Hr.Ms. Tromp. (F 801) Loopbaan in
kort bestek.
1971.
Na veel plussen en minnen, wikken en wegen, meten, rekenen en puzzelen, werd in januari 1968 het ontwerp voor de twee geleidewapenfregatten goedgekeurd. In juli 1970 werd vervolgens aan de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen de opdracht voor de bouw gegeven.
Op 4 augustus 1971 was het dan eindelijk zover dat onder bouwnummer 344 onder grote belangstelling van de betrokken autoriteiten de kiel werd gelegd. Het zou dan nog twee jaar duren voordat het schip gedoopt kon worden.
Bijgaande foto’s geven een overzicht van de bouw.
1971.
Na veel plussen en minnen, wikken en wegen, meten, rekenen en puzzelen, werd in januari 1968 het ontwerp voor de twee geleidewapenfregatten goedgekeurd. In juli 1970 werd vervolgens aan de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen de opdracht voor de bouw gegeven.
Op 4 augustus 1971 was het dan eindelijk zover dat onder bouwnummer 344 onder grote belangstelling van de betrokken autoriteiten de kiel werd gelegd. Het zou dan nog twee jaar duren voordat het schip gedoopt kon worden.
Bijgaande foto’s geven een overzicht van de bouw.
1973.
De bouw van het schip vorderde snel, hetgeen resulteerde dat op 2 juni 1973 Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix, in aanwezigheid van talloze hoogwaardigheidsbekleders en andere autoriteiten, bouwnummer 344 ten doop hield en het schip de naam Tromp toebedeelde, ter ere van onze grote nationale zeeheld Maarten Harpertszoon Tromp, een en ander begeleid door de muzikale klanken van de Marinierskapel.
Met de doop van het schip was de eerste fase voltooid en kon het casco naar de afbouwsteiger worden verhaald. Er was echter nog heel veel werk te verrichten dat nog ongeveer anderhalf jaar zou duren voordat het schip vaargereed was.
1975.
Eindelijk is het dan zover. Het is maandag 10 maart 1975 wanneer aan boord van de Tromp de Scheldevlag in top gaat en rond het middaguur twee sleepboten vastmaken op het fregat om het de Sloehaven uit te slepen.
De bouw van het schip vorderde snel, hetgeen resulteerde dat op 2 juni 1973 Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix, in aanwezigheid van talloze hoogwaardigheidsbekleders en andere autoriteiten, bouwnummer 344 ten doop hield en het schip de naam Tromp toebedeelde, ter ere van onze grote nationale zeeheld Maarten Harpertszoon Tromp, een en ander begeleid door de muzikale klanken van de Marinierskapel.
Met de doop van het schip was de eerste fase voltooid en kon het casco naar de afbouwsteiger worden verhaald. Er was echter nog heel veel werk te verrichten dat nog ongeveer anderhalf jaar zou duren voordat het schip vaargereed was.
1975.
Eindelijk is het dan zover. Het is maandag 10 maart 1975 wanneer aan boord van de Tromp de Scheldevlag in top gaat en rond het middaguur twee sleepboten vastmaken op het fregat om het de Sloehaven uit te slepen.
Het was even een spannend moment
toen voor het eerst de trossen werden losgegooid om met een splinternieuw schip
naar zee te gaan, maar vol vertrouwen in de vakbekwaamheid van onze Zeeuwse
scheepsbouwers was dit snel vergeten. Temeer daar de kade vol stond met
uitzwaaiende familieleden en andere “afdouwers” die het schip een behouden
vaart wensten.
Eenmaal in volle zee werden de
rollen gerepeteerd en koers gezet naar Rosyth waar op zaterdag 15 maart werd
binnengelopen. Tien dagen duurde de proefvaart en met een schat aan opgedane
ervaringen en gegevens van enkele onvolkomenheden keerde men op 20 maart in de
Sloehaven terug voor verdere afmontage. De eerste werfproefvaart zat erop.
Terug bij de bouwmeester was het een drukte van belang van allerhande wervianen omdat voor 1 april (het is geen mop) de belangrijkste zaken gereed moesten zijn wegens het vertrek naar Den Helder. Tevens viel er moeilijk te leven aan boord tussen al die herrie en stofbende.
Ondanks het vroege tijdstip van aankomst op de marinebasis was het een drukte van belang en bij veel kijkers was het “waterhoofd” gespreksstof nummer één. De latere benaming werd simpelweg “Kojak” naar de bekende kale filmster met zijn lolly.
Op vrijdag 11 april begon de tweede proefvaart. Nauwelijks in open zee begon het beproevingsprogramma waarbij de voortstuwingsinstallatie centraal stond. Via het Nauw van Calais ging het zuidwaarts om over de Noise Range bij Portland te varen en werd de eerste oefening uitgevoerd met de Britse partner HMS Sheffield.
En dan is daar ineens maandag 14 april, een dag die eigenlijk in de historie van de Tromp opgenomen dient te worden. Een camera, een statief, een video, een microfoon en een presentator, en daar is plotseling het “Tromp Zjoernaal” met het scheepsnieuws, een dag later aangevuld met het meest besproken Nederlandse onderwerp het: weerbericht. Misschien dacht men wat ze in Hilversum kunnen, kunnen wij ook. Het groeide uit tot een onmisbaar onderdeel van het leven aan boord van een schip waar dagelijks naar werd uitgekeken met daarin naast de scheepsarts, gasten van naam zoals bijvoorbeeld minister Vredeling en andere genodigden.
Het hele scala aan apparatuur werd nu aan de tand gevoeld en al testende koers gezet in de richting van het Noorse Kristiansand waar op zaterdag 26 april werd afgemeerd. Mede door het fraaie weer werd dit bezoek een groot succes en werd er een uitgebreid ontspanningsprogramma gepresenteerd.
Na de olievoorraad op peil te hebben gebracht werd op maandag weer naar zee gegaan om Koninginnedag op zee te vieren, maar op 1 mei was Haaksonvern aan de beurt om de olievoorraad weer aan te vullen. Dit was nodig om in de Bjornefjord de gemeten mijl te varen dat een hoog brandstofverbruik tot gevolg had dat opnieuw in Haaksonvern werd aangevuld. Fraaie plaatjes waren het beeld van het varen door de Noorse fjorden, maar het mooiste kwam op 7 mei met een tocht door de fjorden toen alle proefnemingen bijzonder goed geslaagd waren. Tijdens deze trip snorden de vele filmcamera’s en klikten de sluiters van de fototoestellen.
Ook Stavanger werd met een bezoek vereerd, waarna naar Schotland koers werd gezet voor een ontmoeting met de onderzeebootjager Hr.Ms. Holland.
De Pinksterdagen werden in de thuishaven doorgebracht en op 20 mei werd aan het tweede gedeelte van deze proeftocht begonnen die naar warmere streken zou voeren. Gedurende de overtocht werd de 3-D-radar, Daisy, de Tartar en de WM-25-radar getest, trillingsmetingen gedaan en de gasdichtheid van het schip beproefd, dit alles onder het wakend toezicht van meevarende technici van De Scheldewerf.
Santa Cruz op de Canarische Eilanden werd de eerste aanloophaven waar het erg gezellig was en niet duur. Het bezoek duurde maar twee dagen want Dakar in Senegal lag in het verschiet en nu kon in deze warme streken de airconditioning worden uitgetest. Op zaterdag 31 mei werd in Dakar afgemeerd na de passage van het eiland Ile de Goeree, een naam die bekend in de oren klinkt. Dat klopte ook wel want onze verre voorouders waren zo vriendelijk hier een depot van negerslaven aan te leggen.
Meteen na binnenkomst was het tropendienst geblazen en de snelste passagiers maakten al ras kennis met “very cheap”, ”very low price” voor allerhande “unieke” han-delswaren.
De Hollandse kololie stond klaar voor het aanbieden van ontspanning, want in “donker Afrika” valt heus nog wel wat te zien en te beleven.
Na Dakar werd nogmaals een stuk zuidelijker gekoerst en het kleurenschema drastisch op peil gebracht, waarna opnieuw een korte stop in Dakar volgde om de olie voorraad aan te vullen. Na het vertrek werd een noordelijke koers aangehouden dat gepaard ging met het verslechteren van het weer, maar ondanks windkracht zes tot zeven werd met volle kracht recht tegen het zeetje in gevaren en dat bewees eens temeer dat de Tromp een goed zeewaardig schip was.
Tijdens de vaart naar het noorden werd door de Schelde ter afsluiting van de uiterst succesvolle proefvaart een feestmaaltijd aangeboden met welgeteld 84 schalen met de lekkerste gerechten zoals zalm, verse gerookte speenvarken, rosbief, kreeft, krab en salades, kortom teveel om op te noemen.
Om olie te laden werd even voorbij de bekende Doca de Marinha in Lissabon afgemeerd waar het erg warm was en het schip overdekt raakte met lieveheersbeestjes. De volgende dag werd weer vertrokken richting Holland om onderweg nog wat testen uit te voeren zoals bijvoorbeeld na het passeren van Het Kanaal de 12 centimeter batterij terwijl het schip volle kracht liep. Het gevolg was dat de “kanonnenboeren” een hoop herrie maakten en wat schade aan de dekhuizen en de 3-D-radar veroorzaakten. Hiermee verband houdende werd besloten niet naar Den Helder, maar naar Vlissingen te gaan, waarmee een einde kwam aan de tweede proefvaart. Het was inmiddels tijd geworden om met zomerverlof te gaan, waarmee tevens het lawaai van de wervianen werd ontlopen. Toen van dit alles het einde in zicht kwam werd op 30 september het systeem Daisy officieel overgedragen en werd hiermee operationeel.
Terug bij de bouwmeester was het een drukte van belang van allerhande wervianen omdat voor 1 april (het is geen mop) de belangrijkste zaken gereed moesten zijn wegens het vertrek naar Den Helder. Tevens viel er moeilijk te leven aan boord tussen al die herrie en stofbende.
Ondanks het vroege tijdstip van aankomst op de marinebasis was het een drukte van belang en bij veel kijkers was het “waterhoofd” gespreksstof nummer één. De latere benaming werd simpelweg “Kojak” naar de bekende kale filmster met zijn lolly.
Op vrijdag 11 april begon de tweede proefvaart. Nauwelijks in open zee begon het beproevingsprogramma waarbij de voortstuwingsinstallatie centraal stond. Via het Nauw van Calais ging het zuidwaarts om over de Noise Range bij Portland te varen en werd de eerste oefening uitgevoerd met de Britse partner HMS Sheffield.
En dan is daar ineens maandag 14 april, een dag die eigenlijk in de historie van de Tromp opgenomen dient te worden. Een camera, een statief, een video, een microfoon en een presentator, en daar is plotseling het “Tromp Zjoernaal” met het scheepsnieuws, een dag later aangevuld met het meest besproken Nederlandse onderwerp het: weerbericht. Misschien dacht men wat ze in Hilversum kunnen, kunnen wij ook. Het groeide uit tot een onmisbaar onderdeel van het leven aan boord van een schip waar dagelijks naar werd uitgekeken met daarin naast de scheepsarts, gasten van naam zoals bijvoorbeeld minister Vredeling en andere genodigden.
Het hele scala aan apparatuur werd nu aan de tand gevoeld en al testende koers gezet in de richting van het Noorse Kristiansand waar op zaterdag 26 april werd afgemeerd. Mede door het fraaie weer werd dit bezoek een groot succes en werd er een uitgebreid ontspanningsprogramma gepresenteerd.
Na de olievoorraad op peil te hebben gebracht werd op maandag weer naar zee gegaan om Koninginnedag op zee te vieren, maar op 1 mei was Haaksonvern aan de beurt om de olievoorraad weer aan te vullen. Dit was nodig om in de Bjornefjord de gemeten mijl te varen dat een hoog brandstofverbruik tot gevolg had dat opnieuw in Haaksonvern werd aangevuld. Fraaie plaatjes waren het beeld van het varen door de Noorse fjorden, maar het mooiste kwam op 7 mei met een tocht door de fjorden toen alle proefnemingen bijzonder goed geslaagd waren. Tijdens deze trip snorden de vele filmcamera’s en klikten de sluiters van de fototoestellen.
Ook Stavanger werd met een bezoek vereerd, waarna naar Schotland koers werd gezet voor een ontmoeting met de onderzeebootjager Hr.Ms. Holland.
De Pinksterdagen werden in de thuishaven doorgebracht en op 20 mei werd aan het tweede gedeelte van deze proeftocht begonnen die naar warmere streken zou voeren. Gedurende de overtocht werd de 3-D-radar, Daisy, de Tartar en de WM-25-radar getest, trillingsmetingen gedaan en de gasdichtheid van het schip beproefd, dit alles onder het wakend toezicht van meevarende technici van De Scheldewerf.
Santa Cruz op de Canarische Eilanden werd de eerste aanloophaven waar het erg gezellig was en niet duur. Het bezoek duurde maar twee dagen want Dakar in Senegal lag in het verschiet en nu kon in deze warme streken de airconditioning worden uitgetest. Op zaterdag 31 mei werd in Dakar afgemeerd na de passage van het eiland Ile de Goeree, een naam die bekend in de oren klinkt. Dat klopte ook wel want onze verre voorouders waren zo vriendelijk hier een depot van negerslaven aan te leggen.
Meteen na binnenkomst was het tropendienst geblazen en de snelste passagiers maakten al ras kennis met “very cheap”, ”very low price” voor allerhande “unieke” han-delswaren.
De Hollandse kololie stond klaar voor het aanbieden van ontspanning, want in “donker Afrika” valt heus nog wel wat te zien en te beleven.
Na Dakar werd nogmaals een stuk zuidelijker gekoerst en het kleurenschema drastisch op peil gebracht, waarna opnieuw een korte stop in Dakar volgde om de olie voorraad aan te vullen. Na het vertrek werd een noordelijke koers aangehouden dat gepaard ging met het verslechteren van het weer, maar ondanks windkracht zes tot zeven werd met volle kracht recht tegen het zeetje in gevaren en dat bewees eens temeer dat de Tromp een goed zeewaardig schip was.
Tijdens de vaart naar het noorden werd door de Schelde ter afsluiting van de uiterst succesvolle proefvaart een feestmaaltijd aangeboden met welgeteld 84 schalen met de lekkerste gerechten zoals zalm, verse gerookte speenvarken, rosbief, kreeft, krab en salades, kortom teveel om op te noemen.
Om olie te laden werd even voorbij de bekende Doca de Marinha in Lissabon afgemeerd waar het erg warm was en het schip overdekt raakte met lieveheersbeestjes. De volgende dag werd weer vertrokken richting Holland om onderweg nog wat testen uit te voeren zoals bijvoorbeeld na het passeren van Het Kanaal de 12 centimeter batterij terwijl het schip volle kracht liep. Het gevolg was dat de “kanonnenboeren” een hoop herrie maakten en wat schade aan de dekhuizen en de 3-D-radar veroorzaakten. Hiermee verband houdende werd besloten niet naar Den Helder, maar naar Vlissingen te gaan, waarmee een einde kwam aan de tweede proefvaart. Het was inmiddels tijd geworden om met zomerverlof te gaan, waarmee tevens het lawaai van de wervianen werd ontlopen. Toen van dit alles het einde in zicht kwam werd op 30 september het systeem Daisy officieel overgedragen en werd hiermee operationeel.
Vrijdag 3 oktober is dan
eindelijk aangebroken. Van heinde en verre komen hoge autoriteiten, genodigden
en familieleden naar Vlissingen en is iedereen in nette kleding gestoken. Voor
de tribune staat de Marinierskapel aangetreden die de hen toevertrouwde
vrolijke klanken laat horen. De ene na de andere spreker voert het woord en dan
klinkt het signaal “Jongens bij de vlag”. De gewapende wacht treedt aan, de
vlag, geus en commandovlag van de BDZ worden gehesen en klinkt het Wilhelmus.
Het geweer wordt gepresenteerd en iedere militair salueert als statig de vlag
omhoog gaat. De Tromp is Hr.Ms. Tromp geworden en officieel aan de vloot van de
Koninklijke marine toegevoegd. Er volgen nog enkele toespraken en dan is het
tijd voor de felicitaties en het overhandigen van geschenken. Eén daarvan is
een complete video opname set plus afspeelapparatuur dat door de vice-president
van het Rijn Schelde Verolme Concern wordt aangeboden namens het Nederlandse
bedrijfsleven. Het “Tromp Zjoernaal” kan een meer professioneler
vervolg krijgen. De oude spullen kunnen nu naar het zusterschip Hr.Ms. De Ruyter.
Nog ruim een week bleef het schip bij de werf liggen om de laatste restpunten uit te voeren. Op donderdag 15 oktober komt het schip dan voor de eerste maal officieel als Hr.Ms. Tromp in Den Helder binnen waar het een warm welkom kreeg. Het afschieten van lichtkogels, rubberboten, waterkanons, stoomfluiten en een fly-past maakten het spektakel compleet en de commandant ontving het volgende seintje:
“At last after hopies of rompslomp
we now welcome our fine brandnew Tromp.
She may look like Kojak in tightfitting pooljek.
but her enemy’s all go in the plomp”.
Nog ruim een week bleef het schip bij de werf liggen om de laatste restpunten uit te voeren. Op donderdag 15 oktober komt het schip dan voor de eerste maal officieel als Hr.Ms. Tromp in Den Helder binnen waar het een warm welkom kreeg. Het afschieten van lichtkogels, rubberboten, waterkanons, stoomfluiten en een fly-past maakten het spektakel compleet en de commandant ontving het volgende seintje:
“At last after hopies of rompslomp
we now welcome our fine brandnew Tromp.
She may look like Kojak in tightfitting pooljek.
but her enemy’s all go in the plomp”.
Dertien dagen lang bleef het
schip langs de wal liggen waarin vele nieuwsgierige bezoekers haring of kuit wilden weten. Doch
op maandag 27 oktober werd naar zee vertrokken en volgde de eerste deklanding
van de Wasp helikopter door de commandant van squadron 860 en zoals
gebruikelijk kreeg hij een taart aangeboden. In zee werden tijdens het landen
van de heli metingen verricht en op donderdag lag het schip weer tegen de wal
om olie te laden en enkele opstappers te wisselen, maar de volgende dag, nadat
de mist was opgetrokken, omspoelden de golven de romp weer voor het uitvoeren
van een aantal testprogramma’s.
Op vrijdag 7 november kwam Z.K.H.
Prins Claus per Wasp helikoper een werkbezoek aan boord brengen en was erg onder
de indruk van het nieuwe schip. Toen in de namiddag in Den Helder werd
afgemeerd ging hij weer van boord.
Op 24 november werd weer naar zee gegaan met de CZM, schout-bij-nacht Rambonnet aan boord die een praatje voor de scheeps-TV hield. De volgende dag ging hij weer van boord en al opwerkende en testende werd koers gezet naar Wilhelmshaven onder het genot van een leuk stormpje. Dit was echter een tevergeefse test van Aeolus, de koning der winden, die wou weten of de Tromp wel zeewaardig was.
Eenmaal afgemeerd in de haven van onze oosterburen was de Wilhelmshavener Zeitung bereid een hele pagina aan het bezoek te besteden. Hier werd het schip gedemagnetiseerd en waren de vriendelijkheden niet van de lucht. Tijdens de party’s werd druk gebruik gemaakt van “Mompelwater” (Trompiaans voor Jonge Jenever).
Dinsdag 2 december werd Wilhelmshaven verlaten om de volgende dag weer in de thuishaven af te meren waar voorbereidingen werden getroffen voor de ontvangst van de Goedheiligman met zijn gevolg. Zelfs de commandant werd op het matje geroepen en kreeg, in tegenstelling tot een vermaning, een eigengebouwde radio- en platenspeler apparatuur aangeboden die de naam “Radio Pink Panter” kreeg toebedeeld. Het werd een leuk feest met een aantal bekende steken onder water.
Inmiddels was de kernbemanning alvast met voorverlof gegaan en werden wat zaken geregeld voor het vertrek naar Vlissingen dat voor 19 december op het programma stond. In IJmuiden werden enkele regeringsfunctionarissen aan boord genomen om de tocht naar de Zeeuwse hoofdstad mee te maken. Eenmaal bij de werf De Schelde afgemeerd overstroomden de wervianen het schip en toen de kernbemanning de boel had overgenomen trok iedereen rap aan z’n stutten om met winterverlof te gaan.
1976.
Het nieuwe jaar begon letterlijk en figuurlijk nogal stormachtig. Op 12 januari was iedereen weer aan boord terug. In snel tempo werd een diesel vervangen en tussen alle werkzaamheden van de werf door werden voorbereidingen getroffen voor een opwerkperiode bij de FOST in Portland.
Na opgetopt te zijn met onder andere 170 vaten bier, dit is in totaal 8.500 liter, en alles nog eens extra was nagelopen, werd het op vrijdag 23 januari de hoogste tijd om naar zee te gaan.
Bij het begin op dinsdag 27 januari nam de Flag Officer Sea Training alle mogelijke middelen te baat om schip en bemanning te martelen en uit te wringen, althans dat dachten zij, doch zij hadden buiten de waard gerekend, want toen op vrijdag 6 februari aan deze opwerkperiode een einde kwam was een “met goed gevolg geslaagd” het resultaat. Met de plaat “The Last Farewell” van Roger Whiteakker werd afscheid genomen en tevreden Portland de rug toegekeerd. Hr.Ms. Tromp was volledig operationeel inzetbaar en berekend voor haar taak!
De koers werd nu naar het zuiden gericht en bij uitzondering liet de Golf van Biskaje zich deze keer van haar vriendelijke zijde zien. De stemming was opperbest aan boord en de eerste durfal waagde zich aan dek uit de wind in het zonnetje.
Op maandag 9 februari kwam het eskader in zicht waar rendez-vous mee werd gemaakt. Hierbij zou de Tromp tot 26 maart bij ingedeeld blijven.
De eskadercommandant had een overladen oefenprogramma in petto en reeds op dinsdag waren er schietoefeningen op drones, radiografisch bestuurbare vliegtuigjes. Nadat de andere schepen hun kruit hadden verschoten was de Tromp aan de beurt. Reeds bij het eerste schot vloog het ding aan flarden en was het einde oefening!
In Gibraltar was het lekker weer om te gaan stappen, waarbij de taxfree shops in Mainstreet flinke omzetten maakten en ook Apes Den in de belangstelling stond.
In dit weekeinde kwam de eskadercommandant, schout bij nacht van Beek, met zijn staf aan boord en werd de Tromp vlaggeschip van het eskader.
Op maandag begon het lieve leventje van oefenen weer. Richtoefeningen, onderzeebootbestrijdingsoefeningen en ook testvluchten met de heli. Deze werd zelfs ingeschakeld om laat in de avond de minister van defensie Vredeling aan boord te zetten die het spektakel van nabij wilde meemaken en zich liet overhalen voor een interview in de boord TV-studio.
Na een week lang ploeteren werd opnieuw Gibraltar bezocht om even lekker te ontspannen. Niet alleen uitstapjes en flaneren langs de kroegjes en winkeltjes, maar vooral veel sportwedstrijden kregen de aandacht.
Op 28 februari werd het carnaval aan boord gevierd en maakte de scheepsband zijn debuut die kort tevoren in de scheepskrant de naam “De Stoned Spiders” ten doop had gehouden. Maar ook aan deze oefenperiode kwam een einde. Moe maar voldaan en een heleboel geleerd meerde de Tromp als eerste (privilege) eskaderschip op vrijdag 5 maart weer in de thuishaven af. Meteen was het een drukte van belang want er moest victualie geladen worden omdat op maandag 8 maart weer vertrokken zou worden. Maar toch konden de vrij van wacht zijnde sloffers met weekend verlof.
Het oefenreisje met het eskader dat nu volgde zou maar drie weken duren. Er werd koers gezet naar de Plymouth-area waar weer het een en ander uit de kast werd gehaald. Het overgeven van lasten (personen), (ook per helikopter) en een nachtelijke ontmoetingsoefening werden afgewerkt.
Op 2 april was er een varende ouderdag met buiten de bemanning om zo’n 1.200 gasten die allemaal genoten van de koffie, de nasi en snert en het uitgebreide programma, zodat ook dit succesvol werd afgesloten.
Na het weekend werd er weer geoefend en Plymouth bezocht dat bij ons beter bekend is onder de naam “Pleimuiden”. Ook het Franse Brest werd aangelopen waar weinig te beleven viel omdat het Engels ons beter ligt dan het Frans, dus de contacten met de Franse deernen op een laag pitje stonden.
Eenmaal in de thuishaven teruggekeerd nam op vrijdag 9 april de commandant, KTZ J.D. Backer afscheid van het schip dat hij vanaf de beginfase had geleid en werd opgevolgd door KTZ. J.H.B. Hulshof. Hij had van diverse groepen van de bemanning cadeaus ontvangen en wilde ook iets terugdoen. Dit werden een aantal gezelschapsspelen waar grote behoefte aan was.
Na het weekeinde kwamen zeekaarten en grote hoeveelheden victualiën aan boord. Magazijnartikelen en de reddingsvlotten werden vernieuwd en waren er enkele mutaties. Dit alles was ter voorbereiding op de grote reis naar de andere zijde van de Atlantische Oceaan dat een hoogtepunt zou worden.
Op dinsdag 20 april was het dan zover. Als iedereen aan boord is gaan om twee uur in de middag de trossen los en worden de uitzwaaiers alsmaar kleiner. Het doel van de reis is tweeledig: de geleidewapensystemen moeten worden geladen en uitgetest en daarnaast is de aanwezigheid bij de Bicentennial belangrijk, de viering van het 200-jarig bestaan van de Verenigde Staten van Amerika als onafhankelijke staat.
Eenmaal in zee werd zoals gebruikelijk begonnen met een aantal oefeningen en daarbij door Het Kanaal gekoerst en op donderdag het meest zuidwestelijke puntje van Engeland, Lands End gepasseerd. Er werd een noordelijke koers aangehouden langs de grootcirkel (zie bijgaande routekaart) omdat dit de kortste route was en mede gelet op het brandstofverbruik. In het “Tromp Zjoernaal” werd uitgelegd dat de ontmoeting met een ijsberg vrij klein is dat de meeste opvarenden misschien jammer vinden, maar de commandant beslist niet.
Op zondagmiddag verslechterde het weer, de wind nam in kracht toe en het regende. Zodoende werden de sportwedstrijden op het helidek afgelast. De volgende dag werd een ballon opgelaten gevuld met waterstof waaraan een grote radarreflector en een sonde hangt waarin een zendertje zit. De gegevens worden aan boord ontvangen en de vuurleidingradar en 3-D kunnen de ballon op 20 kilometer hoogte volgen die dan zo’n 80 mijl is verwijderd. Niemand zal ooit weten wanneer, waar en hoe hoog het ding geklapt is.
Op 24 november werd weer naar zee gegaan met de CZM, schout-bij-nacht Rambonnet aan boord die een praatje voor de scheeps-TV hield. De volgende dag ging hij weer van boord en al opwerkende en testende werd koers gezet naar Wilhelmshaven onder het genot van een leuk stormpje. Dit was echter een tevergeefse test van Aeolus, de koning der winden, die wou weten of de Tromp wel zeewaardig was.
Eenmaal afgemeerd in de haven van onze oosterburen was de Wilhelmshavener Zeitung bereid een hele pagina aan het bezoek te besteden. Hier werd het schip gedemagnetiseerd en waren de vriendelijkheden niet van de lucht. Tijdens de party’s werd druk gebruik gemaakt van “Mompelwater” (Trompiaans voor Jonge Jenever).
Dinsdag 2 december werd Wilhelmshaven verlaten om de volgende dag weer in de thuishaven af te meren waar voorbereidingen werden getroffen voor de ontvangst van de Goedheiligman met zijn gevolg. Zelfs de commandant werd op het matje geroepen en kreeg, in tegenstelling tot een vermaning, een eigengebouwde radio- en platenspeler apparatuur aangeboden die de naam “Radio Pink Panter” kreeg toebedeeld. Het werd een leuk feest met een aantal bekende steken onder water.
Inmiddels was de kernbemanning alvast met voorverlof gegaan en werden wat zaken geregeld voor het vertrek naar Vlissingen dat voor 19 december op het programma stond. In IJmuiden werden enkele regeringsfunctionarissen aan boord genomen om de tocht naar de Zeeuwse hoofdstad mee te maken. Eenmaal bij de werf De Schelde afgemeerd overstroomden de wervianen het schip en toen de kernbemanning de boel had overgenomen trok iedereen rap aan z’n stutten om met winterverlof te gaan.
1976.
Het nieuwe jaar begon letterlijk en figuurlijk nogal stormachtig. Op 12 januari was iedereen weer aan boord terug. In snel tempo werd een diesel vervangen en tussen alle werkzaamheden van de werf door werden voorbereidingen getroffen voor een opwerkperiode bij de FOST in Portland.
Na opgetopt te zijn met onder andere 170 vaten bier, dit is in totaal 8.500 liter, en alles nog eens extra was nagelopen, werd het op vrijdag 23 januari de hoogste tijd om naar zee te gaan.
Bij het begin op dinsdag 27 januari nam de Flag Officer Sea Training alle mogelijke middelen te baat om schip en bemanning te martelen en uit te wringen, althans dat dachten zij, doch zij hadden buiten de waard gerekend, want toen op vrijdag 6 februari aan deze opwerkperiode een einde kwam was een “met goed gevolg geslaagd” het resultaat. Met de plaat “The Last Farewell” van Roger Whiteakker werd afscheid genomen en tevreden Portland de rug toegekeerd. Hr.Ms. Tromp was volledig operationeel inzetbaar en berekend voor haar taak!
De koers werd nu naar het zuiden gericht en bij uitzondering liet de Golf van Biskaje zich deze keer van haar vriendelijke zijde zien. De stemming was opperbest aan boord en de eerste durfal waagde zich aan dek uit de wind in het zonnetje.
Op maandag 9 februari kwam het eskader in zicht waar rendez-vous mee werd gemaakt. Hierbij zou de Tromp tot 26 maart bij ingedeeld blijven.
De eskadercommandant had een overladen oefenprogramma in petto en reeds op dinsdag waren er schietoefeningen op drones, radiografisch bestuurbare vliegtuigjes. Nadat de andere schepen hun kruit hadden verschoten was de Tromp aan de beurt. Reeds bij het eerste schot vloog het ding aan flarden en was het einde oefening!
