Hr.Ms. Witte de With
Hr.Ms. WITTE DE WITH. F 813.
Met gepast ceremonieel werd op 15 december 1981 voor het laatste luchtverdedingingsfregat onder bouwnummer 363 bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen de kiel gelegd door Drs. R.G.D.A. Olie in zijn hoedanigheid van inspecteur van financiën. De doopplechtigheid en tewaterlating vond plaats op 25 augustus 1984 door Mevr. M.J. Hulshof-Helders, echtgenote van de BDZ, vice-admiraal J.H.B. Hulshof. Op 17 september 1986 werd Hr.Ms. Witte de With aan de vloot toegevoegd toen het van de werf werd overgenomen en door Kltz. Ir. F.J. Schuller tot Peursum met het bekende ceremonieel in dienst werd gesteld. Meteen hierna werd een aanvang gemaakt met invaren en opwerken om met het schip vertrouwd te raken.
Met gepast ceremonieel werd op 15 december 1981 voor het laatste luchtverdedingingsfregat onder bouwnummer 363 bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen de kiel gelegd door Drs. R.G.D.A. Olie in zijn hoedanigheid van inspecteur van financiën. De doopplechtigheid en tewaterlating vond plaats op 25 augustus 1984 door Mevr. M.J. Hulshof-Helders, echtgenote van de BDZ, vice-admiraal J.H.B. Hulshof. Op 17 september 1986 werd Hr.Ms. Witte de With aan de vloot toegevoegd toen het van de werf werd overgenomen en door Kltz. Ir. F.J. Schuller tot Peursum met het bekende ceremonieel in dienst werd gesteld. Meteen hierna werd een aanvang gemaakt met invaren en opwerken om met het schip vertrouwd te raken.
Aanvulling van een oplettende sobat !: Lees voor "Sloehaven", "Binnenhaven" !
Van 23 tot 27 maart 1987 verbleef het schip op de
Noordzee voor het beproeven van de machinekamer, NBCD-oefeningen en het
aanschieten van de Goalkeeper waarmee de Witte de With als eerste schip was
uitgerust. Dit werd gevolgd door een aantal oefeningen met aansluiting bij het
Fregattensquadron. Na het zomerverlof werd op 3 augustus de thuishaven verlaten
voor een 7 weken durende reis naar het Caribisch gebied met als doel het
uitvoeren van Qualification and Acceptance Trials door middel van lanceringen
op drones van de geleide projectielen. Terwijl het schip zich tijdens de
oversteek nabij Bermuda bevond werd een reddingsoperatie uitgevoerd en werden
vier opvarenden van het zeilschip Kairos aan boord genomen en het scheepje
behouden in Bermuda binnengebracht. Hierna werd koers gezet naar Roosevelt
Roads voor de genoemde trials en San Juan bezocht. Ook St. Maarten werd bezocht
en na het afronden van het programma werd op 10 september aan de thuisreisnaar
Den Helder begonnen die na het afleggen van 11.542 zeemijlen op 20 september
werd bereikt.
Van 24 september tot 19 november volgde het garantie onderhoud bij de bouwwerf, waarna naar de thuishaven werd teruggekeerd.
Vanaf 6 januari 1988 werd het schip voor de rest van de maand in het dok opgenomen, om daarna met het opwerken te beginnen. Op 27 februari was er bij stralend weer een varende PR-dag. Dat weer sloeg de volgende dag volledig om toen aan twee opsporings- en reddingsacties werd deelgenomen. In de ochtenduren werd het schip te hulp geroepen bij het gekapseisde Zweedse passagiersschip Vinca Gorton, waarvan de opvarenden met een helikopter van De Kooy van boord werden gehaald. Na deze actie werd een noodsein ontvangen van een schip nabij Hoek van Holland waar met hoge vaart naartoe werd gestoomd. Er werden slechts een aantal bemanningsleden van boord gehaald en het schip zag kans om op eigen kracht Rotterdam te bereiken. Tot besluit van het opwerken werd Bremershaven bezocht. Na terugkeer in Den Helder werd het schip gereed gemaakt voor de NOST-periode dat op 14 april met een “all good” werd afgesloten. Wegens problemen met de variabele spoedversnelling van stuurboord schroefas bleef het schip tot 20 juli in Den Helder voor reparatie en onderhoud, waarbij het schip tevens gereed werd gemaakt om als stafschip van het eskader te dienen voor de komende reis Fairwind ’88 naar Australië. Deze reis is reeds eerder beschreven bij Hr.Ms. Kortenaer. Meteen na terugkeer hiervan op 19 december werd het schip aan een kernbemanning overgedragen en ging men met verlof.
