Mariner bemanning herbegraven
"samen gevlogen in één kist, samen begraven in één kist”
Geschreven door: Willem Geneste
Met een indrukwekkende ceremonie en onder overweldigende belangstelling, werden de tien omgekomen bemanningsleden van de Martin Mariner P303 bijna vijfenveertig jaar na dato, op 7 februari herbegraven op begraafplaats `Duinrust' in Katwijk aan zee.
Voorafgaande hieraan hadden meer dan duizend belangstellenden, waaronder familie van de nabestaanden en actief en voormalig personeel van de Marineluchtvaartdienst, zich verzameld in hangar 7 van het Marinevliegkamp Valkenburg, voor het bijwonen van een eredienst.
Deze dienst werd opgeluisterd door de Marinierskapel van de Koninklijke Marine en de Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers. Tezamen met een gewapende compagnie van de MLD met ingetreden vaandel, vormden zij het decor bij deze uitvaartdienst.
Geschreven door: Willem Geneste
Met een indrukwekkende ceremonie en onder overweldigende belangstelling, werden de tien omgekomen bemanningsleden van de Martin Mariner P303 bijna vijfenveertig jaar na dato, op 7 februari herbegraven op begraafplaats `Duinrust' in Katwijk aan zee.
Voorafgaande hieraan hadden meer dan duizend belangstellenden, waaronder familie van de nabestaanden en actief en voormalig personeel van de Marineluchtvaartdienst, zich verzameld in hangar 7 van het Marinevliegkamp Valkenburg, voor het bijwonen van een eredienst.
Deze dienst werd opgeluisterd door de Marinierskapel van de Koninklijke Marine en de Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers. Tezamen met een gewapende compagnie van de MLD met ingetreden vaandel, vormden zij het decor bij deze uitvaartdienst.
`Uw dierbaren zijn weer een beetje thuis'
Nadat de kist met de stoffelijke overschotten op plechtige wijze was binnen gedragen, verwelkomde hoofdvlootpredikant, ds. J. G. Majoor, de aanwezigen en nodigde vervolgens van ieder omgekomen bemanningslid een nabestaande uit om een kaars aan te steken.
Nadat de kist met de stoffelijke overschotten op plechtige wijze was binnen gedragen, verwelkomde hoofdvlootpredikant, ds. J. G. Majoor, de aanwezigen en nodigde vervolgens van ieder omgekomen bemanningslid een nabestaande uit om een kaars aan te steken.
De vlagofficier van de Marineluchtvaartdienst, commandeur A. van Dijk, was de volgende spreker.
Nadat hij was ingegaan op het dramatische ongeval en wat dit toen moet hebben betekend voor de tien vaak jonge families, ging hij uitgebreid in op de oorzaak van de ramp. Aangezien hij ook de tekortkomingen van toentertijd voor het voetlicht haalde, laten we zijn toespraak integraal volgen.
“Sedert de uitdienststelling van de vertrouwde amfibische Catalina's bestond er in Nederlands Nieuw-Guinea grote behoefte aan een vliegtuig voor het transport van goederen en eenheden mariniers, dat in verband met de ontsluiting van de binnenlanden zowel vanaf water als vanaf land moest kunnen opereren.
In 1956 kreeg de MLD daarom de beschikking over zeventien gereviseerde Martin Mariners van de Amerikaanse marine.
Vergeleken met de Catalina was de Mariner een ingewikkeld vliegtuig, dat vooral voor wat betreft de elektrische en hydraulische systemen naar toenmalige MLD-begrippen geavanceerd was.
De technische diensten in `Biak' en op `Valkenburg' maakten overuren, maar waren nauwelijks in staat de vlieggereedheid op peil te houden. Men had vooral te maken met elektrische klachten en kapotte motoren.