In Gibraltar was het lekker weer om te gaan stappen, waarbij de taxfree shops in Mainstreet flinke omzetten maakten en ook Apes Den in de belangstelling stond.
In dit weekeinde kwam de eskadercommandant, schout bij nacht van Beek, met zijn staf aan boord en werd de Tromp vlaggeschip van het eskader.
Op maandag begon het lieve leventje van oefenen weer. Richtoefeningen, onderzeebootbestrijdingsoefeningen en ook testvluchten met de heli. Deze werd zelfs ingeschakeld om laat in de avond de minister van defensie Vredeling aan boord te zetten die het spektakel van nabij wilde meemaken en zich liet overhalen voor een interview in de boord TV-studio.
Na een week lang ploeteren werd opnieuw Gibraltar bezocht om even lekker te ontspannen. Niet alleen uitstapjes en flaneren langs de kroegjes en winkeltjes, maar vooral veel sportwedstrijden kregen de aandacht.
Op 28 februari werd het carnaval aan boord gevierd en maakte de scheepsband zijn debuut die kort tevoren in de scheepskrant de naam “De Stoned Spiders” ten doop had gehouden. Maar ook aan deze oefenperiode kwam een einde. Moe maar voldaan en een heleboel geleerd meerde de Tromp als eerste (privilege) eskaderschip op vrijdag 5 maart weer in de thuishaven af. Meteen was het een drukte van belang want er moest victualie geladen worden omdat op maandag 8 maart weer vertrokken zou worden. Maar toch konden de vrij van wacht zijnde sloffers met weekend verlof.
Het oefenreisje met het eskader dat nu volgde zou maar drie weken duren. Er werd koers gezet naar de Plymouth-area waar weer het een en ander uit de kast werd gehaald. Het overgeven van lasten (personen), (ook per helikopter) en een nachtelijke ontmoetingsoefening werden afgewerkt.
Op 2 april was er een varende ouderdag met buiten de bemanning om zo’n 1.200 gasten die allemaal genoten van de koffie, de nasi en snert en het uitgebreide programma, zodat ook dit succesvol werd afgesloten.
Na het weekend werd er weer geoefend en Plymouth bezocht dat bij ons beter bekend is onder de naam “Pleimuiden”. Ook het Franse Brest werd aangelopen waar weinig te beleven viel omdat het Engels ons beter ligt dan het Frans, dus de contacten met de Franse deernen op een laag pitje stonden.
Eenmaal in de thuishaven teruggekeerd nam op vrijdag 9 april de commandant, KTZ J.D. Backer afscheid van het schip dat hij vanaf de beginfase had geleid en werd opgevolgd door KTZ. J.H.B. Hulshof. Hij had van diverse groepen van de bemanning cadeaus ontvangen en wilde ook iets terugdoen. Dit werden een aantal gezelschapsspelen waar grote behoefte aan was.
Na het weekeinde kwamen zeekaarten en grote hoeveelheden victualiën aan boord. Magazijnartikelen en de reddingsvlotten werden vernieuwd en waren er enkele mutaties. Dit alles was ter voorbereiding op de grote reis naar de andere zijde van de Atlantische Oceaan dat een hoogtepunt zou worden.
Op dinsdag 20 april was het dan zover. Als iedereen aan boord is gaan om twee uur in de middag de trossen los en worden de uitzwaaiers alsmaar kleiner. Het doel van de reis is tweeledig: de geleidewapensystemen moeten worden geladen en uitgetest en daarnaast is de aanwezigheid bij de Bicentennial belangrijk, de viering van het 200-jarig bestaan van de Verenigde Staten van Amerika als onafhankelijke staat.
Eenmaal in zee werd zoals gebruikelijk begonnen met een aantal oefeningen en daarbij door Het Kanaal gekoerst en op donderdag het meest zuidwestelijke puntje van Engeland, Lands End gepasseerd. Er werd een noordelijke koers aangehouden langs de grootcirkel (zie bijgaande routekaart) omdat dit de kortste route was en mede gelet op het brandstofverbruik. In het “Tromp Zjoernaal” werd uitgelegd dat de ontmoeting met een ijsberg vrij klein is dat de meeste opvarenden misschien jammer vinden, maar de commandant beslist niet.
Op zondagmiddag verslechterde het weer, de wind nam in kracht toe en het regende. Zodoende werden de sportwedstrijden op het helidek afgelast. De volgende dag werd een ballon opgelaten gevuld met waterstof waaraan een grote radarreflector en een sonde hangt waarin een zendertje zit. De gegevens worden aan boord ontvangen en de vuurleidingradar en 3-D kunnen de ballon op 20 kilometer hoogte volgen die dan zo’n 80 mijl is verwijderd. Niemand zal ooit weten wanneer, waar en hoe hoog het ding geklapt is.
Dan raken plotseling de Tyne
turbines voor de kruisvaart defect en is er voor de heren van de technische
dienst weer werk aan de winkel. Op zich geen probleem want er wordt overgegaan
op de Olympus turbines, terwijl intussen de wind toeneemt tot kracht 9. Het
vliegen gaat dus niet door. Gelukkig klaart het weer op het laatste gedeelte
van het traject iets op en nadat naar het zuiden wordt afgebogen verlaat het
schip de depressie, maar zit nog steeds in de koude golfstroom en er valt zelfs
een beetje sneeuw.
Wanneer op donderdag 29 april eindelijk de kust in zicht komt is het weer helemaal opgeklaard en schijnt er een zwak zonnetje. Dan passeert het schip de brug over de Chesapeak Bay en klinkt de saluutbatterij over het water voor de Amerikaanse vlag en voor de admiraal in Norfolk. In deze marinebasis wemelt het van de oorlogsschepen waar om 11 uur tegenover het gastschip USS Daniels wordt afgemeerd. Wanneer de volgende dag Koninginnedag wordt gevierd vlaggen alle aanwezige schepen van top en zijn gepavoiseerd.
Het gastschip heeft een flink ontspanningsprogramma te bieden waar dankbaar gebruik van wordt gemaakt. En dan is het ineens maandagmorgen en wordt overgegaan op tropendienst en tropentenue. Het is even lachen geblazen wanneer de bleke knieën tevoorschijn komen.
Op woensdagmorgen vroeg werd Norfolk verlaten om via de Yorkriver naar Yorktown te varen voor het laden van geleidewapens. Daar ligt voor zeven stuivers aan gevaarlijk speelgoed en daarom wordt er een strikt rookverbod gehandhaafd. Even in de middag is alles aan boord en wordt naar zee vertrokken om op 6 mei richtoefeningen te houden op een Amerikaans vliegtuig. De koers is parallel aan de Amerikaanse kust naar Charleston waar op vrijdag werd afgemeerd Het is er erg heet, maar dat verhindert niet de stijve spieren los te maken.
Op maandagmorgen is Charleston weer verleden tijd en worden de mouwen weer opgestroopt.
De volgende dag wordt een omgeslagen sportvisbootje ontdekt dat gebruikt wordt voor de grotere soorten. Er hangt een vliegtuig in de lucht op zoek naar drenkelingen. De rubberboot met duikers gaat te water en even later is het registratienummer ontdekt en na een seintje naar de wal blijkt dat de opvarenden zich al aan de wal bevinden. Aan het eind van de middag arriveert een bootje van de kustwacht die het wrak op sleeptouw wil nemen, doch eerst zal het bootje weer overeind moeten komen. Ondanks de aanwezigheid van een nieuwsgierige haai, lukt dit wanneer de duikers twee trossen vastmaken en met behulp van het ankerspil en ellebogenstoom komt het bootje weer recht te liggen. Pompen doen de rest en dan kan het worden weggesleept.
Iedereen aan boord voelt de heftige schok wanneer het schip de Kreeftskeerkring passeert en dat betekent dat de kassa gaat rinkelen. Na schoonschip te hebben gemaakt wordt op zaterdag in het warme San Juan afgemeerd om het weekeinde door te brengen, doch op maandagmiddag ligt het schip op de marinebasis Roosevelt Roads. Wanneer de Naval Exchange geopend wordt is de afdeling sportartikelen in rap tempo door de voorraad snorkels, zwemvliezen en duikmaskers heen.
Op maandag 24 mei in alle vroegte wordt opgestoomd naar de Fire Range en om 8.40 uur gaat de eerste raket de lucht in, nauwkeurig gadegeslagen door een speciale ploeg die de gegevens registreert. Uit veiligheidsoverwegingen is er niemand aan dek, maar het Tromp Zjoernaal registreert het gebeuren eveneens en kan dus later op de dag bekeken worden. De lanceringen van de volgende dag zijn minder succesvol maar, naar later bleek, waren het overjarige raketten waar wel iets mis mee kon gaan vanwege storingen.
Op 3 juni wordt het eiland Puerto Rico definitief verlaten om noordelijk te koersen in de richting van de Amerikaanse kust. Op Pinkstermaandag 7 juni wordt bij Kaap Henelopen de loods aan boord genomen en de Delawareriver opgevaren naar Philadelphia waar in de middag vlak vooraan de stad wordt afgemeerd. Hier komt de Koninklijke marine niet zo vaak en dat bleek wel omdat de belangstelling voor het nieuwe moderne schip groot was. Aan ontspanning was geen gebrek; er was zelfs een tour naar het historische (nou ja, historisch?) gedeelte van de stad. Jawel; te voet! Doch er viel voldoende te beleven in dit stukje Amerika.
Precies een week later was het schip weer in zee om rendez-vous te maken met het eskader. Dit bestond nu uit Hr.Ms. Tromp, Holland, Zeeland, Van Nes, Van Galen en de Poolster. Meteen kwam er een heli aangevlogen met het oefenprogramma zodat niemand zich voor de rest van de week behoefde te vervelen. Ook het Britse vliegkampschip HMS Ark Royal kwam de gelederen versterken, later nog aangevuld met de Amerikaanse schepen USS Paul, USS Ingram en de onderzeeboot USS Hammerhead.
Moe gestreden werden een aantal dagen in Norfolk doorgebracht om het schip een frisser aanzien te geven als straks New York bezocht wordt.
Op zaterdag 3 juli is het dan zover. Hr.Ms. Tromp is het zesde schip van de in totaal 55 die in kiellinie de Hudsonriver opvaren. De saluutschoten donderen over het water en tegen het middaguur komt het schip vlak bij de George Washington Bridge ten anker.
De eerste passagiers lieten niet lang op zich wachten om met de sloep deze wereld metropool te gaan bezichtigen.
De volgende dag begon het echte feest voor de Amerikanen. Bij vlaggenparade ging alles wat maar kon wapperen omhoog, zelfs naast de vlag van de eskadercommandant die zich aan boord van de Tromp had ingescheept, de Bicentennial vlag. Ook kwam de BDZ nog met groot gevolg aan boord om de intocht van de Tallships te kunnen gadeslaan. Rond het middaguur staat alles volgens paradeerrol aangetreden en wordt een saluut afgegeven. Als het 21ste schot geklonken heeft gaat USS Wainwright anker op en klinken opnieuw saluutschoten over het water. Om twee uur slaat de president van de Verenigde Staten aan boord van USS Forestall twaalf glazen en worden in heel Amerika alle klokken geluid. Pas dan is de ceremonie voorbij. Doch het blijft een drukte van belang, want nu komen de Tallships er aan waarbij zich ook Hr.Ms. Urania bevindt en dat is een heel indrukwekkend gezicht. Bijna iedereen is aan dek om dit spektakel mee te maken en ook langs de oevers van de rivier ziet het zwart van de mensen. Naar schatting hebben 7 miljoen mensen zich in en rond New York verzameld om dit te kunnen aanschouwen.
Na afloop komt de Tromp met de beide jagers langs de wal te liggen en als het donker wordt gaat de contourverlichting aan. Een prachtig gezicht. Zij die geen wacht hebben gaan de stad in om te genieten van alles wat hier te beleven valt, en dat is heel wat! Ook het schip heeft aan belangstelling niet te klagen. Talloze VIP’s passeren de valreep en de party’s en ontvangsten zijn niet van de lucht, zodat er een behoorlijke wissel op het personeel van de huishoudelijke dienst werd getrokken.
Maar aan alles komt een eind, ook aan dit feestelijke bezoek aan New York, en op woensdag 7 juli gaan de trossen los en eenmaal in open zee staat de realiteit van het oefenen weer voor de deur met de koers naar Holland gericht. Onderweg hoort een van de machinisten iets vreemds aan een schroefas en wordt het schip stil gelegd. Duikers gaan te water en ontdekken dat een beschermkap op de schroefas is verdwenen en hebben een zware klus om erger te voorkomen.
Vrijdag 15 juli komt de thuishaven weer in zicht en is aan een boeiende en enerverende reis een einde gekomen. De vele foto’s en souvenirs zullen voor altijd een dankbare herinnering aan deze reis blijven.
Wanneer op donderdag 29 april eindelijk de kust in zicht komt is het weer helemaal opgeklaard en schijnt er een zwak zonnetje. Dan passeert het schip de brug over de Chesapeak Bay en klinkt de saluutbatterij over het water voor de Amerikaanse vlag en voor de admiraal in Norfolk. In deze marinebasis wemelt het van de oorlogsschepen waar om 11 uur tegenover het gastschip USS Daniels wordt afgemeerd. Wanneer de volgende dag Koninginnedag wordt gevierd vlaggen alle aanwezige schepen van top en zijn gepavoiseerd.
Het gastschip heeft een flink ontspanningsprogramma te bieden waar dankbaar gebruik van wordt gemaakt. En dan is het ineens maandagmorgen en wordt overgegaan op tropendienst en tropentenue. Het is even lachen geblazen wanneer de bleke knieën tevoorschijn komen.
Op woensdagmorgen vroeg werd Norfolk verlaten om via de Yorkriver naar Yorktown te varen voor het laden van geleidewapens. Daar ligt voor zeven stuivers aan gevaarlijk speelgoed en daarom wordt er een strikt rookverbod gehandhaafd. Even in de middag is alles aan boord en wordt naar zee vertrokken om op 6 mei richtoefeningen te houden op een Amerikaans vliegtuig. De koers is parallel aan de Amerikaanse kust naar Charleston waar op vrijdag werd afgemeerd Het is er erg heet, maar dat verhindert niet de stijve spieren los te maken.
Op maandagmorgen is Charleston weer verleden tijd en worden de mouwen weer opgestroopt.
De volgende dag wordt een omgeslagen sportvisbootje ontdekt dat gebruikt wordt voor de grotere soorten. Er hangt een vliegtuig in de lucht op zoek naar drenkelingen. De rubberboot met duikers gaat te water en even later is het registratienummer ontdekt en na een seintje naar de wal blijkt dat de opvarenden zich al aan de wal bevinden. Aan het eind van de middag arriveert een bootje van de kustwacht die het wrak op sleeptouw wil nemen, doch eerst zal het bootje weer overeind moeten komen. Ondanks de aanwezigheid van een nieuwsgierige haai, lukt dit wanneer de duikers twee trossen vastmaken en met behulp van het ankerspil en ellebogenstoom komt het bootje weer recht te liggen. Pompen doen de rest en dan kan het worden weggesleept.
Iedereen aan boord voelt de heftige schok wanneer het schip de Kreeftskeerkring passeert en dat betekent dat de kassa gaat rinkelen. Na schoonschip te hebben gemaakt wordt op zaterdag in het warme San Juan afgemeerd om het weekeinde door te brengen, doch op maandagmiddag ligt het schip op de marinebasis Roosevelt Roads. Wanneer de Naval Exchange geopend wordt is de afdeling sportartikelen in rap tempo door de voorraad snorkels, zwemvliezen en duikmaskers heen.
Op maandag 24 mei in alle vroegte wordt opgestoomd naar de Fire Range en om 8.40 uur gaat de eerste raket de lucht in, nauwkeurig gadegeslagen door een speciale ploeg die de gegevens registreert. Uit veiligheidsoverwegingen is er niemand aan dek, maar het Tromp Zjoernaal registreert het gebeuren eveneens en kan dus later op de dag bekeken worden. De lanceringen van de volgende dag zijn minder succesvol maar, naar later bleek, waren het overjarige raketten waar wel iets mis mee kon gaan vanwege storingen.
Op 3 juni wordt het eiland Puerto Rico definitief verlaten om noordelijk te koersen in de richting van de Amerikaanse kust. Op Pinkstermaandag 7 juni wordt bij Kaap Henelopen de loods aan boord genomen en de Delawareriver opgevaren naar Philadelphia waar in de middag vlak vooraan de stad wordt afgemeerd. Hier komt de Koninklijke marine niet zo vaak en dat bleek wel omdat de belangstelling voor het nieuwe moderne schip groot was. Aan ontspanning was geen gebrek; er was zelfs een tour naar het historische (nou ja, historisch?) gedeelte van de stad. Jawel; te voet! Doch er viel voldoende te beleven in dit stukje Amerika.
Precies een week later was het schip weer in zee om rendez-vous te maken met het eskader. Dit bestond nu uit Hr.Ms. Tromp, Holland, Zeeland, Van Nes, Van Galen en de Poolster. Meteen kwam er een heli aangevlogen met het oefenprogramma zodat niemand zich voor de rest van de week behoefde te vervelen. Ook het Britse vliegkampschip HMS Ark Royal kwam de gelederen versterken, later nog aangevuld met de Amerikaanse schepen USS Paul, USS Ingram en de onderzeeboot USS Hammerhead.
Moe gestreden werden een aantal dagen in Norfolk doorgebracht om het schip een frisser aanzien te geven als straks New York bezocht wordt.
Op zaterdag 3 juli is het dan zover. Hr.Ms. Tromp is het zesde schip van de in totaal 55 die in kiellinie de Hudsonriver opvaren. De saluutschoten donderen over het water en tegen het middaguur komt het schip vlak bij de George Washington Bridge ten anker.
De eerste passagiers lieten niet lang op zich wachten om met de sloep deze wereld metropool te gaan bezichtigen.
De volgende dag begon het echte feest voor de Amerikanen. Bij vlaggenparade ging alles wat maar kon wapperen omhoog, zelfs naast de vlag van de eskadercommandant die zich aan boord van de Tromp had ingescheept, de Bicentennial vlag. Ook kwam de BDZ nog met groot gevolg aan boord om de intocht van de Tallships te kunnen gadeslaan. Rond het middaguur staat alles volgens paradeerrol aangetreden en wordt een saluut afgegeven. Als het 21ste schot geklonken heeft gaat USS Wainwright anker op en klinken opnieuw saluutschoten over het water. Om twee uur slaat de president van de Verenigde Staten aan boord van USS Forestall twaalf glazen en worden in heel Amerika alle klokken geluid. Pas dan is de ceremonie voorbij. Doch het blijft een drukte van belang, want nu komen de Tallships er aan waarbij zich ook Hr.Ms. Urania bevindt en dat is een heel indrukwekkend gezicht. Bijna iedereen is aan dek om dit spektakel mee te maken en ook langs de oevers van de rivier ziet het zwart van de mensen. Naar schatting hebben 7 miljoen mensen zich in en rond New York verzameld om dit te kunnen aanschouwen.
Na afloop komt de Tromp met de beide jagers langs de wal te liggen en als het donker wordt gaat de contourverlichting aan. Een prachtig gezicht. Zij die geen wacht hebben gaan de stad in om te genieten van alles wat hier te beleven valt, en dat is heel wat! Ook het schip heeft aan belangstelling niet te klagen. Talloze VIP’s passeren de valreep en de party’s en ontvangsten zijn niet van de lucht, zodat er een behoorlijke wissel op het personeel van de huishoudelijke dienst werd getrokken.
Maar aan alles komt een eind, ook aan dit feestelijke bezoek aan New York, en op woensdag 7 juli gaan de trossen los en eenmaal in open zee staat de realiteit van het oefenen weer voor de deur met de koers naar Holland gericht. Onderweg hoort een van de machinisten iets vreemds aan een schroefas en wordt het schip stil gelegd. Duikers gaan te water en ontdekken dat een beschermkap op de schroefas is verdwenen en hebben een zware klus om erger te voorkomen.
Vrijdag 15 juli komt de thuishaven weer in zicht en is aan een boeiende en enerverende reis een einde gekomen. De vele foto’s en souvenirs zullen voor altijd een dankbare herinnering aan deze reis blijven.
Van 3 tot 7 juli 1976 heeft het
eskader, bestaande uit Hr.Ms. Tromp, Holland, Zeeland, Van Nes, Van Galen,
Dolfijn en Poolster, onder commando van schout-bij-nacht H.L. van Beek, een
bezoek gebracht aan New York ter gelegenheid van de viering van de
“Bicentennial”. In New York werd het eskader “versterkt” door Hr.Ms. Urania
onder commando van KLTZ. F.J.T. Reedeker, welk schip deelnam aan de Transatlantic
Race van de Sail Training Association. Het vlootverband mocht in Amerika Mr.
J.M.A.H. Luns, de secretaris-generaal van de NAVO, James W. Middendorf II, de
Amerikaanse bewindsman van marine, en vice-admiraal B. Veldkamp, de BDZ
begroeten. Uiteraard was de Marinierskapel onder leiding van haar
kapitein-directeur J.J. Koops aanwezig.
Verzadigd met alle opgedane indrukken werd van het zomerverlof teruggekeerd en stond de realiteit weer te wachten. Opgetopt en wel werd op 30 augustus in eskaderverband voor de tweede maal naar het Schotse Rosyth gekoerst waar bleek dat, evenals bij het eerste bezoek, er problemen met de stabilisatievinnen waren. Terug in zee werd met Britse schepen geoefend ter voorbereiding op de NATO-oefening Teamwork ’76. Deze werd van 10 tot 23 september gehouden met een Blue- en Orange partij en was zeer leerzaam en waardevol.
Na nog een bezoek aan Amsterdam, Den Helder en Rotterdam te hebben gebracht was de Tromp op 1 oktober terug in Vlissingen voor garantieonderhoud dat tot 15 december duurde, waarop in zee enkele beproevingen werden gedaan om tot besluit van het jaar in Den Helder af te meren voor het winterverlof. Een indrukwekkend jaar zat erop.
1977.
Ook nu weer was Hr.Ms. Tromp vlaggeschip van het eskader en zou dit tot 5 december blijven. Als zodanig was het schip op 21 januari de bakermat voor de commando-overdracht over het eskader door schout-bij-nacht H.L. van Beek aan schout-bij-nacht J.H.B. Hulshof.
Het was maandag 24 januari toen het eskader Den Helder verliet voor deelname aan de NATO-oefening “Locked Gate” welke van 31 januari tot 9 februari in de Middellandse Zee gehouden werd. Het eskader bestond uit: Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Zuiderkruis, Van Nes, Groningen en Rotterdam.
Onderweg druk oefenend werd naar de Portugese kust gestoomd waar met de Tijgerhaai werd geoefend. Aan de NATO-oefening namen naast Nederlandse, ook Amerikaanse, Britse, Franse en Portugese eenheden deel. Na afloop hiervan werd van 11 tot 21 februari een bezoek aan Toulon gebracht en vervolgens koers gezet richting Sardinië waar oefeningen met de Amerikaanse zesde vloot en Italiaanse eenheden werden gehouden. Voor het eerst in deze periode (22 februari) landde een Westland Lynx helikopter aan boord van de Tromp. Vervolgens werd van 25 tot 28 februari een bezoek aan Palermo gebracht en een dag later kwam de BDZ op werkbezoek. Van 4 tot 7 maart lag het eskader in Napels afgemeerd en gingen ongeveer 400 opvarenden in privé audiëntie bij de Paus. Teruggekeerd in zee werd weer geoefend dat werd onderbroken door een bezoek aan Gibraltar van 11 tot 14 maart. Moe van het vele oefenen keerde het eskader op 18 maart in Den Helder terug voor een onderhoudsperiode.
Na op 18 en 19 april op de Noordzee enkele demonstraties voor genodigden waren gegeven werd naar het noorden vertrokken en lag het eskader op 23 en 24 april bij Scapa Flow ten anker, om hierna aan de nationale oefening “Raving Nut” deel te nemen. Op 6 mei was men weer in Den Helder terug.
Op 3 juni zette het eskader koers naar Leningrad dat op 8 juni werd bereikt voor een informeel bezoek.
“Er is veel veranderd” meenden enkele oudgedienden die in 1956 de reis met Hr.Ms. De Zeven Provinciën hadden meegemaakt. Toen was de stad armoedig en half gerestaureerd na de twee jaar durende belegering van de afgelopen oorlog. Nu schitterde het verguldsel en de pastelkleuren de paleizen en kerken in de junizon en was vol met vrolijk geklede Russen. De hartelijkheid van ruim 20 jaar geleden was echter verdwenen en had plaats gemaakt voor achterdochtig, zwijgend en sluiks toekijkend publiek. Pas na geruime tijd kwam die ware vriendelijkheid van de Rus weer terug als er geen militie of staatsgids in de buurt was.
Natuurlijk werd er een krans gelegd op de begraafplaats Piskarevski waar 600.000 gesneuvelde burgers uit de tweede wereldoorlog liggen. Alle eskaderleden kregen ruimschoots de gelegenheid de vele bezienswaardigheden te bezoeken en culturele manifestaties bij te wonen, iets waar Rusland zo rijk aan is. Ook de Marinierskapel gaf acte de presense aan de wal. Tevens was er gratis openbaar vervoer en waren er talloze bustochten die soms een ware beproeving werden bij temperaturen van zo’n 32°C. Vijf dagen lang duurde het bezoek, maar toen was men toch blij dat Rotterdam de volgende haven zou zijn.
Verzadigd met alle opgedane indrukken werd van het zomerverlof teruggekeerd en stond de realiteit weer te wachten. Opgetopt en wel werd op 30 augustus in eskaderverband voor de tweede maal naar het Schotse Rosyth gekoerst waar bleek dat, evenals bij het eerste bezoek, er problemen met de stabilisatievinnen waren. Terug in zee werd met Britse schepen geoefend ter voorbereiding op de NATO-oefening Teamwork ’76. Deze werd van 10 tot 23 september gehouden met een Blue- en Orange partij en was zeer leerzaam en waardevol.
Na nog een bezoek aan Amsterdam, Den Helder en Rotterdam te hebben gebracht was de Tromp op 1 oktober terug in Vlissingen voor garantieonderhoud dat tot 15 december duurde, waarop in zee enkele beproevingen werden gedaan om tot besluit van het jaar in Den Helder af te meren voor het winterverlof. Een indrukwekkend jaar zat erop.
1977.
Ook nu weer was Hr.Ms. Tromp vlaggeschip van het eskader en zou dit tot 5 december blijven. Als zodanig was het schip op 21 januari de bakermat voor de commando-overdracht over het eskader door schout-bij-nacht H.L. van Beek aan schout-bij-nacht J.H.B. Hulshof.
Het was maandag 24 januari toen het eskader Den Helder verliet voor deelname aan de NATO-oefening “Locked Gate” welke van 31 januari tot 9 februari in de Middellandse Zee gehouden werd. Het eskader bestond uit: Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Zuiderkruis, Van Nes, Groningen en Rotterdam.
Onderweg druk oefenend werd naar de Portugese kust gestoomd waar met de Tijgerhaai werd geoefend. Aan de NATO-oefening namen naast Nederlandse, ook Amerikaanse, Britse, Franse en Portugese eenheden deel. Na afloop hiervan werd van 11 tot 21 februari een bezoek aan Toulon gebracht en vervolgens koers gezet richting Sardinië waar oefeningen met de Amerikaanse zesde vloot en Italiaanse eenheden werden gehouden. Voor het eerst in deze periode (22 februari) landde een Westland Lynx helikopter aan boord van de Tromp. Vervolgens werd van 25 tot 28 februari een bezoek aan Palermo gebracht en een dag later kwam de BDZ op werkbezoek. Van 4 tot 7 maart lag het eskader in Napels afgemeerd en gingen ongeveer 400 opvarenden in privé audiëntie bij de Paus. Teruggekeerd in zee werd weer geoefend dat werd onderbroken door een bezoek aan Gibraltar van 11 tot 14 maart. Moe van het vele oefenen keerde het eskader op 18 maart in Den Helder terug voor een onderhoudsperiode.
Na op 18 en 19 april op de Noordzee enkele demonstraties voor genodigden waren gegeven werd naar het noorden vertrokken en lag het eskader op 23 en 24 april bij Scapa Flow ten anker, om hierna aan de nationale oefening “Raving Nut” deel te nemen. Op 6 mei was men weer in Den Helder terug.
Op 3 juni zette het eskader koers naar Leningrad dat op 8 juni werd bereikt voor een informeel bezoek.
“Er is veel veranderd” meenden enkele oudgedienden die in 1956 de reis met Hr.Ms. De Zeven Provinciën hadden meegemaakt. Toen was de stad armoedig en half gerestaureerd na de twee jaar durende belegering van de afgelopen oorlog. Nu schitterde het verguldsel en de pastelkleuren de paleizen en kerken in de junizon en was vol met vrolijk geklede Russen. De hartelijkheid van ruim 20 jaar geleden was echter verdwenen en had plaats gemaakt voor achterdochtig, zwijgend en sluiks toekijkend publiek. Pas na geruime tijd kwam die ware vriendelijkheid van de Rus weer terug als er geen militie of staatsgids in de buurt was.
Natuurlijk werd er een krans gelegd op de begraafplaats Piskarevski waar 600.000 gesneuvelde burgers uit de tweede wereldoorlog liggen. Alle eskaderleden kregen ruimschoots de gelegenheid de vele bezienswaardigheden te bezoeken en culturele manifestaties bij te wonen, iets waar Rusland zo rijk aan is. Ook de Marinierskapel gaf acte de presense aan de wal. Tevens was er gratis openbaar vervoer en waren er talloze bustochten die soms een ware beproeving werden bij temperaturen van zo’n 32°C. Vijf dagen lang duurde het bezoek, maar toen was men toch blij dat Rotterdam de volgende haven zou zijn.
Na Rotterdam lag de Tromp van 25
tot 29 juni op de rede van Spithead ten anker waar werd deelgenomen aan de
Silver Jubilee Fleet Review ter gelegenheid van het zilveren regeringsjubileum
van Koningin Elizabeth II van Groot Brittannië.
