SCHROEFSTOOMSCHEPEN 4de KLASSE
In chronologische volgorde vermeld
De schroefstoomschepen 4de klasse werden 12 mei1893, voor zover voor Oost-Indië bestemd, Flottieljevaartuigen genoemd, terwijl de soortnaam van Hr.Ms. Sommelsdijk (1881/82) werd gewijzigd in Korvet en die van Hr.Ms. Aruba (1873), Bonaire (1876/77) en Suriname (1876/77) in Schoener.
SAMARANG (I)
Oorspronkelijke soortnaam Stoomoorlogsschip. Op 15 september 1845 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in september 1846 te water gelaten. Het schip had ijzeren spanten en houten binnenhuid. Afmetingen: 38,00 x 7,21 x 2,75 m. Waterverplaatsing: 400 ton. Machinevermogen: 70 NPK. Bewapening: 7 stukken. Bemanning: 49. In dienst gesteld op 1 februari 1847. Het schip maakte van juni tot augustus 1847 reizen naar de Oostzee. 19 december 1847 naar Oost-Indië en op 1 mei 1848 aldaar aangekomen. De SAMARANG deed in Oost-Indië dienst en werd in 1863 uit de sterkte afgevoerd.
BALI (I)
Het schip was oorspronkelijk als 3de klasser gerangschikt. In september 1855 te Kinderdijk op stapel gezet en in september 1856 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,80 x 8,74 x 3,90 m. Waterverplaatsing: 620 ton. Machinevermogen: 100 NPK. Bewapening: 2 lichte kanons van 12 pond en 8 carronades van 30 pond. Bemanning: 85. De BALI deed in Oost-Indië dienst. Het schip vertrok op 22 maart 1878 op kruistocht om het s.s. Baron Bentinck van de Nederlandsindische Stoomvaart Maatschappij op te sporen, van welk schip sedert 1 maart niets was vernomen. De Baron Bentinck werd met machineschade bij Boeton aangetroffen en naar Makassar gesleept. 20 april 1877 te Soerabaja uit dienst gesteld, afgekeurd en voor sloop verkocht.
VESUVIUS
Het schip was oorspronkelijk als 3de klasser gerangschikt. Op 8 oktober 1857 te Vlissingen op stapel gezet en in 1858 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3, 20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK. Bewapening: 4 kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 75. De VESUVIUS deed in Oost-Indië dienst en werd in 1872 afgevoerd.
HECTOR
Het schip werd ook wel stoomflottieljevaartuig genoemd. Op 1 mei 1858 te Amsterdam op stapel gezet en in 1859 te water gelaten. Afmetingen: 34,60 x 7,40 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 383 ton. Machinevermogen: 60 NPK. Bewapening: 4 lichte kanons van 30 pond. Bemanning: 50. De HECTOR was bestemd voor bijzondere diensten en kleine tochten buitengaats. Het schip was o.m. wachtschip te Vlissingen. In de schepenlijst per 1 januari 1875 komt de HECTOR niet meer voor.
VULKAAN
Het schip werd ook wel stoomflottieljevaartuig genoemd. Op 7 mei 1858 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1859 te water gelaten. Afmetingen: 34,60 x 7,40 x 3, 20 m. Waterverplaatsing: 383 ton. Machinevermogen: 60 NPK. Bemanning: 50. De VULKAAN was bestemd voor bijzondere diensten en kleine tochten buitengaats. In 1870 instructievaartuig voor opleiding van kanonniers. 3 april 1888 logementsschip voor de torpedodienst te Amsterdam. Bij beschikking van 18 augustus 1911 werd tot opheffing van het torpedo-logementsschip te Amsterdam besloten. Hetgeen op 2 oktober daaraanvolgend geschiedde. Het op de inschietplaats van het torpedo-atelier te Amsterdam werkzaam zijnde personeel werd aan boord van het wachtschip te Amsterdam geplaatst. De VULKAAN werd op 2 oktober 1911 uit dienst gesteld en op 3 januari 1912 op Rijkswerf te Amsterdam verkocht voor ƒ8.558,-.
AMSTEL
Op juli 1859 op een particuliere werf te Amsterdam op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Bewapening: 2 midd. Kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75.
Het schip deed onder meer dienst in Curaçao en Suriname. De AMSTEL nam in 1869/70 met de VICE-ADMIRAAL KOOPMAN deel aan de expeditie op de kust van Guinea. Later Wachtschip te Vlissingen en van 1 mei 1878 als kostschip te Rotterdam, ter vervanging van de Kanonneerboot No. 18. 1 juni 1885 logementsschip voor torpedisten te Hellevoetsluis. Op 1 mei 1909 uit dienst gesteld en vervangen door Hr.Ms. Schorpioen.
APELDOORN
In 1859 te Amsterdam op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1866 niet meer voor.
BERKEL
In 1859 te Maassluis op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1866 niet meer voor.
DELFZIJL
In 1859 te Groningen op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1867 niet meer voor.
DOMMEL
In juli 1859 te Maassluis op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1872 niet meer voor.
HAARLEMMERMEER
Op 9 juli 1859 te Vlissingen op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. De HAARLEMMERMEER ging op 1 januari 1868 over naar de Indische Militaire Marine. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1871 niet meer voor.
LINGE
In 1859 te Gouda op stapel gezet en in 1860tewater gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1867 niet meer voor.
STAVOREN
In juli 1859 te Groningen op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip behoorde op 1 januari 1869 tot de Indische Militaire Marine. In 1872-1873 opnemingsvaartuig in Oost-Indië. De STAVOREN komt in de schepenlijst per 1 januari 1874 niet meer voor.
VECHT
In 1859 te Gouda op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. De VECHT komt in de schepenlijst per 1 januari 1866 niet meer voor.
SOESTDIJK
Op 12 apr111860 te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip deed onder meer dienst in Suriname. De SOESTDIJK komt in de schepenlijst per 1 januari 1876 niet meer voor.
COEHOORN
Op 1 augustus 1860 te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. De COEHOORN komt in de schepenlijst per 1 januari 1875 niet meer voor.
DEN BRIEL
Op 18 maart 1861 te Vlissingen op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. In de schepenlijsten wordt het schip vermeld als DEN BRIEL. Tideman spreekt in zijn Memoriaal van de Marine van BRIELLE. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1875 niet meer voor.
BOMMELERWAARD
Op 19 februari 1861 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip deed in Oost-Indië dienst en werd op 20 januari 1878 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd. 4 mei 1878 voor sloop verkocht.
MAAS EN WAAL
Op 19 februari 1861 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1875 niet meer voor.
KIJKDUIN
Op 12 april 1861 te Amsterdam op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. De KIJKDUIN was stationsschip te Suriname. Op 14 augustus 1876 van Suriname naar Curaçao en 21 augustus daaraanvolgend aldaar aangekomen en op 26 augustus 1876 uit dienst gesteld en voor sloop verkocht.
AART VAN NES
Op 6 april 1861 op de Marinewerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. In 1877 nam het schip deel aan de Samalangan-expeditie. Op 9 februari 1877 de Britse schoonerbrik Algerine die bij Tandjong-leger aan de grond was geraakt, afgebracht. Het vaartuig was door de bemanning verlaten en door de kustbewoners geheel leeggeroofd. Op 16 december 1877 raakte een gewapende sloep van de AART VAN NES met een vijandelijke prauw op de kust van Atjeh in gevecht. Van de 12 opvarenden van de sloep werden er 6 min of meer zwaar gewond, waaronder de commandant der sloep, de LTZ II L. A. H. Lamie. Op 31 mei 1879 werd de AART VAN NES te Soerabaja uit dienst gesteld en als loodshulk ingericht om in het Oostgat van Soerabaja dienst te doen.
SCHOUWEN
Op 12 april 1861 te Amsterdam op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip deed onder meer dienst op de kust van Atjeh. 4 september 1878 door het s.s. Ardjoeno naar Singapore gesleept en 18 september daaraanvolgend door Zr.Ms. Timor van Singapore naar Onrust gesleept, alwaar het schip werd afgekeurd. op 7 oktober 1878 te Onrust uit dienst gesteld en 23 december daaraanvolgend voor sloop verkocht.
BANDA
In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 9,05 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 700 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 80. Het schip deed in Oost-Indië dienst en het nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 11 november 1890 als opnemingsvaartuig in dienst gesteld ter vervanging van de HYDROGRAAF. Op 6 juni 1899 uit dienst gesteld, afgekeurd en bestemd als werkvaartuig bij de bouw van een lichttoren op de Aroebank.
RIOUW
In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 9,05 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 700 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 80. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De RIOUW bracht op 21 februari 1995 het in beslaggenomen, onder Nederlandse vlag varende s.s. Hoth-an naar Oleh-leh op. 16 november 1886 te Soerabaja uit dienst gesteld, afgekeurd en verkocht.
AMBOINA
In 1872 bij de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 695 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 75. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 1 februari 1876 verleende Zr.Ms. Amboina assistentie aan het Britse s.s. Batavia-Bayertree, dat op de bank van Pada-Boessoek was vastgeraakt. In 1877 nam het schip deel aan de Samalangan-expeditie. 10 maart 1881 voor herstelling te Soerabaja uit dienst gesteld. Na keuring geen grote herstelling meer waard geacht en daarna verkocht.
DELI
In 1872 bij de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 695 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 80. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 24 augustus 1876 werden door Zr.Ms. Deli de beide koopvaardijschepen Burgemeester van Middelburg en Europa, die in de Lambaley-baai aan het drijven waren geraakt, op een veilige ligplaats ten anker gebracht. Van 28 augustus tot 12 november 1876 naar Singapore om te dokken en te repareren. 12 november daaraanvolgend te Oleh-leh terug. Op 31 mei 1877 werden de commandant LTZ I A.P. Hooghwinkel en LTZ II Poortman met een escorte van 20 man infanterie van de benting naar Kwalla Analaboe terugkerende, door 50 Atjehers overvallen, waarbij aan onze zijde een viertal manschappen sneuvelden. De flinke houding der beide officieren was oorzaak, dat geen ernstiger gevolgen te betreuren waren. Zr.Ms. Deli nam in augustus 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 30 september 1882 werd het schip te Soerabaja uit dienst gesteld en afgevoerd.
ARUBA
In 1873 op de Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 730 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm A. Bemanning: 75.
In dienst gesteld op 16 januari 1876. Op 2 februari 1876 van de rede van Texel vertrokken naar de Westkust van Afrika en daarna naar Suriname, alwaar op 12 juli daaraanvolgend werd aangekomen. Op 29 april 1882 van Paramaribo naar Nederland en op 12 juni daaraanvolgend te IJmuiden binnen. Op 22 juni 1882 te Amsterdam uit dienst gesteld om op de werf van de firma Huygens & van Gelder een belangrijke reparatie te ondergaan. 1 april 1885 in dienst voor politie-toezicht op de visserij, welke dienst ook in 1886 en tot augustus 1887 werd verricht. 1 september 1887 uit dienst en tijdelijk bestemd tot berging van munitie. Op 8 mei 1889 in dienst om tijdelijk als Artillerie-instructieschip dienst te doen, welke dienst ook in 1890 werd uitgeoefend. Op 25 maart 1893 uit dienst en in 1894 aangewezen om dienst te doen bij de opleiding van adelborsten voor tuigexercitiën. Machines en ketels uitgenomen en verkocht. Op 12 mei 1893 soortnaam gewijzigd in Schoener. In 1909 werd de ARUBA afgevoerd.
