Hr.Ms. VAN ZIJLL. ex-USS Stern" (DE 187).
Het schip werd vernoemd naar Abraham Ferdinant van Zijll (1640-1697), Kapitein ter Admiraliteit van Amsterdam. Hij nam deel aan de Slag bij Lowestoft in 1665, de Vierdaagse en Tweedaagse Zeeslagen in 1666 en de tocht naar Chatham in 1667. Aangesteld tot smaldeelcommandant in West-Indië overleed hij daar op 3 augustus 1697.
Bouwwerf : Federal Shipbuilding & Drydock Co. te Port Newark
op stapel gezet : 12 augustus 1943
te water gelaten : 31 oktober 1943
in dienst gesteld US-Navy : 1 december 1943 als USS Stern
in dienst gesteld KM : 3 mei 1951
naamsein : DE 187, F 811
Na haar opwerkperiode bij Bermuda keerde USS Stern terug naar New York om zich als konvooi-escorteur beschikbaar te stellen. Na een korte oefenperiode in Casco Bay werd een konvooi naar Ierland en terug naar New York geëscorteerd. Van hieruit werd op 23 maart 1944 met een konvooi naar Casablanca vertrokken, waar op 2 april werd binnengelopen. Op 7 mei werd met een terugkerend konvooi ontmeert en op 17 mei in New York afgemeerd.
Op 8 juni werd een konvooireis via Bermuda rond Ierland ondernomen, met op 2 augustus aansluitend een reis naar Bizerta, waarvan op 7 oktober in New York werd teruggekeerd.
Op 23 oktober 1944 werd de westkust verlaten en via het Panamakanaal arriveerde het schip op 10 november in San Diëgo. Na verkregen instructies werd opnieuw zee gekozen en op 23 november in Pearl Harbor afgemeerd. Van hieruit werd gepatrouilleerd rondom de Marshall eilanden, waarna het schip op 12 december in Ulithi op de Carolinen eilanden arriveerde. Vervolgens werd het toegevoegd aan Task Group 30.8 voor logistieke ondersteuning van de 3rd Fleet, waarmee van 16 tot 25 december en van 29 december tot 28 januari 1945 de bevrijding van Luzon werd ondersteund.
Op 8 februari werd teruggekeerd naar Ulithi en werd het schip ingedeeld bij de Task Force welke een aanval op Iwo Jima ondernam. Deze landing begon in de vroege morgen van 19 februari onder intensief vijandelijk vuur. Vanaf dat moment werden tot 1 maart de Amerikaanse transporten geëscorteerd, waarna het schip naar Guam koerste waar het op 8 maart arriveerde en positie nam in het scherm van Task Group 51.1, de Western Island Attack Group, om vervolgens op 21 maart in Ryukyu Island aan te komen.
Hierna vormde USS Stern een scherm rond de aanvalstransporten bestemd voor Kerama Retto, waar het op 26 maart arriveerde en het eiland moest bewaken tegen mogelijke onderzeebootaanvallen.
Op 5 april werd opdracht ontvangen een herbevoorradingskonvooi naar Guam te begeleiden. Van hieruit werd naar Leyte gevaren om een konvooi met bestemming Okinawa te beschermen dat op 18 april werd bereikt.
Op 13 en 18 mei 1945 gelukte het de kanonniers om in totaal vier vijandelijke vliegtuigen neer te schieten. Op 27 mei was het slechts 1 vijandelijk toestel dat in de golven verdween.
Op 1 juli 1945 werd USS Stern van haar taak ontheven en koerste via Ulithi en Pearl Harbor terug naar de Verenigde Staten waar men op 25 juli in San Pedro afmeerde. Op 20 oktober werd deze haven verlaten en via het Panamakanaal naar Norfolk gekoerst waar de Destroyer Escort uit dienst werd gesteld. Het schip werd op 26 april 1946 toegevoegd aan de reservevloot te Green Cove Springs in Florida.
Op 1 maart 1951 werd het schip gereed gemaakt voor overdracht aan Nederland, waartoe het op 7 maart 1951 uit de sterkte werd afgevoerd.
USS Stern werd voor haar operaties tijdens de tweede wereldoorlog tot driemaal toe onderscheiden met een "Battle Star".
Op 3 mei 1951 werd het schip in Boston in bruikleen overgedragen aan de Koninklijke marine en als Hr.Ms. Van Zijll in dienst gesteld met naamsein F 811.