Op 18 januari 1989 moest het verlof onderbroken worden om het schip naar de werd De Schelde over te varen voor het uitvoeren van reparaties. Na het gereedkomen was het schip van 20 maart tot 12 mei bij het eskader waarmee onder meer Bordeaux, Lissabon, Cadiz, Funchal en Portsmouth werden bezocht. Op 10 juli vertrok het schip voor haar tweede grote reis toen het voor vijf maanden ingedeeld was bij STANAVFORLANT. Hiermee werden oefeningen gehouden in de Noordzee, Het Kanaal en de Oostzee waar Russische schepen werden ontmoet. Op 4 december werd de reis bij STANAVFORLANT vanuit Amsterdam met een varende ouderdag naar Den Helder afgesloten.
Tot 18 juli 1990 lag het schip in onderhoud waarbij nieuwe apparatuur werd ingebouwd. Op die dag werd naar zee vertrokken om op te werken en materieelsbeproevingen te houden. Na het verlof werd met het gehele Corps Consulaire aan boord naar Amsterdam gevaren om het spektakel “Sail ‘90” luister bij te zetten.
Op 20 augustus werd samen met de Pieter Florisz koers gezet naar de Perzische Golf om daar het handelsembargo van de Verenigde Naties tegen Irak te helpen handhaven, de operatie Phalanx. Na een havenbezoek aan Gibraltar, de passage door het Suezkanaal, de Golf van Aden en de Golf van Oman arriveerden de schepen begin september in het operatiegebied. Er werden tijdens het verblijf in deze wateren een flink aantal schepen aangehouden en doorzocht. Tijdens het eerste bezoek aan Jebel Ali kwam een ploeg van de Rijkswerf aan boord om twee gasturbines die ernstige storingen vertoonden te vervangen dat binnen twee-en-een-halve-dag geklaard was. Op 21 oktober waarschuwde in Straat Hormuz een Panamese tanker voor een groep drenkelingen die in zee dreven. Het bleken acht Iraanse kooplieden te zijn die met hun dhow groenten en fruit van Bandar Abbas in Iran op weg waren naar Dubai. Zij waren ’s-nachts overvaren en van hun schip resteerde slechts wrakhout. De drenkelingen werden aan boord genomen en van voedsel en droge kleding voorzien en werden in Mina Sakr in de Verenigde Arabische Emiraten aan de autoriteiten overgedragen. De verdere operaties in het patrouillegebied verliepen rustig en op 29 november werd aan de thuisreis begonnen waarvan op 18 december in Den Helder werd afgemeerd.
Van 24 september tot 19 november volgde het garantie onderhoud bij de bouwwerf, waarna naar de thuishaven werd teruggekeerd.
Vanaf 6 januari 1988 werd het schip voor de rest van de maand in het dok opgenomen, om daarna met het opwerken te beginnen. Op 27 februari was er bij stralend weer een varende PR-dag. Dat weer sloeg de volgende dag volledig om toen aan twee opsporings- en reddingsacties werd deelgenomen. In de ochtenduren werd het schip te hulp geroepen bij het gekapseisde Zweedse passagiersschip Vinca Gorton, waarvan de opvarenden met een helikopter van De Kooy van boord werden gehaald. Na deze actie werd een noodsein ontvangen van een schip nabij Hoek van Holland waar met hoge vaart naartoe werd gestoomd. Er werden slechts een aantal bemanningsleden van boord gehaald en het schip zag kans om op eigen kracht Rotterdam te bereiken. Tot besluit van het opwerken werd Bremershaven bezocht. Na terugkeer in Den Helder werd het schip gereed gemaakt voor de NOST-periode dat op 14 april met een “all good” werd afgesloten. Wegens problemen met de variabele spoedversnelling van stuurboord schroefas bleef het schip tot 20 juli in Den Helder voor reparatie en onderhoud, waarbij het schip tevens gereed werd gemaakt om als stafschip van het eskader te dienen voor de komende reis Fairwind ’88 naar Australië. Deze reis is reeds eerder beschreven bij Hr.Ms. Kortenaer. Meteen na terugkeer hiervan op 19 december werd het schip aan een kernbemanning overgedragen en ging men met verlof.