PONTIANAK
In 1873 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw, gekoperd. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 732 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 370 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 76/24. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1888 werd op de kust van Atjeh het Britse s.s. Washi met gebroken schroef ontmoet, op sleeptouw genomen en naar Edi gebracht. In 1891 werd te Soerabaja het getrokken kanon van 18 cm vervangen door een getrokken kanon van 16 cm en twee kanons van 3,7 cm. In 1893/94 werden verschillende reizen naar Nieuw-Guinea en de Aroe-eilanden gemaakt om toezicht te houden op de parelvissers. Op 1 februari 1898 werd de PONTIANAK uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ10.000,- verkocht.
PALEMBANG
In 1873 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 732 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 370 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 76/24. Het schip deed in Oost-Indië dienst en nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 2 augustus 1885 werd hulp verleend bij het vlot brengen van de onder Britse vlag varende Mohamed Yah, welk vaartuig op de kust van Atjeh was vastgeraakt en door de bevolking was beroofd. 11 augustus vlot gebracht en naar Oleh-leh gesleept. Op 1 november 1887 uit dienst gesteld, afgekeurd en in 1888 verkocht.
SAMBAS
In 1873 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw, gekoperd. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 732 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 370 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/24. Het schip deed in Oost-Indië dienst onder meer ter rede van Atjeh. In 1877 werd deelgenomen aan de Samalangan-expeditie. Op 11 april 1885 sleept Zr.Ms. Sambas op de kust van Atjeh het Noordduitse barkschip Hilda Maria af, dat aan de grond was geraakt. Op 18 juli 1885 neemt het schip ter rede van Edi het onder Britse vlag varende s.s. Canton in beslag, wegens het aan boord hebben van oorlogscontrabande, waar onder 124 geweren, 200 geweerlopen, 150 geweerladen, 950.000 slaghoedjes enz. Het s.s. Canton werd met een prijsbemanning op sleeptouw van het gouvernementsstoomschip HAVIK naar Oleh-leh opgebracht. Op 2 april 1887 uit dienst gesteld voor het aanbrengen van nieuwe ketels en op 1 november daaraanvolgend weer in dienst. In april 1888 op de Westkust van Atjeh een sleep met 6 schipbreukelingen opgenomen, afkomstig van het Italiaanse schip Fratellensa die reeds een maand had rondgezworven. Op 21 februari 1896 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ10.100,- verkocht.
BANDJERMASSIN
ex BANOJERMASSING
In 1873 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw, gekoperd. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 730 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. Het schip deed in Oost-Indië dienst en nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Oorspronkelijk BANDJERMASSING genaamd, doch in 1880 veranderd in BANDJERMASSIN. Op 1 september 1894 uit dienst, afgekeurd en voor ƒ10.000,- verkocht.
SAMARANG (II)
In 1875 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 853 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 460 EPK. Snelheid: 10 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. Het schip deed in Oost-Indië dienst”. De SAMARANG werd op 16 oktober 1876 in dienst gesteld en vertrok op 22 november daaraanvolgend om de Kaap naar Oost-Indië, alwaar op 7 juni 1877 te Batavia werd aangekomen. In 1877 werd aan de Samalangan-expeditie deelgenomen. Op 17 september 1880 op een rif in de Molukken vast gelopen en weer vlot en door het Gouvernementsstoomschip HAVIK en daarna door Zr.Ms. Bromo naar Ternate gesleept en·vandaar door Zr.Ms. Sumatra naar Makassar en vandaar naar Soerabaja gekonvoyeerd. Op 29 december 1880 te Soerabaja uit dienst en in herstelling. Op 24 september 1893 ter rede van Penang in aanvaring met het Duitse s.s. Niobe, waarbij beide schepen lichte schade opliepen. Op 1 november 1893 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ7.500.-verkocht.
BA TAVIA
In 1875 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Van ijzer gebouwd en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9,2 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. In dienst gesteld op 16 februari 1877. Op 25 april 1877 van Nieuwediep via Suez naar Batavia vertrokken. Het schip deed tot 1898 dienst in Oost-Indië. Op 10 december 1898 uit dienst gesteld, afgekeurd en aangewezen om dienst te doen als loodsstationsschip voor de Koetei-rivier.
MAKASSER
ex MACASSER
ex SURINAME
In 1876 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Van ijzer gebouwd en gezinkt. Afmetingen: 45,00 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 8,6 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm, 2 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7cm. Bemanning: 76/28. Oorspronkelijk gebouwd voor de Nederlandse Zeemacht als SURINAME. Overgegaan naar de Indische Militaire Marine als MACASSER, later veranderd in MAKASSER. In dienst gesteld op 16 juli 1877 en op 15 augustus daaraanvolgend van Nieuwediep via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 7 november te Batavia en op 22 november te Makasser. 30 augustus 1879 van Soerabaja voor een rondreis om Borneo. Op 20 januari 1880 van Batavia vertrokken voor een reis naar Saigon en Siam, van welke reis op 9 maart daaraanvolgend weer te Batavia werd teruggekeerd. Op 1 september 1893 uit dienst gesteld en getrokken kanon van 18 cm vervangen voor een van 16 cm. In 1899 ingericht tot opnemingsvaartuig. Op 27 november 1903 uit dienst gesteld en in 1905 afgekeurd en afgevoerd, waarna het tot munitieschip werd ingericht.
SURINAME
In 1876 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 84. In dienst gesteld op 1 februari 1881 en op 1 maart daaraanvolgend naar de Middellandse Zee en op 1augustus te Hellevoetsluis terug. De kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ473,900,-. Op 22 oktober 1882 van Hellevoetsluis naar Paramaribo om als stationsschip in Suriname dienst te doen. 16 november 1882 te St. Vincent aangekomen met last nadere bevelen af te wachten in verband met het heersen van gele koorts te Cayenne. Op 21 januari 1883 van St. Vincent vertrokken en 7 februari daaraanvolgend te Paramaribo. Op 15 februari 1887 van Paramaribo naar Nederland via Martinique en 30 maart daaraanvolgend te Amsterdam en op 9 april uit dienst. Op 16 maart 1891 weer in dienst ook voor politietoezicht op de visserij. Op 1 augustus 1891 van Texel naar Suriname en op 2 september daaraanvolgend te Paramaribo aangekomen. 12 mei 1893 werd de soortnaam van het schip gewijzigd in Schoener. Op 4 juni 1894 van Paramaribo via St. Thomas naar Nederland en 16 juli daaraanvolgend ter rede van Hellevoetsluis. 16 oktober 1894 in dienst als politie-vaartuig voor de visserij, welke dienst ook in de winter 1895/96 werd uitgeoefend. Op 11 december 1895 konvooi verleend aan pantserschip Hr.Ms. Guinea, dat door de sleepboot Titan van Nieuwediep naar IJmuiden werd gesleept. Op 11 januari 1896 konvooi verleend aan kanonneerboten Hr.Ms. Vali en Vidar van IJmuiden naar de Nieuwe Waterweg, 15 april 1896 van de rede van Texel vertrokken naar Suriname. Op 1 mei 1899 van Paramaribo naar Nederland, wegens opheffing van de stationsdienst aldaar en op 4 juni daaraanvolgend te Hellevoetsluis aangekomen. Op 22 juni 1899 uit dienst gesteld. 16 januari 1902 weer in dienst gesteld en op 12 februari daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Vlissingen naar Curaçao. Op 11 juni 1903 van St. Thomas naar Nederland en op 7 augustus daaraanvolgend te Hellevoetsluis en 15 augustus uit dienst gesteld. Op 8 oktober 1907 te Hellevoetsluis weer in dienst gesteld om dienst te doen bij de opleidingsschepen in het Voornsche kanaal ter vervanging van de CASTOR. 29 juni 1911 te Hellevoetsluis verkocht. Opbrengst ƒ16,659,-.
BONAIRE
In 1876 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 410 EPK. Snelheid: 9,2 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 84. In dienst gesteld op 1 mei 1880. Op 16 juni 1880 naar West-Indië vertrokken en 2 augustus te Bonaire, waar het schip, wegens het heersen van de gele koorts te Curaçao, voorlopig gestationeerd bleef. 5 januari 1881 te Curaçao aangekomen. Op 23 april 1881 van Curaçao naar Nederland en 29 juli daaraanvolgend te Nieuwediep. Het schip deed afwisselend dienst in Suriname en Curaçao, terwijl het tussentijdse Nederlandse verblijf onder meer werd benut voor het uitoefenen van het politie-toezicht op de visserij in de Noordzee. Op 26 juli 1882 van Hellevoetsluis vertrokken voor een reis naar Alexandrië ter bescherming van de Nederlandse belangen, van welke reis op 14 december 1881 te Nieuwediep werd teruggekeerd. In maart 1885 werd vanuit Curaçao een reis gemaakt naar Colombia ter bescherming der Nederlandse belangen tijdens een revolutie daar. Op 16 juli 1892 van Texel vertrokken naar Palos op de Westkust van Spanje ter gelegenheid van de feesten van Christoforus Columbus, die voor 400 jaren van Palos was vertrokken ter ontdekking van Amerika. Van deze reis op 20 augustus te Texel terug, 12 mei 1893 werd de soortnaam van het schip gewijzigd in Schoener. Op 27 november 1893 ontmoette Hr.Ms. Bonaire op de Noordzee de drijvende en verlaten schoener Norrman (Noor) met een lading hout. Na papieren en kaarten te hebben overgenomen, werd een poging gedaan om het schip naar Terschelling te slepen, maar door opkomende harde wind, moesten deze pogingen worden gestaakt. Op 1 juni 1897 werd Oostende bezocht, van welke reis de commandant in zijn rapport zegt: “een ware lijdenstocht”, omdat in de sluizen nog geen meter ruimte aan weerszijden overbleef.
In 1902 werd Hr.Ms.Bonaire op Rijkswerf te Hellevoetsluis ingericht als logementsschip voor de torpedodienst. In 1915 te Hellevoetsluis gereed gemaakt voor de Marine-Machinistenschool te Dordrecht. In augustus 1923 naar Rijkswerf te Hellevoetsluis overgebracht in verband met de opheffing van de adspirantenschool der Marine te Dordrecht. Afgevoerd en overgegeven aan het internaat Zeevaartschool te Delfzijl en herdoopt ABEL TASMAN.
PADANG
In 1877 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. In dienst gesteld op 18 november 1878. Op 6 januari 1879 van Rotterdam via Suez naar Batavia en 3 april daaraanvolgend aldaar aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 6 december 1880 het Britse s.s. Langkat, dat in de baai van Segli was vastgeraakt, afgebracht. Op 1 juni 1896 uit dienst gesteld en afgekeurd. Verkocht. Opbrengst ƒ9.765,-.
BALI (II)
ex ST. EUSTATIUS
In 1877 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 450 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. Oorspronkelijk genaamd ST. EUSTATIUS. In 1883 overgegaan naar de Indische Militaire Marine en herdoopt in BALI. Eerste marinevaartuig met compound machines. In dienst gesteld te Hellevoetsluis op 6 augustus 1883 en op 1 september daaraanvolgend vandaar naar Oost-Indië vertrokken. Het schip verleende op 16 juni 1887 assistentie aan het op een rif (Tanimbar eilanden) gestrande s.s. Amboina van de Nederlands Indische Stoomvaart Maatschappij en sleept het gestrande schip af. In 1894 nam Hr.Ms. Bali deel aan de Lombok-expeditie. Op 22 juli 1889 sleepte de BALI het s.s. IJsvogel van de Langkat IJsfabriek, dat op de bank voor de Tamiang-rivier was vastgeraakt, vlot. Op 4 september 1906 uit dienst gesteld, uit de sterkte afgevoerd en bestemd voor loodsstationsschip.