De Mariner had, zeker bij hoge temperaturen slechts een beperkt vermogensoverschot dat nog verder werd verkleind door het extra gewicht van het driewielige onderstel, waarvoor het vliegtuig als vliegboot in feite niet was ontworpen. Deze en andere factoren zouden leiden tot wat later het “Martin Marinerdrama” is gaan heten. Het ongeval met de P-303 was er één uit een droeve reeks, waarbij in totaal dertig slachtoffers vielen. Twee van de acht ferryvluchten naar Nederland voor groot onderhoud liepen fataal af. (Abadan '58 en Goa '59). De P-303 was op 11 juni 1958 vanuit Biak vertrokken. Onderweg werden talloze technische problemen ondervonden, waardoor de bemanning na meerdere gedwongen tussenstops uiteindelijk strandde in Abadan in Perzië (het huidige Iran), alwaar het noodzakelijk bleek beide motoren te vervangen. Begin augustus werden deze met twee Dakota's van de KLu ingevlogen, tezamen met een zes man sterke reparatieploeg uit `Valkenburg'. Omdat de oorspronkelijke vliegende bemanning het vertrouwen in de operatie volledig had verloren, werd deze gerepatrieerd en arriveerde er eind augustus tevens een nieuwe vliegtuigbemanning. In de vroege ochtend van 10 september startte het toestel met alle marinemensen aan boord : LTZV1 T.M.A. Hoebink (vlgt cdt), LTZV20C J. Andreas (waarnemer), SGTV P.J.M. Paardekooper, KPLVGTLG J.J.F. Schrijver, LTZT20C J.A. Wurtz, SGTVGMR H. Q. Spiessens, SGTVGMR G. de Charon de Saint Germain, KPLVGMR A. Rompies, KPLVGMR K. W. Smits en KPLVGMR J. Bosma.
Het vliegtuig zou in één ruk doorvliegen naar Athene en was daarom tot de nok toe gevuld met brandstof.
Kort na de start meldde de vliegtuigcommandant een olielekkage in BBmotor en keerde terug naar het veld. Kort voor de landingsbaan maakte het toestel plotseling een scherpe draai naar rechts (naar later bleek door een technisch mankement aan het propellersysteem), raakte met de rechtervleugel de grond en vloog onmiddellijk in brand. In de verschrikkelijke vuurzee die ontstond kwamen alle inzittenden om het leven. Identificatie van de slachtoffers bleek onmogelijk. De marineleiding besloot, overeenkomstig het toen geldende beleid, de slachtoffers ter plekke te begraven. Daags na het ongeval vond de begrafenis plaats, met militaire eer, op waardige en eervolle wijze georganiseerd door de Perzische marine, op een speciale begraafplaats voor Europeanen nabij de raffinaderij.
Dat de slachtoffers ter plekke werden begraven was een extra klap voor de toch al zwaar getroffen nabestaanden. Ter verzachting van ons huidige oordeel wil ik aanvoeren dat dit toentertijd verklaard beleid was van de Nederlandse regering en dat de marine op dat moment niet anders kon beslissen.
Er werd gevreesd voor een moeilijk uit te leggen precedent aan de nabestaanden van de vele Nederlanders die in Nederlands-Indië zijn omgekomen en daar hun laatste rustplaats hadden gevonden.
Pas eindjaren '70 kwam er beweging in dit beleid, maar de wisseling van het regiem in Iran bemoeilijkte de toegankelijkheid zeer. Tijdens de langdurige oorlog tussen Iran en Irak in de jaren `80, lag de begraafplaats (gelegen aan de grensrivier Shat I Arab) tot overmaat van ramp precies in de frontlinie. De eens zo verzorgde en waardige begraafplaats raakte door het oorlogsgeweld zwaar beschadigd en lag er desolaat bij.
Deze schrijnende wetenschap leidde uiteindelijk in 1997 tot de beslissing om in afwijking van het toen gevoerde beleid om humanitaire redenen in dit specifieke geval alles in het werk te stellen om de stoffelijke resten te repatriëren. Het hierop volgende diplomatieke proces verliep traag door de aanvankelijk moeizame verhouding tussen Nederland en Iran alsmede de interne machtsstrijd die in Iran gaande was tussen meer of minder hervormingsgezinde groepen. Telkens weer moest de nabestaanden worden medegedeeld dat er weliswaar achter de schermen hard werd gewerkt, maar zich steeds weer onvoorziene diplomatieke complicaties voordeden.
Langzamerhand taande het vertrouwen in het slagen van de repatriëringpoging, maar de aanhouder zou ook in dit geval winnen. Toen afgelopen zomer het bericht werd ontvangen dat de president van Iran persoonlijk toestemming had verleend voor repatriëring, werd dit aanvankelijk stil gehouden voor de nabestaanden teneinde geen valse hoop te wekken. "Eerst zien, dan geloven" was het motto geworden.