Op 18 januari 1989 moest het verlof onderbroken worden om het schip naar de werd De Schelde over te varen voor het uitvoeren van reparaties. Na het gereedkomen was het schip van 20 maart tot 12 mei bij het eskader waarmee onder meer Bordeaux, Lissabon, Cadiz, Funchal en Portsmouth werden bezocht. Op 10 juli vertrok het schip voor haar tweede grote reis toen het voor vijf maanden ingedeeld was bij STANAVFORLANT. Hiermee werden oefeningen gehouden in de Noordzee, Het Kanaal en de Oostzee waar Russische schepen werden ontmoet. Op 4 december werd de reis bij STANAVFORLANT vanuit Amsterdam met een varende ouderdag naar Den Helder afgesloten.
Tot 18 juli 1990 lag het schip in onderhoud waarbij nieuwe apparatuur werd ingebouwd. Op die dag werd naar zee vertrokken om op te werken en materieelsbeproevingen te houden. Na het verlof werd met het gehele Corps Consulaire aan boord naar Amsterdam gevaren om het spektakel “Sail ‘90” luister bij te zetten.
Op 20 augustus werd samen met de Pieter Florisz koers gezet naar de Perzische Golf om daar het handelsembargo van de Verenigde Naties tegen Irak te helpen handhaven, de operatie Phalanx. Na een havenbezoek aan Gibraltar, de passage door het Suezkanaal, de Golf van Aden en de Golf van Oman arriveerden de schepen begin september in het operatiegebied. Er werden tijdens het verblijf in deze wateren een flink aantal schepen aangehouden en doorzocht. Tijdens het eerste bezoek aan Jebel Ali kwam een ploeg van de Rijkswerf aan boord om twee gasturbines die ernstige storingen vertoonden te vervangen dat binnen twee-en-een-halve-dag geklaard was. Op 21 oktober waarschuwde in Straat Hormuz een Panamese tanker voor een groep drenkelingen die in zee dreven. Het bleken acht Iraanse kooplieden te zijn die met hun dhow groenten en fruit van Bandar Abbas in Iran op weg waren naar Dubai. Zij waren ’s-nachts overvaren en van hun schip resteerde slechts wrakhout. De drenkelingen werden aan boord genomen en van voedsel en droge kleding voorzien en werden in Mina Sakr in de Verenigde Arabische Emiraten aan de autoriteiten overgedragen. De verdere operaties in het patrouillegebied verliepen rustig en op 29 november werd aan de thuisreis begonnen waarvan op 18 december in Den Helder werd afgemeerd.
Voor onderhoud lag de Witte de With tussen 12 en 22
februari 1991 in het dok om vervolgens in het teken te staan van een intensieve
scholenperiode ter voorbereiding op de derde termijn in de Perzische Golf. Maar
na een oefenstage werd bekend gemaakt dat vanwege de ontwikkelingen in de
Perzische Golf hernieuwde deelname aan operatie Phalanx niet zou doorgaan,
zodat het schip lange tijd niet zou varen. Dit duurde tot 23 juni waarbij
tussentijds aan de Nationale Vlootdagen werd deelgenomen. Daarna werd
vertrokken voor deelname aan de Kieler Woche. Na het zomerverlof werden
voorbereidingen getroffen voor deelname aan de 43e Naval on Call Force
Meditarenean (NAVOCFORMED). Na het vertrek uit Den Helder op 20 augustus werd
eerst met het eskader geoefend en daarna koers gezet richting Lissabon. Op 9
september was het schip in La Spezia aanwezig bij de installatie van
NAVOCFORMED. In die periode verwisselde de technische dienst in samenwerking
met de Rijkswerf de kruisvaartturbine. Na het vertrek werd in zee geoefend dat
werd onderbroken om Palermo te bezoeken met daar aansluitend het Turkse stadje
Aksaz. Vervolgens werd bij het vlootverband teruggekeerd waarmee tot 20 oktober
werd geoefend met een bezoek aan Izmir. Op weg naar Den Helder werd Gibraltar
aangedaan en op 23 november keerde het schip weer in Den Helder terug.