BENKOELEN
In 1879 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 500 IPK. Snelheid: 9,9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. In dienst gesteld op 21 april 1880. Op 27 mei 1880 van Rotterdam via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 29 juli daaraanvolgend ter rede van Atjeh. Op 25 januari 1881 werd het Britse s.s. Sissie, dat wegens een gebrek aan de machines, hulpeloos ronddreef, door Zr.Ms. Benkoelen te Oleh-leh binnen gebracht. Op 29 april 1881 sleepte het schip het zwaar lekke voorraadschip Luitenant-Generaal van Swieten op de rede van Atjeh naar diep water om daar te doen zinken. In augustus 1888 werd het Britse klipperschip Harland, dat op de Zuidkust van Lombok was gestrand afgesleept. Op 16 januari 1896 uit dienst gesteld en afgekeurd. Verkocht. Opbrengst ƒ11.025,-.
MADURA
In 1879 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1880 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 500 IPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,7 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28.
In dienst geste1d op 1 juli 1880. Op 22 augustus 1880 van Texel naar Oost-Indië en 29 oktober te Batavia. Op 14 oktober 1880 op 170 mijl van Point de Galle neemt Zr.Ms. Madura 24 schipbreukelingen over van het s.s. Prins Hendrik van de Stoomvaart Maatschappij “Nederland”, afkomstig van het bij Socotra gestrande Duitse s.s. Asia en zet deze schipbreukelingen te Point de Galle aan wal. In juli 1893 met Hr.Ms. Sindoro assistentie verleend aan het Nederlandse s.s. Rayah Kongsee Atjeh, dat op de oostkust van Atjeh door Atjehers was afgelopen, 24 doden en 12 gewonden. Afgesleept, naar Penang gebracht en aan de eigenaar teruggegeven. Op 12 februari 1900 werd de MADURA uit dienst gesteld en als oorlogsschip afgekeurd. Aangewezen om dienst te doen als loodsstationsschip. (Moeara Djawa).
SOMMELSDIJK
Op 9 juli 1881 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 15 november 1882 te water gelaten. Machines van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 750 IPK. Snelheid: 11,43 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 88. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ614.715,-. In dienst gesteld op 16 augustus 1884. Op 14 oktober 1884 van de rede van Texel via Liberia en de Congo naar Paramaribo, alwaar op 10 februari 1885 werd aangekomen. Op 3 december 1887 van Paramaribo vertrokken voor een reis naar de zuid-oostkust van Afrika via St. Thomas, Buenos-Aires, Simonsbaai. Delagoa-Baai, Mozambique, Zanzibar, Durban, Kaapstad, Monrovia, St. Vincent naar Amsterdam. Aankomst aldaar 28 oktober 1888. Van 1 mei tot 25 augustus 1890 aangewezen om politie-toezicht uit te oefenen op de visserij in de Noordzee. Op 21 september 1890 van de rede van Texel naar Suriname vertrokken via Liberia en de Congokust en 27 december daaraanvolgend te Paramaribo. Op 17 februari 1892 van Paramaribo naar Nederland via Buenos-Aires, Kaap de Goede Hoop, Rode Zee en Middellandse Zee. In verband met de politieke toestand werd van 29 september tot 4 oktober 1892 te Djeddah verbleven. Op 28 november 1892 te IJmuiden binnen en op 16 december daaraanvolgend te Hellevoetsluis uit dienst. Op 12 mei 1893 werd de soortnaam van het schip gewijzigd in KORVET. Op 1 november 1894 van Hellevoetsluis naar Curaçao via de Westkust van Afrika voor vlagvertoon en tot bevordering der Nederlandse handelsbelangen daar. Daarna via Paramaribo naar Curaçao en aankomst aldaar 21 februari 1895. Op 25 juni 1896 van Curaçao via St. Thomas naar Nederland en 2 augustus daaraanvolgend te Hellevoetsluis binnen en 18 augustus uit dienst gesteld. In 1897 van nieuwe ketels en machines van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen voorzien. Proeftocht op 5 mei 1897. 759 IPK. 11,43 mijl. Op 1 juni 1898 weer in dienst gesteld en op 22 juni daaraanvolgend van Hellevoetsluis naar Curaçao vertrokken. Aankomst aldaar 25 juli 1898. op 22 mei 1899 het Duitse s.s. Helvetia, dat bij het draaien in het Schottegat aan de grond was geraakt vlot gesleept en een tros uit zijn schroef gehaald. Op 26 oktober 1899 van Curaçao naar Puerto Cabello (Venezuela) vertrokken ter bescherming van de Nederlandse belangen en van de Nederlandse en vreemde onderdanen. Op 13 november 1899 te Curaçao terug, waarna ook nog Paramaribo werd bezocht. Op 19 februari 1902 van Curaçao naar Nederland en op 1 april te Hellevoetsluis binnen. In 1902/03 politie-toezicht op de visserij in de Noordzee uitgeoefend. Op 13 mei 1903 uit dienst. In 1905 ingericht tot logementsschip voor schepelingen en toegevoegd aan Hr.Ms. Het Loo. Op 31 mei 1905 hiertoe in gebruik genomen en later toegevoegd aan Hr.Ms. Atjeh. In maart 1912 uit dienst gesteld en op 20 mei daaraanvolgend werd het schip naar Rijkswerf te Amsterdam overgebracht met het doel om de SOMMELSDIJK in te richten voor politiekruiser; doch later werd van dit voornemen afgezien. De SOMMELSDIJK werd in 1914 verkocht.
JAVA
In 1885 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gekoperd. Afmetingen: 62,60 x 9,50 x 4,30 m. Waterverplaatsing: 1118 ton. Machinevermogen: 1050 IPK. Snelheid: 12,75 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A, 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 3 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 78/34. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ600.000,-. In dienst gesteld te Hellevoetsluis op 16 februari 1886. Op 25 maart 1886 van Rotterdam via Suez naar Oost-Indië. Op 27/28 maart bij mist in het Engels kanaal aanvaring met het Britse s.s. Loch Broom. Te Portsmouth binnengelopen en na reparatie op 27 april 1886 de reis voortgezet. Op 8 juni daaraanvolgend te Batavia. In augustus 1892 geassisteerd door het Gouvernements stoomschip REIGER de in beslag genomen Lomboksche s.s. Sri-Mataram en Sri-Tjabra, benevens een Lomboksche stoombarkas naar Soerabaja overgebracht. De barkas ging hierbij verloren. Beide scheepjes werden later publiek verkocht. De vorst van Lombok had te Singapore bovengenoemde vaartuigen aangekocht en met Engelsche kapiteins, stuurlieden en machinisten bemand en onder Lomboksche vlag in de vaart gebracht om troepen van Bali naar Lombok over te brengen. Van 18 oktober tot maart 1892/93 een reis naar Zuid-Nieuw-Guinea en de Aroe-eilanden in verband met een klacht van het Engelse gouvernement inzake zeeroof. Op 11 juli 1904 uit dienst gesteld en in 1905 aan de Gouvernementsmarine overgedragen.
CERAM
Op 5 augustus 1886 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en op 12 maart 1887 te water gelaten. Van staal gebouwd. Afmetingen: 52,85 x 8,00 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 570 ton. Machinevermogen: 800 IPK. Snelheid: 12,8 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 59/23. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ360.000,-. In dienst gesteld op 16 augustus 1887. Op 8 september 1887 van Vlissingen naar Oost-Indië vertrokken en 29 oktober daaraanvolgend te Batavia. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1907 aan de Gouvernementsmarine overgedragen. De CERAM werd in 1929 door kruiser Hr.Ms. Java als doelschip tot zinken gebracht.
FLORES
In 1886 bij de Koninklijke Fabriek van stoom en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1887 te water gelaten. Van staal gebouwd. Afmetingen: 52,85 x 8,00 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 580 ton. Machinevermogen: 800 IPK. Snelheid: 12,9 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 59/23. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ357.000,-. In dienst gesteld op 16 augustus 1887 en op 8 september van IJmuiden via Suez naar Batavia vertrokken en op 28 oktober daaraanvolgend aldaar aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. 31 december 1906 uit dienst en aan de Gouvernementsmarine overgedragen.
LOMBOK
In 1890 bij de firma Huygens & van Gelder te Amsterdam op stapel gezet en in 1891 te water gelaten. Machines en ketels van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen. Afmetingen: 52,45 x 8,30 x 3,35 m. Waterverplaatsing: 600 ton. Machinevermogen: 990 IPK. Snelheid: 12,2 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 59/23. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ448.000,-. In dienst gesteld op 1 maart 1892 en op 24 maart daaraanvolgend van Amsterdam via Suez naar Oost-Indië. Aankomst te Tandjong Priok op 21 mei daaraanvolgend. Op 30 oktober 1896 het Britse s.s. Rosa, dat bewesten de hoek Barat Laut op het strand was gelopen, afgesleept. Op 2 januari 1960 als opnemingsvaartuig in dienst gesteld. In 1923 werd Hr.Ms. Lombok uit de sterkte afgevoerd.
SUMBAWA
Op 31 december 1890 op stapel gezet bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen en op 14 november 1891 te water gelaten. Afmetingen: 53,25 x 8,10 x 3,45 m. Waterverplaatsing: 600 ton. Machinevermogen: 930 IPK. Snelheid: 12,5 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 59/23. Kosten bij eerste uitrusting in zee ƒ420.000,-. In dienst gesteld op 1 april 1892 en op 17 april daaraanvolgend van Vlissingen via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 7 juni te Tandjong Priok. Het schip maakte in 1893 een reis naar Siam ter bescherming der Nederlandse belangen in het Siameesch-Fransch conflict. Op 31 juli 1903 assistentie verleend aan het s.s. Van Swoll van de K.P.M., dat aan de grond was gelopen. Vlot gesleept en binnen gebracht. Op 15 december 1905 uit dienst gesteld en verbouwd tot reserve-stoomschip van de Gouvernementsmarine en als zodanig 1 januari 1907 in dienst gesteld. Op 1 januari 1911 in dienst als opnemingsvaartuig, na in herstelling te zijn geweest en van nieuwe ketels te zijn voorzien. Op 1 januari 1923 uit dienst gesteld en afgevoerd.
BORNEO
In 1891 bij J. & G. Thompson, Clydebank, Glasgow op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Gebouwd naar Engelsch type “Goldfinch”. Pantserdek 11 - 8 mm. Afmetingen: 53,86 x 9,45 x 4,05 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 1040 IPK. Snelheid: 13,25 mijl. Bewapening: 6 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 74/27. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ600,000,-. Op 6 april 1893 uit Glasgow op Rijkswerf te Amsterdam aangekomen om de door Krupp geleverde kanons van 10,5 cm op te stellen.
