Hr.Ms. Van Hamel.
Bouwwerf : G. de Vries Lentsch Jr. te Amsterdam
op stapel gezet : 27 april 1959
te water gelaten : 28 mei 1960
in dienst gesteld : 14 november 1960
naamsein : M 871
Het schip werd vernoemd naar Ltz.2 L.A.R.J. van Hamel, commandant van de snelle motorboot Hr.Ms. M 74, wegens:
"... Verleende assistentie bij de evacuatie van de British Expeditionary Force van Duinkerken naar Engeland tussen 31 mei en 4 juni 1940, waarvoor hij werd onderscheiden met de Bronzen Leeuw. Hij sneuvelde op 16 juni 1941 voor een Duits vuurpeloton...".
Het schip werd voor Amerikaanse rekening gebouwd. Het werd op 23 februari 1984 uit de sterkte afgevoerd en op die dag voor ƒ 425.000,- verkocht aan de marine van Peru, waar het onder de naam BAP Acarillo in dienst werd gesteld. Het schip werd op 16 maart 1984 vanuit Rotterdam naar Peru verscheept.
Bouwwerf : G. de Vries Lentsch Jr. te Amsterdam
op stapel gezet : 27 april 1959
te water gelaten : 28 mei 1960
in dienst gesteld : 14 november 1960
naamsein : M 871
Het schip werd vernoemd naar Ltz.2 L.A.R.J. van Hamel, commandant van de snelle motorboot Hr.Ms. M 74, wegens:
"... Verleende assistentie bij de evacuatie van de British Expeditionary Force van Duinkerken naar Engeland tussen 31 mei en 4 juni 1940, waarvoor hij werd onderscheiden met de Bronzen Leeuw. Hij sneuvelde op 16 juni 1941 voor een Duits vuurpeloton...".
Het schip werd voor Amerikaanse rekening gebouwd. Het werd op 23 februari 1984 uit de sterkte afgevoerd en op die dag voor ƒ 425.000,- verkocht aan de marine van Peru, waar het onder de naam BAP Acarillo in dienst werd gesteld. Het schip werd op 16 maart 1984 vanuit Rotterdam naar Peru verscheept.
DEN HAAG. — Op maandag 14 november zal op de werf van de n.v. Amsterdamsche Scheepswerf G. de Vries Lentsch jr. te Amsterdam (Noord) del vierde van een serie van zestien ondiepwatermijnenvegers, door de aangewezen commandant, luitenant ter Zee der 2e klasse D. M. J. den Boer, als Hr. Ms. Van Hamel in dienst worden gesteld.
Deze ondiepwatermijnenvegers worden gebouwd door de werf „De Noord” n.v. te Alblasserdam, de Arnhemse Scheepswerf te Arnhem en de werf G. de Vries Lentsch jr. te Amsterdam.
De werf De Noord neemt zes stuks voor haar rekening, de beide andere scheepswerven bouwen ieder vijf mijnenvegers.
Acht schepen komen Amerikaanse en acht voor Nederlandse rekening.
Het schip is genoemd naar wijlen luitenant ter zee der tweede klasse L A. R. J. van Hamel, die wegens zijn beleidvol en moedig optreden als eerste organisator-parachutist in bezet Nederland gedurende de tweede wereldoorlog, door de Duitsers is gefusilleerd, en postuum met de Militaire Willemsorde werd onderscheiden.
Deze ondiepwatermijnenvegers worden gebouwd door de werf „De Noord” n.v. te Alblasserdam, de Arnhemse Scheepswerf te Arnhem en de werf G. de Vries Lentsch jr. te Amsterdam.
De werf De Noord neemt zes stuks voor haar rekening, de beide andere scheepswerven bouwen ieder vijf mijnenvegers.
Acht schepen komen Amerikaanse en acht voor Nederlandse rekening.
Het schip is genoemd naar wijlen luitenant ter zee der tweede klasse L A. R. J. van Hamel, die wegens zijn beleidvol en moedig optreden als eerste organisator-parachutist in bezet Nederland gedurende de tweede wereldoorlog, door de Duitsers is gefusilleerd, en postuum met de Militaire Willemsorde werd onderscheiden.
