Hr.Ms. Jan van Brakel F 825
Bouwwerf : KMS Vlissingen
Op stapel : 16-11-79
Te water : 16-05-81
In dienst : 14-04-83
Naamsein : F 825
Op stapel : 16-11-79
Te water : 16-05-81
In dienst : 14-04-83
Naamsein : F 825
Hr.Ms. JAN VAN
BRAKEL. F 825.
Onder grote belangstelling werd op 16 november 1979 bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen onder bouwnummer 360 door Dhr. A.J. Sligting in de functie van directeur voorlichting defensie voor dit schip de kiel gelegd. Tijdens een dubbele stapelloop werd het schip op 16 mei 1981 door Mevr. H. de Geus-Steendam, echtgenote van de minister van defensie als Hr.Ms. Jan van Brakel gedoopt en te water gelaten. Het andere schip was Hr.Ms. Abraham Crijnssen. De eerste proeftocht van de Jan van Brakel begon op 10 januari 1983 waarbij Portland, Portsmouth en Stavanger werden aangedaan. Deze trip werd op 15 februari met succes afgesloten. Tijdens een sobere plechtigheid werd het schip op 14 april van de werf overgenomen en door de aangewezen commandant, Kltz P.S. Damsma, middels het laten voorhijsen van vlag, geus en oorlogswimpel officieel in dienst gesteld. Hierna begon de opwerkperiode die tot 17 juli duurde om vervolgens vertegenwoordigd te zijn bij de Kieler Woche. Hierop werd deelgenomen aan de nationale vlootdagen en na het zomerverlof kwam het schip bij het eskader voor de najaarsreis naar de Middellandse Zee die op 25 november eindigde.
Onder grote belangstelling werd op 16 november 1979 bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen onder bouwnummer 360 door Dhr. A.J. Sligting in de functie van directeur voorlichting defensie voor dit schip de kiel gelegd. Tijdens een dubbele stapelloop werd het schip op 16 mei 1981 door Mevr. H. de Geus-Steendam, echtgenote van de minister van defensie als Hr.Ms. Jan van Brakel gedoopt en te water gelaten. Het andere schip was Hr.Ms. Abraham Crijnssen. De eerste proeftocht van de Jan van Brakel begon op 10 januari 1983 waarbij Portland, Portsmouth en Stavanger werden aangedaan. Deze trip werd op 15 februari met succes afgesloten. Tijdens een sobere plechtigheid werd het schip op 14 april van de werf overgenomen en door de aangewezen commandant, Kltz P.S. Damsma, middels het laten voorhijsen van vlag, geus en oorlogswimpel officieel in dienst gesteld. Hierna begon de opwerkperiode die tot 17 juli duurde om vervolgens vertegenwoordigd te zijn bij de Kieler Woche. Hierop werd deelgenomen aan de nationale vlootdagen en na het zomerverlof kwam het schip bij het eskader voor de najaarsreis naar de Middellandse Zee die op 25 november eindigde.
Tot half januari 1984 lag het schip in Den Helder om
zich daarna met het eskader naar zee te begeven voor deelname aan de oefeningen
Diamond Nut, Elder Forest en Teamwork, hetgeen tot 22 maart duurde met
tussentijds bezoeken aan Plymouth en Rosyth, waarbij op 14 maart de poolcirkel
werd overschreden. Hierna volgde het garantieonderhoud in Vlissingen waarvan
eind juni in Den Helder werd teruggekeerd.
Na het zomerverlof werd een bezoek aan Newcastle gebracht en werd geoefend bij het Fregattensquadron en de NOST. Het najaar werd besteed aan voorbereidingen op de komende periode bij STANAVFORLANT.