Op 12 september vertrok de Tromp met het eskader voor de najaarsreis. Onderweg werd een bezoek aan Torquay gebracht en stond Rouen op het programma en werden ongeveer 80 gasten aan boord ontvangen van een door de Nederlandse ambassade georganiseerde Holland Promotion.
Van 17 tot 19 oktober werd deelgenomen aan de NATO-oefening “Ocean Safari” met schepen en vliegtuigen van STANAVFORLANT. Toen dit achter de rug was keerde de Tromp op 4 november in de thuishaven terug voor onderhoud en winterverlof.
Met ingang van 9 december werd Hr.Ms. Tromp ingedeeld bij STANAVFORLANT.
Op 12 september vertrok de Tromp met het eskader voor de najaarsreis. Onderweg werd een bezoek aan Torquay gebracht en stond Rouen op het programma en werden ongeveer 80 gasten aan boord ontvangen van een door de Nederlandse ambassade georganiseerde Holland Promotion.
Van 17 tot 19 oktober werd deelgenomen aan de NATO-oefening “Ocean Safari” met schepen en vliegtuigen van STANAVFORLANT. Toen dit achter de rug was keerde de Tromp op 4 november in de thuishaven terug voor onderhoud en winterverlof.
Met ingang van 9 december werd Hr.Ms. Tromp ingedeeld bij STANAVFORLANT.
1978.
Op 4 januari werd Den Helder verlaten met aan boord ingescheept de staf van de Standing Naval Force Atlantic. Met mooi weer werd vijf dagen later in Ponta Delgada op de Azoren afgemeerd om olie te laden en werd nog diezelfde middag verder gekoerst in de richting van Bermuda dat op 15 januari werd bereikt. Ook hier werd olie geladen en konden de benen weer worden gestrekt. Hier kwamen de schepen bijeen om een dag later aan de oversteek naar Charleston te beginnen waar op 19 januari werd afgemeerd. Geen onbekende stad voor de Tromp. Vijf dagen lang was er een programma van scheepspresentaties, beleefdheidsbezoeken en sportontmoetingen.
Op 4 januari werd Den Helder verlaten met aan boord ingescheept de staf van de Standing Naval Force Atlantic. Met mooi weer werd vijf dagen later in Ponta Delgada op de Azoren afgemeerd om olie te laden en werd nog diezelfde middag verder gekoerst in de richting van Bermuda dat op 15 januari werd bereikt. Ook hier werd olie geladen en konden de benen weer worden gestrekt. Hier kwamen de schepen bijeen om een dag later aan de oversteek naar Charleston te beginnen waar op 19 januari werd afgemeerd. Geen onbekende stad voor de Tromp. Vijf dagen lang was er een programma van scheepspresentaties, beleefdheidsbezoeken en sportontmoetingen.
Eenmaal teruggekeerd in zee werd
zeer intensief geoefend dat een beetje beperkt werd toen het weer verslechterde
en zodoende werd op 28 januari Mayport met een bezoek vereerd voor een korte
rustpauze om even te ontspannen. De volgende dag werd alweer naar zee gegaan,
maar terwijl de Tromp nog lag afgemeerd kwam USS Pharris licht in aanvaring met
de Tromp, maar gelukkig was de schade gering.
Op 4 februari werd op Roosevelt Roads afgemeerd om voorbereidingen te treffen voor het lanceren van geleidewapens en op de oefening “Readex 1-78”. Natuurlijk werden de oude bekende plekjes opgezocht met het strand als het meest aantrekkelijke. Tevens werd het uiterlijk van het schip stevig onderhanden genomen.
Na vier dagen werd deze basis verlaten en in de dagen die volgden werden een Tartar en een NATO-Seasparrow afgevuurd op een drone, waarop de nabespreking volgde.
Nadat de oefening was afgelopen werd koers gezet naar Fort Lauderdale en onderweg werd een cross poll programma uitgevoerd, waarbij bemanningen van diverse schepen onderling werden uitgewisseld.
Op 24 februari werd in Fort Lauderdale afgemeerd en nog diezelfde avond werden 120 gasten aan boord ontvangen. Twee dagen lang werden de schepen opengesteld voor het publiek waarbij de Tromp alleen al 5.000 bezoekers kreeg te verwerken. De vriendelijke mensen en het mooie weer zorgden voor een prettige herinnering aan dit bezoek waar op 2 maart een einde aan kwam.
Nabij Puerto Rico werd deelgenomen aan de NATO-oefening “Safe Pass” en daarna werd op 16 maart in Norfolk afgemeerd voor ontspanning. Ook nu weer kwam de Naval Exchange handen tekort om de koopgrage bemanningsleden te helpen. Na vier dagen werd de reis vervolgd richting Halifax dat op 23 maart werd bereikt. Hier werd op 31 maart het commando over STANAVFORLANT door commandeur K.H.L. Gerretse overgedragen aan de Canadese commandeur Edwards en was Hr.Ms. Tromp geen vlaggeschip meer. De volgende dag werd naar Mayport vertrokken dat gepaard ging met bijzonder slecht weer, doch wel met rust in het schip. Hier arriveerde de eskadercommandant, schout-bij-nacht J.H.B. Hulshof per helikopter, waarna in eskaderverband naar Den Helder werd teruggekeerd.
Het was inmiddels de hoogste tijd geworden voor het tweejaarlijkse onderhoud en daarom meerde het schip op 14 augustus af op de werf de Scheldepoort in de Sloehaven te Vlissingen.
Op 4 februari werd op Roosevelt Roads afgemeerd om voorbereidingen te treffen voor het lanceren van geleidewapens en op de oefening “Readex 1-78”. Natuurlijk werden de oude bekende plekjes opgezocht met het strand als het meest aantrekkelijke. Tevens werd het uiterlijk van het schip stevig onderhanden genomen.
Na vier dagen werd deze basis verlaten en in de dagen die volgden werden een Tartar en een NATO-Seasparrow afgevuurd op een drone, waarop de nabespreking volgde.
Nadat de oefening was afgelopen werd koers gezet naar Fort Lauderdale en onderweg werd een cross poll programma uitgevoerd, waarbij bemanningen van diverse schepen onderling werden uitgewisseld.
Op 24 februari werd in Fort Lauderdale afgemeerd en nog diezelfde avond werden 120 gasten aan boord ontvangen. Twee dagen lang werden de schepen opengesteld voor het publiek waarbij de Tromp alleen al 5.000 bezoekers kreeg te verwerken. De vriendelijke mensen en het mooie weer zorgden voor een prettige herinnering aan dit bezoek waar op 2 maart een einde aan kwam.
Nabij Puerto Rico werd deelgenomen aan de NATO-oefening “Safe Pass” en daarna werd op 16 maart in Norfolk afgemeerd voor ontspanning. Ook nu weer kwam de Naval Exchange handen tekort om de koopgrage bemanningsleden te helpen. Na vier dagen werd de reis vervolgd richting Halifax dat op 23 maart werd bereikt. Hier werd op 31 maart het commando over STANAVFORLANT door commandeur K.H.L. Gerretse overgedragen aan de Canadese commandeur Edwards en was Hr.Ms. Tromp geen vlaggeschip meer. De volgende dag werd naar Mayport vertrokken dat gepaard ging met bijzonder slecht weer, doch wel met rust in het schip. Hier arriveerde de eskadercommandant, schout-bij-nacht J.H.B. Hulshof per helikopter, waarna in eskaderverband naar Den Helder werd teruggekeerd.
Het was inmiddels de hoogste tijd geworden voor het tweejaarlijkse onderhoud en daarom meerde het schip op 14 augustus af op de werf de Scheldepoort in de Sloehaven te Vlissingen.
1979.
Weer geheel nagekeken en van een fris jasje voorzien werden eerst enkele korte individuele tripjes gemaakt om op te werken en vanaf 5 februari was Hr.Ms. Tromp weer als vlaggeschip bij het eskader ingedeeld. Voor de reis naar het Midden- en Verre Oosten kreeg het schip gezelschap van Hr.Ms. Drenthe, Kortenaer en Poolster.
De groep vertrok op 12 maart uit Den Helder en onderweg werd uiteraard druk geoefend. Terwijl de Poolster van 17 tot 20 maart in Gibraltar lag, lagen de andere schepen in Tanger. Ook in de Middellandse Zee werd niet stil gezeten, want vliegtuigen kwamen van alle kanten op de schepen af. De Kortenaer en Drenthe lagen van 31 maart tot 2 april in Alexandrië. De Tromp en de Poolster daarentegen voeren op 31 maart door het Suezkanaal en waren daarmee de eerste schepen van de Koninklijke marine die hier sinds de sluiting in 1967 passeerden. Zij brachten van 3 tot 5 april een bezoek aan Djedda. Een hoogtepunt hier vormde een Arabische schapenmaaltijd in de woestijn die aan de gehele bemanning van beide schepen werd aangeboden.
Op 5 april was het viertal weer compleet voor de tocht door de Rode Zee en in de Golf van Aden werd met Franse eenheden geoefend.
Bombay was van 12 tot 16 april het volgende rustpunt waar de Tromp en de Kortenaer centraal stonden bij een door de Nederlandse industrie verzorgde presentatie. Verder op de reis waren de Kortenaer en Drenthe van 22 tot 25 april in Kuala Lumpur en de twee grote schepen van 23 tot 26 in Singapore. Hier werd door de eskadercommandant een krans gelegd op het ereveld Kranji waar 19 Nederlandse oorlogsslachtoffers begraven liggen. Tevens kwamen hier 60 vrouwen hun geliefden opzoeken die, door middel van een speciale reis, het eskader tot Soerabaja volgden.
Weer geheel nagekeken en van een fris jasje voorzien werden eerst enkele korte individuele tripjes gemaakt om op te werken en vanaf 5 februari was Hr.Ms. Tromp weer als vlaggeschip bij het eskader ingedeeld. Voor de reis naar het Midden- en Verre Oosten kreeg het schip gezelschap van Hr.Ms. Drenthe, Kortenaer en Poolster.
De groep vertrok op 12 maart uit Den Helder en onderweg werd uiteraard druk geoefend. Terwijl de Poolster van 17 tot 20 maart in Gibraltar lag, lagen de andere schepen in Tanger. Ook in de Middellandse Zee werd niet stil gezeten, want vliegtuigen kwamen van alle kanten op de schepen af. De Kortenaer en Drenthe lagen van 31 maart tot 2 april in Alexandrië. De Tromp en de Poolster daarentegen voeren op 31 maart door het Suezkanaal en waren daarmee de eerste schepen van de Koninklijke marine die hier sinds de sluiting in 1967 passeerden. Zij brachten van 3 tot 5 april een bezoek aan Djedda. Een hoogtepunt hier vormde een Arabische schapenmaaltijd in de woestijn die aan de gehele bemanning van beide schepen werd aangeboden.
Op 5 april was het viertal weer compleet voor de tocht door de Rode Zee en in de Golf van Aden werd met Franse eenheden geoefend.
Bombay was van 12 tot 16 april het volgende rustpunt waar de Tromp en de Kortenaer centraal stonden bij een door de Nederlandse industrie verzorgde presentatie. Verder op de reis waren de Kortenaer en Drenthe van 22 tot 25 april in Kuala Lumpur en de twee grote schepen van 23 tot 26 in Singapore. Hier werd door de eskadercommandant een krans gelegd op het ereveld Kranji waar 19 Nederlandse oorlogsslachtoffers begraven liggen. Tevens kwamen hier 60 vrouwen hun geliefden opzoeken die, door middel van een speciale reis, het eskader tot Soerabaja volgden.
Op 26 april was de groep weer in zee bijeen en werd met de
gebruikelijke rituelen van het Neptunusfeest de evenaar gepasseerd, doch twee
dagen later werd in Jakarta afgemeerd. Ook hier werd een krans gelegd op de
erebegraafplaats Kalibata en Menteng Pulo. Na hier Koninginnedag te hebben
gevierd werd met 10 Indonesische marineofficieren en de ambassadeur aan boord
koers gezet naar Soerabaja waar van 3 tot 8 mei werd verbleven.
Toen Soerabaja werd verlaten vond er die middag in de Java
Zee een korte plechtigheid plaats. De schepen voeren op 100 yards van elkaar en
de bemanningen stonden volgens paradeerrol aangetreden. Via de scheepsomroep
hielden de commandanten een toespraak en de eskadercommandant wierp een krans
in zee.
Tijdens het passeren van de prachtige Straat Bali was het
helaas bewolkt weer en met een laatste blik werd afscheid genomen van de Gordel
van Smaragd. Eenmaal in de oceaan was het afgelopen met het rustige varen. De
deining lieten de schepen rollen en stampen en het werd steeds koeler.
Op 18 mei liep het eskader Fremantle binnen ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de staat West-Australië. Het weer was niet zo best, het was hier immers winter en dan regent het veel. De media besteedde veel aandacht aan het vlootbezoek en op 19 en 20 mei werden de schepen opengesteld voor het publiek waarbij meteen de eerste contacten werden gelegd met bijbehorende uitnodigingen. Maar ook hier werd een krans gelegd bij het Fremantle Memorial to Soldiers and Sailors. Op 30 mei werd door de eskadercommandant een krans gelegd op de begraafplaats Karra Katta waar 25 slachtoffers begraven liggen van het “Broome-incident” tijdens de luchtaanval op 3 maart 1942 door Japanse vliegtuigen.
Voor 115 opvarenden was er een bustocht naar Kaap Leeuwin aan de Zuidwestkust, maar helaas was het slecht weer.
Tot ieders verrassing stapten plotseling twee in Australië wonende oud-marinemensen aan boord van de Tromp. Zij hadden tijdens de tweede wereldoorlog in de Java Zee gestreden aan boord van de vorige Tromp. Uiteraard werden zij met alle egards ontvangen en kregen een privé rondleiding.
Op 18 mei liep het eskader Fremantle binnen ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de staat West-Australië. Het weer was niet zo best, het was hier immers winter en dan regent het veel. De media besteedde veel aandacht aan het vlootbezoek en op 19 en 20 mei werden de schepen opengesteld voor het publiek waarbij meteen de eerste contacten werden gelegd met bijbehorende uitnodigingen. Maar ook hier werd een krans gelegd bij het Fremantle Memorial to Soldiers and Sailors. Op 30 mei werd door de eskadercommandant een krans gelegd op de begraafplaats Karra Katta waar 25 slachtoffers begraven liggen van het “Broome-incident” tijdens de luchtaanval op 3 maart 1942 door Japanse vliegtuigen.
Voor 115 opvarenden was er een bustocht naar Kaap Leeuwin aan de Zuidwestkust, maar helaas was het slecht weer.
Tot ieders verrassing stapten plotseling twee in Australië wonende oud-marinemensen aan boord van de Tromp. Zij hadden tijdens de tweede wereldoorlog in de Java Zee gestreden aan boord van de vorige Tromp. Uiteraard werden zij met alle egards ontvangen en kregen een privé rondleiding.
Uiteindelijk werd West-Australië op 5 juni verlaten om aan
de thuisreis te gaan beginnen. Drie weken achtereen werden op zee doorgebracht
waarbij niet stil gezeten werd. Nieuw deze keer was het om over de achtersteven
van de Poolster olie te laden. Op 17 juni werd de evenaar gepasseerd en nabij
Djibouti werd met Franse schepen geoefend. In de nacht van 26 op 27 juni kwam
in Suez de staatssecretaris van defensie aan boord voor een werkbezoek aan het
eskader. Op 3 juli bij aankomst in de Griekse marinebasis van Piraeus ging hij
van boord.
Via de Dardanellen gingen de Tromp en Drenthe naar Istanbul waar zij de 29ste juni arriveerden. Eindelijk konden de benen weer eens gestrekt worden. Dat werd dan ook gedaan naar allerlei bezienswaardigheden en de diverse bazaars. Ook maakten velen een boottocht over de Bosporus en de Zwarte Zee.
Na het bezoek aan Griekenland en Turkije werden in de Middellandse Zee en Atlantische Oceaan nog een aantal oefeningen afgewerkt en op 12 juli werd Den Helder weer bereikt waar het zwart zag van familie en kennissen. De Far East Australia Cruise zat erop. Het was een prachtige reis geweest om nooit te vergeten.
Na het verdiende zomerverlof vertrok het eskader op 10 september weer naar zee en kreeg versterking van twee Belgische schepen. Na een bezoekje aan Rosyth werd aan de NATO-oefening “Ocean Safari” deelgenomen, maar op 6 oktober was men weer thuis. Nog een flinke(?) trip stond er op het programma, van 22 oktober tot 22 november een reisje naar de zuidwestpunt van Europa met bezoeken aan Lissabon, Funchal, Gibraltar en de Lagosbaai. Na terugkeer werd nog een varende ouderdag gehouden en daarmee was het voor dit jaar welletjes geweest.
1980. Hr.Ms. Tromp was gedurende het eerste gedeelte van 1980 als vlaggeschip bij het eskader ingedeeld en ging in de derde week van januari voor enkele dagen naar zee om de sensor-, wapen- en commandosystemen te beproeven.
De winterreis van het eskader begon op 28 januari en duurde tot 6 maart. Deze reis voerde het eskader naar de Middellandse Zee voor deelname aan de NATO-oefening “Dog Fish”. Bezocht werden Palermo, Toulon en Valencia. Op de range bij Ile du Levant werden met uitstekend resultaat een Tartar en een NATO-Seasparrow gelanceerd.
De volgende reis was van 14 april tot 14 mei en bracht het eskader in Lissabon en Tanger. Hierna volgde nog het reisje van 2 tot 17 juni naar “Pleimuiden” en Portsmouth. Na thuiskomst werd aan de nationale vlootdagen deelgenomen.
Op 23 juni werd de Tromp verhaald naar het nieuwe fregattendok van de Rijkswerf voor een dokperiode en het tweejaarlijkse onderhoud. Daarmee was het schip het eerste die hier daadwerkelijk onderhoud kreeg dat op 14 november tot een goed einde kwam. Toen werd tevens gebruik gemaakt om de “bol” te vervangen die ontzet was geraakt toen een F-14 een keer te hard en te dicht langsvloog. Na dit voorval is de bol gedeeltelijk gevuld geweest met hars om uit elkaar vallen te voorkomen. Vele nieuwe gezichten waren aan boord gekomen en daarom werd voor korte tijd naar zee vertrokken om aan het schip te wennen en de rollen te repeteren. Het weekeinde van 12 tot 15 december werd in Rotterdam verbleven ter opluistering van de 315e verjaardag van het Korps Mariniers, doch lag op 17 december weer in de thuishaven voor het winterverlof.
1981. Op maandagmorgen 26 januari 1981 gooiden de eskaderschepen de trossen los om naar het zonnige zuiden te gaan. Het waren Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Kortenaer, Van Kinsbergen, Poolster en Dolfijn. Natuurlijk werd er weer het een en ander uit de kast gehaald dat voor even werd onderbroken voor een bezoekje aan Plymouth. Toen moesten er 900 zeemijlen overbrugd worden om nabij Gibraltar aan de NATO-oefening “Test Gate” deel te nemen die op 5 februari van start ging. Ook STANAVFORLANT was hierbij aanwezig met daarin het zusterschip Hr.Ms. De Ruyter. Maar gelukkig kon op 13 februari in Cadiz stoom worden afgeblazen. Er was volop ontspanning met bustripjes naar Sevilla en Arcos de la Fontera waar naar hartelust van de sherry geproefd werd.
Op maandag was men weer in zee en werd als sparringpartner de Dolfijn flink in het nauw gedreven en in de tweede helft van de week ging het richting Casablanca om kennis te maken met de alom bekende kreet “kijke…, kijke…, niet kope”!
In de week die volgde was de Dolfijn opnieuw het doelwit van aanvallen en de Tromp lanceerde zelfs enkele oefentorpedo’s op het doel. Een filmploeg maakte prachtige opnames van naderingsmanoeuvres. Na deze succesvolle week werd op 27 februari in Las Palmas afgemeerd waar het stralend mooi weer was en er dus weer volop genoten werd met het op peil brengen van het kleurenschema. Het volgende weekeinde werd in Funchal doorgebracht op het Portugese bloemeneiland Madeira. Maar hier viel de zon een beetje tegen. Het was er zelfs op zondag zwaar bewolkt en mistig, maar toch waren er enkele rondritten. Op maandag was het meerrol op post en al oefenend werd ons kikkerlandje weer opgezocht en op 13 maart was men weer thuis.
Van 21 april tot 27 mei oefende het eskader in en nabij het Skagerrak en werd de beroemde zeemeermin van Kopenhagen voor de lens genomen. Alleen was het jammer dat het weer tegen zat. Dat was het volgende weekeinde heel anders toen in Bergen werd afgemeerd en iedereen weer snel op krachten kwam.
In de nu komende week werd een noordelijke koers gestuurd richting Tromsö met onderweg het beproeven de van NATO-Seasparrow op een drone en het afvuren van torpedo’s op de Potvis. Op 14 mei werd de poolcirkel gepasseerd en kwamen volgens traditie de jongste officier en jongste matroos gekleed in tropenuniform op de bak om – ondanks de kou - de neus blauw te schilderen. Na het bezoek aan Tromsö ging het weer op huis aan.
Het midden van dat jaar werd gevuld met enkele korte oefentripjes in eskaderverband. De enige grotere oefenreis werd van 19 oktober tot 13 november ondernomen via Het Kanaal en de Golf van Biskaje met een bezoeken aan Lissabon en Plymouth. Al in de eerste week was het weer erg wisselvallig, van zeer dichte mist tot windkracht 7 tot 8 en ondervonden heel veel opvarenden dat het niet prettig is om zeeziek te zijn, maar ja….., de visjes hadden weer te eten!
1982. De eerste reis van het eskader in het nieuwe jaar zou weer een hoogtepunt worden naar de andere zijde van de Atlantische Oceaan. De vertrek datum was 8 februari en naast Hr.Ms. Tromp bestond het vlootverband uit Hr.Ms. Zuiderkruis, Van Speijk, Callenburg, Piet Heyn en Overijssel, aangevuld met het Belgische fregat Wandelaar.
De reis naar de Verenigde Staten was een vlagvertoonreis die in het teken stond ter bijdrage aan de herdenkingsplechtigheid in verband met het 200-jarig bestaan van de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Amerika.
Tijdens de oversteek van de Azoren naar de Virgin Islands verslechterde het weer en ter hoogte van de Azoren werd op vrijdag 12 februari noodsignalen opgevangen van de in grote moeilijkheden verkerende Griekse tanker Victoria die met 22.000 ton melasse op weg was van Florida naar Liverpool. De afstand was echter zo’n 400 mijl en daarom besloot de eskadercommandant, schout-bij-nacht D.J. Berkhout, de Van Speijk en de Callenburg er op af te sturen. Na een nachtelijke tocht over een kolkende zee kwamen de twee schepen de volgende morgen bij het wrak dat door midden gebroken was en gelukte het de beide heli’s om 16 mensen vanaf het zwaar slagzij makende achterschip naar de Van Speijk over te brengen. De overige 16 opvarenden zijn vermoedelijk bij het strijken van een sloep verdronken, waarvan er later een uit het ijskoude water kon worden opgevist. In Ponta Delgada werden de overlevenden aan de wal afgegeven.
Helaas bleek de Tromp problemen te hebben met een verzakte stuurboordstabilisator waar een beschermkap van was verdwenen. Om dit te verhelpen werd op 24 februari Willemstad aangelopen waar het schip de volgende dag in het dok werd opgenomen. Voor de bemanning was dit een welkome afwisseling en konden enkele oude bekenden worden bezocht. Doch op de 28ste was het schip weer in zee.
Via de Dardanellen gingen de Tromp en Drenthe naar Istanbul waar zij de 29ste juni arriveerden. Eindelijk konden de benen weer eens gestrekt worden. Dat werd dan ook gedaan naar allerlei bezienswaardigheden en de diverse bazaars. Ook maakten velen een boottocht over de Bosporus en de Zwarte Zee.
Na het bezoek aan Griekenland en Turkije werden in de Middellandse Zee en Atlantische Oceaan nog een aantal oefeningen afgewerkt en op 12 juli werd Den Helder weer bereikt waar het zwart zag van familie en kennissen. De Far East Australia Cruise zat erop. Het was een prachtige reis geweest om nooit te vergeten.
Na het verdiende zomerverlof vertrok het eskader op 10 september weer naar zee en kreeg versterking van twee Belgische schepen. Na een bezoekje aan Rosyth werd aan de NATO-oefening “Ocean Safari” deelgenomen, maar op 6 oktober was men weer thuis. Nog een flinke(?) trip stond er op het programma, van 22 oktober tot 22 november een reisje naar de zuidwestpunt van Europa met bezoeken aan Lissabon, Funchal, Gibraltar en de Lagosbaai. Na terugkeer werd nog een varende ouderdag gehouden en daarmee was het voor dit jaar welletjes geweest.
1980. Hr.Ms. Tromp was gedurende het eerste gedeelte van 1980 als vlaggeschip bij het eskader ingedeeld en ging in de derde week van januari voor enkele dagen naar zee om de sensor-, wapen- en commandosystemen te beproeven.
De winterreis van het eskader begon op 28 januari en duurde tot 6 maart. Deze reis voerde het eskader naar de Middellandse Zee voor deelname aan de NATO-oefening “Dog Fish”. Bezocht werden Palermo, Toulon en Valencia. Op de range bij Ile du Levant werden met uitstekend resultaat een Tartar en een NATO-Seasparrow gelanceerd.
De volgende reis was van 14 april tot 14 mei en bracht het eskader in Lissabon en Tanger. Hierna volgde nog het reisje van 2 tot 17 juni naar “Pleimuiden” en Portsmouth. Na thuiskomst werd aan de nationale vlootdagen deelgenomen.
Op 23 juni werd de Tromp verhaald naar het nieuwe fregattendok van de Rijkswerf voor een dokperiode en het tweejaarlijkse onderhoud. Daarmee was het schip het eerste die hier daadwerkelijk onderhoud kreeg dat op 14 november tot een goed einde kwam. Toen werd tevens gebruik gemaakt om de “bol” te vervangen die ontzet was geraakt toen een F-14 een keer te hard en te dicht langsvloog. Na dit voorval is de bol gedeeltelijk gevuld geweest met hars om uit elkaar vallen te voorkomen. Vele nieuwe gezichten waren aan boord gekomen en daarom werd voor korte tijd naar zee vertrokken om aan het schip te wennen en de rollen te repeteren. Het weekeinde van 12 tot 15 december werd in Rotterdam verbleven ter opluistering van de 315e verjaardag van het Korps Mariniers, doch lag op 17 december weer in de thuishaven voor het winterverlof.
1981. Op maandagmorgen 26 januari 1981 gooiden de eskaderschepen de trossen los om naar het zonnige zuiden te gaan. Het waren Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Kortenaer, Van Kinsbergen, Poolster en Dolfijn. Natuurlijk werd er weer het een en ander uit de kast gehaald dat voor even werd onderbroken voor een bezoekje aan Plymouth. Toen moesten er 900 zeemijlen overbrugd worden om nabij Gibraltar aan de NATO-oefening “Test Gate” deel te nemen die op 5 februari van start ging. Ook STANAVFORLANT was hierbij aanwezig met daarin het zusterschip Hr.Ms. De Ruyter. Maar gelukkig kon op 13 februari in Cadiz stoom worden afgeblazen. Er was volop ontspanning met bustripjes naar Sevilla en Arcos de la Fontera waar naar hartelust van de sherry geproefd werd.
Op maandag was men weer in zee en werd als sparringpartner de Dolfijn flink in het nauw gedreven en in de tweede helft van de week ging het richting Casablanca om kennis te maken met de alom bekende kreet “kijke…, kijke…, niet kope”!
In de week die volgde was de Dolfijn opnieuw het doelwit van aanvallen en de Tromp lanceerde zelfs enkele oefentorpedo’s op het doel. Een filmploeg maakte prachtige opnames van naderingsmanoeuvres. Na deze succesvolle week werd op 27 februari in Las Palmas afgemeerd waar het stralend mooi weer was en er dus weer volop genoten werd met het op peil brengen van het kleurenschema. Het volgende weekeinde werd in Funchal doorgebracht op het Portugese bloemeneiland Madeira. Maar hier viel de zon een beetje tegen. Het was er zelfs op zondag zwaar bewolkt en mistig, maar toch waren er enkele rondritten. Op maandag was het meerrol op post en al oefenend werd ons kikkerlandje weer opgezocht en op 13 maart was men weer thuis.
Van 21 april tot 27 mei oefende het eskader in en nabij het Skagerrak en werd de beroemde zeemeermin van Kopenhagen voor de lens genomen. Alleen was het jammer dat het weer tegen zat. Dat was het volgende weekeinde heel anders toen in Bergen werd afgemeerd en iedereen weer snel op krachten kwam.
In de nu komende week werd een noordelijke koers gestuurd richting Tromsö met onderweg het beproeven de van NATO-Seasparrow op een drone en het afvuren van torpedo’s op de Potvis. Op 14 mei werd de poolcirkel gepasseerd en kwamen volgens traditie de jongste officier en jongste matroos gekleed in tropenuniform op de bak om – ondanks de kou - de neus blauw te schilderen. Na het bezoek aan Tromsö ging het weer op huis aan.
Het midden van dat jaar werd gevuld met enkele korte oefentripjes in eskaderverband. De enige grotere oefenreis werd van 19 oktober tot 13 november ondernomen via Het Kanaal en de Golf van Biskaje met een bezoeken aan Lissabon en Plymouth. Al in de eerste week was het weer erg wisselvallig, van zeer dichte mist tot windkracht 7 tot 8 en ondervonden heel veel opvarenden dat het niet prettig is om zeeziek te zijn, maar ja….., de visjes hadden weer te eten!
1982. De eerste reis van het eskader in het nieuwe jaar zou weer een hoogtepunt worden naar de andere zijde van de Atlantische Oceaan. De vertrek datum was 8 februari en naast Hr.Ms. Tromp bestond het vlootverband uit Hr.Ms. Zuiderkruis, Van Speijk, Callenburg, Piet Heyn en Overijssel, aangevuld met het Belgische fregat Wandelaar.
De reis naar de Verenigde Staten was een vlagvertoonreis die in het teken stond ter bijdrage aan de herdenkingsplechtigheid in verband met het 200-jarig bestaan van de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Amerika.