Met het eskader werd op 24 februari 1992 Den Helder verlaten om in het gebied Devil’s Hole ten oosten van Schotland te oefenen. Opgesplitst in twee delen ondervonden de schepen nabij de Faeröer eilanden en IJsland tijdens slecht weer veel last van ijsvorming aan dek en in de inlaten van de turbines dat het werk niet gemakkelijk maakte. Voor een diepe depressie uit koerste het eskader naar Frohavet nabij Trondheim voor het uitvoeren van amfibische operaties. Door het snel verslechterende weer moesten de schepen in de Trondheimfjord beschutting zoeken. Daarna ging het richting Tromsö en werd nabij de Noordkaap gepatrouilleerd. Nadat de oefeningen waren afgelopen arriveerde het eskader op 24 maart weer in Den Helder.
De volgende reis, ook wel de Columbusreis genoemd, begon op 21 april en ging via de Azoren naar het Caribisch gebied voor een uitgebreid lanceerprogramma. Bezocht werden de havens van Ponta Delgada, Roosevelt Roads, Virgin Islands, San Juan, Willemstad, Lort Lauderdale, Baltimore en Boston. Op 6 juli begon de oversteek naar Den Helder. Gedurende twee dagen werd het eskader geplaagd door hardnekkige mist bij Newfoundland, doch kon na een afwezigheid van 85 dagen op 15 juli weer in Den Helder afmeren.
Na een gedeeltelijke bemanningswisseling werd het schip na het verlof bij het Fregattensquadron opgewerkt voor de komende periode bij STANAVFORLANT.
Op 5 januari 1993 werd het schip uitgezwaaid bij het vertrek naar Puerto Rico om zich bij het internationale eskader te voegen. Gedurende de maand maart werd met zo’n dertig schepen deelgenomen aan de oefening Unified Spirit hetgeen zich in het westelijk deel van de Atlantische Oceaan afspeelde. In april werd voor enige weken in Norfolk onderhoud gegeven en de benen uitgebreid gestrekt. Daarna ging het naar de Middellandse Zee waar opnieuw een oefenprogramma werd afgewerkt. De operatie Sharp Guard leidde er toe dat STANAVFORLANT in de Adriatische Zee werd samengevoegd met de eskaders van STANAVFOMED en de WEU om gezamenlijk het embargo tegen Klein Joegoslavië af te dwingen. Hierbij kreeg de Witte de With een rol toebedeeld die speciaal was toegesneden op haar luchtverdedigingscapaciteiten. Na te zijn afgelost door de Abraham Crijssen keerde het schip op 28 juli in Den Helder terug.
Op 5 oktober vertrok het schip weer naar zee voor een tussentijdse opwerkperiode. Na een afsluitend bezoek aan Wilhelmshaven keerde men op 27 oktober in de thuishaven terug. Na een vervroegd verlof werd op 8 december de haven verlaten richting Adriatische Zee om tijdens oorlogswacht voor de kust van Servië-Montenegro te patrouilleren. Oud en nieuw werd in Napels gevierd.
Tot 25 januari 1994 was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld met patrouilles in de Ardiatische Zee die werden afgewisseld met havenbezoeken aan Napels, Corfu, Palma de Mallorca, Lissabon, Ttaranto, Trieste, opnieuw Corfu en Pireaus. Na terugkeer in Den Helder ging het schip in meerjaarlijks onderhoud.
Nagenoeg het hele jaar 1995 werd aan het MJO besteed waarin het schip werd voorzien van een SMART-radar en ingrijpende verbouwingen plaats vonden met onder meer de installatie van nieuwe communicatiesystemen
Nadat begin 1996 aan het MJO een einde kwam kon met het opwerken begonnen worden en materieelsbeproevingen worden uitgevoerd. Maar eindelijk kon het schip zich op 11 mei bij het eskader aansluiten om tot 31 mei te oefenen. Bezoeken dat jaar werden gebracht aan Cadiz (26 tot 29 april), Lissabon (8 tot 13 mei), Leixoes (24 tot 27 mei), Kopenhagen ( 30 augustus tot 2 september), St. Petersburg (6 tot 10 september, Esbjerg (13 tot 16 september) en Dublin (29 november tot 2 december). Daarna was het tijd voor winterverlof.