Op 20 januari 1985 gingen de trossen los om in Lissabon de Philips van Almonde af te lossen. In de nacht voor het vertrek uit Lissabon werd een aanslag op de schepen gepleegd, vermoedelijk met een mortier, die echter geen schade aanrichtte. Tussen de vele oefeningen door werden een flink aantal buitenlandse havens bezocht. Op 16 juni kwam de aflosser in zicht en vijf dagen later werd in de thuishaven afgemeerd. Meteen na het verlof werd als schip van de wacht dienst gedaan en met het Fregattensquadron geoefend dat op 17 oktober werd afgesloten met een bezoek aan Kristiansand. Op 9 december begonnen in Den Helder de voorbereidingen op de reis van het eskader Fairwind ’86.
Op 13 januari 1986 werd met het eskader Den Helder verlaten voor de reis naar het Verre Oosten die reeds eerder beschreven is bij Hr.Ms. Gerard Callenburgh. Na terugkeer op 19 juni werd aan de nationale vlootdagen deelgenomen om daarna met verlof te gaan. Hierna lag het schip bij de Rijkswerf in dok VI voor het zandstralen onder de waterlijn. Vervolgens werd met het eskader deelgenomen aan de oefening Northern Wedding, waarna op 15 december de periode van schip van de wacht begon.
Onder grote belangstelling werd op 26 januari 1987 met het eskader Den Helder verlaten voor een oefenreis over de Atlantische Oceaan die 18 weken duurde en waarvan pas op 28 mei in Den Helder werd teruggekeerd. De reis ging langs de Amerikaanse kust en door het Caribisch gebied waar vele havens werden bezocht. Eenmaal teruggekeerd werd op 11 juni een geslaagde en druk bezochte varende ouderdag gehouden, waarop het schip naar Sheerness vertrok om deel te nemen aan de manifestaties ter gelegenheid van het feit dat het eiland Sheppy 320 jaar geleden werd ingenomen door een Nederlandse vloot onder leiding van Jan van Brakel die in 1667 op spectaculaire wijze de ketting over de rivier de Medway wist te verwijderen en een aantal Britse schepen vernietigde.
In de laatste week vóór het zomerverlof werd het schip ontdaan van de meeste voorraden in verband met het meerjarig onderhoud.
Op 10 februari 1988 kwam aan het MJO een einde en begon het opwerken bij het Fregattensquadron en de NOST. Voor het eerst bestond nu de bemanning uit 15% vrouwen en dat was even wennen. Tijdens het opwerken beukte ten zuiden van het eiland Wight een massieve muur water de waterkering en kwam in de longroom 15cm water te staan. Nadat het eindoordeel “all good” was gegeven kwam het schip op 1 augustus bij het eskader voor de reis Fairwind ’88 naar de Oost. Op dat moment vervulde Prins Maurits zijn dienstplicht aan boord als jongste officier. Het schip was belast met de handelsbevordering en daartoe had de helikopter in de hangaar plaats gemaakt voor grote stellages met panelen en dozen vol voorlichtingsmateriaal. De reis ging in grote lijnen naar Australië en Nieuw Zeeland waar vele havens werden bezocht. Na dat jaar ongeveer 84.000 zeemijlen te hebben afgelegd werd op 19 december in Den Helder teruggekeerd voor het welverdiende verlof.
Tot 10 maart 1989 lag het schip in Den Helder voor onderhoud en werd daarna schip van de wacht, gevolgd door enkele vaardagen voor Marine Voorlichting plus onder slechte weersomstandigheden een varende familiedag. Er werden nu koortsachtig voorbereidingen getroffen voor de West-term waarvoor op 1 mei werd vertrokken voor een reis van elf weken en één van de kortste termen als stationsschip in de Antillen. Het werden er namelijk zeven! Tijdens de overtocht halverwege de oceaan kreeg een opvarende een hartaanval. Door tijding en juist ingrijpen van de scheepsarts was alles snel onder controle. Twee dagen later traden er complicaties op en werd met hoge snelheid koers gezet naar Fort de France waar de patient in het ziekenhuis herstelde en later naar Nederland kon terugkeren.