Tijdens de oversteek van de Azoren naar de Virgin Islands verslechterde het weer en ter hoogte van de Azoren werd op vrijdag 12 februari noodsignalen opgevangen van de in grote moeilijkheden verkerende Griekse tanker Victoria die met 22.000 ton melasse op weg was van Florida naar Liverpool. De afstand was echter zo’n 400 mijl en daarom besloot de eskadercommandant, schout-bij-nacht D.J. Berkhout, de Van Speijk en de Callenburg er op af te sturen. Na een nachtelijke tocht over een kolkende zee kwamen de twee schepen de volgende morgen bij het wrak dat door midden gebroken was en gelukte het de beide heli’s om 16 mensen vanaf het zwaar slagzij makende achterschip naar de Van Speijk over te brengen. De overige 16 opvarenden zijn vermoedelijk bij het strijken van een sloep verdronken, waarvan er later een uit het ijskoude water kon worden opgevist. In Ponta Delgada werden de overlevenden aan de wal afgegeven.
Helaas bleek de Tromp problemen te hebben met een verzakte stuurboordstabilisator waar een beschermkap van was verdwenen. Om dit te verhelpen werd op 24 februari Willemstad aangelopen waar het schip de volgende dag in het dok werd opgenomen. Voor de bemanning was dit een welkome afwisseling en konden enkele oude bekenden worden bezocht. Doch op de 28ste was het schip weer in zee.
In de oefengebieden nabij Roosevelt Roads werd druk
geoefend en voegde Hr.Ms. Zeehond zich bij het eskader die tot doelwit moest
dienen. Gezamenlijk werd nu koers gezet naar Florida om van 5 tot 8 maart een
routinebezoek aan Fort Lauderdale te brengen. Na nog een stevig partijtje
onderlinge oorlogvoering te hebben afgewerkt liep het eskader op 19 maart
Norfolk binnen voor een welverdiende rust en onderhoudsperiode die tot 29 maart
duurde. Hier konden de benen weer eens worden gestrekt en al het mogelijke werd
gedaan om te ontspannen
De volgende oefenweek begon helaas met een drama. De Lynx heli 275 van de Zuiderkruis die op 1 april ter hoogte van Norfolk een nachtelijke oefenvlucht maakte, verongelukte en zonk. Twee inzittenden konden worden gered, maar de derde, de Ltz.1 R. Beenhakker, hoofd operationele dienst van de Zuiderkruis verloor hierbij het leven. De beide geredde vliegers werden in Norfolk ter observatie in het hospitaal opgenomen.
De paasdagen werden opnieuw in Norfolk doorgebracht, doch na het vertrek op 13 april gingen de Tromp en Callenburgh samen naar Baltimore. Precies een week later werden de overige schepen weer ontmoet en gezamenlijk koers gezet naar New York om luister bij te zetten aan het bezoek van Hare Majesteit Koningin Beatrix en Prins Claus aan Amerika. Na het bekende welkom in de haven van New York door spuitende sleepboten werd hier op 22 april afgemeerd. Hier werd het eskader door het Koninklijk Paar bezocht en de ontvangst werd een groot succes. Mede door de inzet van de Nederlandse gemeenschap en het fraaie weer was er voor iedereen volop gelegenheid om de vele bezienswaardigheden van de stad te bekijken, waarbij niet onvermeld mag blijven dat 150 eskaderleden deelnamen aan de jaarlijkse fietsmarathon.
Vermoeid maar voldaan terugkijkend op dit prachtige bezoek werd op dinsdag 27 april weer naar zee vertrokken om nog even met Canadese partners te worstelen en een bezoek aan Halifax te brengen dat op 10 mei werd afgesloten. Toen werd de koers naar Den Helder bepaald en na een afwezigheid van 100 dagen en 18.332 zeemijlen te hebben afgelegd arriveerde het eskader op 19 mei in de thuishaven waarmee ondanks het trieste ongeval een einde was gekomen aan een boeiende en leerzame reis.
Vlak voor binnenkomst droeg onder het toeziend oog van de eskadercommandant KTZ. J.D.W. van Renesse zijn commando over Hr.Ms. Tromp over aan KLTZ. P.K. Kleimeer die deze taak tot 26 november zou blijven vervullen.
Op 1 juli werd Hr.Ms. Tromp als vlaggeschip van het eskader afgelost door het zusterschip Hr.Ms. De Ruyter.
Na het zomerverlof werd door de Tromp buiten het eskaderverband nog deelgenomen aan de oefeningen “Silver Nut” en “Northern Wedding”, waarna het de hoogste tijd was geworden voor het MJO, het meerjaarlijkse onderhoud waarbij het SEWACO-systeem werd gereviseerd.
1983.
Dit jaar werd het schip grondig onderhanden genomen, waarbij het schip als eerste schip van de Koninklijke marine werd voorzien van het Link 11 systeem
1984.
Alvorens weer operationeel te kunnen functioneren moest eerst weer met een nieuwe bemanning worden opgewerkt. Dat gebeurde van 3 tot 24 februari bij de commandant van het Fregattensquadron. Maar op 24 april wapperde als vanouds de vlag van de eskadercommandant weer op het schip en werd ten westen van Portugal geoefend. Tussen de bedrijven door werden bezoeken gebracht aan Gibraltar en Las Palmas maar op 25 mei was men weer thuis.
Op 15 juni droeg de eskadercommandant, schout-bij-nacht C.H.E. Brainich von Brainich Felth, volgens ceremonieel gebruik zijn commando over aan schout-bij-nacht J.D.W. van Renesse. Deze laatste was het die bij het vertrek van het eskader op 27 augustus van de commandant van de Tromp, KLTZ. J.P. de Klerk werd verrast met een “Abraham” als surprise bij het bereiken van zijn 50ste levensjaar. Hij moest dus zijn verjaardag op zee vieren.
Het eskader bestond uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Piet Heyn, Bloys van Treslong, Pieter Florisz, Evertsen en Isaac Sweers, later aangevuld met de Potvis.
Al oefenend ging het eskader via de Portland Firth op weg naar Reykjavik dat van 30 augustus tot 1 september werd bezocht. Hier werd een kijkje genomen bij de wereldberoemde geisers, gletsjers en watervallen. Vervolgens werd aan de oversteek naar Halifax begonnen waar van 7 tot 10 september werd verbleven. Hier verleende de Tromp gastvrijheid aan de Netherlands Naval Industrial Group. Na het vertrek werd deelgenomen aan de NATO-oefening “Safe Pass 84” met Amerikaanse en Canadese schepen en eenheden van STANAVFORLANT. Doordat de orkaan Diana het oefengebied doorkruiste moest een gedeelte van de oefeningen worden afgelast en de route worden verlegd. Alles wat maar even los zat werd stevig zeevast gesjord. Uiteindelijk kregen de schepen met een uitloper van Diana te maken die nog altijd goed was voor windkracht 8. In het centrum werden zelfs windsnelheden van 205 kilometer per uur gemeten. Hoewel het centrum op ruim 140 mijl achter het verband langs gierde, was de wind zo hard dat de verf op sommige plekken van de scheepshuid schuurde.
Na einde oefening ging de Pieter Florisz terug naar huis en splitste het eskader zich waarbij de Tromp op 22 september in Norfolk binnenliep voor een onderhoudsperiode en beproevingen van het Link-systeem.
Op 8 oktober was het volledige eskader weer in zee bijeen om voor de kust van Virginia te oefenen. Aan boord van het vlaggeschip bevond zich de BDZ, vice-admiraal J.H.B. Hulshof voor een bezoek van vier dagen. In Fort Lauderdale ging hij van boord.
Opgesplitst in groepjes bezocht het eskader in het weekeinde van 19 tot 22 oktober de Benedenwindse eilanden, Curaçao, Aruba en Bonaire. Op het volgende weekeinde waren de schepen weer gesplitst en meerde de Tromp in La Guaira af, de haven van Venezuela. Vervolgens kreeg de Tromp de gelegenheid een walbombardement op het eiland Vieques uit te voeren en een Standardmissile te lanceren.
In het weekeinde van 2 tot 5 november werden de Bovenwindse eilanden bezocht en daarna waren de oefengebieden bij Puerto Rico weer aan de beurt, om daarna via de Azoren richting thuishaven te koersen waar het eskader op 17 november werd opgewacht door talloze familieleden en bekenden.
1985.
Voor dit jaar stonden drie grote eskaderreizen op het programma. Een winter-, voorjaars- en najaarsreis met deelname aan drie NAVO- en twee multinationale oefeningen. In totaal werden zeventien havens in tien landen bezocht. Voor de eerste reis bevonden zich de 1.600 opvarenden aan boord van de Tromp (vlaggeschip), Zuiderkruis, Van Galen, Isaac Sweers, Callenburgh, Van Kinsbergen en de Piet Heyn, waarbij zich onderweg ook nog de Potvis aansloot.
De winterreis begon op 7 februari en duurde tot 20 april. De reis voerde de schepen naar de Middellandse Zee waar van 14 tot 16 februari werd deelgenomen aan de NAVO-onderzeebootbestrijdingsoefening “Dogfish”. Van 21 tot 25 februari werd een bezoek aan Venetië gebracht, waarna werd koers gezet naar Kreta. In de nabijheid van dit eiland sloeg op 25 februari de 31-jarige matroos G. Aalders van Hr.Ms. Evertsen overboord tijdens het overnemen van brandstof uit een Amerikaanse tanker. Ondanks de onmiddellijk ingezette zoekactie werd hij helaas niet meer gevonden. De verslagenheid was uitermate groot.
Na van 1 tot 4 maart Iraklion bezocht te hebben ging het eskader naar het oostelijke gedeelte om te oefenen en werd van 9 tot 18 maart voor een onderhoudsperiode en rust in Alexandrië afgemeerd. Terug in zee werd bij de passage van het trieste ongeval tijdens een sobere plechtigheid een krans in zee gegooid. Tussen de bezoeken aan Tunis van 29 maart tot 9 april en Alicante van 12 tot 15 april werd nog met de Tijgerhaai geoefend waarna met de meeste spoed de thuishaven werd opgezocht. Ondanks het trieste voorval werd toch met plezier op deze reis teruggekeken omdat havens werden bezocht waar de Koninklijke marine zelden komt.
Ook werd er hard gewerkt, soms wel 80 uur per week, maar niemand die daar aan een probleem van maakte.
De volgende oefenweek begon helaas met een drama. De Lynx heli 275 van de Zuiderkruis die op 1 april ter hoogte van Norfolk een nachtelijke oefenvlucht maakte, verongelukte en zonk. Twee inzittenden konden worden gered, maar de derde, de Ltz.1 R. Beenhakker, hoofd operationele dienst van de Zuiderkruis verloor hierbij het leven. De beide geredde vliegers werden in Norfolk ter observatie in het hospitaal opgenomen.
De paasdagen werden opnieuw in Norfolk doorgebracht, doch na het vertrek op 13 april gingen de Tromp en Callenburgh samen naar Baltimore. Precies een week later werden de overige schepen weer ontmoet en gezamenlijk koers gezet naar New York om luister bij te zetten aan het bezoek van Hare Majesteit Koningin Beatrix en Prins Claus aan Amerika. Na het bekende welkom in de haven van New York door spuitende sleepboten werd hier op 22 april afgemeerd. Hier werd het eskader door het Koninklijk Paar bezocht en de ontvangst werd een groot succes. Mede door de inzet van de Nederlandse gemeenschap en het fraaie weer was er voor iedereen volop gelegenheid om de vele bezienswaardigheden van de stad te bekijken, waarbij niet onvermeld mag blijven dat 150 eskaderleden deelnamen aan de jaarlijkse fietsmarathon.
Vermoeid maar voldaan terugkijkend op dit prachtige bezoek werd op dinsdag 27 april weer naar zee vertrokken om nog even met Canadese partners te worstelen en een bezoek aan Halifax te brengen dat op 10 mei werd afgesloten. Toen werd de koers naar Den Helder bepaald en na een afwezigheid van 100 dagen en 18.332 zeemijlen te hebben afgelegd arriveerde het eskader op 19 mei in de thuishaven waarmee ondanks het trieste ongeval een einde was gekomen aan een boeiende en leerzame reis.
Vlak voor binnenkomst droeg onder het toeziend oog van de eskadercommandant KTZ. J.D.W. van Renesse zijn commando over Hr.Ms. Tromp over aan KLTZ. P.K. Kleimeer die deze taak tot 26 november zou blijven vervullen.
Op 1 juli werd Hr.Ms. Tromp als vlaggeschip van het eskader afgelost door het zusterschip Hr.Ms. De Ruyter.
Na het zomerverlof werd door de Tromp buiten het eskaderverband nog deelgenomen aan de oefeningen “Silver Nut” en “Northern Wedding”, waarna het de hoogste tijd was geworden voor het MJO, het meerjaarlijkse onderhoud waarbij het SEWACO-systeem werd gereviseerd.
1983.
Dit jaar werd het schip grondig onderhanden genomen, waarbij het schip als eerste schip van de Koninklijke marine werd voorzien van het Link 11 systeem
1984.
Alvorens weer operationeel te kunnen functioneren moest eerst weer met een nieuwe bemanning worden opgewerkt. Dat gebeurde van 3 tot 24 februari bij de commandant van het Fregattensquadron. Maar op 24 april wapperde als vanouds de vlag van de eskadercommandant weer op het schip en werd ten westen van Portugal geoefend. Tussen de bedrijven door werden bezoeken gebracht aan Gibraltar en Las Palmas maar op 25 mei was men weer thuis.
Op 15 juni droeg de eskadercommandant, schout-bij-nacht C.H.E. Brainich von Brainich Felth, volgens ceremonieel gebruik zijn commando over aan schout-bij-nacht J.D.W. van Renesse. Deze laatste was het die bij het vertrek van het eskader op 27 augustus van de commandant van de Tromp, KLTZ. J.P. de Klerk werd verrast met een “Abraham” als surprise bij het bereiken van zijn 50ste levensjaar. Hij moest dus zijn verjaardag op zee vieren.
Het eskader bestond uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Piet Heyn, Bloys van Treslong, Pieter Florisz, Evertsen en Isaac Sweers, later aangevuld met de Potvis.
Al oefenend ging het eskader via de Portland Firth op weg naar Reykjavik dat van 30 augustus tot 1 september werd bezocht. Hier werd een kijkje genomen bij de wereldberoemde geisers, gletsjers en watervallen. Vervolgens werd aan de oversteek naar Halifax begonnen waar van 7 tot 10 september werd verbleven. Hier verleende de Tromp gastvrijheid aan de Netherlands Naval Industrial Group. Na het vertrek werd deelgenomen aan de NATO-oefening “Safe Pass 84” met Amerikaanse en Canadese schepen en eenheden van STANAVFORLANT. Doordat de orkaan Diana het oefengebied doorkruiste moest een gedeelte van de oefeningen worden afgelast en de route worden verlegd. Alles wat maar even los zat werd stevig zeevast gesjord. Uiteindelijk kregen de schepen met een uitloper van Diana te maken die nog altijd goed was voor windkracht 8. In het centrum werden zelfs windsnelheden van 205 kilometer per uur gemeten. Hoewel het centrum op ruim 140 mijl achter het verband langs gierde, was de wind zo hard dat de verf op sommige plekken van de scheepshuid schuurde.
Na einde oefening ging de Pieter Florisz terug naar huis en splitste het eskader zich waarbij de Tromp op 22 september in Norfolk binnenliep voor een onderhoudsperiode en beproevingen van het Link-systeem.
Op 8 oktober was het volledige eskader weer in zee bijeen om voor de kust van Virginia te oefenen. Aan boord van het vlaggeschip bevond zich de BDZ, vice-admiraal J.H.B. Hulshof voor een bezoek van vier dagen. In Fort Lauderdale ging hij van boord.
Opgesplitst in groepjes bezocht het eskader in het weekeinde van 19 tot 22 oktober de Benedenwindse eilanden, Curaçao, Aruba en Bonaire. Op het volgende weekeinde waren de schepen weer gesplitst en meerde de Tromp in La Guaira af, de haven van Venezuela. Vervolgens kreeg de Tromp de gelegenheid een walbombardement op het eiland Vieques uit te voeren en een Standardmissile te lanceren.
In het weekeinde van 2 tot 5 november werden de Bovenwindse eilanden bezocht en daarna waren de oefengebieden bij Puerto Rico weer aan de beurt, om daarna via de Azoren richting thuishaven te koersen waar het eskader op 17 november werd opgewacht door talloze familieleden en bekenden.
1985.
Voor dit jaar stonden drie grote eskaderreizen op het programma. Een winter-, voorjaars- en najaarsreis met deelname aan drie NAVO- en twee multinationale oefeningen. In totaal werden zeventien havens in tien landen bezocht. Voor de eerste reis bevonden zich de 1.600 opvarenden aan boord van de Tromp (vlaggeschip), Zuiderkruis, Van Galen, Isaac Sweers, Callenburgh, Van Kinsbergen en de Piet Heyn, waarbij zich onderweg ook nog de Potvis aansloot.
De winterreis begon op 7 februari en duurde tot 20 april. De reis voerde de schepen naar de Middellandse Zee waar van 14 tot 16 februari werd deelgenomen aan de NAVO-onderzeebootbestrijdingsoefening “Dogfish”. Van 21 tot 25 februari werd een bezoek aan Venetië gebracht, waarna werd koers gezet naar Kreta. In de nabijheid van dit eiland sloeg op 25 februari de 31-jarige matroos G. Aalders van Hr.Ms. Evertsen overboord tijdens het overnemen van brandstof uit een Amerikaanse tanker. Ondanks de onmiddellijk ingezette zoekactie werd hij helaas niet meer gevonden. De verslagenheid was uitermate groot.
Na van 1 tot 4 maart Iraklion bezocht te hebben ging het eskader naar het oostelijke gedeelte om te oefenen en werd van 9 tot 18 maart voor een onderhoudsperiode en rust in Alexandrië afgemeerd. Terug in zee werd bij de passage van het trieste ongeval tijdens een sobere plechtigheid een krans in zee gegooid. Tussen de bezoeken aan Tunis van 29 maart tot 9 april en Alicante van 12 tot 15 april werd nog met de Tijgerhaai geoefend waarna met de meeste spoed de thuishaven werd opgezocht. Ondanks het trieste voorval werd toch met plezier op deze reis teruggekeken omdat havens werden bezocht waar de Koninklijke marine zelden komt.
Ook werd er hard gewerkt, soms wel 80 uur per week, maar niemand die daar aan een probleem van maakte.
De voorjaarsreis begon op 28 mei en duurde tot 26 juni. De
eerste week werd op de Noordzee verbleven om op te werken. De Tromp ging echter
op 30 mei even terug naar Den Helder om daar de volgende dag luister bij te
zetten bij de bevelsoverdracht van de BDZ., vice-admiraal J.H.B. Hulshof aan
vice-admiraal C.H.E. Brainich von Brainich Felth, beiden geen onbekenden van de
Tromp.
Hierna werd ten noorden van de Waddeneilanden aan de oefening “Iron Nut” deelgenomen en op 5 juni kwam de CZMNED in gezelschap van een aantal VIP’s het eskader bezoeken. Ter opluistering van de “Navy Days” bracht het eskader van 7 tot 11 juni een bezoek aan Rosyth. Hierna was men actief bij de multinationale oefening “Roebuck” op de Noordzee, maar op 26 juni was het eskader weer thuis.
Hierna werd ten noorden van de Waddeneilanden aan de oefening “Iron Nut” deelgenomen en op 5 juni kwam de CZMNED in gezelschap van een aantal VIP’s het eskader bezoeken. Ter opluistering van de “Navy Days” bracht het eskader van 7 tot 11 juni een bezoek aan Rosyth. Hierna was men actief bij de multinationale oefening “Roebuck” op de Noordzee, maar op 26 juni was het eskader weer thuis.
Na het zomerverlof begon op 26 augustus de najaarsreis van
het eskader met daarin opgenomen Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Van Nes,
Kortenaer, Banckert, gedeeltelijk de Isaac Sweers, Evertsen, Callenburgh en de
Belgische fregatten BNS Wielingen en Wandelaar.
Na een weekje opwerken werd van 2 tot 5 september deelgenomen aan de oefening “Botany Bay”, waarbij een konvooi van Den Helder naar Denemarken werd begeleid. Vervolgens werd ten zuidwesten van Engeland geoefend en nam het verband vanaf 8 september actief deel aan de oefening “Ocean Safari”, waarbij de minister van defensie en zijn secretaris-generaal gedurende twee dagen de schepen bezochten.
Een imponerend gezicht vormde op 18 september de “fire power demonstration” van good old Uncle Sam’s battleship USS Iowa dat nog uit de tweede wereldoorlog stamde, maar niettemin een indrukwekkende tegenstander was. Na einde oefening werd van 22 tot 25 september Leixoes bezocht en aansluitend was in de Golf van Biskaje de Potvis als sparringpartner present.
Opgesplitst werd van 1 tot 4 oktober in Bordeaux en La Rochelle van rust en ontspanning genoten om vervolgens de mouwen opstropend koers te zetten naar het bij de KM vermaarde Pleimuiden.
Het volgende operatieterrein was de Noordzee waar de Tromp beproevingen met de ingescheepte Lynx-helikopter uitvoerde. Op vrijdag 25 oktober kwam aan alle inspanningen een einde toen in Den Helder werd afgemeerd. Hiermede eindigde tevens voorlopig de functie van vlaggeschip van het eskader omdat dit door het zusterschip werd overgenomen. Voor de Tromp lag een andere opdracht in het verschiet.
Na een weekje opwerken werd van 2 tot 5 september deelgenomen aan de oefening “Botany Bay”, waarbij een konvooi van Den Helder naar Denemarken werd begeleid. Vervolgens werd ten zuidwesten van Engeland geoefend en nam het verband vanaf 8 september actief deel aan de oefening “Ocean Safari”, waarbij de minister van defensie en zijn secretaris-generaal gedurende twee dagen de schepen bezochten.
Een imponerend gezicht vormde op 18 september de “fire power demonstration” van good old Uncle Sam’s battleship USS Iowa dat nog uit de tweede wereldoorlog stamde, maar niettemin een indrukwekkende tegenstander was. Na einde oefening werd van 22 tot 25 september Leixoes bezocht en aansluitend was in de Golf van Biskaje de Potvis als sparringpartner present.
Opgesplitst werd van 1 tot 4 oktober in Bordeaux en La Rochelle van rust en ontspanning genoten om vervolgens de mouwen opstropend koers te zetten naar het bij de KM vermaarde Pleimuiden.
Het volgende operatieterrein was de Noordzee waar de Tromp beproevingen met de ingescheepte Lynx-helikopter uitvoerde. Op vrijdag 25 oktober kwam aan alle inspanningen een einde toen in Den Helder werd afgemeerd. Hiermede eindigde tevens voorlopig de functie van vlaggeschip van het eskader omdat dit door het zusterschip werd overgenomen. Voor de Tromp lag een andere opdracht in het verschiet.
1986.
Tot 11 januari bleef de Tromp aan haar trossen gemeerd liggen. Toen begonnen de varende beproevingen en werd opgestoomd naar Charleston. Het schip zou namelijk gedurende het eerste halfjaar deel uitmaken van de Standing Naval Force Atlantic. Aan boord bevond zich Z.K.H. Prins Willem Alexander die op 1 juli aan boord zou worden beëdigd tot luitenant ter zee der derde klasse.
Al oefenend werd de Atlantische Oceaan overgestoken en onderweg op 22 januari vanuit USS Kala Mazoo olie geladen. De volgende dag werd in deze inmiddels bekende haven afgemeerd tot de 28ste. Toen ging het samen met HMS Battleaxe naar Mobile. Helaas waren er op 30 januari een aantal problemen. Zo viel plotseling het kompas uit en moest de procedure “noodsturen vanuit de machinekamer” worden uitgevoerd. Maar de heren technici hebben bewezen een gedegen opleiding achter de rug te hebben zodat ook dit euvel verholpen kon worden.
Op 7 februari werd in Mobile afgemeerd. Twee dagen later werd daar een open dag gehouden die ruim 1.600 bezoekers trok. Op 13 februari werd de reis voortgezet naar St. Thomas en afgezien van een kleine brand in de achter machinekamer, die heel snel geblust was, verliep de reis voorspoedig. De vele brandoefeningen wierpen nu hun vruchten af. Op 17 februari werd hier afgemeerd.
Tot 11 januari bleef de Tromp aan haar trossen gemeerd liggen. Toen begonnen de varende beproevingen en werd opgestoomd naar Charleston. Het schip zou namelijk gedurende het eerste halfjaar deel uitmaken van de Standing Naval Force Atlantic. Aan boord bevond zich Z.K.H. Prins Willem Alexander die op 1 juli aan boord zou worden beëdigd tot luitenant ter zee der derde klasse.
Al oefenend werd de Atlantische Oceaan overgestoken en onderweg op 22 januari vanuit USS Kala Mazoo olie geladen. De volgende dag werd in deze inmiddels bekende haven afgemeerd tot de 28ste. Toen ging het samen met HMS Battleaxe naar Mobile. Helaas waren er op 30 januari een aantal problemen. Zo viel plotseling het kompas uit en moest de procedure “noodsturen vanuit de machinekamer” worden uitgevoerd. Maar de heren technici hebben bewezen een gedegen opleiding achter de rug te hebben zodat ook dit euvel verholpen kon worden.
Op 7 februari werd in Mobile afgemeerd. Twee dagen later werd daar een open dag gehouden die ruim 1.600 bezoekers trok. Op 13 februari werd de reis voortgezet naar St. Thomas en afgezien van een kleine brand in de achter machinekamer, die heel snel geblust was, verliep de reis voorspoedig. De vele brandoefeningen wierpen nu hun vruchten af. Op 17 februari werd hier afgemeerd.
Gedurende de STANAVFORLANT-periode bezocht de Tromp onder andere de havens van Roosevelt Roads, Norfolk, New York, St. John, Halifax, Ponta Delgada, Brest, Bergen, Antwerpen en Lissabon, voorwaar een indrukwekkend lijstje waar menig buitenstaander een vermogen voor moet neertellen en bij de KM gratis is inbegrepen.
Na een vermoeiende periode keerde het schip op 16 juni in Den Helder terug waar het rust kreeg tot 3 juli. Op die dag werd samen met Hr.Ms. Tijgerhaai en Piet Heyn al oefenend naar Kiel gestoomd. In het Skagerrak werd met de boordheli’s geoefend en op 12 juli werd in Kiel gemeerd. Hiervandaan werd op 16 en 18 juli deelgenomen aan een oefening in de Kieler Bocht, maar een dag later werd naar de thuishaven vertrokken voor het broodnodige onderhoud, waarbij het schip van 13 september tot 2 oktober in dok VI werd opgenomen.
Op 27 oktober vertrok het schip al opwerkend naar Rosyth waar twee dagen werd verbleven om daarna op te stomen naar de Firth of Forth voor deelname aan de Joint Maritime Course-oefening. Toen deze op 14 november werd afgesloten werd vanuit New Castle naar Den Helder gestoomd en kon men met winterverlof.
1987.
Op 8 januari vertrok de Tromp om als vlaggeschip de tweede periode in STANAVFORLANT haar opwachting te maken. Met een Duits en Engels schip werd koers gezet naar de Azoren om vandaar naar Halifax over te steken. Onderweg voegden zich nog een Amerikaans en Canadees schip bij het verband. Tevens kreeg men met een tweetal zware stormen te kampen die aanzienlijke schade veroorzaakten. Dit kon tussen 22 en 27 januari verholpen worden tijdens het weer op krachten komen in het koude Halifax. Hiervandaan ging het eskader pal zuid en reeds twee dagen na het vertrek kon bij een temperatuur van 20 graden voorzichtig aan het kleurenschema worden gewerkt. Op weg naar de Maagdeneilanden werd natuurlijk druk geoefend en van al die vermoeienissen kon tussen 6 en 9 februari op St. Thomas worden uitgerust.
Na een vermoeiende periode keerde het schip op 16 juni in Den Helder terug waar het rust kreeg tot 3 juli. Op die dag werd samen met Hr.Ms. Tijgerhaai en Piet Heyn al oefenend naar Kiel gestoomd. In het Skagerrak werd met de boordheli’s geoefend en op 12 juli werd in Kiel gemeerd. Hiervandaan werd op 16 en 18 juli deelgenomen aan een oefening in de Kieler Bocht, maar een dag later werd naar de thuishaven vertrokken voor het broodnodige onderhoud, waarbij het schip van 13 september tot 2 oktober in dok VI werd opgenomen.
Op 27 oktober vertrok het schip al opwerkend naar Rosyth waar twee dagen werd verbleven om daarna op te stomen naar de Firth of Forth voor deelname aan de Joint Maritime Course-oefening. Toen deze op 14 november werd afgesloten werd vanuit New Castle naar Den Helder gestoomd en kon men met winterverlof.
1987.
Op 8 januari vertrok de Tromp om als vlaggeschip de tweede periode in STANAVFORLANT haar opwachting te maken. Met een Duits en Engels schip werd koers gezet naar de Azoren om vandaar naar Halifax over te steken. Onderweg voegden zich nog een Amerikaans en Canadees schip bij het verband. Tevens kreeg men met een tweetal zware stormen te kampen die aanzienlijke schade veroorzaakten. Dit kon tussen 22 en 27 januari verholpen worden tijdens het weer op krachten komen in het koude Halifax. Hiervandaan ging het eskader pal zuid en reeds twee dagen na het vertrek kon bij een temperatuur van 20 graden voorzichtig aan het kleurenschema worden gewerkt. Op weg naar de Maagdeneilanden werd natuurlijk druk geoefend en van al die vermoeienissen kon tussen 6 en 9 februari op St. Thomas worden uitgerust.
Na het vertrek werd het scheepsverband bezocht door de
Engelse vice-admiraal Sir Geoffrey Dalton, plaatsvervangend Supreme Allied
Commander Atlantic. Eenmaal uitgerust en opgefrist nam SFNL deel aan “Fleetex
‘87”, een Amerikaanse oefening waaraan meer dan 20 Amerikaanse schepen
deelnamen. Ook dit ging niet in de koude kleren zitten en de rust van 25
februari tot 2 maart in Fort Lauderdale was dan ook dik verdiend. Velen
brachten hier een bezoek aan Disney World. Hierna ging het al oefenende
richting Baltimore om daar van 6 tot 12 maart uit te rusten. Op de steiger was
een welkomstceremonie georganiseerd. Door de gunstige ligging in het hartje van
de stad mocht de Tromp zich in een buitengewone belangstelling van de bevolking
verheugen. Tijdens de open dagen stond de steiger vol met bezoekers. Op 10
maart vertrok een wielerploeg uit Baltimore om de “Charity Cycle Ride” naar
Norfolk te fietsen. De tocht die zeven dagen duurde verliep zonder problemen en
leverde maar liefst $ 4000 voor het goede doel op.