Het vervolg is bekend: op 13 november vorig jaar arriveerden de stoffelijke resten in Nederland, nadat zij onder grote tijdsdruk onder toezicht van personeel van de Nederlandse ambassade in Iran waren opgegraven. Met deze plechtige herdenking van de ramp met de Mariner P303 en de herbegrafenis van de stoffelijke resten van de tien slachtoffers in aanwezigheid van hun nabestaanden, kan deze zwarte bladzijde uit de MLD-historie eindelijk worden omgeslagen, overigens zonder de lessen die zijn geleerd te vergeten.
Helaas zouden nog twee ernstige ongevallen volgen eer in 1959 een definitief vliegverbod werd uitgevaardigd voor de Mariner. Ondanks de grote ellende die dit tragische ongeval heeft veroorzaakt, sta ik hier vandaag namens de Koninklijke Marine voor u met een mengeling van verdriet en dankbaarheid.
Verdriet wegens het verlies van tien marinemensen in de kracht van hun leven en het grote leed dat dit veroorzaakte bij hun gezinnen en andere geliefden. Maar ook dankbaarheid, omdat wij vandaag uw geliefden temidden van familie, vrienden en collega's op eervolle wijze nabij hun thuisbasis ter aarde kunnen bestellen. Vanaf vandaag bent u eindelijk in staat uw dierbaren op elk gewenst moment te gedenken op een eervolle en weer goed verzorgde, vrij toegankelijke locatie nabij “Valkenburg”, vanwaar zij 45 jaar geleden vertrokken voor een reis van enige weken.
Hun plichtsbesef en loyaliteit strekken ons tot voorbeeld, hetgeen wordt onderstreept met het hier aanwezige vaandel van de Marine Luchtvaartdienst. Uw dierbaren zijn weer een beetje thuis
Boosheid en frustratie
Vlootpredikant Majoor stond nog eens stil bij het rouwproces dat de familieleden toentertijd hebben moeten verwerken en de vragen die ontbeantwoord bleven zoals: waarom komen de stoffelijke resten niet naar Nederland en hoe is het gebeurd. Deze vragen veroorzaakten boosheid en frustratie en leidde er zelfs toe dat een zoon van een van de omgekomene op de deur van het ministerie van defensie stond te bonzen met de vraag: “waar is mijn vader?”.
Toen vorig jaar november bekend werd dat de stoffelijke overschotten op Schiphol waren gearriveerd ontstond er schrik en opwinding onder de nabestaanden en deed het volgens de predikant meer pijn dan we dachten. Van rekening houden met trauma's opgedaan na schokkende gebeurtenissen was indertijd nog geen sprake. Het was volgens de dominee toen nog een tijd `van niet zeuren maar aanpakken'.
De loyaliteit van de marinemannen was erg groot, maar ze hebben zich wel afgevraagd “hoe ver moet je gaan met je plichtsbetrachting”.
Dat er twijfels waren blijkt uit de laatste brief die korporaal Jan Bosma aan zijn verloofde stuurde met de slotzin “Tot schrijfs zullen we maar hopen”. Hadden ze dan toch een voorgevoel, vroeg de voorganger zich af.
Aan het eind van zijn toespraak zei hij blij te zijn omdat de bemanning nu haar laatste rustplaats krijgt vlak bij haar thuisbasis en de zee.
Tussen de toespraken door speelde de Marinierskapel koraalmuziek, werden stukken uit bijbel voorgelezen gevolgd door het gebed voor marinevlieger.
Nadat hij was ingegaan op het dramatische ongeval en wat dit toen moet hebben betekend voor de tien vaak jonge families, ging hij uitgebreid in op de oorzaak van de ramp. Aangezien hij ook de tekortkomingen van toentertijd voor het voetlicht haalde, laten we zijn toespraak integraal volgen.
“Sedert de uitdienststelling van de vertrouwde amfibische Catalina's bestond er in Nederlands Nieuw-Guinea grote behoefte aan een vliegtuig voor het transport van goederen en eenheden mariniers, dat in verband met de ontsluiting van de binnenlanden zowel vanaf water als vanaf land moest kunnen opereren.
In 1956 kreeg de MLD daarom de beschikking over zeventien gereviseerde Martin Mariners van de Amerikaanse marine.