Op 12 mei werd in Willemstad de taak van stationsschip overgenomen. Er werd nu druk geoefend met Amerikaanse eenheden en verschillende vreemde havens bezocht. In Frederikstad werd op 3 juli aan de thuisreis begonnen en vier dagen later de taak aan de Pieter Florisz overgedragen waarvan 21 adelborsten werden overgenomen. Op 14 juli werden in Den Helder de trossen belegd. Tijdens het zomerverlof werd de Goalkeeper ingebouwd
Op 22 oktober werd met het eskader naar zee vertrokken. De reis begon met een spannende periode waarin samen met het Belgische fregat BNS Westdiep jacht werd gemaakt op een Duits bootje dat hasj wilde smokkelen. Toen na een intensieve patrouille het bootje gevonden was, gaf de aan boord zijnde officier van justitie opdracht het scheepje aan te houden. De operatie verliep succesvol; er bleek bijna drie ton hasj aan boord te zijn, waarna het bootje door een prijsbemanning naar Duitsland werd opgebracht. Op 28 november kwam het eskader in Den Helder terug, maar rond de feestdagen was de Jan van Brakel schip van de wacht.
Na het zomerverlof werd een bezoek aan Newcastle gebracht en werd geoefend bij het Fregattensquadron en de NOST. Het najaar werd besteed aan voorbereidingen op de komende periode bij STANAVFORLANT.
Op 20 januari 1985 gingen de trossen los om in Lissabon de Philips van Almonde af te lossen. In de nacht voor het vertrek uit Lissabon werd een aanslag op de schepen gepleegd, vermoedelijk met een mortier, die echter geen schade aanrichtte. Tussen de vele oefeningen door werden een flink aantal buitenlandse havens bezocht. Op 16 juni kwam de aflosser in zicht en vijf dagen later werd in de thuishaven afgemeerd. Meteen na het verlof werd als schip van de wacht dienst gedaan en met het Fregattensquadron geoefend dat op 17 oktober werd afgesloten met een bezoek aan Kristiansand. Op 9 december begonnen in Den Helder de voorbereidingen op de reis van het eskader Fairwind ’86.
Op 13 januari 1986 werd met het eskader Den Helder verlaten voor de reis naar het Verre Oosten die reeds eerder beschreven is bij Hr.Ms. Gerard Callenburgh. Na terugkeer op 19 juni werd aan de nationale vlootdagen deelgenomen om daarna met verlof te gaan. Hierna lag het schip bij de Rijkswerf in dok VI voor het zandstralen onder de waterlijn. Vervolgens werd met het eskader deelgenomen aan de oefening Northern Wedding, waarna op 15 december de periode van schip van de wacht begon.
Onder grote belangstelling werd op 26 januari 1987 met het eskader Den Helder verlaten voor een oefenreis over de Atlantische Oceaan die 18 weken duurde en waarvan pas op 28 mei in Den Helder werd teruggekeerd. De reis ging langs de Amerikaanse kust en door het Caribisch gebied waar vele havens werden bezocht. Eenmaal teruggekeerd werd op 11 juni een geslaagde en druk bezochte varende ouderdag gehouden, waarop het schip naar Sheerness vertrok om deel te nemen aan de manifestaties ter gelegenheid van het feit dat het eiland Sheppy 320 jaar geleden werd ingenomen door een Nederlandse vloot onder leiding van Jan van Brakel die in 1667 op spectaculaire wijze de ketting over de rivier de Medway wist te verwijderen en een aantal Britse schepen vernietigde.
In de laatste week vóór het zomerverlof werd het schip ontdaan van de meeste voorraden in verband met het meerjarig onderhoud.
Op 10 februari 1988 kwam aan het MJO een einde en begon het opwerken bij het Fregattensquadron en de NOST. Voor het eerst bestond nu de bemanning uit 15% vrouwen en dat was even wennen. Tijdens het opwerken beukte ten zuiden van het eiland Wight een massieve muur water de waterkering en kwam in de longroom 15cm water te staan. Nadat het eindoordeel “all good” was gegeven kwam het schip op 1 augustus bij het eskader voor de reis Fairwind ’88 naar de Oost. Op dat moment vervulde Prins Maurits zijn dienstplicht aan boord als jongste officier. Het schip was belast met de handelsbevordering en daartoe had de helikopter in de hangaar plaats gemaakt voor grote stellages met panelen en dozen vol voorlichtingsmateriaal. De reis ging in grote lijnen naar Australië en Nieuw Zeeland waar vele havens werden bezocht. Na dat jaar ongeveer 84.000 zeemijlen te hebben afgelegd werd op 19 december in Den Helder teruggekeerd voor het welverdiende verlof.