Een dag voor het vertrek voerde de Tromp een professionele BOZ-operatie uit met het op een steenworp afstand gelegen restaurant dat als “praathuis” voor de bemanning dienst deed. Een vaatje bier werd als testgewicht overgebracht. Een voortreffelijke lunch met de tuigploeg in het restaurant besloot de oefening. Vervolgens werd een korte tocht over de Chesapeake Bay gemaakt om in de marinebasis van Norfolk af te meren waar van 13 tot 28 maart werd verbleven voor het broodnodige onderhoud en uitgebreide ontspanningsperiode.
Een dag voor het vertrek vond de commandowisseling plaats van commandeur F.J. Haver Droeze aan de Canadese commodore L.G. Mason. Hiermee was voor Hr.Ms. Tromp een einde gekomen aan het verblijf bij STANAVFORLANT.
Na Norfolk te hebben verlaten voegde de Tromp zich op 1 april bij het Nederlandse eskader. Samen met de Pieter Florisz werd van 10 tot 25 april een routinebezoek aan Oranjestad op Aruba gebracht. Na weer wat geoefend te hebben werd samen met de Jan van Brakel van 1 tot 5 mei Wilmington (Noord Caroline) bezocht waar een ontvangstcomité klaar stond, compleet met “cheergirls”, en met de Banckert van 14 tot 17 mei Philadelphia. Dit viel samen met de “Military Days”, een jaarlijks terugkerend maritiem festijn. Tijdens de open dagen had men niet over belangstelling te klagen want het zag zwart van de mensen voor de twee schepen. Dat de Amerikanen ook kunnen voetballen bewees het team van Medford Eagles dat een gecombineerd elftal van beide schepen met 6-0 op de blaren liet zitten, hetgeen na afloop werd goedgemaakt met een barbecue. Toen werd het de hoogste tijd om naar huis terug te keren en na een voorspoedige reis werd Den Helder op 28 mei bereikt waar de opvarenden met open armen werden ontvangen.
Op 14 augustus begon voor Hr.Ms. Tromp het meerjaarlijkse onderhoud.
1988.
Pas op 6 juni kwam aan het meerjaarlijkse onderhoud een einde. In die periode beleefde het schip een primeur door als eerste schip bij de Koninklijke marine naast de 3-D radar twee kleinere domes geplaatst te krijgen die de satelliet communicatie apparatuur herbergen, het NAVO-SATCOM III systeem. Voordeel van SHF-SATCOM is dat het niet alleen een puur militair systeem is, maar dat het ook de privacy van de gebruiker volledig garandeert. Na het MJO werd begonnen met beproevingen van de systemen en kom het opwerken een aanvang nemen.
Een dag voor het vertrek voerde de Tromp een professionele BOZ-operatie uit met het op een steenworp afstand gelegen restaurant dat als “praathuis” voor de bemanning dienst deed. Een vaatje bier werd als testgewicht overgebracht. Een voortreffelijke lunch met de tuigploeg in het restaurant besloot de oefening. Vervolgens werd een korte tocht over de Chesapeake Bay gemaakt om in de marinebasis van Norfolk af te meren waar van 13 tot 28 maart werd verbleven voor het broodnodige onderhoud en uitgebreide ontspanningsperiode.
Een dag voor het vertrek vond de commandowisseling plaats van commandeur F.J. Haver Droeze aan de Canadese commodore L.G. Mason. Hiermee was voor Hr.Ms. Tromp een einde gekomen aan het verblijf bij STANAVFORLANT.
Na Norfolk te hebben verlaten voegde de Tromp zich op 1 april bij het Nederlandse eskader. Samen met de Pieter Florisz werd van 10 tot 25 april een routinebezoek aan Oranjestad op Aruba gebracht. Na weer wat geoefend te hebben werd samen met de Jan van Brakel van 1 tot 5 mei Wilmington (Noord Caroline) bezocht waar een ontvangstcomité klaar stond, compleet met “cheergirls”, en met de Banckert van 14 tot 17 mei Philadelphia. Dit viel samen met de “Military Days”, een jaarlijks terugkerend maritiem festijn. Tijdens de open dagen had men niet over belangstelling te klagen want het zag zwart van de mensen voor de twee schepen. Dat de Amerikanen ook kunnen voetballen bewees het team van Medford Eagles dat een gecombineerd elftal van beide schepen met 6-0 op de blaren liet zitten, hetgeen na afloop werd goedgemaakt met een barbecue. Toen werd het de hoogste tijd om naar huis terug te keren en na een voorspoedige reis werd Den Helder op 28 mei bereikt waar de opvarenden met open armen werden ontvangen.
Op 14 augustus begon voor Hr.Ms. Tromp het meerjaarlijkse onderhoud.
1988.
Pas op 6 juni kwam aan het meerjaarlijkse onderhoud een einde. In die periode beleefde het schip een primeur door als eerste schip bij de Koninklijke marine naast de 3-D radar twee kleinere domes geplaatst te krijgen die de satelliet communicatie apparatuur herbergen, het NAVO-SATCOM III systeem. Voordeel van SHF-SATCOM is dat het niet alleen een puur militair systeem is, maar dat het ook de privacy van de gebruiker volledig garandeert. Na het MJO werd begonnen met beproevingen van de systemen en kom het opwerken een aanvang nemen.
Het Koninklijk jacht Brittannia lag samen met HMS Exeter,
Amazone, Hr.Ms. Tromp en Harlingen op 21 juni opgelijnd in het Britse Torbay
voor een Grand Sail Past in het kader van de William and Mary herdenkingen.
Begeleid door uitermate slecht weer brachten ruim 300 Nederlandse en Britse
jachten een eerbewijs aan het Britse Koninklijk Paar en Z.K.H. Prins Willem
Alexander die aan boord van de Brittannia waren ingescheept. Deze Grand Sail
Past was de afsluiting van een overtocht van zo’n 200 Nederlandse jachten van
Hellevoetsluis naar Torbay, herinnerend aan het feit dat Willem van Oranje in
1688 landde op de kust van Devonshire om later te worden uitgeroepen tot Koning
van Engeland.
Op 27 juni werd een bijzondere vaartocht gehouden. Op die dag kwam een 16-jarige scholier uit Den Helder aan boord met een van Lego-stenen nagebouwd model van de Tromp dat maar liefst bijna 3 meter lang was en uit bijna 28 kilo bouwstenen bestond. Reden temeer om samen met zijn ouders en een vertegenwoordiger van Lego deze vaartocht te maken waar hij ontzettend van genoot.
Bij de mini-vlootdagen op 23, 24 en 25 september langs de Parkkade in Rotterdam trok de Tromp maar liefst 15.000 mensen die zich een weg baanden door een doolhof van smalle gangetjes.
Met nog enkele korte opwerktripjes werd het jaar waardig afgesloten.
Op 27 juni werd een bijzondere vaartocht gehouden. Op die dag kwam een 16-jarige scholier uit Den Helder aan boord met een van Lego-stenen nagebouwd model van de Tromp dat maar liefst bijna 3 meter lang was en uit bijna 28 kilo bouwstenen bestond. Reden temeer om samen met zijn ouders en een vertegenwoordiger van Lego deze vaartocht te maken waar hij ontzettend van genoot.
Bij de mini-vlootdagen op 23, 24 en 25 september langs de Parkkade in Rotterdam trok de Tromp maar liefst 15.000 mensen die zich een weg baanden door een doolhof van smalle gangetjes.
Met nog enkele korte opwerktripjes werd het jaar waardig afgesloten.
1989.
Met uitzondering van 12 tot 29 juni was Hr.Ms. Tromp opnieuw vlaggeschip van het eskader. In die periode stond het schip ter beschikking van de Marinevoorlichting voor een aantal vaardagen en werd deelgenomen aan de Kielerwoche.
Het eskader bestond deze maal uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Jacob van Heemskerck, Kortenaer, Callenburgh, Witte de With en Zuiderkruis, het geheel onder commando van schout-bij-nacht P.E.R. Leertouwer.
Op 27 februari werd de thuishaven verlaten en werd de eerste week besteed om schip en bemanning weer met elkaar vertrouwd te maken. Daarna werd tussen 5 en 15 maart deelgenomen aan de NAVO-oefening “North Star” die in het noordelijke deel van de Noordzee en Noorse Zee werd gehouden.
Nou wordt er bij de Koninklijke marine heel wat “afgesext”. Niet datgene wat u denkt, maar zonder die S betekent het in gewoon Nederlands exercise oftewel oefening. Flyex, Misex, Casex, Adex, Funex, Jesex, Phosex, Bap-ploegen, BOZ-naderingen, MOB-procedures, alle afkortingen die er bestaan vliegen je op een oefenend marineschip om de oren. En ook deze keer werd er weer het een en ander uit de kast getrokken. Moe maar voldaan werd naar Rosyth gekoerst om van alle inspanningen bij te komen.
Vervolgens werd door de drie geleidewapenfregatten richting Bordeaux gevaren om op de range een aantal lanceringen uit te voeren, maar op 31 maart kon in Lissabon weer verse kracht worden opgedaan.
Van 4 tot 12 april stond de Spaanse oefening “Tapon ‘89” op het programma hetgeen kurk betekent. Het was namelijk een grootscheepse onderzeebootbestrijdingsoefening in de Straat van Gibraltar, dus ging de kurk op de fles, in dit geval de flessenhals tussen het vasteland van Europa en Afrika. De nabespreking vond van 13 tot 17 april in het zonnige Cadiz plaats waar de kurk weer van de fles ging en menigeen het gastvrije stadje iets donkerder gekleurd verliet.
De twee weken die volgden stonden in het teken van lanceringen op een drone en werd de Zeehond met oefentorpedo’s bestookt. Na als dit geploeter werd op 4 mei in Portsmouth, beter bekend als Pompie afgemeerd waar op gepaste wijze de doden uit de tweede wereldoorlog werden herdacht.
Met de laatste haven van deze reis achter de rug werd nog even aan de oefening “Square Nut” deelgenomen die in het teken stond van luchtverdediging. Drie dagen lang scheerden zo’n vijftig vliegtuigen van verschillende typen over het verband, maar eenmaal teruggekeerd in de thuishaven kon de operatie “stofwolk” beginnen want het zomerverlof stond voor de deur.
Op 2 juni was Hr.Ms. Tromp in Den Helder het decor van de bevelsoverdracht over de zeestrijdkrachten van vice-admiraal C.H.E. Brainich von Brainich Felth aan vice-admiraal Jhr. H. van Foreest en nam het schip een maand later deel aan de Nationale Vlootdagen. Ook kreeg het schip op 29 juni een nieuwe commandant (zie lijst van commandanten).
Op maandagmorgen 28 augustus heerste er grote bedrijvigheid in de marinehaven. Sleepboten sleurden aan de trossen om het eskader te laten vertrekken. Zo op het oog een normaal vertrek, maar toch was het iets anders. Er was namelijk sprake van een “silent departure”, hetgeen wil zeggen dat de schepen hun radar en radio stil hielden. Het was een rustige start van de reis, maar dit was slechts schijn, want eenmaal los van de kade gingen belangrijke berichten via lichtmorse over, hetgeen menig seiner bijna blaren op zijn vingers bezorgde.
Na een korte opwerkperiode in de Noordzee werd het Nauw van Calais gepasseerd en de oefengebieden aan de zuidkust van Engeland opgezocht. In Plymouth werden de voorbesprekingen gehouden voor de grote NATO-oefening “Sharp Spear ‘89” die van 8 tot 21 september werd gehouden. Het scenario betrof het beschermen van de aanvoerwegen naar havens rondom de Noordzee. De Nederlandse eskadercommandant kreeg de leiding over een Spaans eskader met daarin het splinternieuwe vliegkampschip Principe d’Asturias. Aan deze operatie in de zogenaamde “shallow waters” namen 270 schepen, 300 vliegtuigen en 40.000 militairen deel.
Het nieuw ingevoerde Forward Logistic Support System bleek uitstekend te werken en kwam goed van pas toen de Tromp van een helikopter een vitaal onderdeel voor de 3-D radar kreeg aangeleverd, hetgeen reparatie in zee mogelijk maakte in plaats van naar een haven terug te keren.
Op 11 september begon de zogenaamde “free play”-fase waarbij de commandanten meer bewegingsvrijheid kregen. Ten noordwesten van Ierland werd rendez-vous met een Engels eskader gemaakt en bij de Minches een konvooi vanuit Loch Ewe naar de Noorse kust geëscorteerd. Toen aan de oefening een geslaagd einde kwam werd koers gezet naar IJmuiden om daar de bijna voltallige ministerraad met echtgenotes aan boord te nemen voor een oriënterende vaardag. Zij werden die avond in Rotterdam afgezet en op 22 september was het eskader weer thuis.
Op de achtermiddag van 22 oktober verliet het eskader opnieuw de thuishaven. Vanwege problemen met het besturingssysteem van de Lynx heli’s was besloten de gehele helivloot tijdelijk aan de grond te houden en moest het deze keer zonder heli worden gesteld. Het weekeinde werd gescheiden in Aalborg en Kopenhagen doorgebracht en daarna werd ten zuidwesten van Noorwegen het oefenschema vervolgd met het accent op onderzeebootbestrijding en luchtverdediging.
Na Stavanger bezocht te hebben waar de BDZ aan boord van de Tromp kwam, werd vanaf 6 november in het gebied Devil’s Hole voor de Schotse oostkust geoefend. Hier zag hij het eskader met onderzeeboten en vliegtuigen worstelen en na een week hard werken werden opnieuw gescheiden bezoeken aan Leith en Rosyth gebracht.
Van 14 tot 24 november werd deelgenomen aan de Joint Maritime Course, waarbij de Lynx heli’s weer van de partij waren. Moe gestreden arriveerde het eskader op 28 november weer in Den Helder. Het winterverlof stond voor de deur en in die tussentijd werd het schip gereed gemaakt voor de grote voorjaarsreis naar tropische bestemmingen.
Met uitzondering van 12 tot 29 juni was Hr.Ms. Tromp opnieuw vlaggeschip van het eskader. In die periode stond het schip ter beschikking van de Marinevoorlichting voor een aantal vaardagen en werd deelgenomen aan de Kielerwoche.
Het eskader bestond deze maal uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Jacob van Heemskerck, Kortenaer, Callenburgh, Witte de With en Zuiderkruis, het geheel onder commando van schout-bij-nacht P.E.R. Leertouwer.
Op 27 februari werd de thuishaven verlaten en werd de eerste week besteed om schip en bemanning weer met elkaar vertrouwd te maken. Daarna werd tussen 5 en 15 maart deelgenomen aan de NAVO-oefening “North Star” die in het noordelijke deel van de Noordzee en Noorse Zee werd gehouden.
Nou wordt er bij de Koninklijke marine heel wat “afgesext”. Niet datgene wat u denkt, maar zonder die S betekent het in gewoon Nederlands exercise oftewel oefening. Flyex, Misex, Casex, Adex, Funex, Jesex, Phosex, Bap-ploegen, BOZ-naderingen, MOB-procedures, alle afkortingen die er bestaan vliegen je op een oefenend marineschip om de oren. En ook deze keer werd er weer het een en ander uit de kast getrokken. Moe maar voldaan werd naar Rosyth gekoerst om van alle inspanningen bij te komen.
Vervolgens werd door de drie geleidewapenfregatten richting Bordeaux gevaren om op de range een aantal lanceringen uit te voeren, maar op 31 maart kon in Lissabon weer verse kracht worden opgedaan.
Van 4 tot 12 april stond de Spaanse oefening “Tapon ‘89” op het programma hetgeen kurk betekent. Het was namelijk een grootscheepse onderzeebootbestrijdingsoefening in de Straat van Gibraltar, dus ging de kurk op de fles, in dit geval de flessenhals tussen het vasteland van Europa en Afrika. De nabespreking vond van 13 tot 17 april in het zonnige Cadiz plaats waar de kurk weer van de fles ging en menigeen het gastvrije stadje iets donkerder gekleurd verliet.
De twee weken die volgden stonden in het teken van lanceringen op een drone en werd de Zeehond met oefentorpedo’s bestookt. Na als dit geploeter werd op 4 mei in Portsmouth, beter bekend als Pompie afgemeerd waar op gepaste wijze de doden uit de tweede wereldoorlog werden herdacht.
Met de laatste haven van deze reis achter de rug werd nog even aan de oefening “Square Nut” deelgenomen die in het teken stond van luchtverdediging. Drie dagen lang scheerden zo’n vijftig vliegtuigen van verschillende typen over het verband, maar eenmaal teruggekeerd in de thuishaven kon de operatie “stofwolk” beginnen want het zomerverlof stond voor de deur.
Op 2 juni was Hr.Ms. Tromp in Den Helder het decor van de bevelsoverdracht over de zeestrijdkrachten van vice-admiraal C.H.E. Brainich von Brainich Felth aan vice-admiraal Jhr. H. van Foreest en nam het schip een maand later deel aan de Nationale Vlootdagen. Ook kreeg het schip op 29 juni een nieuwe commandant (zie lijst van commandanten).
Op maandagmorgen 28 augustus heerste er grote bedrijvigheid in de marinehaven. Sleepboten sleurden aan de trossen om het eskader te laten vertrekken. Zo op het oog een normaal vertrek, maar toch was het iets anders. Er was namelijk sprake van een “silent departure”, hetgeen wil zeggen dat de schepen hun radar en radio stil hielden. Het was een rustige start van de reis, maar dit was slechts schijn, want eenmaal los van de kade gingen belangrijke berichten via lichtmorse over, hetgeen menig seiner bijna blaren op zijn vingers bezorgde.
Na een korte opwerkperiode in de Noordzee werd het Nauw van Calais gepasseerd en de oefengebieden aan de zuidkust van Engeland opgezocht. In Plymouth werden de voorbesprekingen gehouden voor de grote NATO-oefening “Sharp Spear ‘89” die van 8 tot 21 september werd gehouden. Het scenario betrof het beschermen van de aanvoerwegen naar havens rondom de Noordzee. De Nederlandse eskadercommandant kreeg de leiding over een Spaans eskader met daarin het splinternieuwe vliegkampschip Principe d’Asturias. Aan deze operatie in de zogenaamde “shallow waters” namen 270 schepen, 300 vliegtuigen en 40.000 militairen deel.
Het nieuw ingevoerde Forward Logistic Support System bleek uitstekend te werken en kwam goed van pas toen de Tromp van een helikopter een vitaal onderdeel voor de 3-D radar kreeg aangeleverd, hetgeen reparatie in zee mogelijk maakte in plaats van naar een haven terug te keren.
Op 11 september begon de zogenaamde “free play”-fase waarbij de commandanten meer bewegingsvrijheid kregen. Ten noordwesten van Ierland werd rendez-vous met een Engels eskader gemaakt en bij de Minches een konvooi vanuit Loch Ewe naar de Noorse kust geëscorteerd. Toen aan de oefening een geslaagd einde kwam werd koers gezet naar IJmuiden om daar de bijna voltallige ministerraad met echtgenotes aan boord te nemen voor een oriënterende vaardag. Zij werden die avond in Rotterdam afgezet en op 22 september was het eskader weer thuis.
Op de achtermiddag van 22 oktober verliet het eskader opnieuw de thuishaven. Vanwege problemen met het besturingssysteem van de Lynx heli’s was besloten de gehele helivloot tijdelijk aan de grond te houden en moest het deze keer zonder heli worden gesteld. Het weekeinde werd gescheiden in Aalborg en Kopenhagen doorgebracht en daarna werd ten zuidwesten van Noorwegen het oefenschema vervolgd met het accent op onderzeebootbestrijding en luchtverdediging.
Na Stavanger bezocht te hebben waar de BDZ aan boord van de Tromp kwam, werd vanaf 6 november in het gebied Devil’s Hole voor de Schotse oostkust geoefend. Hier zag hij het eskader met onderzeeboten en vliegtuigen worstelen en na een week hard werken werden opnieuw gescheiden bezoeken aan Leith en Rosyth gebracht.
Van 14 tot 24 november werd deelgenomen aan de Joint Maritime Course, waarbij de Lynx heli’s weer van de partij waren. Moe gestreden arriveerde het eskader op 28 november weer in Den Helder. Het winterverlof stond voor de deur en in die tussentijd werd het schip gereed gemaakt voor de grote voorjaarsreis naar tropische bestemmingen.
1990.
Welke zeeman droomt er nou niet van: Rio de Janeiro in Brazilië? Het land van de salsa, de samba, de prachtige stranden, het carnaval en de mooie schaars geklede heupwiegende meiden. Het land van armoede en rijkdom, de voetballers en wat al niet meer. Je moet er wel een kapitaaltje voor neer tellen om er te komen, maar bij de Koninklijke marine zit dat bij het werk gratis inbegrepen.
Aldus vertrok het eskader op 22 januari na een binnenligperiode van bijna twee maanden naar het zonnige zuiden. Het bestond deze keer uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Jacob van Heemskerck, Bloys van Treslong, vanaf 27 april versterkt met de Pieter Florisz en BNS Wielingen. Het geheel onder commando van schout-bij-nacht P.E.R. Leertouwer.
Via Het Kanaal werd in stormachtig weer al oefenend met Franse vliegtuigen koers gezet naar de Portugese oefengebieden waar oefeningen met de Portugese luchtmacht op het laatste moment werden afgelast. Het weekeinde werd aan de kade Alcantara Cabecoa in Lissabon doorgebracht en hierna kwam de Tijgerhaai zich melden om als vaste sparringpartner te dienen.
Op 9 februari gingen de Poolster en Bloys van Treslong naar Las Palmas en de rest bezocht Santa Cruz de Tenerife. Hier kwam ook de Mercuur zich aansluiten ter ondersteuning van de torpedolanceringen van de Tijgerhaai. Tijdens dit weekeinde werd volop genoten van strand, zee en bustrips en het geestrijk vocht en op de 12e was men weer in zee voor het vervolg van de oefeningen, waarbij een helikopter een “photex” verzorgde zodat het verband op de groepsfoto werd gezet.
Op 16 februari liep het eskader onder grote belangstelling van de plaatselijke bevolking de haven van Porto Grande Mindelo op het Kaapverdische eiland Sao Vincente binnen. Hier liep een korporaal bij een bromfietsongeluk een open beenbreuk op en werd vakkundig behandeld door het chirurgisch team aan boord van de Poolster. Er werd volop gesport en op het strand verpozing gezocht, maar op 19 februari was men weer terug in zee.
Welke zeeman droomt er nou niet van: Rio de Janeiro in Brazilië? Het land van de salsa, de samba, de prachtige stranden, het carnaval en de mooie schaars geklede heupwiegende meiden. Het land van armoede en rijkdom, de voetballers en wat al niet meer. Je moet er wel een kapitaaltje voor neer tellen om er te komen, maar bij de Koninklijke marine zit dat bij het werk gratis inbegrepen.
Aldus vertrok het eskader op 22 januari na een binnenligperiode van bijna twee maanden naar het zonnige zuiden. Het bestond deze keer uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Jacob van Heemskerck, Bloys van Treslong, vanaf 27 april versterkt met de Pieter Florisz en BNS Wielingen. Het geheel onder commando van schout-bij-nacht P.E.R. Leertouwer.
Via Het Kanaal werd in stormachtig weer al oefenend met Franse vliegtuigen koers gezet naar de Portugese oefengebieden waar oefeningen met de Portugese luchtmacht op het laatste moment werden afgelast. Het weekeinde werd aan de kade Alcantara Cabecoa in Lissabon doorgebracht en hierna kwam de Tijgerhaai zich melden om als vaste sparringpartner te dienen.
Op 9 februari gingen de Poolster en Bloys van Treslong naar Las Palmas en de rest bezocht Santa Cruz de Tenerife. Hier kwam ook de Mercuur zich aansluiten ter ondersteuning van de torpedolanceringen van de Tijgerhaai. Tijdens dit weekeinde werd volop genoten van strand, zee en bustrips en het geestrijk vocht en op de 12e was men weer in zee voor het vervolg van de oefeningen, waarbij een helikopter een “photex” verzorgde zodat het verband op de groepsfoto werd gezet.
Op 16 februari liep het eskader onder grote belangstelling van de plaatselijke bevolking de haven van Porto Grande Mindelo op het Kaapverdische eiland Sao Vincente binnen. Hier liep een korporaal bij een bromfietsongeluk een open beenbreuk op en werd vakkundig behandeld door het chirurgisch team aan boord van de Poolster. Er werd volop gesport en op het strand verpozing gezocht, maar op 19 februari was men weer terug in zee.
Op de 24ste ontdekte
de op de boeg gezeten “uitkijk evenaar” als eerste de equator en werden alle
schepen door Neptunus bezocht. Alle baroes aan boord (en dat waren er nogal
wat) moesten zich melden om in het bezit te komen van het
“evenaar-passeer-bewijs”. De woeste trawanten wisten hier wel raad mee en de
doop ging met de nodige hilariteit gepaard.
Voorafgaand aan dit festijn werd door de jongste schepeling en de jongste officier de Panamakluis rood geschilderd en de dag werd besloten met een barbecue die werd opgeluisterd door de scheepsband.
Op 1 maart kwam het beroemde Suikerbrood in zicht en met paradeerrol op post stoomde het eskader langs Ipanema en Copacabana. Na het wisselen van de saluutschoten meerde Fairwind ’90 voor vijf dagen af aan de pier Praca Maua in Rio de Janeiro.
Het verblijf hier werd een onvergetelijk weekend. Met een buspendel kon iedere liefhebber zich dagelijks gratis naar de stranden laten vervoeren om zich tussen het vrouwelijk schoon te begeven. Helaas was juist het carnaval een week geleden afgelopen, maar dat verhinderde niet om van disco, zon en de vele excursies te genieten. Bezoeken werden gebracht aan het beroemde Christusbeeld bovenop de Corcovadoberg, een sambaschool, een tropisch eiland, de historische stad Petropolis en een koffieplantage. Ook de sporters kwamen ruimschoots aan hun trekken.
Voorafgaand aan dit festijn werd door de jongste schepeling en de jongste officier de Panamakluis rood geschilderd en de dag werd besloten met een barbecue die werd opgeluisterd door de scheepsband.
Op 1 maart kwam het beroemde Suikerbrood in zicht en met paradeerrol op post stoomde het eskader langs Ipanema en Copacabana. Na het wisselen van de saluutschoten meerde Fairwind ’90 voor vijf dagen af aan de pier Praca Maua in Rio de Janeiro.
Het verblijf hier werd een onvergetelijk weekend. Met een buspendel kon iedere liefhebber zich dagelijks gratis naar de stranden laten vervoeren om zich tussen het vrouwelijk schoon te begeven. Helaas was juist het carnaval een week geleden afgelopen, maar dat verhinderde niet om van disco, zon en de vele excursies te genieten. Bezoeken werden gebracht aan het beroemde Christusbeeld bovenop de Corcovadoberg, een sambaschool, een tropisch eiland, de historische stad Petropolis en een koffieplantage. Ook de sporters kwamen ruimschoots aan hun trekken.
Vooral de linkse foto trok veel aandacht !
De open dag werd door vele
Brazilianen aangegrepen om de schepen van dichtbij te bekijken. Behalve
handtasjes en eventuele andere bagage werd bij het aan boord komen ook af en
toe een pistool afgegeven. Het verbaasde de mensen aan de valreep allerminst.
Niets is te gek in Rio!
Op dinsdag 6 maart vertrok het eskader met nog een laatste blik op Copacanaba en Ipanema weer naar zee. Met hoge vaart werd al oefenend opgestoomd naar de Caraïbische wateren. Op 11 maart werd om 04.30 uur opnieuw de evenaar gepasseerd en moest Neptunus nog eenmaal op de Tromp terugkeren omdat een matroos door een valse verklaring zijn doop de vorige keer had ontlopen. Logisch dat hij deze keer een speciale behandeling kreeg.
De verdere reis naar de Antillen werd benut om een aantal eskader opvarenden te laten crosspollen. Ongeveer 25 mannen en vrouwen werden per lichte lasten tuig op een “vreemd” schip over gezet. Op 14 maart moest het chirurgisch team van de Poolster opnieuw in actie komen om een patiënt van de Tromp aan een liesbreuk te opereren, hetgeen succesvol werd uitgevoerd.
Een dag later bereikte het eskader de Gallions passage (een 19 mijl brede zeestraat tussen de eilanden Trinidad en Tobago), waarop de Jacob van Heemskerck en de Bloys van Treslong Aruba bezochten en de overige schepen Willemstad. Hier stonden talloze familieleden, vrienden en vriendinnen met smacht op hen te wachten. Voor de opvarenden van de Heemskerck en de Bloys had dit nog een bijzonder tintje. De overgekomen familieleden en vrienden mochten de vijf uur durende vaartocht naar Willemstad meemaken. Terwijl de schepen gezamenlijk aan de Brionwerf in het Schottegat lagen afgemeerd, kwam op zaterdagmorgen minister R. ter Beek van defensie het eskader met een bezoek vereren.
Er volgde nu een week van onderhoud en vrije tijd. Bij dit noodzakelijke onderhoud werden door de technische dienst met behulp van overgevlogen personeel van de Rijkswerf de beide kruisvaart gasturbines vervangen.
Op 26 maart vertrokken de schepen weer naar zee om enkele dagen te oefenen met schepen van de Venezolaanse marine waarbij de Banckert zich aansloot. Op 29 maart volgde onder saluutschoten en een Venezolaanse marinekapel de intocht in La Guaira, de havenstad van Caracas. Evenals in Rio de Janeiro reden ook hier pendelbussen naar de interessante delen van de stad die ongeveer 2 uur rijden en 1.000 meter hoger ligt. De eskadercommandant legde namens de Koninklijke marine een krans bij het monument van “El Liberator” Simon Bolivar op de Plaza Bolivar. Op zondagavond kwam de scheepsband van de Tromp in actie tijdens een all-ranks feestavond in de residentie van de tijdelijk zaakgelastigde van Nederland in Venezuela.