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Lodewijk Anne Rinse Jetse (Lodo) van Hamel (Nieuwersluis, 6 juni 1915 – Hilversum/Bussumerheide,[1] 16 juni 1941) was een Nederlands luitenant-ter-zee tweede klasse bij de Koninklijke Marine en was lid van het Nederlands verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn schuilnaam was Willem van Dalen.
Lodewijk Anne Rinse Jetse (Lodo) van Hamel (Nieuwersluis, 6 juni 1915 – Hilversum/Bussumerheide,[1] 16 juni 1941) was een Nederlands luitenant-ter-zee tweede klasse bij de Koninklijke Marine en was lid van het Nederlands verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn schuilnaam was Willem van Dalen.
Aanvullende informatie
Over Lodewijk Anne Rinse Jetse (roepnaam Lodo) van Hamel is op internet heel wat te vinden (bijvoorbeeld: https://nl.wikipedia.org/wiki/Lodo_van_Hamel).
Ik heb wel wat documenten over hem maar die zijn niet openbaar. In essentie komen die op het volgende neer.
Op 29 maart 1946 bood Hoofd Bureau Inlichtingen (lkol inf KNIL dr. J.M. Somer) een voorstel aan aan de Commissie Militaire Onderscheidingen (CMO) om Lodo tot ridder MWO te benoemen. De CMO stuurde het voorstel op 8 mei 1946 door naar het Kapittel MWO met mededeling “Aangezien genoemde officier zelfstandig in Nederland is opgetreden kunnen de vereischte getuigenverklaringen niet aan de voordracht worden toegevoegd (art. 8 van het Reglement op de Militaire Willemsorde).” Het Kapittel beoordeelde het voorstel en adviseerde op 13 juli 1946 de Minister van Marine om Lodo postuum de Bronzen Leeuw toe te kennen. De Minister antwoordde het Kapittel op 25 juli 1946 dat hij zich niet kan vinden in dat advies met verzoek om e.e.a. nader te bezien. In reactie hierop stuurde het Kapittel op 17 augustus 1946 een brief aan de Minister met mededeling dat het heldhaftige gedrag van Lodo waardering verdient maar dat de wet op de MWO alleen dient om daden van moed, beleid en trouw “in den strijd” te belonen en dat dit criterium door het Kapittel wordt gehanteerd. Verder merkt het Kapittel op dat er verschil van mening bestaat over de interpretatie van de term “in den strijd” en dat dit al bij diverse ministers is aangekaart. De Minister van Marine schreef het kapittel op 18 september 1946 dat hij het afwijzend advies over Lodo in de Ministerraad heeft gebracht en dat hij machtiging kreeg om Lodo voor postume benoeming MWO bij de Koningin voor te dragen. Lodo werd aldus bij Koninklijk Besluit van 4 oktober 1946 nr. 37 postuum tot ridder MWO benoemd wegens “Heeft zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden door zich op 27 augustus 1940 geheel vrijwillig als eerste organisator parachutist naar Nederland te begeven en onder uiterst moeilijke en gevaarvolle omstandigheden zich op loffelijke wijze van zijn taak te kwijten; als gevolg van zijn per radio ingediende rapporten konden voor den vijand werkende fabrieken en andere belangrijke doelen worden gebombardeerd; aan zijn onvermoeiden arbeid en aan zijn groot doorzettingsvermogen is het voorts te danken geweest, dat reeds spoedig een organisatie in bezet Nederland kon worden opgebouwd om bij voortduring waardevolle inlichtingen omtrent den vijand uit bezet Nederland naar Engeland over te brengen; bij een poging om de door hem in Nederland opgedane ervaringen, ingewonnen inlichtingen en verzamelde documenten naar Engeland over te brengen, door den vijand in October 1940 gevangengenomen, heeft hij door een onaantastbare flinke houding tijdens zijn verhooren en alle schuld op zich te nemen, zijn medewerkers naar vermogen gespaard; tenslotte is hij ter dood veroordeeld en op 13 Juni 1941 gefusilleerd; aldus in uiterste bewustheid zijn leven voor het Vaderland gevend werkte zijn voorbeeld bezielend voor het latere verzet.”
Bij Koninklijk Besluit van 10 januari 1948 nr. 2 werd aan Lodo postuum de Bronzen Leeuw toegekend “Voor uitstekende daden in tijd van oorlog tegenover de vijand voor het vaderland bedreven, namelijk in de periode van 31 Mei - 4 Juni 1940 als commandant van Onze M 74 onder hevige bomaanvallen en mitrailleurvuur van vliegtuigen op voortreffelijke wijze assistentie verleend bij de evacuatie van de "British Expeditionary Force" uit Duinkerken waarbij het hem gelukte, met dit vaartuig tot driemaal toe Franse en Britse militairen naar Engeland over te brengen.”