Tot 10 maart 1989 lag het schip in Den Helder voor onderhoud en werd daarna schip van de wacht, gevolgd door enkele vaardagen voor Marine Voorlichting plus onder slechte weersomstandigheden een varende familiedag. Er werden nu koortsachtig voorbereidingen getroffen voor de West-term waarvoor op 1 mei werd vertrokken voor een reis van elf weken en één van de kortste termen als stationsschip in de Antillen. Het werden er namelijk zeven! Tijdens de overtocht halverwege de oceaan kreeg een opvarende een hartaanval. Door tijding en juist ingrijpen van de scheepsarts was alles snel onder controle. Twee dagen later traden er complicaties op en werd met hoge snelheid koers gezet naar Fort de France waar de patient in het ziekenhuis herstelde en later naar Nederland kon terugkeren.
Op 12 mei werd in Willemstad de taak van stationsschip overgenomen. Er werd nu druk geoefend met Amerikaanse eenheden en verschillende vreemde havens bezocht. In Frederikstad werd op 3 juli aan de thuisreis begonnen en vier dagen later de taak aan de Pieter Florisz overgedragen waarvan 21 adelborsten werden overgenomen. Op 14 juli werden in Den Helder de trossen belegd. Tijdens het zomerverlof werd de Goalkeeper ingebouwd
Op 22 oktober werd met het eskader naar zee vertrokken. De reis begon met een spannende periode waarin samen met het Belgische fregat BNS Westdiep jacht werd gemaakt op een Duits bootje dat hasj wilde smokkelen. Toen na een intensieve patrouille het bootje gevonden was, gaf de aan boord zijnde officier van justitie opdracht het scheepje aan te houden. De operatie verliep succesvol; er bleek bijna drie ton hasj aan boord te zijn, waarna het bootje door een prijsbemanning naar Duitsland werd opgebracht. Op 28 november kwam het eskader in Den Helder terug, maar rond de feestdagen was de Jan van Brakel schip van de wacht.
Op 22 januari 1990 begon voor het schip een
onderhoudsperiode waarin tevens aan boord de SMART-radarinstallatie werd
geïnstalleerd. Vanaf 9 april begon het evaluatieprogramma. Als testgebied was
voor het zeegebied ten westen van Helgoland gekozen. Van 13 tot 18 mei werd het
schip bij het eskader ingedeeld voor de oefening Hardnut, waarna de
SMART-beproevingen werden voortgezet, ditmaal in de richting van de Golf van
Biskaje. Op 8 juni was het schip in Den Helder terug waar de SMART-radar werd
verwijderd. Op 29 juni was er bij stralend weer een varende familiedag. Na het
zomerverlof werd bij het Fregattensquadron opgewerkt en op 24, 25 en 26 september
fungeerde de Jan van Brakel als hoofdrolspeler in een TV-commercial die bij
ruwe zee en slechte lichtcondities succesvol werd afgerond. Op 24 oktober
brachten 90 schoolkinderen van de gemeente Brakel een bezoek aan het schip,
waarna de laatste vaarperiode van 29 oktober tot 9 november volgde in
FREGRON-verband.