Op 2 april gingen de schepen weer naar zee met bestemming de oefengebieden nabij Puerto Rico waar door de Bloys van Treslong een aantal oefentorpedo’s werden verschoten en werd er geoefend met het Amerikaanse vliegkampschip USS Saratoga. Het weekeinde rust in Roosevelt Roads was dan ook meer dan verdiend. Hier werden tevens missiles geladen en gelost die de komende week verschoten werden. De overgekomen CZMNED kon dit bij zijn bezoek aan het eskader van nabij meemaken. Toen ook deze operatie achter de rug was werd de oversteek naar St. Maarten gemaakt waar in de baai van Philipsburg ten anker werd gegaan. Met een pendelboot konden de opvarenden het eiland bezoeken.
Omdat er technische problemen op de Poolster waren werd het vertrek uitgesteld tot 18 april om aan de derde grote oversteek naar de Europese wateren te beginnen. Onderweg werden onderhoudsdagen gehouden en bevoorrading op zee uitgevoerd en met een Duits eskader geoefend. Op 25 april werd dit plotseling onderbroken toen het bericht binnenkwam dat van Hr.Ms. Bloys van Treslong een opvarende was vermist. De telex met het slechte nieuws meldde: “Nu blijkt wat 3 maanden samen optrekken betekent, want tijdens de volgende uitgebreide zoekactie is op geen enkele eskader eenheid een verrekijker teveel aanwezig. Het intensieve turen over de golven door zeer vele opvarenden heeft helaas geen resultaat”.
Na de vergeefse zoektocht die tot zonsondergang duurde werd de reis in mineurstemming voortgezet richting Madeira.
Het weekend voorafgaande aan Koninginnedag werd in Funchal doorgebracht waar het eskader versterking kreeg van de Pieter Florisz en het Belgische fregat Wielingen voor de komende oefeningen.
Het matige weer stond de activiteiten van OS&O niet in de weg. Er waren rondritten door de bergen, door schilderachtige dorpjes en naar de steile noordwestkust.
Na het weekeinde werd koers gezet naar een oefengebied ten westen van de Straat van Gibraltar voor deelname aan de NATO-oefening “Open Gate” die tot 8 mei duurde. Hieraan deden ongeveer 6.000 mensen mee, verdeeld over 36 oorlogsschepen, 10 koopvaardijschepen en 57 vliegtuigen. Tijdens de oefening kwam een S.O.S.-melding binnen van het Spaanse vissersbootje “Aquilica” waar een man overboord gevallen was en werd vermist. De ingezette helikopters zochten helaas tevergeefs.
De laatste buitenlandse haven van Fairwind ’90 was Portsmouth van 11 tot 14 mei waar het vlaggeschip van admiraal Nelson werd bezocht, evenals de vele kroegjes die naar onze maatstaven veel te vroeg sluiten.
Na drie dagen van ontspanning werd de Noordzee opgezocht voor deelname aan de oefening “Hard Nut” die van 15 tot 17 mei ten noorden van de Waddeneilanden werd gehouden. Maar toen werd het toch de hoogste tijd om op huis aan te gaan en toen de douane eenmaal het eskader had vrijgegeven werd op 18 mei in de thuishaven afgemeerd waar de opvarenden met open armen werden ontvangen. Een prachtige en leerzame Fairwind ’90 reis zat er op. Na 17 weken van huis te zijn geweest was het compensatieverlof meer dan verdiend.
De volgende reis van het eskader was van 20 augustus tot 20 september. Als gevolg van de crisis in de Perzische Golf was het eskader flink uitgedund en bestond nu uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Piet Heyn en Banckert, versterkt met de Belgische fregatten Wielingen en Wandelaar.
Eenmaal buitengaats kregen de schepen meteen de eerste najaarsstorm om de oren, zodat het voor menig bemanningslid groen om de neus werd. Gezamenlijk werd koers gezet naar het Skagerrak voor deelname aan de oefening “Danex ‘90” waaraan ook STANAVFORLANT en een Deense Task Group deel nam. Na afloop hiervan gingen de Tromp en Banckert naar Kristiansand en de overige schepen naar Stavanger. Een 2½ uur durende rondvaart door een fjord, een bustrip door de stad en omgeving en een bezoek aan een amusementspark trokken ruime belangstelling.
Dat het niet altijd meevalt de kerkbel goed te luiden bleek de leerling op zondagmorgen het signaal “kok schep op” (brand aan boord) op de scheepsbel sloeg en er enige ongerustheid ontstond.
Terug in zee werd aan de oefening “Teamwork ‘90” begonnen en was het onderling echt oorlog, zodat iedereen blij was het weekeinde in het Schotse Rosyth door te kunnen brengen. Deze vaste pleisterplaats van de KM heeft echter weinig te bieden, maar het nabij gelegen Edinburgh des te meer en dat was snel gevonden. OS&O organiseerde bustrips door de Schotse Hooglanden waar veel van het natuurschoon te genieten viel. Ook de sporters konden hun hart ophalen.
Op maandagmorgen werd de beroemde Forth Railroadbridge weer gepasseerd op weg naar het oefengebied ten oosten van Schotland, maar iedereen was weer dik tevreden toen op 20 september de thuishaven werd bereikt.
De derde en laatste eskaderreis van 1990 begon op 5 november in gezelschap van het zusterschip Hr.Ms. De Ruyter en de Banckert, waarbij de Callenburgh zich een week later aansloot. Nabij Portland werd een individueel programma afgewerkt met onder meer geruismetingen en hoge vaart beproevingen. Het weekeinde van 16 tot 19 november werd in Plymouth doorgebracht en na nog enkele dagen geoefend te hebben werd op 22 november weer in de thuishaven afgemeerd waarmee het jaar werd besloten.
Op dinsdag 6 maart vertrok het eskader met nog een laatste blik op Copacanaba en Ipanema weer naar zee. Met hoge vaart werd al oefenend opgestoomd naar de Caraïbische wateren. Op 11 maart werd om 04.30 uur opnieuw de evenaar gepasseerd en moest Neptunus nog eenmaal op de Tromp terugkeren omdat een matroos door een valse verklaring zijn doop de vorige keer had ontlopen. Logisch dat hij deze keer een speciale behandeling kreeg.
De verdere reis naar de Antillen werd benut om een aantal eskader opvarenden te laten crosspollen. Ongeveer 25 mannen en vrouwen werden per lichte lasten tuig op een “vreemd” schip over gezet. Op 14 maart moest het chirurgisch team van de Poolster opnieuw in actie komen om een patiënt van de Tromp aan een liesbreuk te opereren, hetgeen succesvol werd uitgevoerd.
Een dag later bereikte het eskader de Gallions passage (een 19 mijl brede zeestraat tussen de eilanden Trinidad en Tobago), waarop de Jacob van Heemskerck en de Bloys van Treslong Aruba bezochten en de overige schepen Willemstad. Hier stonden talloze familieleden, vrienden en vriendinnen met smacht op hen te wachten. Voor de opvarenden van de Heemskerck en de Bloys had dit nog een bijzonder tintje. De overgekomen familieleden en vrienden mochten de vijf uur durende vaartocht naar Willemstad meemaken. Terwijl de schepen gezamenlijk aan de Brionwerf in het Schottegat lagen afgemeerd, kwam op zaterdagmorgen minister R. ter Beek van defensie het eskader met een bezoek vereren.
Er volgde nu een week van onderhoud en vrije tijd. Bij dit noodzakelijke onderhoud werden door de technische dienst met behulp van overgevlogen personeel van de Rijkswerf de beide kruisvaart gasturbines vervangen.
Op 26 maart vertrokken de schepen weer naar zee om enkele dagen te oefenen met schepen van de Venezolaanse marine waarbij de Banckert zich aansloot. Op 29 maart volgde onder saluutschoten en een Venezolaanse marinekapel de intocht in La Guaira, de havenstad van Caracas. Evenals in Rio de Janeiro reden ook hier pendelbussen naar de interessante delen van de stad die ongeveer 2 uur rijden en 1.000 meter hoger ligt. De eskadercommandant legde namens de Koninklijke marine een krans bij het monument van “El Liberator” Simon Bolivar op de Plaza Bolivar. Op zondagavond kwam de scheepsband van de Tromp in actie tijdens een all-ranks feestavond in de residentie van de tijdelijk zaakgelastigde van Nederland in Venezuela.
Op 2 april gingen de schepen weer naar zee met bestemming de oefengebieden nabij Puerto Rico waar door de Bloys van Treslong een aantal oefentorpedo’s werden verschoten en werd er geoefend met het Amerikaanse vliegkampschip USS Saratoga. Het weekeinde rust in Roosevelt Roads was dan ook meer dan verdiend. Hier werden tevens missiles geladen en gelost die de komende week verschoten werden. De overgekomen CZMNED kon dit bij zijn bezoek aan het eskader van nabij meemaken. Toen ook deze operatie achter de rug was werd de oversteek naar St. Maarten gemaakt waar in de baai van Philipsburg ten anker werd gegaan. Met een pendelboot konden de opvarenden het eiland bezoeken.
Omdat er technische problemen op de Poolster waren werd het vertrek uitgesteld tot 18 april om aan de derde grote oversteek naar de Europese wateren te beginnen. Onderweg werden onderhoudsdagen gehouden en bevoorrading op zee uitgevoerd en met een Duits eskader geoefend. Op 25 april werd dit plotseling onderbroken toen het bericht binnenkwam dat van Hr.Ms. Bloys van Treslong een opvarende was vermist. De telex met het slechte nieuws meldde: “Nu blijkt wat 3 maanden samen optrekken betekent, want tijdens de volgende uitgebreide zoekactie is op geen enkele eskader eenheid een verrekijker teveel aanwezig. Het intensieve turen over de golven door zeer vele opvarenden heeft helaas geen resultaat”.
Na de vergeefse zoektocht die tot zonsondergang duurde werd de reis in mineurstemming voortgezet richting Madeira.
Het weekend voorafgaande aan Koninginnedag werd in Funchal doorgebracht waar het eskader versterking kreeg van de Pieter Florisz en het Belgische fregat Wielingen voor de komende oefeningen.
Het matige weer stond de activiteiten van OS&O niet in de weg. Er waren rondritten door de bergen, door schilderachtige dorpjes en naar de steile noordwestkust.
Na het weekeinde werd koers gezet naar een oefengebied ten westen van de Straat van Gibraltar voor deelname aan de NATO-oefening “Open Gate” die tot 8 mei duurde. Hieraan deden ongeveer 6.000 mensen mee, verdeeld over 36 oorlogsschepen, 10 koopvaardijschepen en 57 vliegtuigen. Tijdens de oefening kwam een S.O.S.-melding binnen van het Spaanse vissersbootje “Aquilica” waar een man overboord gevallen was en werd vermist. De ingezette helikopters zochten helaas tevergeefs.
De laatste buitenlandse haven van Fairwind ’90 was Portsmouth van 11 tot 14 mei waar het vlaggeschip van admiraal Nelson werd bezocht, evenals de vele kroegjes die naar onze maatstaven veel te vroeg sluiten.
Na drie dagen van ontspanning werd de Noordzee opgezocht voor deelname aan de oefening “Hard Nut” die van 15 tot 17 mei ten noorden van de Waddeneilanden werd gehouden. Maar toen werd het toch de hoogste tijd om op huis aan te gaan en toen de douane eenmaal het eskader had vrijgegeven werd op 18 mei in de thuishaven afgemeerd waar de opvarenden met open armen werden ontvangen. Een prachtige en leerzame Fairwind ’90 reis zat er op. Na 17 weken van huis te zijn geweest was het compensatieverlof meer dan verdiend.
De volgende reis van het eskader was van 20 augustus tot 20 september. Als gevolg van de crisis in de Perzische Golf was het eskader flink uitgedund en bestond nu uit Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Poolster, Piet Heyn en Banckert, versterkt met de Belgische fregatten Wielingen en Wandelaar.
Eenmaal buitengaats kregen de schepen meteen de eerste najaarsstorm om de oren, zodat het voor menig bemanningslid groen om de neus werd. Gezamenlijk werd koers gezet naar het Skagerrak voor deelname aan de oefening “Danex ‘90” waaraan ook STANAVFORLANT en een Deense Task Group deel nam. Na afloop hiervan gingen de Tromp en Banckert naar Kristiansand en de overige schepen naar Stavanger. Een 2½ uur durende rondvaart door een fjord, een bustrip door de stad en omgeving en een bezoek aan een amusementspark trokken ruime belangstelling.
Dat het niet altijd meevalt de kerkbel goed te luiden bleek de leerling op zondagmorgen het signaal “kok schep op” (brand aan boord) op de scheepsbel sloeg en er enige ongerustheid ontstond.
Terug in zee werd aan de oefening “Teamwork ‘90” begonnen en was het onderling echt oorlog, zodat iedereen blij was het weekeinde in het Schotse Rosyth door te kunnen brengen. Deze vaste pleisterplaats van de KM heeft echter weinig te bieden, maar het nabij gelegen Edinburgh des te meer en dat was snel gevonden. OS&O organiseerde bustrips door de Schotse Hooglanden waar veel van het natuurschoon te genieten viel. Ook de sporters konden hun hart ophalen.
Op maandagmorgen werd de beroemde Forth Railroadbridge weer gepasseerd op weg naar het oefengebied ten oosten van Schotland, maar iedereen was weer dik tevreden toen op 20 september de thuishaven werd bereikt.
De derde en laatste eskaderreis van 1990 begon op 5 november in gezelschap van het zusterschip Hr.Ms. De Ruyter en de Banckert, waarbij de Callenburgh zich een week later aansloot. Nabij Portland werd een individueel programma afgewerkt met onder meer geruismetingen en hoge vaart beproevingen. Het weekeinde van 16 tot 19 november werd in Plymouth doorgebracht en na nog enkele dagen geoefend te hebben werd op 22 november weer in de thuishaven afgemeerd waarmee het jaar werd besloten.
1991.
In dit jaar nam de Tromp als vlaggeschip aan alle vier de eskaderreizen deel. De eerste reis begon op 18 maart en duurde tot 12 april met het gebruikelijke opwerken en een aantal oefeningen en tussentijds werden Dublin van 28 maart tot 2 april bezocht en de volgende aanloophaven was Brest van 5 tot 8 april, waarna weer in Den Helder werd afgemeerd.
De tweede eskaderreis begon op 27 mei voor een opwerkperiode in de Noordzee, het Skagerrak, het Kattegat en de Oostzee. Tijdens deze reis waren eerste- en tweedejaars adelborsten aan boord voor hun bootjesreis. De tweede juni was een bijzondere dag omdat de Noorse wal, die tot dusver alleen op afstand te zien was geweest, nu van dichtbij bekeken kon worden gedurende een veertien uur durende tocht door de fjorden. Het eskader zocht zich een weg tussen de loodrecht oprijzende rotswanden met sneeuw op de toppen. Op 7 juni werd in Oslo afgemeerd voor rust en ontspanning dat op 10 juni werd verlaten. Het hele scala aan oefeningen werd voor de dag gehaald en tussentijds werd vanuit de Poolster olie geladen of andere versnaperingen overgenomen. Op 14 juni meerde het eskader voor een drie dagen durende rustpauze in Aarhus voor een routinebezoek. De plaatselijke VVV en de havendienst stelden bussen beschikbaar voor een bustrip door de stad en omgeving.
In dit jaar nam de Tromp als vlaggeschip aan alle vier de eskaderreizen deel. De eerste reis begon op 18 maart en duurde tot 12 april met het gebruikelijke opwerken en een aantal oefeningen en tussentijds werden Dublin van 28 maart tot 2 april bezocht en de volgende aanloophaven was Brest van 5 tot 8 april, waarna weer in Den Helder werd afgemeerd.
De tweede eskaderreis begon op 27 mei voor een opwerkperiode in de Noordzee, het Skagerrak, het Kattegat en de Oostzee. Tijdens deze reis waren eerste- en tweedejaars adelborsten aan boord voor hun bootjesreis. De tweede juni was een bijzondere dag omdat de Noorse wal, die tot dusver alleen op afstand te zien was geweest, nu van dichtbij bekeken kon worden gedurende een veertien uur durende tocht door de fjorden. Het eskader zocht zich een weg tussen de loodrecht oprijzende rotswanden met sneeuw op de toppen. Op 7 juni werd in Oslo afgemeerd voor rust en ontspanning dat op 10 juni werd verlaten. Het hele scala aan oefeningen werd voor de dag gehaald en tussentijds werd vanuit de Poolster olie geladen of andere versnaperingen overgenomen. Op 14 juni meerde het eskader voor een drie dagen durende rustpauze in Aarhus voor een routinebezoek. De plaatselijke VVV en de havendienst stelden bussen beschikbaar voor een bustrip door de stad en omgeving.
Na het vertrek werd in de Oostzee
deelgenomen aan de jaarlijkse 3 dagen durende oefening “Baltops” die op 18 juni
begon met Amerikaanse-, Duitse- en Deense eenheden. Zodoende kon op de 21ste
in Kopenhagen worden afgemeerd voor de broodnodige ontspanning. Daarna werd aan
een rustiger oefenweek begonnen waarbij het accent lag op de navigatie en het
zeemanschap.
Stockholm was de volgende pleisterplaats om de benen te strekken waar genoeg te beleven en te zien viel. Doch hierna ging het met hoge vaart naar de Nederlandse wateren en kon op 4 juli weer in Den Helder worden afgemeerd, gevolgd door het zomerverlof. De adelborsten hadden weer veel geleerd en ervaring opgedaan.
De derde reis van het eskader begon op 26 augustus en ging al oefenend naar het hoge noorden. Eerst werd in Kristiansand afgemeerd waar voor 80 gasten een ontvangst was in de hangaar van de Tromp. Tijdens het weekeinde werd open huis gehouden en was er aan belangstelling niet te klagen. Van 2 tot 5 september werd de oefening “Strong Nut” gehouden en een dag later was het eskader weer voor eventjes in de thuishaven om na het weekeinde deel te nemen aan de NAVO-oefening “North Star”. Hierbij werd het vliegkampschip USS America begeleid naar de Noorse kust. Het weekeinde van 13 en 14 oktober werd samen met schepen van SNFL in een fjord doorgebracht en daarna ging het verder noordwaarts. Op 15 september kreeg de commandant van Hr.Ms. Tromp hoog bezoek in de vorm van Boreas, heerser over de Noordenwinden, hetgeen gepaard ging met de traditie dat de jongste schepeling samen met de jongste officier het schip van een blauwe neus voorzagen, waarna de doortocht werd toegestaan. De oefening eindigde op 19 september en de volgende dag meerde het eskader in Bergen. Drie dagen later werd in de stromende regen van de Noorse gasten afscheid genomen om in stormachtig weer met de meeste spoed op 24 september Den Helder weer op te zoeken voor onderhoud en bevoorrading.
Stockholm was de volgende pleisterplaats om de benen te strekken waar genoeg te beleven en te zien viel. Doch hierna ging het met hoge vaart naar de Nederlandse wateren en kon op 4 juli weer in Den Helder worden afgemeerd, gevolgd door het zomerverlof. De adelborsten hadden weer veel geleerd en ervaring opgedaan.
De derde reis van het eskader begon op 26 augustus en ging al oefenend naar het hoge noorden. Eerst werd in Kristiansand afgemeerd waar voor 80 gasten een ontvangst was in de hangaar van de Tromp. Tijdens het weekeinde werd open huis gehouden en was er aan belangstelling niet te klagen. Van 2 tot 5 september werd de oefening “Strong Nut” gehouden en een dag later was het eskader weer voor eventjes in de thuishaven om na het weekeinde deel te nemen aan de NAVO-oefening “North Star”. Hierbij werd het vliegkampschip USS America begeleid naar de Noorse kust. Het weekeinde van 13 en 14 oktober werd samen met schepen van SNFL in een fjord doorgebracht en daarna ging het verder noordwaarts. Op 15 september kreeg de commandant van Hr.Ms. Tromp hoog bezoek in de vorm van Boreas, heerser over de Noordenwinden, hetgeen gepaard ging met de traditie dat de jongste schepeling samen met de jongste officier het schip van een blauwe neus voorzagen, waarna de doortocht werd toegestaan. De oefening eindigde op 19 september en de volgende dag meerde het eskader in Bergen. Drie dagen later werd in de stromende regen van de Noorse gasten afscheid genomen om in stormachtig weer met de meeste spoed op 24 september Den Helder weer op te zoeken voor onderhoud en bevoorrading.
Voor de laatste eskaderreis van
het jaar werd de thuishaven op 4 november verlaten. De eerste dagen werden
besteed aan procedure-oefeningen, vliegoperaties en BOZ. Daarna kwam het kanon
in actie om veel herrie te produceren en werd in formatie koers gezet naar het
bekende Rosyth en Leith. Vervolgens stond voor rondom noord Schotland de Joint
Maritime Course 91/3 op het programma waaraan ook SNFL deel nam.
Eskadercommandant schout-bij-nacht A van der Sande had de tactische leiding van
in totaal 25 oorlogsschepen. Helaas was het geruime tijd slecht weer met het gevolg
dat een en ander werd afgelast. Maar gelukkig kwam aan alle arbeid en inspanningen
op 23 november in Den Helder een einde.
1992.
Na het winterverlof begon Hr.Ms. Tromp het jaar met een dokperiode, waarna als schip van de wacht diverse systemen werden getest.
1992.
Na het winterverlof begon Hr.Ms. Tromp het jaar met een dokperiode, waarna als schip van de wacht diverse systemen werden getest.
De eerste reis met het eskader ging op 24 februari van
start met als hoofdthema het opwerken op de Noordzee en deelname aan de
NAVO-oefening “Teamwork ‘92” die van 6 tot 21 maart rond de poolcirkel in de
Noord Atlantische Oceaan en de Noorse Zee werd gehouden.
Na het opwerken werd koers gezet naar Newcastle upon Tyne. Op 1 maart arriveerde de BDZ, Jhr. H. van Foreest voor een laatste werkbezoek aan het eskader dat na drie dagen werd besloten met een sailpast. Gedurende de oefening maakten slecht weer en ijsvorming aan dek het werken niet makkelijk. Dat was ook de reden om een dag beschutting te zoeken in de Trondheimfjorden. Men was dan ook blij dat na einde oefening op 24 maart in Den Helder kon worden afgemeerd.
De tweede reis van het eskader werd de Columbusreis genoemd. Deelnemende eenheden waren Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Zuiderkruis, Witte de With, Van Kinsbergen, Kortenaer (stationsschip N.A.) en Philips van Almonde.
Op 21 april vertrok het eskader driftig oefenend richting Azoren. In Ponta Delgada werd een rustdag ingelast, waarna aan de oversteek naar het Caraïbisch gebied werd begonnen. Onderweg werd veel tijd aan onderhoud besteed om spic en span op de basis Roosevelt Roads aan te komen. Hier werden voorbereidingen getroffen voor de komende geleidewapen lanceringen.
Intussen was de CZMNED aan boord gekomen die gedurende een week alle schepen bezocht en getuige was van de oefening “May Fly ‘92” met Amerikaanse en Duitse schepen. Op een drone werden een aantal lanceringen uitgevoerd. De Tromp zou ook een salvo met vier NATO-Seasparrows geven. De wapentechnische dienst had dagenlang doorgewerkt om het systeem volledig gereed te krijgen. Groot was de teleurstelling toen er bij de vuuropdracht niets gebeurde. Door een menselijke fout, bij het over het hoofd zien van de handleiding, werden de wapens wel geactiveerd, maar niet gelanceerd. Het moreel kwam echter weer op peil bij de lancering van de laatste Sea-sparrow toen de drone uit de lucht werd geknald.
Op 22 mei begon het eskader aan een welverdiend weekeinde op de Maagdeneilanden waar de groep opgesplitst St. Thomas en St. Croix bezocht. Na nog een weekje hard werken lag het eskader van 29 mei tot 1 juni in San Juan waar met groot ceremonieel werd binnengelopen. Het bezoek stond namelijk in het teken van “500 jaar Columbus” en een Holland-promotie week. Toen werd de boeg gericht richting Willemstad om hier van 5 tot 10 juni weer een aantal bekende gezichten te zien. Hier kwam het nieuwe stationsschip in de West, Hr.Ms. Philips van Almonde, het eskader versterken.
In de twee weken die volgden werden geavanceerde oefeningen met Amerikaanse gevechtsvliegtuigen en onderzeeboten uitgevoerd, ondersteund door twee Nederlandse Orions. De oefening werd wel onderbroken om in het zonovergoten Fort Lauderdale de benen te strekken waar de Philips van Almonde met een sailpast afscheid nam.
Na een lange aanloop via de Chesapeake Bay meerde het eskader op 25 juni voor vier dagen midden in de stad Baltimore af. De organisatie Operation Sail verzorgde tal van activiteiten en de Economische Voorlichtingsdienst (EVD) organiseerde een presentatie van Nederlandse bedrijven. Tijdens de open dagen werden de schepen door een recordaantal van zo’n 24.000 mensen bezocht. Ook werden er talloze souvenirs gekocht, onder ander door een korporaal die in Daytona voor een “habbekrats” een Harley Davidson op de kop wist te tikken.
Na afscheid van deze haven te hebben genomen werd via de Delaware Bay opgestoomd naar Boston dat van 1 tot 6 juli werd bezocht. Ook hier verzorgde de EVD een presentatie en was er volop ontspanning.
Na het bezoek werd aan de oversteek naar de thuishaven begonnen. Twee dagen lang werd het eskader nabij Newfoundland geplaagd door hardnekkige mistvelden, maar na een afwezigheid van 85 dagen keerde het eskader op 15 juli in Den Helder terug.
De maanden juli, augustus en september stonden voor de Tromp voornamelijk in het teken van zomerverlof, onderhoudswerkzaamheden en een havenoefenprogramma. Eind september startte het vaarprogramma met een week varen met gasten van Marinevoorlichting, waarbij elke dag ongeveer 220 personen aan boord werden ontvangen
Op 19 oktober vertrok de Tromp voor een opwerkperiode bij het Fregattensquadron. In Plymouth werd op de demagnetiseringsrange het scheepsmagnetisme gemeten en na een korte oefenperiode aan de JMC 92/3 deelgenomen. Op 17 november was het welletjes geweest en werden de trossen weer belegd.
Er werden nu voorbereidingen getroffen voor de geplande deelname aan Standing Naval Force Mediteranean, één van de Immediate Reaction Forces van de NAVO in de Adriatische Zee. Met gemengde gevoelens werd tijdens het winterverlof besloten het vaarprogramma voor het komende jaar te wijzigen in verband met technische problemen.
Na het opwerken werd koers gezet naar Newcastle upon Tyne. Op 1 maart arriveerde de BDZ, Jhr. H. van Foreest voor een laatste werkbezoek aan het eskader dat na drie dagen werd besloten met een sailpast. Gedurende de oefening maakten slecht weer en ijsvorming aan dek het werken niet makkelijk. Dat was ook de reden om een dag beschutting te zoeken in de Trondheimfjorden. Men was dan ook blij dat na einde oefening op 24 maart in Den Helder kon worden afgemeerd.
De tweede reis van het eskader werd de Columbusreis genoemd. Deelnemende eenheden waren Hr.Ms. Tromp (vlaggeschip), Zuiderkruis, Witte de With, Van Kinsbergen, Kortenaer (stationsschip N.A.) en Philips van Almonde.
Op 21 april vertrok het eskader driftig oefenend richting Azoren. In Ponta Delgada werd een rustdag ingelast, waarna aan de oversteek naar het Caraïbisch gebied werd begonnen. Onderweg werd veel tijd aan onderhoud besteed om spic en span op de basis Roosevelt Roads aan te komen. Hier werden voorbereidingen getroffen voor de komende geleidewapen lanceringen.
Intussen was de CZMNED aan boord gekomen die gedurende een week alle schepen bezocht en getuige was van de oefening “May Fly ‘92” met Amerikaanse en Duitse schepen. Op een drone werden een aantal lanceringen uitgevoerd. De Tromp zou ook een salvo met vier NATO-Seasparrows geven. De wapentechnische dienst had dagenlang doorgewerkt om het systeem volledig gereed te krijgen. Groot was de teleurstelling toen er bij de vuuropdracht niets gebeurde. Door een menselijke fout, bij het over het hoofd zien van de handleiding, werden de wapens wel geactiveerd, maar niet gelanceerd. Het moreel kwam echter weer op peil bij de lancering van de laatste Sea-sparrow toen de drone uit de lucht werd geknald.
Op 22 mei begon het eskader aan een welverdiend weekeinde op de Maagdeneilanden waar de groep opgesplitst St. Thomas en St. Croix bezocht. Na nog een weekje hard werken lag het eskader van 29 mei tot 1 juni in San Juan waar met groot ceremonieel werd binnengelopen. Het bezoek stond namelijk in het teken van “500 jaar Columbus” en een Holland-promotie week. Toen werd de boeg gericht richting Willemstad om hier van 5 tot 10 juni weer een aantal bekende gezichten te zien. Hier kwam het nieuwe stationsschip in de West, Hr.Ms. Philips van Almonde, het eskader versterken.
In de twee weken die volgden werden geavanceerde oefeningen met Amerikaanse gevechtsvliegtuigen en onderzeeboten uitgevoerd, ondersteund door twee Nederlandse Orions. De oefening werd wel onderbroken om in het zonovergoten Fort Lauderdale de benen te strekken waar de Philips van Almonde met een sailpast afscheid nam.
Na een lange aanloop via de Chesapeake Bay meerde het eskader op 25 juni voor vier dagen midden in de stad Baltimore af. De organisatie Operation Sail verzorgde tal van activiteiten en de Economische Voorlichtingsdienst (EVD) organiseerde een presentatie van Nederlandse bedrijven. Tijdens de open dagen werden de schepen door een recordaantal van zo’n 24.000 mensen bezocht. Ook werden er talloze souvenirs gekocht, onder ander door een korporaal die in Daytona voor een “habbekrats” een Harley Davidson op de kop wist te tikken.
Na afscheid van deze haven te hebben genomen werd via de Delaware Bay opgestoomd naar Boston dat van 1 tot 6 juli werd bezocht. Ook hier verzorgde de EVD een presentatie en was er volop ontspanning.