Vergeleken met de Catalina was de Mariner een ingewikkeld vliegtuig, dat vooral voor wat betreft de elektrische en hydraulische systemen naar toenmalige MLD-begrippen geavanceerd was.
De technische diensten in `Biak' en op `Valkenburg' maakten overuren, maar waren nauwelijks in staat de vlieggereedheid op peil te houden. Men had vooral te maken met elektrische klachten en kapotte motoren.
De Mariner had, zeker bij hoge temperaturen slechts een beperkt vermogensoverschot dat nog verder werd verkleind door het extra gewicht van het driewielige onderstel, waarvoor het vliegtuig als vliegboot in feite niet was ontworpen. Deze en andere factoren zouden leiden tot wat later het “Martin Marinerdrama” is gaan heten. Het ongeval met de P-303 was er één uit een droeve reeks, waarbij in totaal dertig slachtoffers vielen. Twee van de acht ferryvluchten naar Nederland voor groot onderhoud liepen fataal af. (Abadan '58 en Goa '59). De P-303 was op 11 juni 1958 vanuit Biak vertrokken. Onderweg werden talloze technische problemen ondervonden, waardoor de bemanning na meerdere gedwongen tussenstops uiteindelijk strandde in Abadan in Perzië (het huidige Iran), alwaar het noodzakelijk bleek beide motoren te vervangen. Begin augustus werden deze met twee Dakota's van de KLu ingevlogen, tezamen met een zes man sterke reparatieploeg uit `Valkenburg'. Omdat de oorspronkelijke vliegende bemanning het vertrouwen in de operatie volledig had verloren, werd deze gerepatrieerd en arriveerde er eind augustus tevens een nieuwe vliegtuigbemanning. In de vroege ochtend van 10 september startte het toestel met alle marinemensen aan boord : LTZV1 T.M.A. Hoebink (vlgt cdt), LTZV20C J. Andreas (waarnemer), SGTV P.J.M. Paardekooper, KPLVGTLG J.J.F. Schrijver, LTZT20C J.A. Wurtz, SGTVGMR H. Q. Spiessens, SGTVGMR G. de Charon de Saint Germain, KPLVGMR A. Rompies, KPLVGMR K. W. Smits en KPLVGMR J. Bosma.
Het vliegtuig zou in één ruk doorvliegen naar Athene en was daarom tot de nok toe gevuld met brandstof.
Kort na de start meldde de vliegtuigcommandant een olielekkage in BBmotor en keerde terug naar het veld. Kort voor de landingsbaan maakte het toestel plotseling een scherpe draai naar rechts (naar later bleek door een technisch mankement aan het propellersysteem), raakte met de rechtervleugel de grond en vloog onmiddellijk in brand. In de verschrikkelijke vuurzee die ontstond kwamen alle inzittenden om het leven. Identificatie van de slachtoffers bleek onmogelijk. De marineleiding besloot, overeenkomstig het toen geldende beleid, de slachtoffers ter plekke te begraven. Daags na het ongeval vond de begrafenis plaats, met militaire eer, op waardige en eervolle wijze georganiseerd door de Perzische marine, op een speciale begraafplaats voor Europeanen nabij de raffinaderij.
Dat de slachtoffers ter plekke werden begraven was een extra klap voor de toch al zwaar getroffen nabestaanden. Ter verzachting van ons huidige oordeel wil ik aanvoeren dat dit toentertijd verklaard beleid was van de Nederlandse regering en dat de marine op dat moment niet anders kon beslissen.
Er werd gevreesd voor een moeilijk uit te leggen precedent aan de nabestaanden van de vele Nederlanders die in Nederlands-Indië zijn omgekomen en daar hun laatste rustplaats hadden gevonden.
Pas eindjaren '70 kwam er beweging in dit beleid, maar de wisseling van het regiem in Iran bemoeilijkte de toegankelijkheid zeer. Tijdens de langdurige oorlog tussen Iran en Irak in de jaren `80, lag de begraafplaats (gelegen aan de grensrivier Shat I Arab) tot overmaat van ramp precies in de frontlinie. De eens zo verzorgde en waardige begraafplaats raakte door het oorlogsgeweld zwaar beschadigd en lag er desolaat bij.
