Historie
Dit type werd ontwikkeld op basis van specificaties van de US Navy uit 1952, opgesteld voor een grotere opvolger van de Sikorsky H04S-3 (Sikorsky S.55). Dit type moest bovendien geschikt zijn voor de onderzeebootbestrijding.
De opdracht voor de bouw van het prototype, uitgerust met een Wright R-1820 stermotor van 1137 kW werd geplaatst in juni 1952.
De eerste vlucht werd gemaakt in maart 1954. Het toestel had de aanduiding XHSS-1 ontvangen.
De eerste productiemachine maakte al op 24 september 1954 de eerste vlucht.
De productieversie HSS-1 Seabat, voorzien van 'dunking sonar" en andere onderzeebootbestrijdingsmiddelen, vloog voor het eerst in augustus 1955 en was in augustus 1955 operationeel inzetbaar.
De HSS-1N (SH-34J) was geschikt voor nachtvluchten en gebruik bij slecht weer en was uitgerust met Dopplernavigatie, automatische stabilisatie en hoovermogelijkheid.
In januari 1957 vloog de enige HSS-1F, uitgerust met twee General Electric T58 turbinemotoren.
HSS-1/SH-34 en HSS-1N/SH-34J Seabats, die later werden gestript van hun onderzeebootbestrijdingsmiddelen, werden aangeduid als UH-34G en UH-34J.
In 1962 werd de veelheid aan typeaanduidingen gestandaardiseerd in het uniforme DoD aanduidingssysteem.
De HSS-1 werd aangeduid als SH-34G. De HSS-1N ontving de aanduiding SH-34J.
Het US Marine Corps plaatste in oktober 1954 een order voor de HUS-1 Seahorse, die 12 mariniers kon vervoeren. Deze kwam in februari 1957 in dienst.
Vier stuks werden aangepast voor gebruik in het Arctisch gebied en werden aangeduid als HUS-1L (LH-34D)
Een aantal HUS-1 toestellen werd uitgerust met een opblaasbaar drijversysteem en aangeduid als HUS-1A.
De US Coast Guard had ook een aantal van dergelijke toestellen in gebruikt als HUS-1G.
Deze toestellen werden na 1962 aangeduid als UH-34D respectievelijk UF-34E.
Eén HUS-1 werd door de US Army geleend voor evaluatiedoeleinden en de US Army bestelde in 1955 de utility transportversie als H-34 Choctaw en kon hier 16 man mee vervoeren.
Er werden er 500 stuks van geleverd.
Deze werden na 1962 aangeduid als CH-34A en CH-34C.
Deze verschilden onderling alleen in uitrusting.
In april 1955 werd de eerste van 437 nieuwe H-34A's in gebruik genomen.
Later werden nog eens 21 HUS-1 overgenomen van het US Marine Corps en ook deze werden aangeduid als H-34A.
De H-34A was de eerste helikopter die veilig genoeg was voor regelmatig gebruik door de U.S. President.
De US Army richtte daartoe in 1957 de Executive Flight Detachment op, met als uitrusting aangepaste Choctaws. Deze toestellen, aangeduid als VH-34A, waren voorzien van geluidswering, luxueus VIP interieur en moderne communicatieapparatuur.
In 1960 volgde een modificatieprogramma voor de H34A en B-versies van de USAF en US Army om deze te standaardiseren tot H-34C.
Toegevoegd werden automatische vluchtstabilisatie en andere verbeteringen.
Na 1962, toen er circa 190 H-34C en 179 H-34A's in gebruik waren, werden deze aangeduid als CH-34C en CH-34B. Later werden nog een aantal verbouwd tot VH-34C
Het toestel werd ook in licentie gebouwd door Sud-Aviation die 110 stuks bouwde voor Frankrijk plus nog eens negen stuks voor België.
Westland bemachtigde de licentierechten in 1956 en ontwikkelde de Wessex, een turbine-versie. Sikorsky zelf bleef echter de versie met stermotor bouwen.
Pas in januari 1970 kondigde Sikorsky conversiesets voor ombouw met de Pratt & Whitney PT6 Twin-Pac turbine motor aan. De eerste vlucht van de S-58T was op 19 augustus 1970.
De typecertificering werd in april 1971 toegekend.
Sikorsky bouwde 153 ombouwsets, totdat California Helicopter International in 1981 de rechten kocht. Later bood ook Orlando Helicopters conversies aan voor de S-58.