Na het bezoek werd aan de oversteek naar de thuishaven begonnen. Twee dagen lang werd het eskader nabij Newfoundland geplaagd door hardnekkige mistvelden, maar na een afwezigheid van 85 dagen keerde het eskader op 15 juli in Den Helder terug.
De maanden juli, augustus en september stonden voor de Tromp voornamelijk in het teken van zomerverlof, onderhoudswerkzaamheden en een havenoefenprogramma. Eind september startte het vaarprogramma met een week varen met gasten van Marinevoorlichting, waarbij elke dag ongeveer 220 personen aan boord werden ontvangen
Op 19 oktober vertrok de Tromp voor een opwerkperiode bij het Fregattensquadron. In Plymouth werd op de demagnetiseringsrange het scheepsmagnetisme gemeten en na een korte oefenperiode aan de JMC 92/3 deelgenomen. Op 17 november was het welletjes geweest en werden de trossen weer belegd.
Er werden nu voorbereidingen getroffen voor de geplande deelname aan Standing Naval Force Mediteranean, één van de Immediate Reaction Forces van de NAVO in de Adriatische Zee. Met gemengde gevoelens werd tijdens het winterverlof besloten het vaarprogramma voor het komende jaar te wijzigen in verband met technische problemen.
1993.
Als gevolg van een defect aan de 3-D radar moest het vaarprogramma een aantal keren worden aangepast. Op 15 februari ging het schip bij de Rijkswerf in dok waar de radar werd verwijderd. Hierna werd individueel opgewerkt en pas van 19 tot 21 maart de eerste buitenlandse haven Malmö aangedaan.
De eerste eskaderreis waarvan de Tromp vlaggeschip was ging op 13 april van start in de richting van het Iberisch schiereiland. Aan boord van de Tromp bevond zich de CZMNED die de reis naar Portugal meemaakte. De eerste aanleghaven was Lissabon van 16 tot 19 april, waarna een twee weken durend intensief oefenprogramma werd afgewerkt met medewerking van de Zwaardvis en Orions. In deze periode was een filmploeg van de Audio Visuele Dienst aanwezig voor het opnemen van een eskaderfilm met de titel: “Taak voor de Vrede”.
Op de 22ste vuurden alle fregatten Seasparrows af op drones. Op 30 april meerde het eskader in Cadiz af waar Koninginnedag werd gevierd, maar op 7 mei was men weer in Den Helder terug.
Na een binnenligperiode waarin onderhoudswerkzaamheden werden verricht voor een VIP-vaardag op 12 juni met leden van de ministerraad, begon op 7 juni de bootjesreis voor adelborsten in combinatie met FREGRON. Hierbij werden bezoeken gebracht aan Funchal, Vigo, Dublin en Stavanger.
Na terugkeer in Den Helder werd de tijd gebruikt voor het afstorten van alle wapens, munitie en voorraden, als voorbereiding op de MJO-periode bij de Rijkswerf die op 27 september begon.
1994.
Nagenoeg het gehele jaar stond in het teken van het MJO. Van 14 februari tot 22 april lag het schip in het dok bij de Rijkswerf en werd daarna verhaald. Pas op 19 september werd het hotelbedrijf na bijna anderhalf jaar weer gestart. Begin oktober kwam er een einde aan het MJO en werden voorbereidingen getroffen voor de eerste varende materieelbeproevingen. Vanwege enige technische problemen stond het eerste vertrek geruime tijd ter discussie, maar na een succesvolle averij-oefening met de NBCD-school vertrok de Tromp op 21 november naar Kiel waarvan op de 30ste in Den Helder werd teruggekeerd. Hierna volgde nog een korte dokbeurt en het winterverlof.
1995.
Dit jaar stond voor de Tromp in het teken van opwerken tot operationele status en veel pech. Tijdens de varende materieelbeproevingen ontstond er olielekkage in de baksring van de 3-D radar. Deze moest van boord voor reparatie in de Bewapeningswerkplaats, waarvoor het schip eind januari in het dok werd opgenomen. Zonder de 3-D radar werden de beproevingen voortgezet. Eerst werd opgewerkt bij CFREGRON en daarna kwam de felbegeerde radar weer aan boord. Voor het probleem aan de stroomlijnkappen van de stabilisatoren moest het schip opnieuw in het dok en tijdens deze werkzaamheden kwamen enige scheuren in de steunbalken aan het licht. Inspectie wees uit dat het schip nog wel kon varen.
Aangezien de technische problemen aan boord van het zusterschip nog zorgelijker waren, werd de Tromp aangewezen om in plaats van De Ruyter naar St. Petersburg, het voormalige Leningrad, te gaan. Voorwaar geen onprettig vooruitzicht.
Op 18 april kon eindelijk naar zee worden vertrokken voor het vervolg van het opwerken. Daarbij werd eerst een bezoek aan Kristiansand gebracht, waarna de Tromp van 5 tot 10 mei St. Petersburg bezocht in verband met de herdenking van de vijftigste “Dag der Overwinning” van de Sovjet-Unie op Duitsland.
Na terugkeer op 13 mei in de thuishaven volgde tot het zomerverlof een onderhoudsperiode en lag het schip weer in het dok voor reparatie aan de genoemde scheuren.
Na de eerste vaarweek zorgde een brand op 3 september in de dieselgeneratorkamer ervoor dat het fregat noodgedwongen voor lange tijd niet zou kunnen varen. De brand zelf was binnen een uur door de bemanning en marinebrandweer geblust. Ondanks alle tegenslag van het afgelopen jaar kon alsnog op 16 oktober naar zee worden gegaan om op te werken bij FREGRON. Toen het schip dan ook oefengereed werd verklaard haalde men opgelucht adem en ging het via Londen naar Plymouth voor de NOST-periode. Ook dit werd goed doorlopen en op 14 december was men weer thuis.
1996.
Opgefrist en wel kwam men van het winterverlof terug om weer als vanouds aan de eskaderreizen deel te nemen. De eerste reis die op 19 februari een aanvang nam bracht een nieuwe ervaring met zich mee toen een Belgische Alouette-helikopter aan boord van de Tromp werd gedetacheerd. De reis werd gemaakt onder slechte weersomstandigheden die hier en daar nogal was schade aan de schepen veroorzaakte. Het slechte weer en de aanwezigheid van een Russisch hulpschip was de oorzaak dat de lancering van de missile werd uitgesteld.
De schepen voeren naar het Noorse Bergen ter voorbereiding op de oefening “Battle Griffin”. Toen die eenmaal begonnen was moesten de schepen bij windkracht 10 tot 12 in de Andfjord een oppertje zoeken, waardoor een groot gedeelte van de oefening in het water viel. Toch kon nog een aangepaste amfibische oefening worden uitgevoerd.
In Göteborg kon even van de inspanningen worden bijgekomen en daarna mislukte de lancering van een NATO-Seasparrow vanwege de slechte presentatie van de radarapparatuur en ging men snel weer op huis waar op 22 maart werd afgemeerd.
Als gevolg van een defect aan de 3-D radar moest het vaarprogramma een aantal keren worden aangepast. Op 15 februari ging het schip bij de Rijkswerf in dok waar de radar werd verwijderd. Hierna werd individueel opgewerkt en pas van 19 tot 21 maart de eerste buitenlandse haven Malmö aangedaan.
De eerste eskaderreis waarvan de Tromp vlaggeschip was ging op 13 april van start in de richting van het Iberisch schiereiland. Aan boord van de Tromp bevond zich de CZMNED die de reis naar Portugal meemaakte. De eerste aanleghaven was Lissabon van 16 tot 19 april, waarna een twee weken durend intensief oefenprogramma werd afgewerkt met medewerking van de Zwaardvis en Orions. In deze periode was een filmploeg van de Audio Visuele Dienst aanwezig voor het opnemen van een eskaderfilm met de titel: “Taak voor de Vrede”.
Op de 22ste vuurden alle fregatten Seasparrows af op drones. Op 30 april meerde het eskader in Cadiz af waar Koninginnedag werd gevierd, maar op 7 mei was men weer in Den Helder terug.
Na een binnenligperiode waarin onderhoudswerkzaamheden werden verricht voor een VIP-vaardag op 12 juni met leden van de ministerraad, begon op 7 juni de bootjesreis voor adelborsten in combinatie met FREGRON. Hierbij werden bezoeken gebracht aan Funchal, Vigo, Dublin en Stavanger.
Na terugkeer in Den Helder werd de tijd gebruikt voor het afstorten van alle wapens, munitie en voorraden, als voorbereiding op de MJO-periode bij de Rijkswerf die op 27 september begon.
1994.
Nagenoeg het gehele jaar stond in het teken van het MJO. Van 14 februari tot 22 april lag het schip in het dok bij de Rijkswerf en werd daarna verhaald. Pas op 19 september werd het hotelbedrijf na bijna anderhalf jaar weer gestart. Begin oktober kwam er een einde aan het MJO en werden voorbereidingen getroffen voor de eerste varende materieelbeproevingen. Vanwege enige technische problemen stond het eerste vertrek geruime tijd ter discussie, maar na een succesvolle averij-oefening met de NBCD-school vertrok de Tromp op 21 november naar Kiel waarvan op de 30ste in Den Helder werd teruggekeerd. Hierna volgde nog een korte dokbeurt en het winterverlof.
1995.
Dit jaar stond voor de Tromp in het teken van opwerken tot operationele status en veel pech. Tijdens de varende materieelbeproevingen ontstond er olielekkage in de baksring van de 3-D radar. Deze moest van boord voor reparatie in de Bewapeningswerkplaats, waarvoor het schip eind januari in het dok werd opgenomen. Zonder de 3-D radar werden de beproevingen voortgezet. Eerst werd opgewerkt bij CFREGRON en daarna kwam de felbegeerde radar weer aan boord. Voor het probleem aan de stroomlijnkappen van de stabilisatoren moest het schip opnieuw in het dok en tijdens deze werkzaamheden kwamen enige scheuren in de steunbalken aan het licht. Inspectie wees uit dat het schip nog wel kon varen.
Aangezien de technische problemen aan boord van het zusterschip nog zorgelijker waren, werd de Tromp aangewezen om in plaats van De Ruyter naar St. Petersburg, het voormalige Leningrad, te gaan. Voorwaar geen onprettig vooruitzicht.
Op 18 april kon eindelijk naar zee worden vertrokken voor het vervolg van het opwerken. Daarbij werd eerst een bezoek aan Kristiansand gebracht, waarna de Tromp van 5 tot 10 mei St. Petersburg bezocht in verband met de herdenking van de vijftigste “Dag der Overwinning” van de Sovjet-Unie op Duitsland.
Na terugkeer op 13 mei in de thuishaven volgde tot het zomerverlof een onderhoudsperiode en lag het schip weer in het dok voor reparatie aan de genoemde scheuren.
Na de eerste vaarweek zorgde een brand op 3 september in de dieselgeneratorkamer ervoor dat het fregat noodgedwongen voor lange tijd niet zou kunnen varen. De brand zelf was binnen een uur door de bemanning en marinebrandweer geblust. Ondanks alle tegenslag van het afgelopen jaar kon alsnog op 16 oktober naar zee worden gegaan om op te werken bij FREGRON. Toen het schip dan ook oefengereed werd verklaard haalde men opgelucht adem en ging het via Londen naar Plymouth voor de NOST-periode. Ook dit werd goed doorlopen en op 14 december was men weer thuis.
1996.
Opgefrist en wel kwam men van het winterverlof terug om weer als vanouds aan de eskaderreizen deel te nemen. De eerste reis die op 19 februari een aanvang nam bracht een nieuwe ervaring met zich mee toen een Belgische Alouette-helikopter aan boord van de Tromp werd gedetacheerd. De reis werd gemaakt onder slechte weersomstandigheden die hier en daar nogal was schade aan de schepen veroorzaakte. Het slechte weer en de aanwezigheid van een Russisch hulpschip was de oorzaak dat de lancering van de missile werd uitgesteld.
De schepen voeren naar het Noorse Bergen ter voorbereiding op de oefening “Battle Griffin”. Toen die eenmaal begonnen was moesten de schepen bij windkracht 10 tot 12 in de Andfjord een oppertje zoeken, waardoor een groot gedeelte van de oefening in het water viel. Toch kon nog een aangepaste amfibische oefening worden uitgevoerd.
In Göteborg kon even van de inspanningen worden bijgekomen en daarna mislukte de lancering van een NATO-Seasparrow vanwege de slechte presentatie van de radarapparatuur en ging men snel weer op huis waar op 22 maart werd afgemeerd.
Waren er tijdens de vorige reis nog de diepgevroren
omstandigheden van de poolcirkel de bestemming, deze keer stonden de
Atlantische wateren rond Portugal en zuid Spanje op het programma. Hier en daar
wat bewolking en een buitje, maar toch nog genoeg blauwe luchten om tijdens de
middagrust uitgebreid te sun-exen aan dek.
Naast de extra aanwezigheid van een tien man sterke vliegploeg op de Tromp, bood het vlaggeschip op deze reis ook nog eens onderdak aan een kleine twintig man staf, tezamen met de vaste bemanning zo’n 300 man.
Onder aanvoering van commandeur P.C. Kok vertrok het eskader op 21 april weer naar zee om onder meer deel te nemen aan passeringsoefeningen of “passexen” met Franse en Spaanse vliegtuigen, alsmede de oefening “Swordfish”. Vanwege de hoge snelheid van het verband bestonden de oefeningen voornamelijk uit zeemanschappelijke oefeningen. Het ingescheepte NBCD-team had weer het nodige in petto, zodat je moest uitkijken niet over de brandslangen te struikelen.
Op 9 mei liep het eskader Lissabon binnen om bij te komen, maar na het weekeinde was men weer actief toen door Orions (oefen)torpedo’s werden gedropt en werd met Spaanse en Portugese schepen intensief geoefend.
Tussen alle onderzeebootbestrijdingsoefeningen, torpedolanceringen, goalkeeper-packs en LVO-trainingen door, werd het eskader vereerd met een bezoek van zeven leden van de afdeling Raad van State die duidelijk onder de indruk waren van de dynamische “Wereld die marine heet”, bij het zien van het hoisten per heli en BOZ-en.
Naast de extra aanwezigheid van een tien man sterke vliegploeg op de Tromp, bood het vlaggeschip op deze reis ook nog eens onderdak aan een kleine twintig man staf, tezamen met de vaste bemanning zo’n 300 man.
Onder aanvoering van commandeur P.C. Kok vertrok het eskader op 21 april weer naar zee om onder meer deel te nemen aan passeringsoefeningen of “passexen” met Franse en Spaanse vliegtuigen, alsmede de oefening “Swordfish”. Vanwege de hoge snelheid van het verband bestonden de oefeningen voornamelijk uit zeemanschappelijke oefeningen. Het ingescheepte NBCD-team had weer het nodige in petto, zodat je moest uitkijken niet over de brandslangen te struikelen.
Op 9 mei liep het eskader Lissabon binnen om bij te komen, maar na het weekeinde was men weer actief toen door Orions (oefen)torpedo’s werden gedropt en werd met Spaanse en Portugese schepen intensief geoefend.
Tussen alle onderzeebootbestrijdingsoefeningen, torpedolanceringen, goalkeeper-packs en LVO-trainingen door, werd het eskader vereerd met een bezoek van zeven leden van de afdeling Raad van State die duidelijk onder de indruk waren van de dynamische “Wereld die marine heet”, bij het zien van het hoisten per heli en BOZ-en.
Als het in de avond eindelijk even rustig wordt, klinkt
plotseling het signaal “man over boord”, ditmaal “vrouw over boord” en maken
zij dit ook eens mee. Al snel blijkt het niet om een oefening te gaan, maar
realiteit te zijn. De RIB van de Amsterdam hing, in afwachting van de
commandant van de bevoorrader die op de Tromp verbleef, op dekhoogte tegen het
vlaggeschip aan. Door de hoge deining maakte het GW-fregat een onverwachte
zwieper waardoor de RIB naar buiten werd gezwaaid en klapte vervolgens weer
tegen de scheepshuid, waardoor de bestuurster haar evenwicht verloor en tussen
de Tromp en de RIB in het water viel. De ook aanwezige RIB-bestuurder van de
Tromp bedenkt zich geen moment en springt in de aan de kraan hangende RIB. Razendsnel
zakt het bootje op het water en binnen drie minuten is de drenkelinge opgepikt
en staat met een nat pak weer aan dek. Voor zijn koelbloedig optreden en snelle
handelen kreeg de redder een tevredenheidsbetuiging van zijn commandant.
Op 24 mei meerden de schepen in Leixoes en drie dagen later ging het richting Den Helder dat op 30 mei werd bereikt. De reis werd afgesloten met een varende ouderdag.
Na een dokbeurt voor de Tromp in augustus ging op 24 augustus eskaderreis nummer 3 van start om samen met Deense en Duitse vliegtuigen deel te nemen aan de oefening “Northern Light/Bright Horizon van 2 tot 12 september en de oefening “Falcon Nut” van16 tot 12 september. De Tromp, Abraham van der Hulst en Tjerk Hiddes gingen en route naar Kopenhagen. Hier werd op 2 september ontmeert om aan de eerste oefening te beginnen. Het eskader werd hierbij versterkt met Engelse-, Deense- en Duitse schepen. Het werd een ware hetze bij de jacht op onderzeeboten en na afloop kon de Tromp in Stavanger weer tot rust komen. Toen ook de volgende oefening achter de rug was kon men zich in de thuishaven gaan voorbereiden op het komende feestje.
Op 24 mei meerden de schepen in Leixoes en drie dagen later ging het richting Den Helder dat op 30 mei werd bereikt. De reis werd afgesloten met een varende ouderdag.
Na een dokbeurt voor de Tromp in augustus ging op 24 augustus eskaderreis nummer 3 van start om samen met Deense en Duitse vliegtuigen deel te nemen aan de oefening “Northern Light/Bright Horizon van 2 tot 12 september en de oefening “Falcon Nut” van16 tot 12 september. De Tromp, Abraham van der Hulst en Tjerk Hiddes gingen en route naar Kopenhagen. Hier werd op 2 september ontmeert om aan de eerste oefening te beginnen. Het eskader werd hierbij versterkt met Engelse-, Deense- en Duitse schepen. Het werd een ware hetze bij de jacht op onderzeeboten en na afloop kon de Tromp in Stavanger weer tot rust komen. Toen ook de volgende oefening achter de rug was kon men zich in de thuishaven gaan voorbereiden op het komende feestje.
Dat feestje werd gevierd op 3 oktober toen Hr.Ms. Tromp de
leeftijd van 21 jaar bereikte en dus “volwassen” werd. Met op de achtergrond
het acht maanden jongere zusje vertrok het schip die morgen naar zee voor een
tochtje met oud-opvarenden, zelfs mensen van het eerste uur, om weer wat
herinneringen op te halen, waarbij vooral de reizen naar de Verenigde Staten en
Brazilië naar voren kwamen. Uiteraard was er aan lollies – het kenmerk van
Kojak – geen gebrek, maar daarnaast natuurlijk ook de smaakmakende hapjes en
drankjes. En om de jarige in het middelpunt van de belangstelling te zetten was
de Kojak-bol van een fraai strikje in de nationale driekleur voorzien. De
commandant hield een toespraak en, ondanks dat het einde van het schip in zicht
kwam, benadrukte hij dat het schip “het
nog best doet”!
Voor de laatste eskaderreis van het jaar ging men op 14
oktober weer naar zee voor een opwerkperiode van vier weken. Doch voor het
vertrek ontstond er in een accu in de voormachinekamer kortsluiting aan boord
van de Tromp. De situatie was snel onder controle, nog vóór de Marinebrandweer
was gearriveerd. De eerste dag waren er gasten van de eskadercommandant aan
boord die later op de dag op de rede van Den Helder weer van boord gingen.
Hierop werd koers gezet naar het Skagerrak om te oefenen waar een Duits eskader
werd ontmoet. Tussen alle bedrijven door, waarin ook met SNFL werd geoefend,
vond de Tromp en haar bemanning rust in Faslane van 25 tot 28 oktober en in
Leith van 7 tot 11 november. Op 13 november kreeg men in Den Helder weer rust
en tijd voor onderhoud.
1997.
Gedurende de eerste twee eskaderreizen van dit jaar was Hr.Ms. Tromp weer vlaggeschip. Eind mei werd bekend gemaakt dat door omstandigheden de vaarprogramma’s van de Tromp en De Ruyter vanaf september zouden worden gewisseld. Hierdoor zou de Tromp vanaf september vlaggeschip van STANAVFORLANT worden.
De eerste reis van het eskader was maar een korte die van 10 tot 21 februari duurde voor deelname aan de oefening “Springex ‘97” die werd uitgevoerd met Duitse, Deense, Britse en Canadese eenheden in het Skagerrak en de nabijheid van Schotland. Tijdens deze oefening werden een aantal oefentorpedo’s gelanceerd, die door de assisterende Mercuur werden opgepikt.
De tweede reis was een stuk aantrekkelijker en bracht het eskader naar de andere zijde van de Atlantische Oceaan onder de naam “Westlant ‘97”. Naast het vlaggeschip waren aanwezig Hr.Ms. Zuiderkruis, Van Speijk, Willem van der Zaan en onze zuiderbuur BNS Westdiep.
1997.
Gedurende de eerste twee eskaderreizen van dit jaar was Hr.Ms. Tromp weer vlaggeschip. Eind mei werd bekend gemaakt dat door omstandigheden de vaarprogramma’s van de Tromp en De Ruyter vanaf september zouden worden gewisseld. Hierdoor zou de Tromp vanaf september vlaggeschip van STANAVFORLANT worden.
De eerste reis van het eskader was maar een korte die van 10 tot 21 februari duurde voor deelname aan de oefening “Springex ‘97” die werd uitgevoerd met Duitse, Deense, Britse en Canadese eenheden in het Skagerrak en de nabijheid van Schotland. Tijdens deze oefening werden een aantal oefentorpedo’s gelanceerd, die door de assisterende Mercuur werden opgepikt.
De tweede reis was een stuk aantrekkelijker en bracht het eskader naar de andere zijde van de Atlantische Oceaan onder de naam “Westlant ‘97”. Naast het vlaggeschip waren aanwezig Hr.Ms. Zuiderkruis, Van Speijk, Willem van der Zaan en onze zuiderbuur BNS Westdiep.
Deze reis was langer dan gebruikelijk en was bedoeld om op
te werken, lanceringen van geleidewapens uit te voeren, lanceringen van
oefentorpedo’s, vaarpraktijk voor CCO en LVO officieren in opleiding en de
bootjes- en kruissreis voor adelborsten. Een ander niet onbelangrijk aspect was
maritieme presentatie en vlagvertoon.
Al oefenend stoomde het verband richting Portsmouth voor luchtverdedigingsoefeningen. De elf dagen durende oversteek naar Halifax werd ingevuld met procedure- en NBCD-oefeningen. Het weer zat aanvankelijk niet mee, maar toen dit opklaarde werd de Tromp plotseling opgeschrikt door brandalarm in de achtermachinekamer. Het isolatiemateriaal van de afvoergassenleiding was aan het smeulen. Gelukkig was alles snel onder controle.
Op Goede Vrijdag 28 maart werd in Halifax afgemeerd. Helaas bleken een aantal gezellige tentjes gesloten te zijn, doch niet getreurd want de plaatselijke ijshockeyclub bood uitkomst. Vele opvarenden werden getroffen door de “koopziekte”.
Op tweede Paasdag ging het naar Newport en onderweg gooide het weer roet in het eten. Windkracht negen tot tien zorgden ervoor dat weer het een en ander werd afgelast, maar de zeebenen werden weer op peil gebracht.
Toen op 3 april hier was afgemeerd moest natuurlijk de omgeving verkend worden. Zo lagen zowel Boston als New York in de nabijheid en kon er (goedkoop!) worden ingekocht bij de Naval Exchange. Vier dagen later ging de reis verder naar Baltimore.
Al oefenend stoomde het verband richting Portsmouth voor luchtverdedigingsoefeningen. De elf dagen durende oversteek naar Halifax werd ingevuld met procedure- en NBCD-oefeningen. Het weer zat aanvankelijk niet mee, maar toen dit opklaarde werd de Tromp plotseling opgeschrikt door brandalarm in de achtermachinekamer. Het isolatiemateriaal van de afvoergassenleiding was aan het smeulen. Gelukkig was alles snel onder controle.
Op Goede Vrijdag 28 maart werd in Halifax afgemeerd. Helaas bleken een aantal gezellige tentjes gesloten te zijn, doch niet getreurd want de plaatselijke ijshockeyclub bood uitkomst. Vele opvarenden werden getroffen door de “koopziekte”.
Op tweede Paasdag ging het naar Newport en onderweg gooide het weer roet in het eten. Windkracht negen tot tien zorgden ervoor dat weer het een en ander werd afgelast, maar de zeebenen werden weer op peil gebracht.
Toen op 3 april hier was afgemeerd moest natuurlijk de omgeving verkend worden. Zo lagen zowel Boston als New York in de nabijheid en kon er (goedkoop!) worden ingekocht bij de Naval Exchange. Vier dagen later ging de reis verder naar Baltimore.
Via een lange transit door de Chesapeak Bay werd op 10
april Baltimore bereikt en midden in het centrum van de stad afgemeerd. Er
werden druk bezochte open dagen gehouden en een honkbalwedstrijd tussen de
Baltimore Orioles en de Texas Rangers bijgewoond. Velen bezochten de stad Washington
met het monument voor de gevallenen in Vietnam als één van de
bezienswaardigheden.
Na vier dagen uitgerust te hebben werd er weer geoefend met Amerikaanse eenheden. Vanaf de 20ste werden er tropische temperaturen geregistreerd en heerste er een Caraïbisch gevoel toen het eskader voor vier dagen in San Juan binnenliep. Hier opende commandeur P.C. Kok het evenement Puerto Rico Holland voor de Nederlandse industrie. Het locale televisiestation verzorgde vanaf de Tromp een live-uitzending. De dagen er na kon de bemanning aan door OS&O verzorgde excursies deelnemen, waarbij onder meer een bezoek werd gebracht aan het tropisch regenwoud en aan Luquillo Beach. Uiteraard trokken de open dagen veel publiek. Mede door de voortdurend aanwezige zon was menig opvarende veranderd in een roodhuid.
Het eskader werd nu uitgebreid met de Dolfijn en Tjerk Hiddes en vertrok op de 28ste weer naar zee voor de missile en torpedolanceringen. Deze laatste werden weer door de Zuiderkruis opgepikt. Op 2 mei werd in Roosevelt Roads afgemeerd voor het nuttigen van een barbecue en het bezoeken van de vele stranden. Het was 16 mei toen het eskader in La Guaira afmeerde. Evenals de vorige keer legde ook nu weer de eskadercommandant een krans bij het monument van Simon Bolivar en werden de eerste overgekomen familieleden in de armen gesloten. Vier dagen later vertrokken de schepen met een honderdtal vertegenwoordigers van het Nederlandse, Curaçaose en Venezolaanse bedrijfsleven aan boord met bestemming Willemstad. Bij de marinebasis Parera kon gedurende een week onderhoud aan de schepen worden gegeven en de contacten weer worden onderhouden. Naast de officiële plichtplegingen was er gelegenheid voor het organiseren van barbecues op de diverse stranden en te genieten van de tropische sferen. Op 27 mei werd Willemstad weer verlaten en ging het naar Afrika.
Dakar in Senegal werd van 12 tot 15 juni bezocht dat in het teken stond van kijken en bekeken worden.
Na vier dagen uitgerust te hebben werd er weer geoefend met Amerikaanse eenheden. Vanaf de 20ste werden er tropische temperaturen geregistreerd en heerste er een Caraïbisch gevoel toen het eskader voor vier dagen in San Juan binnenliep. Hier opende commandeur P.C. Kok het evenement Puerto Rico Holland voor de Nederlandse industrie. Het locale televisiestation verzorgde vanaf de Tromp een live-uitzending. De dagen er na kon de bemanning aan door OS&O verzorgde excursies deelnemen, waarbij onder meer een bezoek werd gebracht aan het tropisch regenwoud en aan Luquillo Beach. Uiteraard trokken de open dagen veel publiek. Mede door de voortdurend aanwezige zon was menig opvarende veranderd in een roodhuid.
Het eskader werd nu uitgebreid met de Dolfijn en Tjerk Hiddes en vertrok op de 28ste weer naar zee voor de missile en torpedolanceringen. Deze laatste werden weer door de Zuiderkruis opgepikt. Op 2 mei werd in Roosevelt Roads afgemeerd voor het nuttigen van een barbecue en het bezoeken van de vele stranden. Het was 16 mei toen het eskader in La Guaira afmeerde. Evenals de vorige keer legde ook nu weer de eskadercommandant een krans bij het monument van Simon Bolivar en werden de eerste overgekomen familieleden in de armen gesloten. Vier dagen later vertrokken de schepen met een honderdtal vertegenwoordigers van het Nederlandse, Curaçaose en Venezolaanse bedrijfsleven aan boord met bestemming Willemstad. Bij de marinebasis Parera kon gedurende een week onderhoud aan de schepen worden gegeven en de contacten weer worden onderhouden. Naast de officiële plichtplegingen was er gelegenheid voor het organiseren van barbecues op de diverse stranden en te genieten van de tropische sferen. Op 27 mei werd Willemstad weer verlaten en ging het naar Afrika.
Dakar in Senegal werd van 12 tot 15 juni bezocht dat in het teken stond van kijken en bekeken worden.
De nodige beleefdheidsbezoeken werden afgelegd aan
hoogwaardigheidsbekleders van Dakar en werd de valreep overspoeld met
Senegalese VIP’s. De Tromp kreeg belangstelling van de schrijvende en filmende
pers die een berg vragen hadden en wilden weten hoe het was om met vrouwen aan
boord te varen. Naast het broodnodige bijwerken van kale plekjes was er ruime
mate aandacht voor allerhande sportwedstrijden en werd er een bezoek gebracht
aan het voormalige Nederlandse slaveneiland Goeree en aan het Lac Rose. Voor
alle bemanningsleden was het weekendje Afrika een ervaring op zich.