Na een korte periode van voorbereiding bij het eskader werd op 17 maart 1997 naar Amsterdam vertrokken waar de taken van vlaggeschip bij STANAVFORLANT werden overgenomen. Een week later werd naar zee vertrokken om te oefenen en werd koers gezet naar Cadiz en Casablanca. Vervolgens werd de oceaan overgestoken naar Halifax. In Newfoundland nam het schip deel aan de viering van het 500-jarig bestaan van St. John’s. Hierna stond Roosevelt Roads op het programma waar in het oefengebied missiles werden gelanceerd. Van 7 tot 18 augustus lagen de schepen in Norfolk in onderhoud. Nog een aantal oefeningen volgden, waarna op de Azoren de taak aan de Tromp werd overgedragen en het schip op 19 september weer in Den Helder kon afmeren. Doch na het verlof kreeg het schip echter op 24 november opdracht de Tromp bij STANAVFORLANT weer af te lossen dat na anderhalve dag voorbereiding op 27 november in Brest plaats vond. Meteen werd in zee geoefend, maar van 3 tot 10 december werd in Londen verbleven, waarna ieder schip naar haar thuishaven vertrok voor het verlof.
Hoewel het grootste gedeelte van 1998 in het teken stond van tussentijds onderhoud bij de Rijkswerf, werd zowel aan de eerste- en een gedeelte van de tweede reis van het eskader deelgenomen. Op 25 mei nam het schip in Brest afscheid van het eskader en ging terug naar huis. Op 2 juli werd het schip verhaald naar steiger 62 N en kwam op 8 juli in de vertrouwde handen van de Rijkswerf. Op 7 december was het onderhoud voorbij en kon met varende materieelsbeproevingen worden begonnen en het opwerken bij de NOST.
Over het jaar 1999 en verder zijn slechts weinig scheepsbewegingen bekend. Wel is bekend dat het schip samen met Hr.Ms. Rotterdam en De Ruyter deelnam aan de amfibische oefening Northern Light en werd ingedeeld bij het eskader en daarin met STANAVFORLANT deelnam aan de grote oefening Falcon Nut op de Noordzee, welke gehouden werd van 25 tot en met 28 oktober 1999.
Het laat zich aanzien dat ook voor Hr.Ms. Witte de With het einde van haar operationele carrière bij de Koninklijke marine nadert en dat het schip uit dienst wordt gesteld.
Met het eskader werd op 24 februari 1992 Den Helder verlaten om in het gebied Devil’s Hole ten oosten van Schotland te oefenen. Opgesplitst in twee delen ondervonden de schepen nabij de Faeröer eilanden en IJsland tijdens slecht weer veel last van ijsvorming aan dek en in de inlaten van de turbines dat het werk niet gemakkelijk maakte. Voor een diepe depressie uit koerste het eskader naar Frohavet nabij Trondheim voor het uitvoeren van amfibische operaties. Door het snel verslechterende weer moesten de schepen in de Trondheimfjord beschutting zoeken. Daarna ging het richting Tromsö en werd nabij de Noordkaap gepatrouilleerd. Nadat de oefeningen waren afgelopen arriveerde het eskader op 24 maart weer in Den Helder.
De volgende reis, ook wel de Columbusreis genoemd, begon op 21 april en ging via de Azoren naar het Caribisch gebied voor een uitgebreid lanceerprogramma. Bezocht werden de havens van Ponta Delgada, Roosevelt Roads, Virgin Islands, San Juan, Willemstad, Lort Lauderdale, Baltimore en Boston. Op 6 juli begon de oversteek naar Den Helder. Gedurende twee dagen werd het eskader geplaagd door hardnekkige mist bij Newfoundland, doch kon na een afwezigheid van 85 dagen op 15 juli weer in Den Helder afmeren.
Na een gedeeltelijke bemanningswisseling werd het schip na het verlof bij het Fregattensquadron opgewerkt voor de komende periode bij STANAVFORLANT.
Op 5 januari 1993 werd het schip uitgezwaaid bij het vertrek naar Puerto Rico om zich bij het internationale eskader te voegen. Gedurende de maand maart werd met zo’n dertig schepen deelgenomen aan de oefening Unified Spirit hetgeen zich in het westelijk deel van de Atlantische Oceaan afspeelde. In april werd voor enige weken in Norfolk onderhoud gegeven en de benen uitgebreid gestrekt. Daarna ging het naar de Middellandse Zee waar opnieuw een oefenprogramma werd afgewerkt. De operatie Sharp Guard leidde er toe dat STANAVFORLANT in de Adriatische Zee werd samengevoegd met de eskaders van STANAVFOMED en de WEU om gezamenlijk het embargo tegen Klein Joegoslavië af te dwingen. Hierbij kreeg de Witte de With een rol toebedeeld die speciaal was toegesneden op haar luchtverdedigingscapaciteiten. Na te zijn afgelost door de Abraham Crijssen keerde het schip op 28 juli in Den Helder terug.