De civiele S-58B en –D waren passagiers- en vrachtversies en vergelijkbaar met hun militaire tegenhangers. De S-58B kon 12 passagiers vervoeren.
Tot het eind van de productie in januari 1970 werden door Sikorsky 1820 toestellen gebouwd in allerlei varianten.
Versies
HSS-1N Seabat:
Nacht- en slechtweer versie van de HSS-1 met verbeterde avionica; automatische piloot, na 1962 aangeduid als SH-34J, 167 stuks nieuw gebouwd.
UH-34J: Versie van SH-34J, gestript van onderzeebootbestrijdingsmiddelen, gebruikt voor transport- en trainingsdoeleinden.
Dit type werd ontwikkeld op basis van specificaties van de US Navy uit 1952, opgesteld voor een grotere opvolger van de Sikorsky H04S-3 (Sikorsky S.55). Dit type moest bovendien geschikt zijn voor de onderzeebootbestrijding.
De opdracht voor de bouw van het prototype, uitgerust met een Wright R-1820 stermotor van 1137 kW werd geplaatst in juni 1952.
De eerste vlucht werd gemaakt in maart 1954. Het toestel had de aanduiding XHSS-1 ontvangen.
De eerste productiemachine maakte al op 24 september 1954 de eerste vlucht.
De productieversie HSS-1 Seabat, voorzien van 'dunking sonar" en andere onderzeebootbestrijdingsmiddelen, vloog voor het eerst in augustus 1955 en was in augustus 1955 operationeel inzetbaar.
De HSS-1N (SH-34J) was geschikt voor nachtvluchten en gebruik bij slecht weer en was uitgerust met Dopplernavigatie, automatische stabilisatie en hoovermogelijkheid.
In januari 1957 vloog de enige HSS-1F, uitgerust met twee General Electric T58 turbinemotoren.
HSS-1/SH-34 en HSS-1N/SH-34J Seabats, die later werden gestript van hun onderzeebootbestrijdingsmiddelen, werden aangeduid als UH-34G en UH-34J.
In 1962 werd de veelheid aan typeaanduidingen gestandaardiseerd in het uniforme DoD aanduidingssysteem.
De HSS-1 werd aangeduid als SH-34G. De HSS-1N ontving de aanduiding SH-34J.
Het US Marine Corps plaatste in oktober 1954 een order voor de HUS-1 Seahorse, die 12 mariniers kon vervoeren. Deze kwam in februari 1957 in dienst.
Vier stuks werden aangepast voor gebruik in het Arctisch gebied en werden aangeduid als HUS-1L (LH-34D)
Een aantal HUS-1 toestellen werd uitgerust met een opblaasbaar drijversysteem en aangeduid als HUS-1A.
De US Coast Guard had ook een aantal van dergelijke toestellen in gebruikt als HUS-1G.
Deze toestellen werden na 1962 aangeduid als UH-34D respectievelijk UF-34E.
Eén HUS-1 werd door de US Army geleend voor evaluatiedoeleinden en de US Army bestelde in 1955 de utility transportversie als H-34 Choctaw en kon hier 16 man mee vervoeren.
Er werden er 500 stuks van geleverd.
Deze werden na 1962 aangeduid als CH-34A en CH-34C.
Deze verschilden onderling alleen in uitrusting.
In april 1955 werd de eerste van 437 nieuwe H-34A's in gebruik genomen.
Later werden nog eens 21 HUS-1 overgenomen van het US Marine Corps en ook deze werden aangeduid als H-34A.
De H-34A was de eerste helikopter die veilig genoeg was voor regelmatig gebruik door de U.S. President.
De US Army richtte daartoe in 1957 de Executive Flight Detachment op, met als uitrusting aangepaste Choctaws. Deze toestellen, aangeduid als VH-34A, waren voorzien van geluidswering, luxueus VIP interieur en moderne communicatieapparatuur.
In 1960 volgde een modificatieprogramma voor de H34A en B-versies van de USAF en US Army om deze te standaardiseren tot H-34C.
Toegevoegd werden automatische vluchtstabilisatie en andere verbeteringen.
Na 1962, toen er circa 190 H-34C en 179 H-34A's in gebruik waren, werden deze aangeduid als CH-34C en CH-34B. Later werden nog een aantal verbouwd tot VH-34C
Het toestel werd ook in licentie gebouwd door Sud-Aviation die 110 stuks bouwde voor Frankrijk plus nog eens negen stuks voor België.