In dienst gesteld te Amsterdam op 21 juli 1893 en op 21 augustus daaraanvolgend van IJmuiden naar Oost-Indië vertrokken. Op 6 september met gebroken schroefas te Alexandrië binnengesleept. Na herstel der schade op 6 januari 1894 de reis voortgezet en op 6 februari daaraanvolgend te Tandjong Priok aangekomen. Het schip nam in 1894 deel aan de Lombok-expeditie en het maakte ook een reis naar Nieuw-Guinea en de Aroe eilanden voor toezicht op de parel visserij. In maart 1895 assisteert Hr.Ms. Borneo bij de stranding van het Gouvernementsstoomschip ZEEDUIF bezuiden Halmaheira en na vlot komen in een ondiepe binnenbaai gesleept, waar de ZEEDUIF door de PELIKAAN werd weggesleept. In 1897 maakte het schip een reis naar de Anambas-, Natoena- en Tambilan eilanden en daarna twee reizen naar Nieuw-Guinea. Op 7 mei 1899 de SATELLIET van Tandjong Priok naar Soerabaja gesleept. Van 18 tot 27 november 1899 werd Hr.Ms. Borneo met gebroken schroefas door Hr.Ms. Sumatra van Ambon naar Soerabaja gesleept. In 1905 nam het schip deel aan de Boni-expeditie. In 1906 in dienst als opnemingsvaartuig. Op 1 januari 1913 uit dienst en ketels afgekeurd. De machines van het schip werden in 1916 getransformeerd voor het te Soerabaja in aanbouw gebrachte stoomschip ERIDANUS van de Gouvernementsmarine. De BORNEO werd verder gebruikt als logementsschip voor inlandsche schepelingen.
N. B. De BORNEO was het laatste als schroefstoomschip 4de klasse op stapel gezette schip. Na 12 mei 1893 werd de soortnaam dezer schepen veranderd in “FLOTTIELJEVAARTUIGEN”.
NIAS
In 1894 bij de firma Huygens & van Gelder te Amsterdam op stapel gezet en in 1895 te water gelaten. Machines van “Werkspoor” te Amsterdam. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 812 ton. Machinevermogen: 1227 IPK. Snelheid: 13 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 A. De drie kanons van 12 cm KA zijn door fregat Hr.Ms. De Ruiter in 1893 uit Soerabaja naar Nederland overgebracht. Bemanning: 64/29. In dienst gesteld te Amsterdam op 21 januari 1896 en 28 februari daaraanvolgend van IJmuiden via Gibraltar, Port-Said, Djeddah, Aden en Colombo naar Oost-Indië en 14 april daaraanvolgend te Batavia. In 1906 nieuwe ketels van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen. Het schip deed dienst in Oost-Indië. In 1907 werd de NIAS overgedragen aan de Gouvernementsmarine. Het was het eerste schip, dat als “Flottieljevaartuig” op stapel werd gezet. De kosten bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ410.000,-.
MATARAM
In 1895 bij de firma Huygens & van Gelder te Amsterdam op stapel gezet en in 1896 te water gelaten. Machines van “Werkspoor” te Amsterdam. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 810 ton. Machinevermogen: 1345 IPK. Snelheid: 12,95 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A,1kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 57/42. De kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ380.000,-. In dienst gesteld op 6 januari 1897 en 31 januari daaraanvolgend van IJmuiden via Suez naar Oost-Indië en op 30 maart aldaar aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 19 januari 1915 in herstelling en van nieuwe ketels voorzien. Op 1 februari 1916 in dienst en toegevoegd aan de Kweekschool voor inlandsche schepelingen te Makassar. Op 24 mei 1927 uit de sterkte afgevoerd.
EDI
In 1896 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en in 1897 te water gelaten. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,65 m. Waterverplaatsing: 820 ton. Machinevermogen: 1235 IPK. Snelheid: 12,8 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 57/42. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ406.000,-. In dienst gesteld op 1 juni 1897 en op 26 juni daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 13 augustus 1897 te Padang aangekomen. De EDI deed in Oost-Indië dienst. Hr.Ms. Edi assisteerde in april 1898 bij het slepen van het 3000 tons dok van Soerabaja naar Sabang door Hr.Ms. Atjeh en Koningin Emma der Nederlanden, alsmede de Gouvernementsstomer ZEEDUlF. Op 1 oktober 1900 brengt de EDI het Britse s.s. Yangtsze, dat met gebroken schroefas 20 mijl ten zuiden van de Nicobaren ten anker lag. In de Sabang-baai binnen. In 1903 maakte Hr.Ms. Edi een reis naar Manilla, Shanghai, Yap en Guam. Op 1 november 1910 uit dienst, uit de sterkte afgevoerd en overgegeven aan de Gouvernementsmarine.
SERDANG
Op 27 juni 1896 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en op 15 mei 1897 te water gelaten. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,69 m. Waterverplaatsing: 820 ton. Machinevermogen: 1290 IPK. Snelheid: 12,9 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 64/29. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ406.000,-. In dienst gesteld te Vlissingen op 15 september 1897 en op 21 oktober daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Suez naar Oost-Indië en 7 december te Batavia. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1905 nam Hr.Ms. Serdang deel aan de Boni-expeditie. In 1909 werd een proef genomen met de vorming van inlandsche schepelingen, waartoe het schip, behoudens officieren en een deel der onderofficieren, geheel met inlanders werd bemand. In april/mei 1911 te Soerabaja het kanon van 10,5 cm A op de bak vervangen door een kanon van 7,5 cm, afkomstig van Hr.Ms. Holland. In november 1913 torpedobootjager Hr.Ms. Bulhond , wegens schade aan de schroefas, van Sabang naar Soerabaja gesleept. Op 1 juli 1921 uit dienst gesteld en verbouwd tot MIJNENLEGGER. Op 1 juli 1926 in dienst om tijdelijk als opnemingsvaartuig dienst te doen. Hr.Ms. Serdang deed laatstelijk dienst als torpedowerkschip te Soerabaja en diende begin 1942 tevens als moederschip voor de Bewakingsdienst Westervaarwater. Op 6 maart 1942 door de bemanning tot zinken gebracht met de beide bijbehorende torpedovolgboten.
KOETEI
In 1897 bij de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam op stapel gezet en in 1898 te water gelaten. Machines van de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam. Afmetingen: 50,60/53,70 x 9,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 1412 IPK. Snelheid: 13,5 mijl. Bemanning: 56/34. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ387.000,-. In dienst gesteld op 25 augustus 1898. Het schip nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep en ontving daar van H.m. opdracht de bestemming naar Oost-Indië te volgen. Op 19 september 1898 van Vlissingen via Suez naar Oost-Indië en 5 november daaraanvolgend te Oleh-leh. Hr.Ms. Koetei deed in Oost-Indië dienst. Op 27 mei 1900 het Russische s.s. Rossia, dat met een lading graan en spoorwegmateriaal op weg was van Odessa naar Wladiwostok, en bij Diamant Punt (Atjeh) aan de grond was gelopen, afgesleept. Op 15 oktober 1913 uit dienst gesteld. In herstelling en van nieuwe ketels voorzien. In 1931 overgegaan naar de Gouvernementsmarine.
SIBOGA
In 1897 bij de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam op stapel gezet en in 1898 te water gelaten. Machines van Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam. Afmetingen: 50,60/53,70 x 9,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 790 ton. Machinevermogen: 1395 IPK. Snelheid: 13,83 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 64/29. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ387.000,-. In dienst gesteld 1 november 1898 en op 16 december daaraanvolgend van IJmuiden via Suez naar Oost-Indië en 25 januari 1899 te Oleh-leh aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Hr.Ms. Siboga werd tijdelijk afgestaan aan de commissie voor diepzee-onderzoek in de Oost-Indische Archipel. In januari 1903 werd assistentie verleend aan het Portugese oorlogsschip Zaire, dat op weg van Singapore naar Ceylon, nabij de monding van de Deli-rivier, wegens lek in de machinekamer, op strand was gezet. Na overname van een groot deel der inventarisgoederen werd de ZAIRE naar Penang gekonvoyeerd. Op 17 januari 1910 met de BROMO (kolenhulk) op sleeptouw van Soerabaja naar Makassar. Op 23 mei 1910 te Soerabaja uit dienst gesteld voor het ondergaan van grote herstellingen en het inrichten tot MIJNENLEGGER. Bewapening verminderd met een kanon van 10,5 cm. In 1933 uit de sterkte afgevoerd.
ASSAHAN
In 1899 bij de Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw “Fijenoord” te Rotterdam op stapel gezet en in 1900 te water gelaten. Afmetingen: 50,60/53,70 x 9,50 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 1350 IPK. Snelheid: 13,95 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 55/45. In dienst gesteld op 26 oktober 1900. Op 24 november 1900 van Rotterdam via Suez naar Oost-Indië en op 10 januari 1901 te Oleh-leh. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1905 werd deelgenomen aan de Boni-expeditie.
Begin 1909 werd Hr.Ms. Assahan aangewezen voor proeven met verspermijnen en daarvoor toegevoegd aan de Torpedodienst. Op 1 februari 1916 uit dienst. In herstelling en ingericht tot MIJNENLEGGER en als zodanig op 21 maart 1917 in dienst gesteld. Op 11 december 1924 uit dienst gesteld en in 1931 uit de sterkte afgevoerd.
Enige algemene gegevens over de navolgende SCHROEFSTOOMSCHEPEN 4de KLASSE (kruisers 4de klasse noemt Tideman deze schepen), zijn ontleend aan B. Tideman, “Memoriaal van de Marine”.
Het betreft de alle tussen 1872 en 1879 gebouwde 4de klassers: BONAIRE, SURINAME, ST. EUSTATIUS (BALI), SAMARANG, BATAVIA, MAKASSAR, PADANG, BENKOELEN, MADURA, ARUBA, PONTIAKAN, RIOUW, enz.
Lengte 45,00 m. Lengte (o.a.) 53,50 m.
Grootste wijdte 9,00 m.
Holte onderkant kielplank tot bovenkant houten dek midscheeps 4,58 m.
Diepgang in normale toestand voor 2,95 m,
midden 3,21 m en achter 3,47 m.
In chronologische volgorde vermeld
De schroefstoomschepen 4de klasse werden 12 mei1893, voor zover voor Oost-Indië bestemd, Flottieljevaartuigen genoemd, terwijl de soortnaam van Hr.Ms. Sommelsdijk (1881/82) werd gewijzigd in Korvet en die van Hr.Ms. Aruba (1873), Bonaire (1876/77) en Suriname (1876/77) in Schoener.
SAMARANG (I)
Oorspronkelijke soortnaam Stoomoorlogsschip. Op 15 september 1845 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in september 1846 te water gelaten. Het schip had ijzeren spanten en houten binnenhuid. Afmetingen: 38,00 x 7,21 x 2,75 m. Waterverplaatsing: 400 ton. Machinevermogen: 70 NPK. Bewapening: 7 stukken. Bemanning: 49. In dienst gesteld op 1 februari 1847. Het schip maakte van juni tot augustus 1847 reizen naar de Oostzee. 19 december 1847 naar Oost-Indië en op 1 mei 1848 aldaar aangekomen. De SAMARANG deed in Oost-Indië dienst en werd in 1863 uit de sterkte afgevoerd.
BALI (I)
Het schip was oorspronkelijk als 3de klasser gerangschikt. In september 1855 te Kinderdijk op stapel gezet en in september 1856 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,80 x 8,74 x 3,90 m. Waterverplaatsing: 620 ton. Machinevermogen: 100 NPK. Bewapening: 2 lichte kanons van 12 pond en 8 carronades van 30 pond. Bemanning: 85. De BALI deed in Oost-Indië dienst. Het schip vertrok op 22 maart 1878 op kruistocht om het s.s. Baron Bentinck van de Nederlandsindische Stoomvaart Maatschappij op te sporen, van welk schip sedert 1 maart niets was vernomen. De Baron Bentinck werd met machineschade bij Boeton aangetroffen en naar Makassar gesleept. 20 april 1877 te Soerabaja uit dienst gesteld, afgekeurd en voor sloop verkocht.