Op 5 oktober vertrok het schip weer naar zee voor een tussentijdse opwerkperiode. Na een afsluitend bezoek aan Wilhelmshaven keerde men op 27 oktober in de thuishaven terug. Na een vervroegd verlof werd op 8 december de haven verlaten richting Adriatische Zee om tijdens oorlogswacht voor de kust van Servië-Montenegro te patrouilleren. Oud en nieuw werd in Napels gevierd.
Tot 25 januari 1994 was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld met patrouilles in de Ardiatische Zee die werden afgewisseld met havenbezoeken aan Napels, Corfu, Palma de Mallorca, Lissabon, Ttaranto, Trieste, opnieuw Corfu en Pireaus. Na terugkeer in Den Helder ging het schip in meerjaarlijks onderhoud.
Nagenoeg het hele jaar 1995 werd aan het MJO besteed waarin het schip werd voorzien van een SMART-radar en ingrijpende verbouwingen plaats vonden met onder meer de installatie van nieuwe communicatiesystemen
Nadat begin 1996 aan het MJO een einde kwam kon met het opwerken begonnen worden en materieelsbeproevingen worden uitgevoerd. Maar eindelijk kon het schip zich op 11 mei bij het eskader aansluiten om tot 31 mei te oefenen. Bezoeken dat jaar werden gebracht aan Cadiz (26 tot 29 april), Lissabon (8 tot 13 mei), Leixoes (24 tot 27 mei), Kopenhagen ( 30 augustus tot 2 september), St. Petersburg (6 tot 10 september, Esbjerg (13 tot 16 september) en Dublin (29 november tot 2 december). Daarna was het tijd voor winterverlof.
Na een korte periode van voorbereiding bij het eskader werd op 17 maart 1997 naar Amsterdam vertrokken waar de taken van vlaggeschip bij STANAVFORLANT werden overgenomen. Een week later werd naar zee vertrokken om te oefenen en werd koers gezet naar Cadiz en Casablanca. Vervolgens werd de oceaan overgestoken naar Halifax. In Newfoundland nam het schip deel aan de viering van het 500-jarig bestaan van St. John’s. Hierna stond Roosevelt Roads op het programma waar in het oefengebied missiles werden gelanceerd. Van 7 tot 18 augustus lagen de schepen in Norfolk in onderhoud. Nog een aantal oefeningen volgden, waarna op de Azoren de taak aan de Tromp werd overgedragen en het schip op 19 september weer in Den Helder kon afmeren. Doch na het verlof kreeg het schip echter op 24 november opdracht de Tromp bij STANAVFORLANT weer af te lossen dat na anderhalve dag voorbereiding op 27 november in Brest plaats vond. Meteen werd in zee geoefend, maar van 3 tot 10 december werd in Londen verbleven, waarna ieder schip naar haar thuishaven vertrok voor het verlof.
Hoewel het grootste gedeelte van 1998 in het teken stond van tussentijds onderhoud bij de Rijkswerf, werd zowel aan de eerste- en een gedeelte van de tweede reis van het eskader deelgenomen. Op 25 mei nam het schip in Brest afscheid van het eskader en ging terug naar huis. Op 2 juli werd het schip verhaald naar steiger 62 N en kwam op 8 juli in de vertrouwde handen van de Rijkswerf. Op 7 december was het onderhoud voorbij en kon met varende materieelsbeproevingen worden begonnen en het opwerken bij de NOST.
Over het jaar 1999 en verder zijn slechts weinig scheepsbewegingen bekend. Wel is bekend dat het schip samen met Hr.Ms. Rotterdam en De Ruyter deelnam aan de amfibische oefening Northern Light en werd ingedeeld bij het eskader en daarin met STANAVFORLANT deelnam aan de grote oefening Falcon Nut op de Noordzee, welke gehouden werd van 25 tot en met 28 oktober 1999.
Het laat zich aanzien dat ook voor Hr.Ms. Witte de With het einde van haar operationele carrière bij de Koninklijke marine nadert en dat het schip uit dienst wordt gesteld.