In verband met de verkoop van de laatste twee fregatten van de Van Speijk-klasse werd besloten om de Jan van Brakel en Pieter Florisz uit te rusten met een towed-array-installatie. Reeds in november 1990 was men hieraan begonnen en in februari 1991 werden de voorzieningen afgerond met het plaatsen van de containers in de hangaar. Na een korte opwerkperiode bij het Fregattensquadron werd in Den Helder de installatie beproefd. Op 22 maart werd zee gekozen om in diep water ten zuid-westen van Engeland een en ander te beproeven en vijf dagen later voegde het schip zich voor korte tijd bij het eskader. Op 5 juli werd teruggekeerd bij het eskader voor het uitvoeren van een adelborstenreis naar de Baltische wateren. Tijdens de laatste vaarperiode voor aanvang van het meerjaarlijkse onderhoud werd in oktober onder zeer slechte weersomstandigheden een tactas-patrouille uitgevoerd, waarbij de wind aanwakkerde tot orkaankracht en slechts door zeer omzichtig te manoeuvreren het schip dit zonder kleerscheuren overleefde. Op 4 november keerde men terug in Den Helder en begon het MJO.
Na een lange periode van het MJO kon het schip van 18 januari tot 11 februari 1993 alle systemen en de voortstuwing gaan beproeven. Na binnenkomst konden de aan het licht gekomen gebreken worden verholpen, waarna van 8 tot 26 maart bij het Fregattensquadron werd opgewerkt waarbij tevens Malmö werd bezocht. De volgende opwerkperiode was bij de FOST in Portland waarvan op 7 mei in Den Helder werd teruggekeerd. Op 23 juni vertrok het schip naar de Adriatische Zee om gedurende vier maanden deel uit te maken van het Brits/Nederlandse vlootverband onder de naam Operation Grapple. Doel van deze operatie was het patrouilleren voor de Montenegrijnse kust. In Bari werd een defecte gasturbine verwisseld en voor herbevoorraden en noodzakelijk onderhoud lag het schip twee weken in Venetië. Op 2 oktober werd het schip afgelost en tien dagen later keerde het terug in Den Helder. Na het compensatieverlof werd meegedaan aan de Joint Maritime Course en de laatste weken van het jaar werden benut aan onderhoud.
Tot 14 februari 1994 duurde het onderhoud en op die dag vertrok het schip naar zee om als platform te dienen voor de opleidingen waarbij tevens Chatham werd bezocht. In april werd deelgenomen aan een gecombineerde opwerkreis/eskaderreis met het Fregattensquadron naar het Skagerrak. Na terugkomst in Den Helder was er op 22 april een varende familiedag, met daarna vaardagen voor Marine Voorlichting.
Vanaf 14 juni nam het schip met STANAVFORLANT deel aan de embargo-operaties tegen voormalig Joegoslavië. Na in totaal 232 koopvaardijschepen te hebben ondervraagd en 46 boardings te hebben uitgevoerd werd op 29 november de taak aan de Philips van Almonde overgedragen en werd aansluitend een bezoek aan Albanië gebracht waar voor het eerst sinds 1914 een Nederlands oorlogsschip afmeerde. Dit laatste gebeurde ook op 13 december bij terugkeer in Den Helder.
Tussen 24 januari en 17 februari 1995 lag het schip in het dok voor de tweejaarlijkse beurt, waarna nog vier weken van onderhoud volgden ter voorbereiding op de eerste vaarperiode. Deze vond plaats tussen 13 en 24 maart bij het Fregattensquadron en afgemeerd liggend werden voorbereidingen getroffen voor de tweede eskaderreis van 3 mei tot 9 juni. Tijdens deze reis stond het schip ter beschikking van opleiding van officieren, waarbij tevens een NATO-Sea Sparrow en een oefentorpedo werden gelanceerd. Ter afsluiting was er op 9 juni een varende ouderdag. Vervolgens werden voorbereidingen getroffen voor deelname aan de operatie Sharp Guard waarvoor op 18 augustus voor de derde keer koers werd gezet naar de Adriatische Zee waar het schip zich op 24 augustus in Palma de Mallorca bij STANAVFORLANT voegde. Van 3 tot 18 november werd in Venetië onderhoud gegeven en kreeg de bemanning gelegenheid om een paar dagen met verlof naar huis te gaan. Er werden in totaal 463 schepen ondervraagd en 44 boardings uitgevoerd.