Deze schrijnende wetenschap leidde uiteindelijk in 1997 tot de beslissing om in afwijking van het toen gevoerde beleid om humanitaire redenen in dit specifieke geval alles in het werk te stellen om de stoffelijke resten te repatriëren. Het hierop volgende diplomatieke proces verliep traag door de aanvankelijk moeizame verhouding tussen Nederland en Iran alsmede de interne machtsstrijd die in Iran gaande was tussen meer of minder hervormingsgezinde groepen. Telkens weer moest de nabestaanden worden medegedeeld dat er weliswaar achter de schermen hard werd gewerkt, maar zich steeds weer onvoorziene diplomatieke complicaties voordeden.
Langzamerhand taande het vertrouwen in het slagen van de repatriëringpoging, maar de aanhouder zou ook in dit geval winnen. Toen afgelopen zomer het bericht werd ontvangen dat de president van Iran persoonlijk toestemming had verleend voor repatriëring, werd dit aanvankelijk stil gehouden voor de nabestaanden teneinde geen valse hoop te wekken. "Eerst zien, dan geloven" was het motto geworden.
Het vervolg is bekend: op 13 november vorig jaar arriveerden de stoffelijke resten in Nederland, nadat zij onder grote tijdsdruk onder toezicht van personeel van de Nederlandse ambassade in Iran waren opgegraven. Met deze plechtige herdenking van de ramp met de Mariner P303 en de herbegrafenis van de stoffelijke resten van de tien slachtoffers in aanwezigheid van hun nabestaanden, kan deze zwarte bladzijde uit de MLD-historie eindelijk worden omgeslagen, overigens zonder de lessen die zijn geleerd te vergeten.
Helaas zouden nog twee ernstige ongevallen volgen eer in 1959 een definitief vliegverbod werd uitgevaardigd voor de Mariner. Ondanks de grote ellende die dit tragische ongeval heeft veroorzaakt, sta ik hier vandaag namens de Koninklijke Marine voor u met een mengeling van verdriet en dankbaarheid.
Verdriet wegens het verlies van tien marinemensen in de kracht van hun leven en het grote leed dat dit veroorzaakte bij hun gezinnen en andere geliefden. Maar ook dankbaarheid, omdat wij vandaag uw geliefden temidden van familie, vrienden en collega's op eervolle wijze nabij hun thuisbasis ter aarde kunnen bestellen. Vanaf vandaag bent u eindelijk in staat uw dierbaren op elk gewenst moment te gedenken op een eervolle en weer goed verzorgde, vrij toegankelijke locatie nabij “Valkenburg”, vanwaar zij 45 jaar geleden vertrokken voor een reis van enige weken.
Hun plichtsbesef en loyaliteit strekken ons tot voorbeeld, hetgeen wordt onderstreept met het hier aanwezige vaandel van de Marine Luchtvaartdienst. Uw dierbaren zijn weer een beetje thuis
Boosheid en frustratie
Vlootpredikant Majoor stond nog eens stil bij het rouwproces dat de familieleden toentertijd hebben moeten verwerken en de vragen die ontbeantwoord bleven zoals: waarom komen de stoffelijke resten niet naar Nederland en hoe is het gebeurd. Deze vragen veroorzaakten boosheid en frustratie en leidde er zelfs toe dat een zoon van een van de omgekomene op de deur van het ministerie van defensie stond te bonzen met de vraag: “waar is mijn vader?”.
Toen vorig jaar november bekend werd dat de stoffelijke overschotten op Schiphol waren gearriveerd ontstond er schrik en opwinding onder de nabestaanden en deed het volgens de predikant meer pijn dan we dachten. Van rekening houden met trauma's opgedaan na schokkende gebeurtenissen was indertijd nog geen sprake. Het was volgens de dominee toen nog een tijd `van niet zeuren maar aanpakken'.
De loyaliteit van de marinemannen was erg groot, maar ze hebben zich wel afgevraagd “hoe ver moet je gaan met je plichtsbetrachting”.
Dat er twijfels waren blijkt uit de laatste brief die korporaal Jan Bosma aan zijn verloofde stuurde met de slotzin “Tot schrijfs zullen we maar hopen”. Hadden ze dan toch een voorgevoel, vroeg de voorganger zich af.
Aan het eind van zijn toespraak zei hij blij te zijn omdat de bemanning nu haar laatste rustplaats krijgt vlak bij haar thuisbasis en de zee.
Tussen de toespraken door speelde de Marinierskapel koraalmuziek, werden stukken uit bijbel voorgelezen gevolgd door het gebed voor marinevlieger.
