hellevoetsluis (2013)
Aankomst Buffel in de haven van Hellevoetsluis op 5 oktober 2013
Vanwege bezuinigingen binnen het Maritiem Museum Rotterdam, werd in 2013 het schip verhaald naar Hellevoetsluis, waar het momenteel ligt afgemeerd aan de Koningskade nr.2. Het beheer komt in handen van de door historicus A.v/d Ban opgerichte Stichting Museumschip Buffel, en in Oktober 2016 overgedragen aan de vrijwilligers onder de “Stichting Ramtorenschip Buffel”.
De gemeente Hellevoetsluis heeft een structurele subsidie beschikbaar gesteld om de Buffel als uniek 150 jaar oud Maritiem cultureel historisch erfgoed te behouden. Er is een plan ontwikkeld om de Buffel samen met Droogdok Jan Blanken , Stadsmuseum en andere partners uit te bouwen tot een Historisch Maritiem kwartier binnen de Hellevoetse vesting.
Vanwege bezuinigingen binnen het Maritiem Museum Rotterdam, werd in 2013 het schip verhaald naar Hellevoetsluis, waar het momenteel ligt afgemeerd aan de Koningskade nr.2. Het beheer komt in handen van de door historicus A.v/d Ban opgerichte Stichting Museumschip Buffel, en in Oktober 2016 overgedragen aan de vrijwilligers onder de “Stichting Ramtorenschip Buffel”.
De gemeente Hellevoetsluis heeft een structurele subsidie beschikbaar gesteld om de Buffel als uniek 150 jaar oud Maritiem cultureel historisch erfgoed te behouden. Er is een plan ontwikkeld om de Buffel samen met Droogdok Jan Blanken , Stadsmuseum en andere partners uit te bouwen tot een Historisch Maritiem kwartier binnen de Hellevoetse vesting.
Nieuwe ligplaats Koningkade 2 in Hellevoetsluis.
Bronnen en literatuur: H.W.Lintsen, geschiedenis van de techniek in Nederland, B.J Tideman, memoriaal van de Marine. (1876 -1880), W Heijveld Museumschip “Buffel” 1999, Eymert van Manen Museumschip “Buffel” (uitgeverij “Kosmos”).
Foto’s E.Wijbrands en Beeldbank Hellevoetsluis. Overige foto’s en afbeeldingen makers onbekend.
Bronnen en literatuur: H.W.Lintsen, geschiedenis van de techniek in Nederland, B.J Tideman, memoriaal van de Marine. (1876 -1880), W Heijveld Museumschip “Buffel” 1999, Eymert van Manen Museumschip “Buffel” (uitgeverij “Kosmos”).
Foto’s E.Wijbrands en Beeldbank Hellevoetsluis. Overige foto’s en afbeeldingen makers onbekend.