Oud en nieuw 1996 werden in Pireaus gevierd, waarna nog een korte patrouille volgde alvorens te worden afgelost. Op 18 januari meerde het schip weer veilig in de thuishaven af. Na het verlof volgde onderhoud en voorbereidingen op een aantal internationale oefeningen. Hiervoor werd op 17 maart naar zee vertrokken voor de oefeningen Brijant Foiles en Spontex, waarvan op 31 maart werd teruggekeerd. Van 11 tot 14 april lag het schip in Amsterdam voor de mini-vlootdagen waar het duizenden bezoekers te verwerken kreeg. Daarna werd weer gevaren voor de opleidingen. Van 22 april tot 30 mei werd aan de volgende eskaderreis deelgenomen en op 4 juni bracht de minister-president Wim Kok een bezoek aan het schip op de Noordzee.
In verband met de verkoop van de laatste twee fregatten van de Van Speijk-klasse werd besloten om de Jan van Brakel en Pieter Florisz uit te rusten met een towed-array-installatie. Reeds in november 1990 was men hieraan begonnen en in februari 1991 werden de voorzieningen afgerond met het plaatsen van de containers in de hangaar. Na een korte opwerkperiode bij het Fregattensquadron werd in Den Helder de installatie beproefd. Op 22 maart werd zee gekozen om in diep water ten zuid-westen van Engeland een en ander te beproeven en vijf dagen later voegde het schip zich voor korte tijd bij het eskader. Op 5 juli werd teruggekeerd bij het eskader voor het uitvoeren van een adelborstenreis naar de Baltische wateren. Tijdens de laatste vaarperiode voor aanvang van het meerjaarlijkse onderhoud werd in oktober onder zeer slechte weersomstandigheden een tactas-patrouille uitgevoerd, waarbij de wind aanwakkerde tot orkaankracht en slechts door zeer omzichtig te manoeuvreren het schip dit zonder kleerscheuren overleefde. Op 4 november keerde men terug in Den Helder en begon het MJO.
Na een lange periode van het MJO kon het schip van 18 januari tot 11 februari 1993 alle systemen en de voortstuwing gaan beproeven. Na binnenkomst konden de aan het licht gekomen gebreken worden verholpen, waarna van 8 tot 26 maart bij het Fregattensquadron werd opgewerkt waarbij tevens Malmö werd bezocht. De volgende opwerkperiode was bij de FOST in Portland waarvan op 7 mei in Den Helder werd teruggekeerd. Op 23 juni vertrok het schip naar de Adriatische Zee om gedurende vier maanden deel uit te maken van het Brits/Nederlandse vlootverband onder de naam Operation Grapple. Doel van deze operatie was het patrouilleren voor de Montenegrijnse kust. In Bari werd een defecte gasturbine verwisseld en voor herbevoorraden en noodzakelijk onderhoud lag het schip twee weken in Venetië. Op 2 oktober werd het schip afgelost en tien dagen later keerde het terug in Den Helder. Na het compensatieverlof werd meegedaan aan de Joint Maritime Course en de laatste weken van het jaar werden benut aan onderhoud.
Tot 14 februari 1994 duurde het onderhoud en op die dag vertrok het schip naar zee om als platform te dienen voor de opleidingen waarbij tevens Chatham werd bezocht. In april werd deelgenomen aan een gecombineerde opwerkreis/eskaderreis met het Fregattensquadron naar het Skagerrak. Na terugkomst in Den Helder was er op 22 april een varende familiedag, met daarna vaardagen voor Marine Voorlichting.
Vanaf 14 juni nam het schip met STANAVFORLANT deel aan de embargo-operaties tegen voormalig Joegoslavië. Na in totaal 232 koopvaardijschepen te hebben ondervraagd en 46 boardings te hebben uitgevoerd werd op 29 november de taak aan de Philips van Almonde overgedragen en werd aansluitend een bezoek aan Albanië gebracht waar voor het eerst sinds 1914 een Nederlands oorlogsschip afmeerde. Dit laatste gebeurde ook op 13 december bij terugkeer in Den Helder.