Het gebed voor marinevlieger.
O almachtige God en Vader; die vanouds Uw volk als op adelaarswieken hebt gedragen.
Wij bidden U ootmoedig voor de zonen van ons volk, die zich voor het Vaderland wagen hoog in de lucht.
In alle gevaren weten wij, dat noch hoogte noch diepte ons zal kunnen scheiden van Uw liefde in Christus.
In leven en in sterven zijn wij de Uwen. Maak ons getrouw in onze dienst.
Leer ons geloven, dat wij altijd in Uw hand zijn.
Maak ons rustig in U, onverschrokken in gevaren, dienstbaar aan anderen en nederig als het ons goed gaat.
Leer ons leven met U en, als ons uur komt, sterven in U.
Zegen de wereld met Uw vrede.
Dat bidden wij U in de naam van Christus onze Heer.
O almachtige God en Vader; die vanouds Uw volk als op adelaarswieken hebt gedragen.
Wij bidden U ootmoedig voor de zonen van ons volk, die zich voor het Vaderland wagen hoog in de lucht.
In alle gevaren weten wij, dat noch hoogte noch diepte ons zal kunnen scheiden van Uw liefde in Christus.
In leven en in sterven zijn wij de Uwen. Maak ons getrouw in onze dienst.
Leer ons geloven, dat wij altijd in Uw hand zijn.
Maak ons rustig in U, onverschrokken in gevaren, dienstbaar aan anderen en nederig als het ons goed gaat.
Leer ons leven met U en, als ons uur komt, sterven in U.
Zegen de wereld met Uw vrede.
Dat bidden wij U in de naam van Christus onze Heer.
Vlak voor het finale afscheid met tien salvo's door het vuurpeloton, kreeg een vertegenwoordiger van ieder nabestaande een vlag aangeboden.
Tot slot
Zoals commandeur Van Dijk reeds in zijn toespraak liet weten is er toen veel fout gegaan.
De bemanning die uit Biak was vertrokken heeft er, met veel gesleutel, negen weken over gedaan om Abadan te bereiken. Deze bemanning stopte ermee en hield het voor gezien; men had geen vertrouwen meer in het vliegtuig. Er moest een nieuwe bemanning uit Nederland komen.
Dit gevoel van wantrouwen bestond allang onder het MLD-personeel. Desondanks werd er toch besloten om de Mariners voor een grote onderhoudsbeurt naar Nederland te vliegen, terwijl dit per schip veel veiliger was geweest. Het mag een wonder heten dat er geen mariniers, die de Mariner veelvuldig als transportmiddel in Nieuw-Guinea gebruikten, zijn omgekomen.
Met deze teraardebestelling werd men aan alles weer eens herinnerd.
De zwarte bladzijde blijft bestaan want het `Mariner-drama' kostte aan dertig MLD-ers het leven.
Einde
Bron: Uit 320-Nieuwsbrief 2003-1 Via George J. Visser Met toestemming van Willem J.J. Geneste
Tot slot
Zoals commandeur Van Dijk reeds in zijn toespraak liet weten is er toen veel fout gegaan.
De bemanning die uit Biak was vertrokken heeft er, met veel gesleutel, negen weken over gedaan om Abadan te bereiken. Deze bemanning stopte ermee en hield het voor gezien; men had geen vertrouwen meer in het vliegtuig. Er moest een nieuwe bemanning uit Nederland komen.
Dit gevoel van wantrouwen bestond allang onder het MLD-personeel. Desondanks werd er toch besloten om de Mariners voor een grote onderhoudsbeurt naar Nederland te vliegen, terwijl dit per schip veel veiliger was geweest. Het mag een wonder heten dat er geen mariniers, die de Mariner veelvuldig als transportmiddel in Nieuw-Guinea gebruikten, zijn omgekomen.
Met deze teraardebestelling werd men aan alles weer eens herinnerd.
De zwarte bladzijde blijft bestaan want het `Mariner-drama' kostte aan dertig MLD-ers het leven.
Einde
Bron: Uit 320-Nieuwsbrief 2003-1 Via George J. Visser Met toestemming van Willem J.J. Geneste
In verband met beëindiging Website:www.george visser maritiem is dit verhaal
met toestemming van George overgenomen
met toestemming van George overgenomen