Na dit bezoek stond Casablanca van 19 tot 22 juni nog op het programma als onderdeel van de maritieme presentatie. Er was een uitgebreid informeel programma waarbij een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders de schepen bezochten, maar uiteindelijk kon na een prachtige reis op 26 juni weer in Den Helder woorden afgemeerd, waarbij de reis werd besloten met een fly-past van drie helikopters.
Na dit bezoek stond Casablanca van 19 tot 22 juni nog op het programma als onderdeel van de maritieme presentatie. Er was een uitgebreid informeel programma waarbij een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders de schepen bezochten, maar uiteindelijk kon na een prachtige reis op 26 juni weer in Den Helder woorden afgemeerd, waarbij de reis werd besloten met een fly-past van drie helikopters.
Zoals vermeld werd de taak van vlaggeschip van het eskader
overgedragen aan het zusterschip en werden voorbereidingen getroffen om deel
uit te maken als vlaggeschip van Standing Naval Force Atlantic.
Nadat op 13 september de commandant van dit internationale eskader, commandeur P.C. van de Graaf, met zijn staf in Ponta Delgada aan boord waren gestapt, werd koers gezet naar Toulon waar voorbereidingen werden getroffen voor de NAVO-oefening “Dynamic Mix” die zich voornamelijk in de Ionische Zee afspeelde. Na afloop hiervan werd Istanbul van 9 tot 14 oktober bezocht. Na de passage op de terugweg door de Turkse straten werd op weg naar het Spaanse El Ferrol geoefend met Turkse, Griekse en Spaanse eenheden, de permanente strijdmacht in de Middellandse Zee, alsmede het Nederlandse eskader. In El Ferrol werd een onderhoudsperiode voor SNFL ingelast, maar voor de Tromp betekende dit op 27 oktober reparaties aan beide schroefasdoorvoeringen in het dok bij de KMS in Vlissingen. Maar het schip was weer op tijd terug om samen met SNFL in de buurt van Cadiz verder te ploeteren. In die periode werd van 21 tot 24 november een bezoek aan La Coruña gebracht en van 28 november tot 1 december aan Brest. Daarna werd naar Den Helder teruggekeerd voor het winterverlof.
1998.
Uitgerust en wel werd op 13 januari weer vertrokken richting Lissabon voor het vervullen van de taak als vlaggeschip van SNFL. Hier kwam het verband weer bijeen en werd het 30-jarig bestaan van Standing Naval Force Atlantic gevierd.
Na het feest pikte de Tromp op maandag 2 februari als een van de eerste schepen een noodsignaal op en assisteerde bij een reddingsactie van het Spaanse containerschip Delphin de Mediterraneo dat voor de Portugese kust in tweeën was gebroken. Het schip bevond zich in zwaar noodweer met golven van zo’n acht tot twaalf meter hoogte, op 220 mijl ten zuidwesten van Portugal. Met drie helikopters werden dertien opvarenden gered en later werd nog een stoffelijk overschot uit zee gehaald. Zij werden door de Portugese autoriteiten aan land gebracht. Hierna volgde een havenbezoek aan Malaga waar door de pers vragen over de redding werden gesteld.
Nadat op 13 september de commandant van dit internationale eskader, commandeur P.C. van de Graaf, met zijn staf in Ponta Delgada aan boord waren gestapt, werd koers gezet naar Toulon waar voorbereidingen werden getroffen voor de NAVO-oefening “Dynamic Mix” die zich voornamelijk in de Ionische Zee afspeelde. Na afloop hiervan werd Istanbul van 9 tot 14 oktober bezocht. Na de passage op de terugweg door de Turkse straten werd op weg naar het Spaanse El Ferrol geoefend met Turkse, Griekse en Spaanse eenheden, de permanente strijdmacht in de Middellandse Zee, alsmede het Nederlandse eskader. In El Ferrol werd een onderhoudsperiode voor SNFL ingelast, maar voor de Tromp betekende dit op 27 oktober reparaties aan beide schroefasdoorvoeringen in het dok bij de KMS in Vlissingen. Maar het schip was weer op tijd terug om samen met SNFL in de buurt van Cadiz verder te ploeteren. In die periode werd van 21 tot 24 november een bezoek aan La Coruña gebracht en van 28 november tot 1 december aan Brest. Daarna werd naar Den Helder teruggekeerd voor het winterverlof.
1998.
Uitgerust en wel werd op 13 januari weer vertrokken richting Lissabon voor het vervullen van de taak als vlaggeschip van SNFL. Hier kwam het verband weer bijeen en werd het 30-jarig bestaan van Standing Naval Force Atlantic gevierd.
Na het feest pikte de Tromp op maandag 2 februari als een van de eerste schepen een noodsignaal op en assisteerde bij een reddingsactie van het Spaanse containerschip Delphin de Mediterraneo dat voor de Portugese kust in tweeën was gebroken. Het schip bevond zich in zwaar noodweer met golven van zo’n acht tot twaalf meter hoogte, op 220 mijl ten zuidwesten van Portugal. Met drie helikopters werden dertien opvarenden gered en later werd nog een stoffelijk overschot uit zee gehaald. Zij werden door de Portugese autoriteiten aan land gebracht. Hierna volgde een havenbezoek aan Malaga waar door de pers vragen over de redding werden gesteld.
Na dit voorval werd de koers al oefenend naar Bordeaux
gericht. Via Antwerpen en Rotterdam koersten de schepen naar Bodø, waar ze op 6
maart in een zware sneeuwstorm afmeerden. Hier werden voorbereidingen getroffen
voor de NAVO-oefening “Strong Resolve”. Tijdens deze oefening verbleef de Tromp
voor het merendeel in de Noorse fjorden. Toen het internationale verband op 27
maart in Den Helder arriveerde was de oefening afgelopen.
Vlak voor binnenkomst werd de 1000ste deklanding uitgevoerd dat gepaard ging met de gebruikelijke taart.
Op 3 april droeg commandeur P.C. van der Graaf het commando over SNFL over aan de Duitse schout-bij-nacht R.A. Gottfried Hoch en werd de taak als vlaggeschip overgedragen aan het Duitse fregat Bayern en werd de Tromp afgelost.
Na het zomerverlof ging het schip op 2 juni weer naar zee om samen met Hr.Ms. Zuiderkruis, onder leiding van de commandant van het Fregattensquadron, deel te nemen aan de oefening “Baltops” en de adelborsten kruisreis. Deze oefening bestond uit een week lang oefenen met landen van het Partnerschap voor Vrede. Bezocht werden de havens van Gdynia, Warnemünde/Rostock, Kiel en Helsinki.
Teruggekeerd in de thuishaven werd aan de Nationale Vlootdagen deelgenomen en ging men met zomerverlof. Daarna werd een aantal dagen gevaren met gasten van Marinevoorlichting en fungeerde men als platform voor de helikoptervliegdienst.
Per 1 oktober werd het aantal bemanningsleden teruggebracht tot 179 in verband met beproevingen van de SMART-L radarsystemen, dat op 6 oktober bij de Rijkswerf aan boord werd geplaatst. Hiervoor moest het lanceersysteem van de Tartar worden verwijderd. Varen was er dit jaar niet meer bij.
1999.
Op 21 januari vertrok Hr.Ms. Tromp weer naar zee om het proto-type van de SMART-L radar te beproeven. Na in Newcastle te zijn geweest vetrok het schip op 8 februari richting Bergen om gedurende twee weken Hr.Ms. Witte de With te assisteren bij het opwerken. Om de nieuwe radar te presenteren verbleef het schip van 15 tot 26 maart in Londen waar het naast de veteraan en museumschip HMS Belfast lag afgemeerd.
Gedurende het bezoek aan Londen werden veel rondleidingen en presentaties gegeven met betrekking tot deze van Holland Signaal afkomstige nieuwe radar die later op de nieuwe LCF-fregatten werden geplaatst. De minister van economische zaken bracht een bezoek aan boord en inspecteerde de aangetreden erewacht. Vervolgens genoot zij samen met een 100-tal genodigden van een hapje en een drankje. Het bezoek van de Tromp aan Londen leverde unieke foto’s op van de passage van de Tower Bridge.
Vlak voor binnenkomst werd de 1000ste deklanding uitgevoerd dat gepaard ging met de gebruikelijke taart.
Op 3 april droeg commandeur P.C. van der Graaf het commando over SNFL over aan de Duitse schout-bij-nacht R.A. Gottfried Hoch en werd de taak als vlaggeschip overgedragen aan het Duitse fregat Bayern en werd de Tromp afgelost.
Na het zomerverlof ging het schip op 2 juni weer naar zee om samen met Hr.Ms. Zuiderkruis, onder leiding van de commandant van het Fregattensquadron, deel te nemen aan de oefening “Baltops” en de adelborsten kruisreis. Deze oefening bestond uit een week lang oefenen met landen van het Partnerschap voor Vrede. Bezocht werden de havens van Gdynia, Warnemünde/Rostock, Kiel en Helsinki.
Teruggekeerd in de thuishaven werd aan de Nationale Vlootdagen deelgenomen en ging men met zomerverlof. Daarna werd een aantal dagen gevaren met gasten van Marinevoorlichting en fungeerde men als platform voor de helikoptervliegdienst.
Per 1 oktober werd het aantal bemanningsleden teruggebracht tot 179 in verband met beproevingen van de SMART-L radarsystemen, dat op 6 oktober bij de Rijkswerf aan boord werd geplaatst. Hiervoor moest het lanceersysteem van de Tartar worden verwijderd. Varen was er dit jaar niet meer bij.
1999.
Op 21 januari vertrok Hr.Ms. Tromp weer naar zee om het proto-type van de SMART-L radar te beproeven. Na in Newcastle te zijn geweest vetrok het schip op 8 februari richting Bergen om gedurende twee weken Hr.Ms. Witte de With te assisteren bij het opwerken. Om de nieuwe radar te presenteren verbleef het schip van 15 tot 26 maart in Londen waar het naast de veteraan en museumschip HMS Belfast lag afgemeerd.
Gedurende het bezoek aan Londen werden veel rondleidingen en presentaties gegeven met betrekking tot deze van Holland Signaal afkomstige nieuwe radar die later op de nieuwe LCF-fregatten werden geplaatst. De minister van economische zaken bracht een bezoek aan boord en inspecteerde de aangetreden erewacht. Vervolgens genoot zij samen met een 100-tal genodigden van een hapje en een drankje. Het bezoek van de Tromp aan Londen leverde unieke foto’s op van de passage van de Tower Bridge.
Na Londen werd nog een kort bezoek aan het Noorse Bergen
gebracht, om daarna naar huis terug te keren.
Op maandag 19 april stapte CZMNED, vice-admiraal drs. G.G. Hooft aan boord om de nieuwe radar te bezichtigen. Hij was in gezelschap van de directeur van Holland Signaalapparaten en het hoofd Research, Development & Technology. De admiraal maakte van de gelegenheid gebruik om een praatje met de bemanning te maken.
De volgende dag kwam ook de BDZ, vice-admiraal C. van Duyvendijk een bezoek brengen en liet zich vertellen dat het testen inmiddels voor 95% was afgerond.
Op 20 mei ging de radar weer van boord en kreeg Erfprins als bestemming, zonder dat de Tartar werd teruggeplaatst, omdat inmiddels bekend was geworden dat het schip in november uit dienst zou worden gesteld.
Van 7 tot en met 11 juni werd voor de afdeling Marinevoorlichting gevaren met bezoeken aan Amsterdam en Rotterdam. Nadat op 11 juni de commandant van het Fregattensquadron met zijn staf aan boord was gekomen nam het schip van 14 juni tot 16 juli deel aan de kruisreis voor adelborsten. Samen met de Witte de With, Van Galen en BNS Wielingen werden de havens van Lissabon, Las Palmas, Cadiz en Leixoes aangelopen. Deze reis werd besloten met een varende ouderdag.
Na het zomerverlof werd op 30 augustus weer het ruime sop opgezocht om een week lang te varen voor de Lynx-helikopter vliegers die zich moesten kwalificeren. Van 3 tot en met 6 september was men present bij de Wereld Havendagen in Rotterdam, waarna nog een week werd gevaren voor Marinevoorlichting.
Op 18 oktober vertrok het schip voor haar laatste vaartocht die het schip in Dublin en Southampton bracht en op 1 november arriveerde het voor de allerlaatste maal in een wonderlijke outfit in de thuishaven.
Op maandag 19 april stapte CZMNED, vice-admiraal drs. G.G. Hooft aan boord om de nieuwe radar te bezichtigen. Hij was in gezelschap van de directeur van Holland Signaalapparaten en het hoofd Research, Development & Technology. De admiraal maakte van de gelegenheid gebruik om een praatje met de bemanning te maken.
De volgende dag kwam ook de BDZ, vice-admiraal C. van Duyvendijk een bezoek brengen en liet zich vertellen dat het testen inmiddels voor 95% was afgerond.
Op 20 mei ging de radar weer van boord en kreeg Erfprins als bestemming, zonder dat de Tartar werd teruggeplaatst, omdat inmiddels bekend was geworden dat het schip in november uit dienst zou worden gesteld.
Van 7 tot en met 11 juni werd voor de afdeling Marinevoorlichting gevaren met bezoeken aan Amsterdam en Rotterdam. Nadat op 11 juni de commandant van het Fregattensquadron met zijn staf aan boord was gekomen nam het schip van 14 juni tot 16 juli deel aan de kruisreis voor adelborsten. Samen met de Witte de With, Van Galen en BNS Wielingen werden de havens van Lissabon, Las Palmas, Cadiz en Leixoes aangelopen. Deze reis werd besloten met een varende ouderdag.
Na het zomerverlof werd op 30 augustus weer het ruime sop opgezocht om een week lang te varen voor de Lynx-helikopter vliegers die zich moesten kwalificeren. Van 3 tot en met 6 september was men present bij de Wereld Havendagen in Rotterdam, waarna nog een week werd gevaren voor Marinevoorlichting.
Op 18 oktober vertrok het schip voor haar laatste vaartocht die het schip in Dublin en Southampton bracht en op 1 november arriveerde het voor de allerlaatste maal in een wonderlijke outfit in de thuishaven.
Vaarwel Oude Dame!
Het is bedrukkend stil als in de longroom van Hr.Ms. Tromp het laatste middagmaal wordt opgediend. Nog twee uur rest de bemanning van de laatste binnenkomst in Den Helder. Een paar uur geleden schalde het “Another forty-five miles to go” door de scheepsomroep. Op het achterdek was men toen druk bezig met het opblazen van ballonnen en werden op de reling een groot aantal flares bevestigd. De ware enthousiastelingen zetten grote rookpotten onder de inlaat van de schoorsteen, zodat zij er straks zeker van kunnen zijn dat een behoorlijke hoeveelheid oranje rook uit de schoorsteen zal blazen.
Plots klinkt het “paradeerrol op post met een rein wit hoofddeksel”. De gehele bemanning snelt naar de stuurboordzijde van het schip om aan het bevel uitvoering te geven. De wind is inmiddels aangewakkerd tot kracht acht, waardoor de tranen al snel over de wangen biggelen. Als de draai naar de Nieuwe Haven wordt ingezet, spuwt de saluutbatterij op de wal vijftien rookwolken uit, ieder gevolgd door een doffe knal. De bemanning beantwoordt dit saluut en brengt eerbewijzen aan de Commandant Zeemacht in Nederland en de oud commandanten van de Tromp. Nog geen tien minuten later duwt de sleepboot Regge het GW-fregat tegen de kant. Het is einde procedures en de machinekamer wordt bedankt. Nooit meer zal Hr.Ms. Tromp zelfstandig over de wereldzeeën varen.
De dag ervoor is de Tromp na een verblijf van een aantal dagen uit de haven van Southampton vertrokken. Een paar minuten voor twaalf heeft ze haar trossen losge-gooid. De grote haaienkop, speciaal voor deze gelegenheid op de boeg geschilderd, doet menig passant naar de verrekijker grijpen. Het is druk op de rede, onder het ei-land Wight krioelt het van de zeilbootjes. De bemanning maakt zich inmiddels op voor een kerkdienst in het cafetaria. Pater Kortekaas heeft in de afgelopen jaren heel wat reizen meegemaakt en is geliefd onder de opvarenden. Dat vormt echter niet de enige reden waarom de kerkdienst uitermate druk wordt bezocht, velen willen even stilstaan bij de laatste reis van dit imposante schip.
“De Tromp heeft in de afgelopen vierentwintig jaar zo’n vierduizend bemanningsleden aan boord gehad”, begint Kortekaas zijn toespraak. “Ieder van hen had zijn eigen karakter, maar wist toch op één of andere manier bij te dragen aan de bijzondere sfeer aan boord van de Tromp. Na deze kerkdienst zal de ziel van de Tromp symbolisch worden begraven. De goede geest en daarmee de goede sfeer van het schip zit echter in de bemanning zelf. Het is aan jullie om die mee te nemen naar andere schepen en een klein stukje van het Trompgevoel aan de anderen over te dragen”.
Zwijgend luistert de bemanning vervolgens naar een nummer van U 2 “Through the storm we reach the shore, you give it all but I want more”.
Het idee voor de begrafenis ontsproot aan de koker van het manschappenverblijf, met de matrozen Van der Boom en Albano als trekkers. Wat begon als een geintje groeide gaandeweg uit tot een serieuze gebeurtenis. Dankzij Albano is een met koper beslagen doodskist vervaardigd om de ziel van de Tromp te huisvesten. Als vier bemanningsleden hem de hangaar uitdragen, staat de gewapende wacht gereed om een aantal schoten af te vuren. Van der Boom richt vervolgens het woord tot de bijna voltallig aangetreden bemanning op het achterdek. Met een “Een, twee, drie in godsnaam”, verdwijnt de kist vervolgens naar de oceaanbodem. De eerste officier pakt zijn accordeon en zet de Trompballade in. “Nooit gaat zij meer te keer, oh wat doet ons dat zeer. Onze schuit gaat nu naar de sloop”.
Onder het genot van een drankje mijmert de bemanning vervolgens na over de levensloop van de Tromp. Onder bouwnummer 344 werd dit fregat op 2 juni 1973 door – toen nog – prinses Beatrix gedoopt en vernoemd naar de zeehelden Maerten Harpertszoon Tromp en zijn zoon Cornelis Maertenszoon. Het schip was destijds uniek in de wereld, omdat het als enige beschikte over een 3-D radar, ondergebracht in de zo karakteristieke bol. Dit symbool van moderne techniek werd al snel het kenmerk van de huidige marine. Bijna alle folders van de KM tonen trots de Geleidewapenfregatten en in het logo van Defensie, Werving en Selectie zit het silhouet van dit schip verwerkt. De “kale knikker” van de Tromp leverde het fregat ook veel bijnamen op.
De Tromp fungeerde menigmaal als vlaggeschip van het eskader, vormde ooit het decor voor de beëdiging van prins Willem Alexander en heeft in haar operationele leven in totaal 240 havens bezocht.
De avond voor de laatste binnenkomst werden een aantal artikelen uit de verblijven geveild. Niet alleen wapenschildjes verwisselden snel van eigenaar, ook geluidsappa-ratuur. Een koffieapparaat ging voor 25 cent van de hand, terwijl een setje foto’s zo’n 25 gulden deed. Na deze veiling vertoonde het schip een troosteloze aanblik. Alles wat nog herinnerde aan de gezelligheid aan boord was inmiddels verdwenen. Velen kozen er voor om vroeg naar bed te gaan. In de technische centrale heerste een opvallende rust. Nog nimmer waren er zo weinig alarmmeldingen geweest. “Zonde dat we dit schip nu naar de sloper moeten brengen”, mompelde een van de TDérs. Als de laatste “forty-five-miles” zijn aangebroken, hebben de vier dieselgeneratoren elk rond de 40.000 draaiuren gemaakt. Nadat het fregat tegen de kade ligt afgemeerd, treedt de grote stilte in. De Olympus en de vier gebroeders Dalton zwijgen voorgoed.
Het is bedrukkend stil als in de longroom van Hr.Ms. Tromp het laatste middagmaal wordt opgediend. Nog twee uur rest de bemanning van de laatste binnenkomst in Den Helder. Een paar uur geleden schalde het “Another forty-five miles to go” door de scheepsomroep. Op het achterdek was men toen druk bezig met het opblazen van ballonnen en werden op de reling een groot aantal flares bevestigd. De ware enthousiastelingen zetten grote rookpotten onder de inlaat van de schoorsteen, zodat zij er straks zeker van kunnen zijn dat een behoorlijke hoeveelheid oranje rook uit de schoorsteen zal blazen.
Plots klinkt het “paradeerrol op post met een rein wit hoofddeksel”. De gehele bemanning snelt naar de stuurboordzijde van het schip om aan het bevel uitvoering te geven. De wind is inmiddels aangewakkerd tot kracht acht, waardoor de tranen al snel over de wangen biggelen. Als de draai naar de Nieuwe Haven wordt ingezet, spuwt de saluutbatterij op de wal vijftien rookwolken uit, ieder gevolgd door een doffe knal. De bemanning beantwoordt dit saluut en brengt eerbewijzen aan de Commandant Zeemacht in Nederland en de oud commandanten van de Tromp. Nog geen tien minuten later duwt de sleepboot Regge het GW-fregat tegen de kant. Het is einde procedures en de machinekamer wordt bedankt. Nooit meer zal Hr.Ms. Tromp zelfstandig over de wereldzeeën varen.
De dag ervoor is de Tromp na een verblijf van een aantal dagen uit de haven van Southampton vertrokken. Een paar minuten voor twaalf heeft ze haar trossen losge-gooid. De grote haaienkop, speciaal voor deze gelegenheid op de boeg geschilderd, doet menig passant naar de verrekijker grijpen. Het is druk op de rede, onder het ei-land Wight krioelt het van de zeilbootjes. De bemanning maakt zich inmiddels op voor een kerkdienst in het cafetaria. Pater Kortekaas heeft in de afgelopen jaren heel wat reizen meegemaakt en is geliefd onder de opvarenden. Dat vormt echter niet de enige reden waarom de kerkdienst uitermate druk wordt bezocht, velen willen even stilstaan bij de laatste reis van dit imposante schip.
“De Tromp heeft in de afgelopen vierentwintig jaar zo’n vierduizend bemanningsleden aan boord gehad”, begint Kortekaas zijn toespraak. “Ieder van hen had zijn eigen karakter, maar wist toch op één of andere manier bij te dragen aan de bijzondere sfeer aan boord van de Tromp. Na deze kerkdienst zal de ziel van de Tromp symbolisch worden begraven. De goede geest en daarmee de goede sfeer van het schip zit echter in de bemanning zelf. Het is aan jullie om die mee te nemen naar andere schepen en een klein stukje van het Trompgevoel aan de anderen over te dragen”.
Zwijgend luistert de bemanning vervolgens naar een nummer van U 2 “Through the storm we reach the shore, you give it all but I want more”.
Het idee voor de begrafenis ontsproot aan de koker van het manschappenverblijf, met de matrozen Van der Boom en Albano als trekkers. Wat begon als een geintje groeide gaandeweg uit tot een serieuze gebeurtenis. Dankzij Albano is een met koper beslagen doodskist vervaardigd om de ziel van de Tromp te huisvesten. Als vier bemanningsleden hem de hangaar uitdragen, staat de gewapende wacht gereed om een aantal schoten af te vuren. Van der Boom richt vervolgens het woord tot de bijna voltallig aangetreden bemanning op het achterdek. Met een “Een, twee, drie in godsnaam”, verdwijnt de kist vervolgens naar de oceaanbodem. De eerste officier pakt zijn accordeon en zet de Trompballade in. “Nooit gaat zij meer te keer, oh wat doet ons dat zeer. Onze schuit gaat nu naar de sloop”.
Onder het genot van een drankje mijmert de bemanning vervolgens na over de levensloop van de Tromp. Onder bouwnummer 344 werd dit fregat op 2 juni 1973 door – toen nog – prinses Beatrix gedoopt en vernoemd naar de zeehelden Maerten Harpertszoon Tromp en zijn zoon Cornelis Maertenszoon. Het schip was destijds uniek in de wereld, omdat het als enige beschikte over een 3-D radar, ondergebracht in de zo karakteristieke bol. Dit symbool van moderne techniek werd al snel het kenmerk van de huidige marine. Bijna alle folders van de KM tonen trots de Geleidewapenfregatten en in het logo van Defensie, Werving en Selectie zit het silhouet van dit schip verwerkt. De “kale knikker” van de Tromp leverde het fregat ook veel bijnamen op.
De Tromp fungeerde menigmaal als vlaggeschip van het eskader, vormde ooit het decor voor de beëdiging van prins Willem Alexander en heeft in haar operationele leven in totaal 240 havens bezocht.
De avond voor de laatste binnenkomst werden een aantal artikelen uit de verblijven geveild. Niet alleen wapenschildjes verwisselden snel van eigenaar, ook geluidsappa-ratuur. Een koffieapparaat ging voor 25 cent van de hand, terwijl een setje foto’s zo’n 25 gulden deed. Na deze veiling vertoonde het schip een troosteloze aanblik. Alles wat nog herinnerde aan de gezelligheid aan boord was inmiddels verdwenen. Velen kozen er voor om vroeg naar bed te gaan. In de technische centrale heerste een opvallende rust. Nog nimmer waren er zo weinig alarmmeldingen geweest. “Zonde dat we dit schip nu naar de sloper moeten brengen”, mompelde een van de TDérs. Als de laatste “forty-five-miles” zijn aangebroken, hebben de vier dieselgeneratoren elk rond de 40.000 draaiuren gemaakt. Nadat het fregat tegen de kade ligt afgemeerd, treedt de grote stilte in. De Olympus en de vier gebroeders Dalton zwijgen voorgoed.
Met het strijken van de geus, oorlogswimpel en Koninkrijksvlag
werd Hr.Ms. Tromp op vrijdag 12 november 1999 officieel uit dienst gesteld.
Veel oud commandanten van het schip, waaronder de BDZ, vice-admiraal C. van
Duyvendijk en de Chef Staf, commandeur Ir. M.A. van Maanen woonden de ceremonie
bij. De laatste commandant, KLTZ S. van der Sluis, memoreerde: “Het schip
dat ik vandaag uit dienst stel heeft in de loop der jaren vele bijnamen gehad:
“Kojak”, “dikke boot”, “oude dame” en “stafkeet”. Maar het is altijd een trots,
prettig en ook bijzonder schip geweest”.
LIJST VAN COMMANDANTEN.
KTZ. J.D. Backer 03-10-1975 tot 09-04-1976
KTZ. J.H.B. Hulshof 09-04-1976 tot 20-01-1977
KTZ. J.H. Scheuer 20-01-1977 tot 30-06-1978
KTZ. P.A.A.J. van Oppen 30-06-1978 tot 11-12-1979
KTZ. R. den Boeft 11-12-1979 tot 16-04-1981
KTZ. J.D.W. van Renesse 16-04-1981 tot 19-05-1982
KLTZ. P.K. Kleimeer (wnd) 19-05-1982 tot 26-11-1982
KLTZ. J.P. de Klerk (wnd) 26-11-1982 tot 07-10-1983
KTZ. H.A.J. Nijenhuis 07-10-1983 tot 28-01-1985
KTZ. C.P. Klavert 28-01-1985 tot 27-03-1986
KTZ. Ir. A. van de Sande 27-03-1986 tot 16-12-1987
KLTZ. R.A. Baljeu (wnd) 16-12-1987 tot 09-03-1988
KTZ. H.W. van Vliet 09-03-1988 tot 29-06-1989
KTZ. J. Waltman 29-06-1989 tot 28-06-1990
KTZ. C. van Duyvendijk 28-06-1990 tot 04-10-1991
KTZ. A. Vos 04-10-1991 tot 18-11-1992
KTZ. P.C. van der Graaf 18-11-1992 tot 15-10-1993
KLTZ. A. Verbeek (wnd) 15-10-1993 tot 31-03-1994
KTZ. J. van der Aa 31-03-1994 tot 15-12-1995
KTZ. J.W. Kelder 15-12-1995 tot 15-11-1996
KTZ. Ir. M.A. van Maanen 15-11-1996 tot 16-10-1998
KLTZ. S. van der Sluis 12-11-1998 tot 12-11-1999
KTZ. J.D. Backer 03-10-1975 tot 09-04-1976
KTZ. J.H.B. Hulshof 09-04-1976 tot 20-01-1977
KTZ. J.H. Scheuer 20-01-1977 tot 30-06-1978
KTZ. P.A.A.J. van Oppen 30-06-1978 tot 11-12-1979
KTZ. R. den Boeft 11-12-1979 tot 16-04-1981
KTZ. J.D.W. van Renesse 16-04-1981 tot 19-05-1982
KLTZ. P.K. Kleimeer (wnd) 19-05-1982 tot 26-11-1982
KLTZ. J.P. de Klerk (wnd) 26-11-1982 tot 07-10-1983
KTZ. H.A.J. Nijenhuis 07-10-1983 tot 28-01-1985
KTZ. C.P. Klavert 28-01-1985 tot 27-03-1986
KTZ. Ir. A. van de Sande 27-03-1986 tot 16-12-1987
KLTZ. R.A. Baljeu (wnd) 16-12-1987 tot 09-03-1988
KTZ. H.W. van Vliet 09-03-1988 tot 29-06-1989
KTZ. J. Waltman 29-06-1989 tot 28-06-1990
KTZ. C. van Duyvendijk 28-06-1990 tot 04-10-1991
KTZ. A. Vos 04-10-1991 tot 18-11-1992
KTZ. P.C. van der Graaf 18-11-1992 tot 15-10-1993
KLTZ. A. Verbeek (wnd) 15-10-1993 tot 31-03-1994
KTZ. J. van der Aa 31-03-1994 tot 15-12-1995
KTZ. J.W. Kelder 15-12-1995 tot 15-11-1996
KTZ. Ir. M.A. van Maanen 15-11-1996 tot 16-10-1998
KLTZ. S. van der Sluis 12-11-1998 tot 12-11-1999
Noot webmaster.....: Ik ben deze dame nog gaan zoeken en heb ze troosteloos
gevonden op 20-09-2005 in s'Gravendeel.....helaas kregen we geen toestemming van de sloper om aan boord te gaan kijken
gevonden op 20-09-2005 in s'Gravendeel.....helaas kregen we geen toestemming van de sloper om aan boord te gaan kijken
Verkregen foto's....