Tussen 24 januari en 17 februari 1995 lag het schip in het dok voor de tweejaarlijkse beurt, waarna nog vier weken van onderhoud volgden ter voorbereiding op de eerste vaarperiode. Deze vond plaats tussen 13 en 24 maart bij het Fregattensquadron en afgemeerd liggend werden voorbereidingen getroffen voor de tweede eskaderreis van 3 mei tot 9 juni. Tijdens deze reis stond het schip ter beschikking van opleiding van officieren, waarbij tevens een NATO-Sea Sparrow en een oefentorpedo werden gelanceerd. Ter afsluiting was er op 9 juni een varende ouderdag. Vervolgens werden voorbereidingen getroffen voor deelname aan de operatie Sharp Guard waarvoor op 18 augustus voor de derde keer koers werd gezet naar de Adriatische Zee waar het schip zich op 24 augustus in Palma de Mallorca bij STANAVFORLANT voegde. Van 3 tot 18 november werd in Venetië onderhoud gegeven en kreeg de bemanning gelegenheid om een paar dagen met verlof naar huis te gaan. Er werden in totaal 463 schepen ondervraagd en 44 boardings uitgevoerd.
Oud en nieuw 1996 werden in Pireaus gevierd, waarna nog een korte patrouille volgde alvorens te worden afgelost. Op 18 januari meerde het schip weer veilig in de thuishaven af. Na het verlof volgde onderhoud en voorbereidingen op een aantal internationale oefeningen. Hiervoor werd op 17 maart naar zee vertrokken voor de oefeningen Brijant Foiles en Spontex, waarvan op 31 maart werd teruggekeerd. Van 11 tot 14 april lag het schip in Amsterdam voor de mini-vlootdagen waar het duizenden bezoekers te verwerken kreeg. Daarna werd weer gevaren voor de opleidingen. Van 22 april tot 30 mei werd aan de volgende eskaderreis deelgenomen en op 4 juni bracht de minister-president Wim Kok een bezoek aan het schip op de Noordzee.
Van 13 tot 22 augustus lag het schip in Vlissingen in het dok voor reparaties aan de schroefassen, om vervolgens weer te gaan oefenen. Tijdens de reis naar Sint Petersburg vervoerde de Jan van Brakel een standbeeld van Tsaar Peter de Grote dat in Sint Petersburg door Prins Willem Alexander werd onthuld. De oefeningen werden besloten met een bezoek aan Gdynia in Polen en op 26 september was het schip weer in Den Helder waar het tot 13 oktober bleef liggen. Hierop werd met het eskader naar zee vertrokken om te oefenen tot 12 november. Het jaar werd besloten door van 14 november tot 19 december te dienen als instructieplatform voor de toekomstige Arabische bemanningen van de standaardfregatten.
Als invaller voor Hr.Ms. Karel Doorman vertrok het schip op 13 januari 1997 naar de Adriatische Zee om te worden ingedeeld bij STANAVFORMED voor deelname aan de operatie Sharp Guard. Er werden drie patrouilles gevaren, maar op 21 februari kwam de Karel Doorman alsnog opdagen zodat op 28 februari in Den Helder kon worden teruggekeerd. Er volgde nu een periode voor de varende opleidingen en een vaardag met VIP’s aan boord, waarna van 11 tot 13 april aan de Zeeuwse vlootdagen in Vlissingen werd deelgenomen.
Regelmatig volden nu vaardagen voor de opleidingen van officieren en diende men als sparring-partner voor andere schepen. Van 4 tot 9 juni onderging het schip in Vlissingen een spoeddokking in verband met problemen aan de bakboordschroef, om meteen daarna koers te zetten naar Gdynia waar van 12 tot 15 juni een bezoek werd gebracht. Daarna werd deelgenomen aan de oefening Baltops. Teruggekeerd in Den Helder kreeg het schip op 28 juni leden van het kabinet aan boord voor een vaardag. Op 4 juli ontving de Jan van Brakel in Gdansk Hare Majesteit de Koningin en de Minister van Buitenlandse Zaken aan boord. Eenmaal terug in de thuishaven werd op 10 juli met verlof gegaan, waarna het schip gereed werd gemaakt voor het meerjaarlijkse onderhoud.
