Hr.Ms. VOS. ex-USS PCE 1606. F 820
Bouwwerf : General Shipbuilding & Engeneering Works te Boston
op stapel gezet : 3 augustus 1952 als PCE 1606
te water gelaten : 1 mei 1954
in dienst gesteld : 2 december 1954 te Boston
naamsein : F 820
Tot 16 december werd aandacht besteed aan gereedmaken van het schip en proeftochten, waarop naar Newport werd gestoomd voor proefnemingen. Op 20 december vertrok men naar Norfolk, waar van 22 december tot 17 januari 1955 cursussen werden gevolgd, met aansluitend tot 4 februari een onderhoudsperiode bij de Norfolk Naval Yard. Van 10 tot 14 februari werd Washington bezocht, waarna het schip in gereedheid werd gebracht voor de thuisreis. Tezamen met de mijnenvegers Onvermoeid en Onbevreesd werd op 21 februari vertrokken om via Bermuda en Ponta Delgada op 25 maart 1955 voor de eerste maal in Den Helder af te meren.
Na uitdienst te zijn gesteld lag het schip in 1956 en 1957 op de Rijkswerf in onderhoud, waarna het in reserve werd genomen.
Begin zestiger jaren werd het schip toegevoegd aan de visserijinspectie op de Noordzee en ging na onderhoud op 2 april 1965 in conservatie.
Op 3 maart 1969 werd het schip weer in dienst gesteld en bracht op 14 en 15 juni ZKH Prins Claus naar de vissersvloot waar hij overstapte op het hospitaalkerkschip De Hoop.
Van 19 tot 22 september werd een bezoek gebracht aan Tromsø, waar een aantal ijsbeeronderzoekers werd opgehaald die een paar jaar op Spitsbergen hadden gewerkt.
In de loop der jaren heeft het schip aan vele oefeningen deelgenomen, waarbij talloze buitenlandse havens werden bezocht.
Op 29 november 1977 werd Hr.Ms. Vos voor de laatste maal uit dienst gesteld en op 1 januari 1985 uit de sterkte afgevoerd.
Op 30 juni 1987 werd het schip tezamen met de zusterschepen Panter, Hermelijn en Jaguar in één koop voor ƒ 164.096,- voor sloop verkocht aan de firma Heuvelman B.V. te Veenendaal.
.
op stapel gezet : 3 augustus 1952 als PCE 1606
te water gelaten : 1 mei 1954
in dienst gesteld : 2 december 1954 te Boston
naamsein : F 820
Tot 16 december werd aandacht besteed aan gereedmaken van het schip en proeftochten, waarop naar Newport werd gestoomd voor proefnemingen. Op 20 december vertrok men naar Norfolk, waar van 22 december tot 17 januari 1955 cursussen werden gevolgd, met aansluitend tot 4 februari een onderhoudsperiode bij de Norfolk Naval Yard. Van 10 tot 14 februari werd Washington bezocht, waarna het schip in gereedheid werd gebracht voor de thuisreis. Tezamen met de mijnenvegers Onvermoeid en Onbevreesd werd op 21 februari vertrokken om via Bermuda en Ponta Delgada op 25 maart 1955 voor de eerste maal in Den Helder af te meren.
Na uitdienst te zijn gesteld lag het schip in 1956 en 1957 op de Rijkswerf in onderhoud, waarna het in reserve werd genomen.
Begin zestiger jaren werd het schip toegevoegd aan de visserijinspectie op de Noordzee en ging na onderhoud op 2 april 1965 in conservatie.
Op 3 maart 1969 werd het schip weer in dienst gesteld en bracht op 14 en 15 juni ZKH Prins Claus naar de vissersvloot waar hij overstapte op het hospitaalkerkschip De Hoop.
Van 19 tot 22 september werd een bezoek gebracht aan Tromsø, waar een aantal ijsbeeronderzoekers werd opgehaald die een paar jaar op Spitsbergen hadden gewerkt.
In de loop der jaren heeft het schip aan vele oefeningen deelgenomen, waarbij talloze buitenlandse havens werden bezocht.
Op 29 november 1977 werd Hr.Ms. Vos voor de laatste maal uit dienst gesteld en op 1 januari 1985 uit de sterkte afgevoerd.
Op 30 juni 1987 werd het schip tezamen met de zusterschepen Panter, Hermelijn en Jaguar in één koop voor ƒ 164.096,- voor sloop verkocht aan de firma Heuvelman B.V. te Veenendaal.
.