Het vertrek vond plaats op 29 juni en op 10 juli 1951 arriveerde het schip voor de eerste maal in Den Helder. Sinds haar aankomst in Nederland was het fregat toegevoegd bij smaldeel 5, waarmee in het voorjaar van 1952 een oefenreis naar de Middellandse Zee werd gemaakt met bezoeken aan Portland, Casablanca, Algiers, Gibraltar en Lissabon. Tijdens deze reis werd met de Britse Home Fleet deelgenomen aan de oefening Well Met die tot 29 maart duurde, doch twee dagen later werd plotseling opdracht ontvangen de torpedobootjager Hr.Ms. Banckert naar Den Helder te escorteren wegens een opgelopen scheur in de scheepshuid. Op 20 oktober 1952 werd het fregat uit dienst gesteld en na groot onderhoud in reserve genomen.
Na op de Rijkswerf oorlogsgereed te zijn gemaakt werd het schip op 4 mei 1954 weer in dienst gesteld en ter beschikking gesteld voor deelname aan de Maritieme Acties der Verenigde Naties in Korea. Hiervoor werd op 14 juli 1954 uit Den Helder vertrokken en op 7 september werd in de tijdelijke Japanse thuishaven Yokosuka afgemeerd. Twee dagen later werd deze Amerikaanse marinebasis met alles wat zeewaardig was verlaten en de open zee opgestuurd vanwege de komst van de typhoon June. Met het centrum van de typhoon op 50 mijl afstand werd gedurende 24 uur in een baai aan de zuidkust van Japan op en neer gehouden, waarbij het schip schuivers van 62 graden slagzij maakte, maar behoudens wat kommaliewant geen averij opliep. Niettemin was 95% van de bemanning min of meer volledig van de kaart.
Slechts driemaal werd op het patrouilleterrein onder de 38ste breedtegraad aan de westkust van Korea dienst gedaan, waarop de Nederlandse regering besloot de bijdrage aan de Verenigde Naties in Korea te beëindigen en het schip voor vlagvertoon een wereldreis te laten maken.
Hiertoe werd op 2 januari 1955 in Yokosuka ontmeert en werd pal zuid gestuurd voor bezoeken aan Biak, Hollandia, Suva, Papeete, Paaseiland, Valparaiso, Callao, Guayaquil, Buenaventura, Panamakanaal, Curaçao, Aruba, Paramaribo en Ponta Delgada, waarvan op 16 mei 1955 in Den Helder werd teruggekeerd. Hierna werd het schip uit dienst gesteld en ging bij de Rijkswerf in groot onderhoud.
Op 16 januari 1958 werd het schip weer in dienst gesteld en toegevoegd aan smaldeel 5. Hiermee werd tijdens de oefeningen van 10 februari tot 1 maart bezoeken aan Plymouth, Portland en Cherbourg gebracht en van 7 tot 27 april werd geoefend voor de Schotse kust met een bezoek aan Edinburgh.
Gedurende de maanden juni en juli werden bootjesreizen met adelborsten gemaakt met bezoeken aan Kopenhagen, Kiel, Gent, Cork, Lissabon en Brest, waarvan op 4 augustus in Den Helder werd teruggekeerd.
Met smaldeel 1 werd tussen 28 oktober en 3 november Kopenhagen bezocht ter gelegenheid van de 300ste herdenking van de Slag in de Sont. Op 15 november 1958 werd het schip uit dienst gesteld en bij de Rijkswerf in groot onderhoud genomen.
Op 8 april 1963 werd het fregat voor enkele maanden in dienst gesteld voor bootjesreizen met adelborsten in de maanden juni en juli, waarbij diverse havens in Italië, de Canarische eilanden, Engeland, Zweden en Noorwegen werden bezocht. Op 1 oktober 1963 werd het schip uit dienst gesteld en in de reservevloot opgenomen.
Op 2 november 1966 werd het schip naar Vlissingen versleept om dienst te doen als woonschip, vanwaar het op 9 september 1967 naar Den Helder werd teruggesleept en van 25 oktober tot 2 november op de Rijkswerf lag.
Op 24 oktober 1967 werd Hr.Ms. Van Zijll bij ministeriële beschikking nr. 741704/729330 van de sterkte afgevoerd. In februari 1968 werd het schip ten bate van de Verenigde Staten voor sloop verkocht aan Simon's Scheepssloperij Fijenoord te Rotterdam.