De Rijkswerf begon op 12 januari 1998 aan het MJO. Van 15 april tot 5 juni lag het schip in dok waar de romp gereed werd gemaakt voor een nieuw laagje verf en het laatste stukje bewapening, het 76mm kanon, werd verwijderd. Alleen aan de kleur was het schip nog herkenbaar als oorlogsschip. Weer enigszins herkenbaar verhuisde het schip op 2 oktober naar steiger 63 waar het weer bewoonbaar werd gemaakt hetgeen op 16 november werd gerealiseerd. Pas op 11 december werd het schip naar de Nieuwe Haven verhaald, waarna het opwerken van schip en bemanning kon beginnen.
Wegens het ontbreken van gegevens over het jaar 1999 en verder is het helaas niet mogelijk de verdere scheepsbewegingen op papier te zetten. Vanwege de defensienota van 1999 ligt het in de bedoeling dat Hr.Ms. Jan van Brakel nog eenmaal eind 2000 een reis als stationsschip naar de West zal maken en in de zomer van 2001 langs de kant komt te liggen en uit de sterkte zal worden afgevoerd om te worden verkocht.
Als invaller voor Hr.Ms. Karel Doorman vertrok het schip op 13 januari 1997 naar de Adriatische Zee om te worden ingedeeld bij STANAVFORMED voor deelname aan de operatie Sharp Guard. Er werden drie patrouilles gevaren, maar op 21 februari kwam de Karel Doorman alsnog opdagen zodat op 28 februari in Den Helder kon worden teruggekeerd. Er volgde nu een periode voor de varende opleidingen en een vaardag met VIP’s aan boord, waarna van 11 tot 13 april aan de Zeeuwse vlootdagen in Vlissingen werd deelgenomen.
Regelmatig volden nu vaardagen voor de opleidingen van officieren en diende men als sparring-partner voor andere schepen. Van 4 tot 9 juni onderging het schip in Vlissingen een spoeddokking in verband met problemen aan de bakboordschroef, om meteen daarna koers te zetten naar Gdynia waar van 12 tot 15 juni een bezoek werd gebracht. Daarna werd deelgenomen aan de oefening Baltops. Teruggekeerd in Den Helder kreeg het schip op 28 juni leden van het kabinet aan boord voor een vaardag. Op 4 juli ontving de Jan van Brakel in Gdansk Hare Majesteit de Koningin en de Minister van Buitenlandse Zaken aan boord. Eenmaal terug in de thuishaven werd op 10 juli met verlof gegaan, waarna het schip gereed werd gemaakt voor het meerjaarlijkse onderhoud.
De Rijkswerf begon op 12 januari 1998 aan het MJO. Van 15 april tot 5 juni lag het schip in dok waar de romp gereed werd gemaakt voor een nieuw laagje verf en het laatste stukje bewapening, het 76mm kanon, werd verwijderd. Alleen aan de kleur was het schip nog herkenbaar als oorlogsschip. Weer enigszins herkenbaar verhuisde het schip op 2 oktober naar steiger 63 waar het weer bewoonbaar werd gemaakt hetgeen op 16 november werd gerealiseerd. Pas op 11 december werd het schip naar de Nieuwe Haven verhaald, waarna het opwerken van schip en bemanning kon beginnen.
Wegens het ontbreken van gegevens over het jaar 1999 en verder is het helaas niet mogelijk de verdere scheepsbewegingen op papier te zetten. Vanwege de defensienota van 1999 ligt het in de bedoeling dat Hr.Ms. Jan van Brakel nog eenmaal eind 2000 een reis als stationsschip naar de West zal maken en in de zomer van 2001 langs de kant komt te liggen en uit de sterkte zal worden afgevoerd om te worden verkocht.
Verkocht aan Griekenland onder de naam Kanaris F 464