VESUVIUS
Het schip was oorspronkelijk als 3de klasser gerangschikt. Op 8 oktober 1857 te Vlissingen op stapel gezet en in 1858 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3, 20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK. Bewapening: 4 kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 75. De VESUVIUS deed in Oost-Indië dienst en werd in 1872 afgevoerd.
HECTOR
Het schip werd ook wel stoomflottieljevaartuig genoemd. Op 1 mei 1858 te Amsterdam op stapel gezet en in 1859 te water gelaten. Afmetingen: 34,60 x 7,40 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 383 ton. Machinevermogen: 60 NPK. Bewapening: 4 lichte kanons van 30 pond. Bemanning: 50. De HECTOR was bestemd voor bijzondere diensten en kleine tochten buitengaats. Het schip was o.m. wachtschip te Vlissingen. In de schepenlijst per 1 januari 1875 komt de HECTOR niet meer voor.
VULKAAN
Het schip werd ook wel stoomflottieljevaartuig genoemd. Op 7 mei 1858 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1859 te water gelaten. Afmetingen: 34,60 x 7,40 x 3, 20 m. Waterverplaatsing: 383 ton. Machinevermogen: 60 NPK. Bemanning: 50. De VULKAAN was bestemd voor bijzondere diensten en kleine tochten buitengaats. In 1870 instructievaartuig voor opleiding van kanonniers. 3 april 1888 logementsschip voor de torpedodienst te Amsterdam. Bij beschikking van 18 augustus 1911 werd tot opheffing van het torpedo-logementsschip te Amsterdam besloten. Hetgeen op 2 oktober daaraanvolgend geschiedde. Het op de inschietplaats van het torpedo-atelier te Amsterdam werkzaam zijnde personeel werd aan boord van het wachtschip te Amsterdam geplaatst. De VULKAAN werd op 2 oktober 1911 uit dienst gesteld en op 3 januari 1912 op Rijkswerf te Amsterdam verkocht voor ƒ8.558,-.
AMSTEL
Op juli 1859 op een particuliere werf te Amsterdam op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Bewapening: 2 midd. Kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75.
Het schip deed onder meer dienst in Curaçao en Suriname. De AMSTEL nam in 1869/70 met de VICE-ADMIRAAL KOOPMAN deel aan de expeditie op de kust van Guinea. Later Wachtschip te Vlissingen en van 1 mei 1878 als kostschip te Rotterdam, ter vervanging van de Kanonneerboot No. 18. 1 juni 1885 logementsschip voor torpedisten te Hellevoetsluis. Op 1 mei 1909 uit dienst gesteld en vervangen door Hr.Ms. Schorpioen.
APELDOORN
In 1859 te Amsterdam op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1866 niet meer voor.
BERKEL
In 1859 te Maassluis op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1866 niet meer voor.
DELFZIJL
In 1859 te Groningen op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1867 niet meer voor.
DOMMEL
In juli 1859 te Maassluis op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1872 niet meer voor.
HAARLEMMERMEER
Op 9 juli 1859 te Vlissingen op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. De HAARLEMMERMEER ging op 1 januari 1868 over naar de Indische Militaire Marine. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1871 niet meer voor.
LINGE
In 1859 te Gouda op stapel gezet en in 1860tewater gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1867 niet meer voor.
STAVOREN
In juli 1859 te Groningen op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip behoorde op 1 januari 1869 tot de Indische Militaire Marine. In 1872-1873 opnemingsvaartuig in Oost-Indië. De STAVOREN komt in de schepenlijst per 1 januari 1874 niet meer voor.
VECHT
In 1859 te Gouda op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. De VECHT komt in de schepenlijst per 1 januari 1866 niet meer voor.
SOESTDIJK
Op 12 apr111860 te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip deed onder meer dienst in Suriname. De SOESTDIJK komt in de schepenlijst per 1 januari 1876 niet meer voor.
COEHOORN
Op 1 augustus 1860 te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. De COEHOORN komt in de schepenlijst per 1 januari 1875 niet meer voor.
DEN BRIEL
Op 18 maart 1861 te Vlissingen op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. In de schepenlijsten wordt het schip vermeld als DEN BRIEL. Tideman spreekt in zijn Memoriaal van de Marine van BRIELLE. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1875 niet meer voor.
BOMMELERWAARD
Op 19 februari 1861 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70 x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip deed in Oost-Indië dienst en werd op 20 januari 1878 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd. 4 mei 1878 voor sloop verkocht.
MAAS EN WAAL
Op 19 februari 1861 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. Het schip komt in de schepenlijst per 1 januari 1875 niet meer voor.
KIJKDUIN
Op 12 april 1861 te Amsterdam op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. De KIJKDUIN was stationsschip te Suriname. Op 14 augustus 1876 van Suriname naar Curaçao en 21 augustus daaraanvolgend aldaar aangekomen en op 26 augustus 1876 uit dienst gesteld en voor sloop verkocht.
AART VAN NES
Op 6 april 1861 op de Marinewerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Op 1 januari 1868 overgegaan naar de Indische Militaire Marine. In 1877 nam het schip deel aan de Samalangan-expeditie. Op 9 februari 1877 de Britse schoonerbrik Algerine die bij Tandjong-leger aan de grond was geraakt, afgebracht. Het vaartuig was door de bemanning verlaten en door de kustbewoners geheel leeggeroofd. Op 16 december 1877 raakte een gewapende sloep van de AART VAN NES met een vijandelijke prauw op de kust van Atjeh in gevecht. Van de 12 opvarenden van de sloep werden er 6 min of meer zwaar gewond, waaronder de commandant der sloep, de LTZ II L. A. H. Lamie. Op 31 mei 1879 werd de AART VAN NES te Soerabaja uit dienst gesteld en als loodshulk ingericht om in het Oostgat van Soerabaja dienst te doen.
SCHOUWEN
Op 12 april 1861 te Amsterdam op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Afmetingen: 38,00/40,70x 8,16 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 586 ton. Machinevermogen: 80 NPK; 200 EPK. Snelheid: 6/7 mijl. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 4 carronades van 30 pond. Bemanning: 75. Het schip deed onder meer dienst op de kust van Atjeh. 4 september 1878 door het s.s. Ardjoeno naar Singapore gesleept en 18 september daaraanvolgend door Zr.Ms. Timor van Singapore naar Onrust gesleept, alwaar het schip werd afgekeurd. op 7 oktober 1878 te Onrust uit dienst gesteld en 23 december daaraanvolgend voor sloop verkocht.
BANDA
In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 9,05 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 700 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 80. Het schip deed in Oost-Indië dienst en het nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 11 november 1890 als opnemingsvaartuig in dienst gesteld ter vervanging van de HYDROGRAAF. Op 6 juni 1899 uit dienst gesteld, afgekeurd en bestemd als werkvaartuig bij de bouw van een lichttoren op de Aroebank.
RIOUW
In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 9,05 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 700 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 80. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De RIOUW bracht op 21 februari 1995 het in beslaggenomen, onder Nederlandse vlag varende s.s. Hoth-an naar Oleh-leh op. 16 november 1886 te Soerabaja uit dienst gesteld, afgekeurd en verkocht.
AMBOINA
In 1872 bij de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 695 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 75. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 1 februari 1876 verleende Zr.Ms. Amboina assistentie aan het Britse s.s. Batavia-Bayertree, dat op de bank van Pada-Boessoek was vastgeraakt. In 1877 nam het schip deel aan de Samalangan-expeditie. 10 maart 1881 voor herstelling te Soerabaja uit dienst gesteld. Na keuring geen grote herstelling meer waard geacht en daarna verkocht.
DELI
In 1872 bij de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1873 te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 695 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 7,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm A en 2 kanons van 12 cm. Bemanning: 80. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 24 augustus 1876 werden door Zr.Ms. Deli de beide koopvaardijschepen Burgemeester van Middelburg en Europa, die in de Lambaley-baai aan het drijven waren geraakt, op een veilige ligplaats ten anker gebracht. Van 28 augustus tot 12 november 1876 naar Singapore om te dokken en te repareren. 12 november daaraanvolgend te Oleh-leh terug. Op 31 mei 1877 werden de commandant LTZ I A.P. Hooghwinkel en LTZ II Poortman met een escorte van 20 man infanterie van de benting naar Kwalla Analaboe terugkerende, door 50 Atjehers overvallen, waarbij aan onze zijde een viertal manschappen sneuvelden. De flinke houding der beide officieren was oorzaak, dat geen ernstiger gevolgen te betreuren waren. Zr.Ms. Deli nam in augustus 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 30 september 1882 werd het schip te Soerabaja uit dienst gesteld en afgevoerd.
ARUBA
In 1873 op de Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 730 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 350 EPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm A. Bemanning: 75.
In dienst gesteld op 16 januari 1876. Op 2 februari 1876 van de rede van Texel vertrokken naar de Westkust van Afrika en daarna naar Suriname, alwaar op 12 juli daaraanvolgend werd aangekomen. Op 29 april 1882 van Paramaribo naar Nederland en op 12 juni daaraanvolgend te IJmuiden binnen. Op 22 juni 1882 te Amsterdam uit dienst gesteld om op de werf van de firma Huygens & van Gelder een belangrijke reparatie te ondergaan. 1 april 1885 in dienst voor politie-toezicht op de visserij, welke dienst ook in 1886 en tot augustus 1887 werd verricht. 1 september 1887 uit dienst en tijdelijk bestemd tot berging van munitie. Op 8 mei 1889 in dienst om tijdelijk als Artillerie-instructieschip dienst te doen, welke dienst ook in 1890 werd uitgeoefend. Op 25 maart 1893 uit dienst en in 1894 aangewezen om dienst te doen bij de opleiding van adelborsten voor tuigexercitiën. Machines en ketels uitgenomen en verkocht. Op 12 mei 1893 soortnaam gewijzigd in Schoener. In 1909 werd de ARUBA afgevoerd.
PONTIANAK
In 1873 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw, gekoperd. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 732 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 370 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 76/24. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1888 werd op de kust van Atjeh het Britse s.s. Washi met gebroken schroef ontmoet, op sleeptouw genomen en naar Edi gebracht. In 1891 werd te Soerabaja het getrokken kanon van 18 cm vervangen door een getrokken kanon van 16 cm en twee kanons van 3,7 cm. In 1893/94 werden verschillende reizen naar Nieuw-Guinea en de Aroe-eilanden gemaakt om toezicht te houden op de parelvissers. Op 1 februari 1898 werd de PONTIANAK uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ10.000,- verkocht.
PALEMBANG
In 1873 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 732 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 370 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 76/24. Het schip deed in Oost-Indië dienst en nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 2 augustus 1885 werd hulp verleend bij het vlot brengen van de onder Britse vlag varende Mohamed Yah, welk vaartuig op de kust van Atjeh was vastgeraakt en door de bevolking was beroofd. 11 augustus vlot gebracht en naar Oleh-leh gesleept. Op 1 november 1887 uit dienst gesteld, afgekeurd en in 1888 verkocht.