LIJST VAN COMMANDANTEN:
J.A. Bientjes : 03-03-1951 tot 20-10-1952
F.G.H. van Straaten : 04-05-1954 tot 07-06-1955
H. Pontier : 31-05-1957 tot 02-08-1957
A. van Sorge : 16-01-1958 tot 29-05-1958
H. Pontier : 29-05-1958 tot 07-08-1958
R. van Wely : 07-08-1958 tot 15-11-1958
J. Hesselink : 08-04-1963 tot 01-10-1963
Bouwwerf : Federal Shipbuilding & Drydock Co. te Port Newark
op stapel gezet : 12 augustus 1943
te water gelaten : 31 oktober 1943
in dienst gesteld US-Navy : 1 december 1943 als USS Stern
in dienst gesteld KM : 3 mei 1951
naamsein : DE 187, F 811
Na haar opwerkperiode bij Bermuda keerde USS Stern terug naar New York om zich als konvooi-escorteur beschikbaar te stellen. Na een korte oefenperiode in Casco Bay werd een konvooi naar Ierland en terug naar New York geëscorteerd. Van hieruit werd op 23 maart 1944 met een konvooi naar Casablanca vertrokken, waar op 2 april werd binnengelopen. Op 7 mei werd met een terugkerend konvooi ontmeert en op 17 mei in New York afgemeerd.
Op 8 juni werd een konvooireis via Bermuda rond Ierland ondernomen, met op 2 augustus aansluitend een reis naar Bizerta, waarvan op 7 oktober in New York werd teruggekeerd.
Op 23 oktober 1944 werd de westkust verlaten en via het Panamakanaal arriveerde het schip op 10 november in San Diëgo. Na verkregen instructies werd opnieuw zee gekozen en op 23 november in Pearl Harbor afgemeerd. Van hieruit werd gepatrouilleerd rondom de Marshall eilanden, waarna het schip op 12 december in Ulithi op de Carolinen eilanden arriveerde. Vervolgens werd het toegevoegd aan Task Group 30.8 voor logistieke ondersteuning van de 3rd Fleet, waarmee van 16 tot 25 december en van 29 december tot 28 januari 1945 de bevrijding van Luzon werd ondersteund.
Op 8 februari werd teruggekeerd naar Ulithi en werd het schip ingedeeld bij de Task Force welke een aanval op Iwo Jima ondernam. Deze landing begon in de vroege morgen van 19 februari onder intensief vijandelijk vuur. Vanaf dat moment werden tot 1 maart de Amerikaanse transporten geëscorteerd, waarna het schip naar Guam koerste waar het op 8 maart arriveerde en positie nam in het scherm van Task Group 51.1, de Western Island Attack Group, om vervolgens op 21 maart in Ryukyu Island aan te komen.
Hierna vormde USS Stern een scherm rond de aanvalstransporten bestemd voor Kerama Retto, waar het op 26 maart arriveerde en het eiland moest bewaken tegen mogelijke onderzeebootaanvallen.
Op 5 april werd opdracht ontvangen een herbevoorradingskonvooi naar Guam te begeleiden. Van hieruit werd naar Leyte gevaren om een konvooi met bestemming Okinawa te beschermen dat op 18 april werd bereikt.
Op 13 en 18 mei 1945 gelukte het de kanonniers om in totaal vier vijandelijke vliegtuigen neer te schieten. Op 27 mei was het slechts 1 vijandelijk toestel dat in de golven verdween.
Op 1 juli 1945 werd USS Stern van haar taak ontheven en koerste via Ulithi en Pearl Harbor terug naar de Verenigde Staten waar men op 25 juli in San Pedro afmeerde. Op 20 oktober werd deze haven verlaten en via het Panamakanaal naar Norfolk gekoerst waar de Destroyer Escort uit dienst werd gesteld. Het schip werd op 26 april 1946 toegevoegd aan de reservevloot te Green Cove Springs in Florida.
Op 1 maart 1951 werd het schip gereed gemaakt voor overdracht aan Nederland, waartoe het op 7 maart 1951 uit de sterkte werd afgevoerd.
USS Stern werd voor haar operaties tijdens de tweede wereldoorlog tot driemaal toe onderscheiden met een "Battle Star".
Op 3 mei 1951 werd het schip in Boston in bruikleen overgedragen aan de Koninklijke marine en als Hr.Ms. Van Zijll in dienst gesteld met naamsein F 811.
Het vertrek vond plaats op 29 juni en op 10 juli 1951 arriveerde het schip voor de eerste maal in Den Helder. Sinds haar aankomst in Nederland was het fregat toegevoegd bij smaldeel 5, waarmee in het voorjaar van 1952 een oefenreis naar de Middellandse Zee werd gemaakt met bezoeken aan Portland, Casablanca, Algiers, Gibraltar en Lissabon. Tijdens deze reis werd met de Britse Home Fleet deelgenomen aan de oefening Well Met die tot 29 maart duurde, doch twee dagen later werd plotseling opdracht ontvangen de torpedobootjager Hr.Ms. Banckert naar Den Helder te escorteren wegens een opgelopen scheur in de scheepshuid. Op 20 oktober 1952 werd het fregat uit dienst gesteld en na groot onderhoud in reserve genomen.