Westland bemachtigde de licentierechten in 1956 en ontwikkelde de Wessex, een turbine-versie. Sikorsky zelf bleef echter de versie met stermotor bouwen.
Pas in januari 1970 kondigde Sikorsky conversiesets voor ombouw met de Pratt & Whitney PT6 Twin-Pac turbine motor aan. De eerste vlucht van de S-58T was op 19 augustus 1970.
De typecertificering werd in april 1971 toegekend.
Sikorsky bouwde 153 ombouwsets, totdat California Helicopter International in 1981 de rechten kocht. Later bood ook Orlando Helicopters conversies aan voor de S-58.
De civiele S-58B en –D waren passagiers- en vrachtversies en vergelijkbaar met hun militaire tegenhangers. De S-58B kon 12 passagiers vervoeren.
Tot het eind van de productie in januari 1970 werden door Sikorsky 1820 toestellen gebouwd in allerlei varianten.
Versies
HSS-1N Seabat:
Nacht- en slechtweer versie van de HSS-1 met verbeterde avionica; automatische piloot, na 1962 aangeduid als SH-34J, 167 stuks nieuw gebouwd.
UH-34J: Versie van SH-34J, gestript van onderzeebootbestrijdingsmiddelen, gebruikt voor transport- en trainingsdoeleinden.
MLD
Vanaf 1951 tot 1954 beschikte de M.L.D. al over een voorloper van de S-58,
de Sikorsky S-51 en van 1954 tot 1962, vlogen er drie Sikorsky S-55’s bij VSQ. 7.
Sikorsky S-58H-34 (SH-34J) “Seabat” van Vliegtuig Squadron (VSQ) 8.
Er hebben 12 SH-34J (M.L.D. aanduiding) “Seabats” bij de M.L.D. gevlogen van 1960 tot 1972.
Ze werden gebruikt voor veel doeleinden, zoals onderzeeboot bestrijding, OSRD, vervoer en plane guard. Vanaf Hr.Ms.karel Doorman werd de letter D op het staartvlak gevoerd. Er waren veel storingen van motoren boven zee, waarna toestellen na het landen op zee "zonken"; dit leidde tot verliezen en af en toe een vliegverbod. Later kregen ze aan het landingsgestel opblaasbare rubberen bollen om ze drijvend te houden zodat er tijd was om ze te bergen. Het onderstel kan wat verschillen tussen de heli's, een of twee dwarsstangen naar de romp toe.
Een tweetal additionele kisten werd in 1963 nog aangeschaft.
Op 28 april 1968 brak brand uit aan boord van Hr.Ms. Karel Doorman (R 81), eerst in het voorste ketelruim en vervolgens ook in het achterste ketelruim. Voor de twee jaar die het schip nog in dienst zou zijn, werd reparatie niet zinvol meer geacht. Op 14 oktober van dat jaar werd het verkocht aan Argentinië dat het omdoopte tot ARA Veinticinco de Mayo (naar de revolutie van 25 mei 1810).
De resterende toestellen 134, 135, 137,138, 142 en 144 zijn na 1966 ontdaan van de onderzeebootbestrijdingsapparatuur en verbouwd tot UH-34J en overgedragen aan VSQ-7.
Aan land vlogen de heli's vanaf Valkenburg met de "V "code. Overwogen werd nog begin jaren zeventig een modernisatieprogramma op te starten, de heli's zouden dan een nieuwe turbinemotor krijgen. Maar uiteindelijk ging dat niet door en de laatste UH-34 van de MLD ging in 1972 uit dienst.
Registraties: 134/145. Deze ‘143’ (c/n 58-1153), werd in juli 1967 op vliegkamp. De Kooy gefotografeerd. De letter op het kielvlak, verwijst naar de thuisbasis, in dit geval is dat vliegkampschip de HR. MS. “Karel Doorman”. De “Seabat” was een vrij zware helikopter, waarin de vliegers op een behoorlijke hoogte vanaf de grond gezeten waren.
Alle toestellen, met uitzondering van de 134 en de 135 zijn onder MDAP-condities geleverd.
De H-registraties zijn aanvankelijk wel gereserveerd voor de toestellen, maar zijn (in Nederland) nooit gevoerd, omdat men al over was gestapt op een drie-cijferige registratiesysteem toen de toestellen werden afgeleverd.
De H-registraties zijn aanvankelijk wel gereserveerd voor de toestellen, maar zijn (in Nederland) nooit gevoerd, omdat men al over was gestapt op een drie-cijferige registratiesysteem toen de toestellen werden afgeleverd.