SAMBAS
In 1873 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw, gekoperd. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 732 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 370 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/24. Het schip deed in Oost-Indië dienst onder meer ter rede van Atjeh. In 1877 werd deelgenomen aan de Samalangan-expeditie. Op 11 april 1885 sleept Zr.Ms. Sambas op de kust van Atjeh het Noordduitse barkschip Hilda Maria af, dat aan de grond was geraakt. Op 18 juli 1885 neemt het schip ter rede van Edi het onder Britse vlag varende s.s. Canton in beslag, wegens het aan boord hebben van oorlogscontrabande, waar onder 124 geweren, 200 geweerlopen, 150 geweerladen, 950.000 slaghoedjes enz. Het s.s. Canton werd met een prijsbemanning op sleeptouw van het gouvernementsstoomschip HAVIK naar Oleh-leh opgebracht. Op 2 april 1887 uit dienst gesteld voor het aanbrengen van nieuwe ketels en op 1 november daaraanvolgend weer in dienst. In april 1888 op de Westkust van Atjeh een sleep met 6 schipbreukelingen opgenomen, afkomstig van het Italiaanse schip Fratellensa die reeds een maand had rondgezworven. Op 21 februari 1896 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ10.100,- verkocht.
BANDJERMASSIN
ex BANOJERMASSING
In 1873 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Compositiebouw, gekoperd. Afmetingen: 42,00/45,00 x 8,80 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 730 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. Het schip deed in Oost-Indië dienst en nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Oorspronkelijk BANDJERMASSING genaamd, doch in 1880 veranderd in BANDJERMASSIN. Op 1 september 1894 uit dienst, afgekeurd en voor ƒ10.000,- verkocht.
SAMARANG (II)
In 1875 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 853 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 460 EPK. Snelheid: 10 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. Het schip deed in Oost-Indië dienst”. De SAMARANG werd op 16 oktober 1876 in dienst gesteld en vertrok op 22 november daaraanvolgend om de Kaap naar Oost-Indië, alwaar op 7 juni 1877 te Batavia werd aangekomen. In 1877 werd aan de Samalangan-expeditie deelgenomen. Op 17 september 1880 op een rif in de Molukken vast gelopen en weer vlot en door het Gouvernementsstoomschip HAVIK en daarna door Zr.Ms. Bromo naar Ternate gesleept en·vandaar door Zr.Ms. Sumatra naar Makassar en vandaar naar Soerabaja gekonvoyeerd. Op 29 december 1880 te Soerabaja uit dienst en in herstelling. Op 24 september 1893 ter rede van Penang in aanvaring met het Duitse s.s. Niobe, waarbij beide schepen lichte schade opliepen. Op 1 november 1893 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ7.500.-verkocht.
BA TAVIA
In 1875 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1876 te water gelaten. Van ijzer gebouwd en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9,2 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm en 2 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. In dienst gesteld op 16 februari 1877. Op 25 april 1877 van Nieuwediep via Suez naar Batavia vertrokken. Het schip deed tot 1898 dienst in Oost-Indië. Op 10 december 1898 uit dienst gesteld, afgekeurd en aangewezen om dienst te doen als loodsstationsschip voor de Koetei-rivier.
MAKASSER
ex MACASSER
ex SURINAME
In 1876 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Van ijzer gebouwd en gezinkt. Afmetingen: 45,00 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 8,6 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 18 cm, 2 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7cm. Bemanning: 76/28. Oorspronkelijk gebouwd voor de Nederlandse Zeemacht als SURINAME. Overgegaan naar de Indische Militaire Marine als MACASSER, later veranderd in MAKASSER. In dienst gesteld op 16 juli 1877 en op 15 augustus daaraanvolgend van Nieuwediep via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 7 november te Batavia en op 22 november te Makasser. 30 augustus 1879 van Soerabaja voor een rondreis om Borneo. Op 20 januari 1880 van Batavia vertrokken voor een reis naar Saigon en Siam, van welke reis op 9 maart daaraanvolgend weer te Batavia werd teruggekeerd. Op 1 september 1893 uit dienst gesteld en getrokken kanon van 18 cm vervangen voor een van 16 cm. In 1899 ingericht tot opnemingsvaartuig. Op 27 november 1903 uit dienst gesteld en in 1905 afgekeurd en afgevoerd, waarna het tot munitieschip werd ingericht.
SURINAME
In 1876 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 84. In dienst gesteld op 1 februari 1881 en op 1 maart daaraanvolgend naar de Middellandse Zee en op 1augustus te Hellevoetsluis terug. De kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ473,900,-. Op 22 oktober 1882 van Hellevoetsluis naar Paramaribo om als stationsschip in Suriname dienst te doen. 16 november 1882 te St. Vincent aangekomen met last nadere bevelen af te wachten in verband met het heersen van gele koorts te Cayenne. Op 21 januari 1883 van St. Vincent vertrokken en 7 februari daaraanvolgend te Paramaribo. Op 15 februari 1887 van Paramaribo naar Nederland via Martinique en 30 maart daaraanvolgend te Amsterdam en op 9 april uit dienst. Op 16 maart 1891 weer in dienst ook voor politietoezicht op de visserij. Op 1 augustus 1891 van Texel naar Suriname en op 2 september daaraanvolgend te Paramaribo aangekomen. 12 mei 1893 werd de soortnaam van het schip gewijzigd in Schoener. Op 4 juni 1894 van Paramaribo via St. Thomas naar Nederland en 16 juli daaraanvolgend ter rede van Hellevoetsluis. 16 oktober 1894 in dienst als politie-vaartuig voor de visserij, welke dienst ook in de winter 1895/96 werd uitgeoefend. Op 11 december 1895 konvooi verleend aan pantserschip Hr.Ms. Guinea, dat door de sleepboot Titan van Nieuwediep naar IJmuiden werd gesleept. Op 11 januari 1896 konvooi verleend aan kanonneerboten Hr.Ms. Vali en Vidar van IJmuiden naar de Nieuwe Waterweg, 15 april 1896 van de rede van Texel vertrokken naar Suriname. Op 1 mei 1899 van Paramaribo naar Nederland, wegens opheffing van de stationsdienst aldaar en op 4 juni daaraanvolgend te Hellevoetsluis aangekomen. Op 22 juni 1899 uit dienst gesteld. 16 januari 1902 weer in dienst gesteld en op 12 februari daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Vlissingen naar Curaçao. Op 11 juni 1903 van St. Thomas naar Nederland en op 7 augustus daaraanvolgend te Hellevoetsluis en 15 augustus uit dienst gesteld. Op 8 oktober 1907 te Hellevoetsluis weer in dienst gesteld om dienst te doen bij de opleidingsschepen in het Voornsche kanaal ter vervanging van de CASTOR. 29 juni 1911 te Hellevoetsluis verkocht. Opbrengst ƒ16,659,-.
BONAIRE
In 1876 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1877 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 410 EPK. Snelheid: 9,2 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 84. In dienst gesteld op 1 mei 1880. Op 16 juni 1880 naar West-Indië vertrokken en 2 augustus te Bonaire, waar het schip, wegens het heersen van de gele koorts te Curaçao, voorlopig gestationeerd bleef. 5 januari 1881 te Curaçao aangekomen. Op 23 april 1881 van Curaçao naar Nederland en 29 juli daaraanvolgend te Nieuwediep. Het schip deed afwisselend dienst in Suriname en Curaçao, terwijl het tussentijdse Nederlandse verblijf onder meer werd benut voor het uitoefenen van het politie-toezicht op de visserij in de Noordzee. Op 26 juli 1882 van Hellevoetsluis vertrokken voor een reis naar Alexandrië ter bescherming van de Nederlandse belangen, van welke reis op 14 december 1881 te Nieuwediep werd teruggekeerd. In maart 1885 werd vanuit Curaçao een reis gemaakt naar Colombia ter bescherming der Nederlandse belangen tijdens een revolutie daar. Op 16 juli 1892 van Texel vertrokken naar Palos op de Westkust van Spanje ter gelegenheid van de feesten van Christoforus Columbus, die voor 400 jaren van Palos was vertrokken ter ontdekking van Amerika. Van deze reis op 20 augustus te Texel terug, 12 mei 1893 werd de soortnaam van het schip gewijzigd in Schoener. Op 27 november 1893 ontmoette Hr.Ms. Bonaire op de Noordzee de drijvende en verlaten schoener Norrman (Noor) met een lading hout. Na papieren en kaarten te hebben overgenomen, werd een poging gedaan om het schip naar Terschelling te slepen, maar door opkomende harde wind, moesten deze pogingen worden gestaakt. Op 1 juni 1897 werd Oostende bezocht, van welke reis de commandant in zijn rapport zegt: “een ware lijdenstocht”, omdat in de sluizen nog geen meter ruimte aan weerszijden overbleef.
In 1902 werd Hr.Ms.Bonaire op Rijkswerf te Hellevoetsluis ingericht als logementsschip voor de torpedodienst. In 1915 te Hellevoetsluis gereed gemaakt voor de Marine-Machinistenschool te Dordrecht. In augustus 1923 naar Rijkswerf te Hellevoetsluis overgebracht in verband met de opheffing van de adspirantenschool der Marine te Dordrecht. Afgevoerd en overgegeven aan het internaat Zeevaartschool te Delfzijl en herdoopt ABEL TASMAN.
PADANG
In 1877 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 400 EPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. In dienst gesteld op 18 november 1878. Op 6 januari 1879 van Rotterdam via Suez naar Batavia en 3 april daaraanvolgend aldaar aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 6 december 1880 het Britse s.s. Langkat, dat in de baai van Segli was vastgeraakt, afgebracht. Op 1 juni 1896 uit dienst gesteld en afgekeurd. Verkocht. Opbrengst ƒ9.765,-.
BALI (II)
ex ST. EUSTATIUS
In 1877 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1878 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 90 NPK; 450 EPK. Snelheid: 9,5 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. Oorspronkelijk genaamd ST. EUSTATIUS. In 1883 overgegaan naar de Indische Militaire Marine en herdoopt in BALI. Eerste marinevaartuig met compound machines. In dienst gesteld te Hellevoetsluis op 6 augustus 1883 en op 1 september daaraanvolgend vandaar naar Oost-Indië vertrokken. Het schip verleende op 16 juni 1887 assistentie aan het op een rif (Tanimbar eilanden) gestrande s.s. Amboina van de Nederlands Indische Stoomvaart Maatschappij en sleept het gestrande schip af. In 1894 nam Hr.Ms. Bali deel aan de Lombok-expeditie. Op 22 juli 1889 sleepte de BALI het s.s. IJsvogel van de Langkat IJsfabriek, dat op de bank voor de Tamiang-rivier was vastgeraakt, vlot. Op 4 september 1906 uit dienst gesteld, uit de sterkte afgevoerd en bestemd voor loodsstationsschip.
BENKOELEN
In 1879 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 500 IPK. Snelheid: 9,9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28. In dienst gesteld op 21 april 1880. Op 27 mei 1880 van Rotterdam via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 29 juli daaraanvolgend ter rede van Atjeh. Op 25 januari 1881 werd het Britse s.s. Sissie, dat wegens een gebrek aan de machines, hulpeloos ronddreef, door Zr.Ms. Benkoelen te Oleh-leh binnen gebracht. Op 29 april 1881 sleepte het schip het zwaar lekke voorraadschip Luitenant-Generaal van Swieten op de rede van Atjeh naar diep water om daar te doen zinken. In augustus 1888 werd het Britse klipperschip Harland, dat op de Zuidkust van Lombok was gestrand afgesleept. Op 16 januari 1896 uit dienst gesteld en afgekeurd. Verkocht. Opbrengst ƒ11.025,-.