Na op de Rijkswerf oorlogsgereed te zijn gemaakt werd het schip op 4 mei 1954 weer in dienst gesteld en ter beschikking gesteld voor deelname aan de Maritieme Acties der Verenigde Naties in Korea. Hiervoor werd op 14 juli 1954 uit Den Helder vertrokken en op 7 september werd in de tijdelijke Japanse thuishaven Yokosuka afgemeerd. Twee dagen later werd deze Amerikaanse marinebasis met alles wat zeewaardig was verlaten en de open zee opgestuurd vanwege de komst van de typhoon June. Met het centrum van de typhoon op 50 mijl afstand werd gedurende 24 uur in een baai aan de zuidkust van Japan op en neer gehouden, waarbij het schip schuivers van 62 graden slagzij maakte, maar behoudens wat kommaliewant geen averij opliep. Niettemin was 95% van de bemanning min of meer volledig van de kaart.
Slechts driemaal werd op het patrouilleterrein onder de 38ste breedtegraad aan de westkust van Korea dienst gedaan, waarop de Nederlandse regering besloot de bijdrage aan de Verenigde Naties in Korea te beëindigen en het schip voor vlagvertoon een wereldreis te laten maken.
Hiertoe werd op 2 januari 1955 in Yokosuka ontmeert en werd pal zuid gestuurd voor bezoeken aan Biak, Hollandia, Suva, Papeete, Paaseiland, Valparaiso, Callao, Guayaquil, Buenaventura, Panamakanaal, Curaçao, Aruba, Paramaribo en Ponta Delgada, waarvan op 16 mei 1955 in Den Helder werd teruggekeerd. Hierna werd het schip uit dienst gesteld en ging bij de Rijkswerf in groot onderhoud.
Op 16 januari 1958 werd het schip weer in dienst gesteld en toegevoegd aan smaldeel 5. Hiermee werd tijdens de oefeningen van 10 februari tot 1 maart bezoeken aan Plymouth, Portland en Cherbourg gebracht en van 7 tot 27 april werd geoefend voor de Schotse kust met een bezoek aan Edinburgh.
Gedurende de maanden juni en juli werden bootjesreizen met adelborsten gemaakt met bezoeken aan Kopenhagen, Kiel, Gent, Cork, Lissabon en Brest, waarvan op 4 augustus in Den Helder werd teruggekeerd.
Met smaldeel 1 werd tussen 28 oktober en 3 november Kopenhagen bezocht ter gelegenheid van de 300ste herdenking van de Slag in de Sont. Op 15 november 1958 werd het schip uit dienst gesteld en bij de Rijkswerf in groot onderhoud genomen.
Op 8 april 1963 werd het fregat voor enkele maanden in dienst gesteld voor bootjesreizen met adelborsten in de maanden juni en juli, waarbij diverse havens in Italië, de Canarische eilanden, Engeland, Zweden en Noorwegen werden bezocht. Op 1 oktober 1963 werd het schip uit dienst gesteld en in de reservevloot opgenomen.
Op 2 november 1966 werd het schip naar Vlissingen versleept om dienst te doen als woonschip, vanwaar het op 9 september 1967 naar Den Helder werd teruggesleept en van 25 oktober tot 2 november op de Rijkswerf lag.
Op 24 oktober 1967 werd Hr.Ms. Van Zijll bij ministeriële beschikking nr. 741704/729330 van de sterkte afgevoerd. In februari 1968 werd het schip ten bate van de Verenigde Staten voor sloop verkocht aan Simon's Scheepssloperij Fijenoord te Rotterdam.
LIJST VAN COMMANDANTEN:
J.A. Bientjes : 03-03-1951 tot 20-10-1952
F.G.H. van Straaten : 04-05-1954 tot 07-06-1955
H. Pontier : 31-05-1957 tot 02-08-1957
A. van Sorge : 16-01-1958 tot 29-05-1958
H. Pontier : 29-05-1958 tot 07-08-1958
R. van Wely : 07-08-1958 tot 15-11-1958
J. Hesselink : 08-04-1963 tot 01-10-1963
Gedeelte bemanning Hr Ms van Zijll Tahitie 1955