Aan Lodo werd tot slot in 1980 postuum het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
Ik heb wel wat documenten over hem maar die zijn niet openbaar. In essentie komen die op het volgende neer.
Op 29 maart 1946 bood Hoofd Bureau Inlichtingen (lkol inf KNIL dr. J.M. Somer) een voorstel aan aan de Commissie Militaire Onderscheidingen (CMO) om Lodo tot ridder MWO te benoemen. De CMO stuurde het voorstel op 8 mei 1946 door naar het Kapittel MWO met mededeling “Aangezien genoemde officier zelfstandig in Nederland is opgetreden kunnen de vereischte getuigenverklaringen niet aan de voordracht worden toegevoegd (art. 8 van het Reglement op de Militaire Willemsorde).” Het Kapittel beoordeelde het voorstel en adviseerde op 13 juli 1946 de Minister van Marine om Lodo postuum de Bronzen Leeuw toe te kennen. De Minister antwoordde het Kapittel op 25 juli 1946 dat hij zich niet kan vinden in dat advies met verzoek om e.e.a. nader te bezien. In reactie hierop stuurde het Kapittel op 17 augustus 1946 een brief aan de Minister met mededeling dat het heldhaftige gedrag van Lodo waardering verdient maar dat de wet op de MWO alleen dient om daden van moed, beleid en trouw “in den strijd” te belonen en dat dit criterium door het Kapittel wordt gehanteerd. Verder merkt het Kapittel op dat er verschil van mening bestaat over de interpretatie van de term “in den strijd” en dat dit al bij diverse ministers is aangekaart. De Minister van Marine schreef het kapittel op 18 september 1946 dat hij het afwijzend advies over Lodo in de Ministerraad heeft gebracht en dat hij machtiging kreeg om Lodo voor postume benoeming MWO bij de Koningin voor te dragen. Lodo werd aldus bij Koninklijk Besluit van 4 oktober 1946 nr. 37 postuum tot ridder MWO benoemd wegens “Heeft zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden door zich op 27 augustus 1940 geheel vrijwillig als eerste organisator parachutist naar Nederland te begeven en onder uiterst moeilijke en gevaarvolle omstandigheden zich op loffelijke wijze van zijn taak te kwijten; als gevolg van zijn per radio ingediende rapporten konden voor den vijand werkende fabrieken en andere belangrijke doelen worden gebombardeerd; aan zijn onvermoeiden arbeid en aan zijn groot doorzettingsvermogen is het voorts te danken geweest, dat reeds spoedig een organisatie in bezet Nederland kon worden opgebouwd om bij voortduring waardevolle inlichtingen omtrent den vijand uit bezet Nederland naar Engeland over te brengen; bij een poging om de door hem in Nederland opgedane ervaringen, ingewonnen inlichtingen en verzamelde documenten naar Engeland over te brengen, door den vijand in October 1940 gevangengenomen, heeft hij door een onaantastbare flinke houding tijdens zijn verhooren en alle schuld op zich te nemen, zijn medewerkers naar vermogen gespaard; tenslotte is hij ter dood veroordeeld en op 13 Juni 1941 gefusilleerd; aldus in uiterste bewustheid zijn leven voor het Vaderland gevend werkte zijn voorbeeld bezielend voor het latere verzet.”
Bij Koninklijk Besluit van 10 januari 1948 nr. 2 werd aan Lodo postuum de Bronzen Leeuw toegekend “Voor uitstekende daden in tijd van oorlog tegenover de vijand voor het vaderland bedreven, namelijk in de periode van 31 Mei - 4 Juni 1940 als commandant van Onze M 74 onder hevige bomaanvallen en mitrailleurvuur van vliegtuigen op voortreffelijke wijze assistentie verleend bij de evacuatie van de "British Expeditionary Force" uit Duinkerken waarbij het hem gelukte, met dit vaartuig tot driemaal toe Franse en Britse militairen naar Engeland over te brengen.”
Aan Lodo werd tot slot in 1980 postuum het Verzetsherdenkingskruis toegekend.