MADURA
In 1879 bij de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1880 te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 500 IPK. Snelheid: 9 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA, later hieraan nog toegevoegd: 1 kanon van 7,7 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 76/28.
In dienst geste1d op 1 juli 1880. Op 22 augustus 1880 van Texel naar Oost-Indië en 29 oktober te Batavia. Op 14 oktober 1880 op 170 mijl van Point de Galle neemt Zr.Ms. Madura 24 schipbreukelingen over van het s.s. Prins Hendrik van de Stoomvaart Maatschappij “Nederland”, afkomstig van het bij Socotra gestrande Duitse s.s. Asia en zet deze schipbreukelingen te Point de Galle aan wal. In juli 1893 met Hr.Ms. Sindoro assistentie verleend aan het Nederlandse s.s. Rayah Kongsee Atjeh, dat op de oostkust van Atjeh door Atjehers was afgelopen, 24 doden en 12 gewonden. Afgesleept, naar Penang gebracht en aan de eigenaar teruggegeven. Op 12 februari 1900 werd de MADURA uit dienst gesteld en als oorlogsschip afgekeurd. Aangewezen om dienst te doen als loodsstationsschip. (Moeara Djawa).
SOMMELSDIJK
Op 9 juli 1881 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 15 november 1882 te water gelaten. Machines van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gezinkt. Afmetingen: 45,00/53,60 x 9,00 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 850 ton. Machinevermogen: 750 IPK. Snelheid: 11,43 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A en 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 88. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ614.715,-. In dienst gesteld op 16 augustus 1884. Op 14 oktober 1884 van de rede van Texel via Liberia en de Congo naar Paramaribo, alwaar op 10 februari 1885 werd aangekomen. Op 3 december 1887 van Paramaribo vertrokken voor een reis naar de zuid-oostkust van Afrika via St. Thomas, Buenos-Aires, Simonsbaai. Delagoa-Baai, Mozambique, Zanzibar, Durban, Kaapstad, Monrovia, St. Vincent naar Amsterdam. Aankomst aldaar 28 oktober 1888. Van 1 mei tot 25 augustus 1890 aangewezen om politie-toezicht uit te oefenen op de visserij in de Noordzee. Op 21 september 1890 van de rede van Texel naar Suriname vertrokken via Liberia en de Congokust en 27 december daaraanvolgend te Paramaribo. Op 17 februari 1892 van Paramaribo naar Nederland via Buenos-Aires, Kaap de Goede Hoop, Rode Zee en Middellandse Zee. In verband met de politieke toestand werd van 29 september tot 4 oktober 1892 te Djeddah verbleven. Op 28 november 1892 te IJmuiden binnen en op 16 december daaraanvolgend te Hellevoetsluis uit dienst. Op 12 mei 1893 werd de soortnaam van het schip gewijzigd in KORVET. Op 1 november 1894 van Hellevoetsluis naar Curaçao via de Westkust van Afrika voor vlagvertoon en tot bevordering der Nederlandse handelsbelangen daar. Daarna via Paramaribo naar Curaçao en aankomst aldaar 21 februari 1895. Op 25 juni 1896 van Curaçao via St. Thomas naar Nederland en 2 augustus daaraanvolgend te Hellevoetsluis binnen en 18 augustus uit dienst gesteld. In 1897 van nieuwe ketels en machines van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen voorzien. Proeftocht op 5 mei 1897. 759 IPK. 11,43 mijl. Op 1 juni 1898 weer in dienst gesteld en op 22 juni daaraanvolgend van Hellevoetsluis naar Curaçao vertrokken. Aankomst aldaar 25 juli 1898. op 22 mei 1899 het Duitse s.s. Helvetia, dat bij het draaien in het Schottegat aan de grond was geraakt vlot gesleept en een tros uit zijn schroef gehaald. Op 26 oktober 1899 van Curaçao naar Puerto Cabello (Venezuela) vertrokken ter bescherming van de Nederlandse belangen en van de Nederlandse en vreemde onderdanen. Op 13 november 1899 te Curaçao terug, waarna ook nog Paramaribo werd bezocht. Op 19 februari 1902 van Curaçao naar Nederland en op 1 april te Hellevoetsluis binnen. In 1902/03 politie-toezicht op de visserij in de Noordzee uitgeoefend. Op 13 mei 1903 uit dienst. In 1905 ingericht tot logementsschip voor schepelingen en toegevoegd aan Hr.Ms. Het Loo. Op 31 mei 1905 hiertoe in gebruik genomen en later toegevoegd aan Hr.Ms. Atjeh. In maart 1912 uit dienst gesteld en op 20 mei daaraanvolgend werd het schip naar Rijkswerf te Amsterdam overgebracht met het doel om de SOMMELSDIJK in te richten voor politiekruiser; doch later werd van dit voornemen afgezien. De SOMMELSDIJK werd in 1914 verkocht.
JAVA
In 1885 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Van ijzer gebouwd met hout bekleed en gekoperd. Afmetingen: 62,60 x 9,50 x 4,30 m. Waterverplaatsing: 1118 ton. Machinevermogen: 1050 IPK. Snelheid: 12,75 mijl. Bewapening: 1 kanon van 15 cm A, 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 3 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 78/34. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ600.000,-. In dienst gesteld te Hellevoetsluis op 16 februari 1886. Op 25 maart 1886 van Rotterdam via Suez naar Oost-Indië. Op 27/28 maart bij mist in het Engels kanaal aanvaring met het Britse s.s. Loch Broom. Te Portsmouth binnengelopen en na reparatie op 27 april 1886 de reis voortgezet. Op 8 juni daaraanvolgend te Batavia. In augustus 1892 geassisteerd door het Gouvernements stoomschip REIGER de in beslag genomen Lomboksche s.s. Sri-Mataram en Sri-Tjabra, benevens een Lomboksche stoombarkas naar Soerabaja overgebracht. De barkas ging hierbij verloren. Beide scheepjes werden later publiek verkocht. De vorst van Lombok had te Singapore bovengenoemde vaartuigen aangekocht en met Engelsche kapiteins, stuurlieden en machinisten bemand en onder Lomboksche vlag in de vaart gebracht om troepen van Bali naar Lombok over te brengen. Van 18 oktober tot maart 1892/93 een reis naar Zuid-Nieuw-Guinea en de Aroe-eilanden in verband met een klacht van het Engelse gouvernement inzake zeeroof. Op 11 juli 1904 uit dienst gesteld en in 1905 aan de Gouvernementsmarine overgedragen.
CERAM
Op 5 augustus 1886 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en op 12 maart 1887 te water gelaten. Van staal gebouwd. Afmetingen: 52,85 x 8,00 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 570 ton. Machinevermogen: 800 IPK. Snelheid: 12,8 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 59/23. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ360.000,-. In dienst gesteld op 16 augustus 1887. Op 8 september 1887 van Vlissingen naar Oost-Indië vertrokken en 29 oktober daaraanvolgend te Batavia. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1907 aan de Gouvernementsmarine overgedragen. De CERAM werd in 1929 door kruiser Hr.Ms. Java als doelschip tot zinken gebracht.
FLORES
In 1886 bij de Koninklijke Fabriek van stoom en andere werktuigen te Amsterdam op stapel gezet en in 1887 te water gelaten. Van staal gebouwd. Afmetingen: 52,85 x 8,00 x 3,20 m. Waterverplaatsing: 580 ton. Machinevermogen: 800 IPK. Snelheid: 12,9 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 59/23. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ357.000,-. In dienst gesteld op 16 augustus 1887 en op 8 september van IJmuiden via Suez naar Batavia vertrokken en op 28 oktober daaraanvolgend aldaar aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. 31 december 1906 uit dienst en aan de Gouvernementsmarine overgedragen.
LOMBOK
In 1890 bij de firma Huygens & van Gelder te Amsterdam op stapel gezet en in 1891 te water gelaten. Machines en ketels van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen. Afmetingen: 52,45 x 8,30 x 3,35 m. Waterverplaatsing: 600 ton. Machinevermogen: 990 IPK. Snelheid: 12,2 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 59/23. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ448.000,-. In dienst gesteld op 1 maart 1892 en op 24 maart daaraanvolgend van Amsterdam via Suez naar Oost-Indië. Aankomst te Tandjong Priok op 21 mei daaraanvolgend. Op 30 oktober 1896 het Britse s.s. Rosa, dat bewesten de hoek Barat Laut op het strand was gelopen, afgesleept. Op 2 januari 1960 als opnemingsvaartuig in dienst gesteld. In 1923 werd Hr.Ms. Lombok uit de sterkte afgevoerd.
SUMBAWA
Op 31 december 1890 op stapel gezet bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen en op 14 november 1891 te water gelaten. Afmetingen: 53,25 x 8,10 x 3,45 m. Waterverplaatsing: 600 ton. Machinevermogen: 930 IPK. Snelheid: 12,5 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A, 2 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 59/23. Kosten bij eerste uitrusting in zee ƒ420.000,-. In dienst gesteld op 1 april 1892 en op 17 april daaraanvolgend van Vlissingen via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 7 juni te Tandjong Priok. Het schip maakte in 1893 een reis naar Siam ter bescherming der Nederlandse belangen in het Siameesch-Fransch conflict. Op 31 juli 1903 assistentie verleend aan het s.s. Van Swoll van de K.P.M., dat aan de grond was gelopen. Vlot gesleept en binnen gebracht. Op 15 december 1905 uit dienst gesteld en verbouwd tot reserve-stoomschip van de Gouvernementsmarine en als zodanig 1 januari 1907 in dienst gesteld. Op 1 januari 1911 in dienst als opnemingsvaartuig, na in herstelling te zijn geweest en van nieuwe ketels te zijn voorzien. Op 1 januari 1923 uit dienst gesteld en afgevoerd.
BORNEO
In 1891 bij J. & G. Thompson, Clydebank, Glasgow op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Gebouwd naar Engelsch type “Goldfinch”. Pantserdek 11 - 8 mm. Afmetingen: 53,86 x 9,45 x 4,05 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 1040 IPK. Snelheid: 13,25 mijl. Bewapening: 6 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 74/27. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ600,000,-. Op 6 april 1893 uit Glasgow op Rijkswerf te Amsterdam aangekomen om de door Krupp geleverde kanons van 10,5 cm op te stellen.
In dienst gesteld te Amsterdam op 21 juli 1893 en op 21 augustus daaraanvolgend van IJmuiden naar Oost-Indië vertrokken. Op 6 september met gebroken schroefas te Alexandrië binnengesleept. Na herstel der schade op 6 januari 1894 de reis voortgezet en op 6 februari daaraanvolgend te Tandjong Priok aangekomen. Het schip nam in 1894 deel aan de Lombok-expeditie en het maakte ook een reis naar Nieuw-Guinea en de Aroe eilanden voor toezicht op de parel visserij. In maart 1895 assisteert Hr.Ms. Borneo bij de stranding van het Gouvernementsstoomschip ZEEDUIF bezuiden Halmaheira en na vlot komen in een ondiepe binnenbaai gesleept, waar de ZEEDUIF door de PELIKAAN werd weggesleept. In 1897 maakte het schip een reis naar de Anambas-, Natoena- en Tambilan eilanden en daarna twee reizen naar Nieuw-Guinea. Op 7 mei 1899 de SATELLIET van Tandjong Priok naar Soerabaja gesleept. Van 18 tot 27 november 1899 werd Hr.Ms. Borneo met gebroken schroefas door Hr.Ms. Sumatra van Ambon naar Soerabaja gesleept. In 1905 nam het schip deel aan de Boni-expeditie. In 1906 in dienst als opnemingsvaartuig. Op 1 januari 1913 uit dienst en ketels afgekeurd. De machines van het schip werden in 1916 getransformeerd voor het te Soerabaja in aanbouw gebrachte stoomschip ERIDANUS van de Gouvernementsmarine. De BORNEO werd verder gebruikt als logementsschip voor inlandsche schepelingen.
N. B. De BORNEO was het laatste als schroefstoomschip 4de klasse op stapel gezette schip. Na 12 mei 1893 werd de soortnaam dezer schepen veranderd in “FLOTTIELJEVAARTUIGEN”.
NIAS
In 1894 bij de firma Huygens & van Gelder te Amsterdam op stapel gezet en in 1895 te water gelaten. Machines van “Werkspoor” te Amsterdam. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 812 ton. Machinevermogen: 1227 IPK. Snelheid: 13 mijl. Bewapening: 3 kanons van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 A. De drie kanons van 12 cm KA zijn door fregat Hr.Ms. De Ruiter in 1893 uit Soerabaja naar Nederland overgebracht. Bemanning: 64/29. In dienst gesteld te Amsterdam op 21 januari 1896 en 28 februari daaraanvolgend van IJmuiden via Gibraltar, Port-Said, Djeddah, Aden en Colombo naar Oost-Indië en 14 april daaraanvolgend te Batavia. In 1906 nieuwe ketels van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen. Het schip deed dienst in Oost-Indië. In 1907 werd de NIAS overgedragen aan de Gouvernementsmarine. Het was het eerste schip, dat als “Flottieljevaartuig” op stapel werd gezet. De kosten bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ410.000,-.
MATARAM
In 1895 bij de firma Huygens & van Gelder te Amsterdam op stapel gezet en in 1896 te water gelaten. Machines van “Werkspoor” te Amsterdam. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 810 ton. Machinevermogen: 1345 IPK. Snelheid: 12,95 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A,1kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 57/42. De kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ380.000,-. In dienst gesteld op 6 januari 1897 en 31 januari daaraanvolgend van IJmuiden via Suez naar Oost-Indië en op 30 maart aldaar aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 19 januari 1915 in herstelling en van nieuwe ketels voorzien. Op 1 februari 1916 in dienst en toegevoegd aan de Kweekschool voor inlandsche schepelingen te Makassar. Op 24 mei 1927 uit de sterkte afgevoerd.
EDI
In 1896 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en in 1897 te water gelaten. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,65 m. Waterverplaatsing: 820 ton. Machinevermogen: 1235 IPK. Snelheid: 12,8 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 57/42. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ406.000,-. In dienst gesteld op 1 juni 1897 en op 26 juni daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Suez naar Oost-Indië vertrokken en op 13 augustus 1897 te Padang aangekomen. De EDI deed in Oost-Indië dienst. Hr.Ms. Edi assisteerde in april 1898 bij het slepen van het 3000 tons dok van Soerabaja naar Sabang door Hr.Ms. Atjeh en Koningin Emma der Nederlanden, alsmede de Gouvernementsstomer ZEEDUlF. Op 1 oktober 1900 brengt de EDI het Britse s.s. Yangtsze, dat met gebroken schroefas 20 mijl ten zuiden van de Nicobaren ten anker lag. In de Sabang-baai binnen. In 1903 maakte Hr.Ms. Edi een reis naar Manilla, Shanghai, Yap en Guam. Op 1 november 1910 uit dienst, uit de sterkte afgevoerd en overgegeven aan de Gouvernementsmarine.
SERDANG
Op 27 juni 1896 bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen op stapel gezet en op 15 mei 1897 te water gelaten. Afmetingen: 53,90 x 9,44 x 3,69 m. Waterverplaatsing: 820 ton. Machinevermogen: 1290 IPK. Snelheid: 12,9 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 64/29. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ406.000,-. In dienst gesteld te Vlissingen op 15 september 1897 en op 21 oktober daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Suez naar Oost-Indië en 7 december te Batavia. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1905 nam Hr.Ms. Serdang deel aan de Boni-expeditie. In 1909 werd een proef genomen met de vorming van inlandsche schepelingen, waartoe het schip, behoudens officieren en een deel der onderofficieren, geheel met inlanders werd bemand. In april/mei 1911 te Soerabaja het kanon van 10,5 cm A op de bak vervangen door een kanon van 7,5 cm, afkomstig van Hr.Ms. Holland. In november 1913 torpedobootjager Hr.Ms. Bulhond , wegens schade aan de schroefas, van Sabang naar Soerabaja gesleept. Op 1 juli 1921 uit dienst gesteld en verbouwd tot MIJNENLEGGER. Op 1 juli 1926 in dienst om tijdelijk als opnemingsvaartuig dienst te doen. Hr.Ms. Serdang deed laatstelijk dienst als torpedowerkschip te Soerabaja en diende begin 1942 tevens als moederschip voor de Bewakingsdienst Westervaarwater. Op 6 maart 1942 door de bemanning tot zinken gebracht met de beide bijbehorende torpedovolgboten.
KOETEI
In 1897 bij de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam op stapel gezet en in 1898 te water gelaten. Machines van de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam. Afmetingen: 50,60/53,70 x 9,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 1412 IPK. Snelheid: 13,5 mijl. Bemanning: 56/34. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ387.000,-. In dienst gesteld op 25 augustus 1898. Het schip nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollands Diep en ontving daar van H.m. opdracht de bestemming naar Oost-Indië te volgen. Op 19 september 1898 van Vlissingen via Suez naar Oost-Indië en 5 november daaraanvolgend te Oleh-leh. Hr.Ms. Koetei deed in Oost-Indië dienst. Op 27 mei 1900 het Russische s.s. Rossia, dat met een lading graan en spoorwegmateriaal op weg was van Odessa naar Wladiwostok, en bij Diamant Punt (Atjeh) aan de grond was gelopen, afgesleept. Op 15 oktober 1913 uit dienst gesteld. In herstelling en van nieuwe ketels voorzien. In 1931 overgegaan naar de Gouvernementsmarine.
SIBOGA
In 1897 bij de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam op stapel gezet en in 1898 te water gelaten. Machines van Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam. Afmetingen: 50,60/53,70 x 9,40 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 790 ton. Machinevermogen: 1395 IPK. Snelheid: 13,83 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 1 kanon van 7,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm, 2 revolverkanons van 3,7 cm en 1 mortier van 7,5 cm A. Bemanning: 64/29. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ387.000,-. In dienst gesteld 1 november 1898 en op 16 december daaraanvolgend van IJmuiden via Suez naar Oost-Indië en 25 januari 1899 te Oleh-leh aangekomen. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Hr.Ms. Siboga werd tijdelijk afgestaan aan de commissie voor diepzee-onderzoek in de Oost-Indische Archipel. In januari 1903 werd assistentie verleend aan het Portugese oorlogsschip Zaire, dat op weg van Singapore naar Ceylon, nabij de monding van de Deli-rivier, wegens lek in de machinekamer, op strand was gezet. Na overname van een groot deel der inventarisgoederen werd de ZAIRE naar Penang gekonvoyeerd. Op 17 januari 1910 met de BROMO (kolenhulk) op sleeptouw van Soerabaja naar Makassar. Op 23 mei 1910 te Soerabaja uit dienst gesteld voor het ondergaan van grote herstellingen en het inrichten tot MIJNENLEGGER. Bewapening verminderd met een kanon van 10,5 cm. In 1933 uit de sterkte afgevoerd.
ASSAHAN
In 1899 bij de Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw “Fijenoord” te Rotterdam op stapel gezet en in 1900 te water gelaten. Afmetingen: 50,60/53,70 x 9,50 x 3,60 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 1350 IPK. Snelheid: 13,95 mijl. Bewapening: 2 kanons van 10,5 cm A, 4 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 55/45. In dienst gesteld op 26 oktober 1900. Op 24 november 1900 van Rotterdam via Suez naar Oost-Indië en op 10 januari 1901 te Oleh-leh. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1905 werd deelgenomen aan de Boni-expeditie.
Begin 1909 werd Hr.Ms. Assahan aangewezen voor proeven met verspermijnen en daarvoor toegevoegd aan de Torpedodienst. Op 1 februari 1916 uit dienst. In herstelling en ingericht tot MIJNENLEGGER en als zodanig op 21 maart 1917 in dienst gesteld. Op 11 december 1924 uit dienst gesteld en in 1931 uit de sterkte afgevoerd.
Enige algemene gegevens over de navolgende SCHROEFSTOOMSCHEPEN 4de KLASSE (kruisers 4de klasse noemt Tideman deze schepen), zijn ontleend aan B. Tideman, “Memoriaal van de Marine”.
Het betreft de alle tussen 1872 en 1879 gebouwde 4de klassers: BONAIRE, SURINAME, ST. EUSTATIUS (BALI), SAMARANG, BATAVIA, MAKASSAR, PADANG, BENKOELEN, MADURA, ARUBA, PONTIAKAN, RIOUW, enz.
Lengte 45,00 m. Lengte (o.a.) 53,50 m.
Grootste wijdte 9,00 m.
Holte onderkant kielplank tot bovenkant houten dek midscheeps 4,58 m.
Diepgang in normale toestand voor 2,95 m,
midden 3,21 m en achter 3,47 m.
SAMARANG
Zeiloppervlak 839,50 m2 Kolenberging (ton) 113 Bewapening 1-18 cm 2-12 cm Bemanning 85 Diameter van de schroef 2,59 m. Aantal ketels 2 stuks. IPK 350 tot 460 PK. |
BONAIRE
Zeiloppervlak 745,50 m2 Kolenberging (ton) 110 Bewapening 1-15 cm 3-12 cm Bemanning 85 Diameter van de schroef 2,59 m. Aantal ketels 2 stuks. IPK 350 tot 460 PK. |
BENKOELEN
Zeiloppervlak 742,60 m2 Kolenberging (ton) 99 Bewapening 1-15 cm 3-12 cm Bemanning 85 Diameter van de schroef 2,59 m. Aantal ketels 2 stuks. IPK 350 tot 460 PK. |
Proeftochtsnelheid :
Bonaire bij 412 pk 9,2 mijl
Samarang bij 460 pk 10,0 mijl
Benkoelen bij 487,5 pk 9,9 mijl
Madura bij 504 pk 9,38 mijl
Het zeeklaar schip koste bij aanbouw bij een particuliere fabriek f 445.190,00
De gegevens voor de oudere typen waren als volgt:
Samarang bij 460 pk 10,0 mijl
Benkoelen bij 487,5 pk 9,9 mijl
Madura bij 504 pk 9,38 mijl
Het zeeklaar schip koste bij aanbouw bij een particuliere fabriek f 445.190,00
De gegevens voor de oudere typen waren als volgt:
Lengte tussen de loodlijnen (m) lengte (o.a.)(m) Grootste wijdte (m) Waterverplaatsing (ton) Zeiloppervlak (m2) Kolen (ton) Middellijn schroef (m) Bewapening |
Riouw
42,00 45,00 8,40 695 730 90 2,29 1-16 cm 2-12 cm |
Aruba
42,00 45,00 8,80 740 724 100 2,51 1-18 cm 2-12 cm |
Kosten van aanbouw op Rijkswerf f 477.000,=