ABRAHAM VAN DER HULST (1937-1961)
Op 13 november 1936 bij de werf “Gusto” te Schiedam op stapel gezet en op 31 mei 1937 te water gelaten.
Afmetingen: 55,80 x 7,80 x 2,20 m.
Waterverplaatsing: 460 ton.
Machinevermogen: 1600 IPK.
Snelheid: 15 mijl.
Bewapening; 1 kanon van 7,5 cm en 4 mitrailleurs van 12,7 mm.
Bemanning: 45.
In dienst gesteld op 11 oktober 1937.
Hr.Ms. Abraham van der Hulst was tot de meidagen 1940 in Den Helder gebaseerd. In de oorlogsdagen werd het schip evenals Hr.Ms. Pieter Florisz op 10 mei 1940 gevoegd bij het IJsselmeerflottielje, dat bestond uit de zeer oude kanonneerboten Hr.Ms. Friso en Hefring, torpedoboot Hr.Ms. Z 3 en 8 bewapende motorboten. Het aldus verstrekte flottielje had als taak de vijand te beletten uit Friesland naar Noord-Holland over te steken.
Het schip redde de bemanning van kanonneerboot Hr.Ms. Friso, toen dat schip door Duitse vliegtuigen werd gebombardeerd en kapseisde. Hr.Ms. Abraham van der Hulst niet meer kon uitwijken naar Engeland en werd door de bemanning op 14 mei 1940 op het IJsselmeer tot zinken gebracht.
Later op last van de bezetter gelicht, hersteld en als M 552 bij de Duitse marine in gebruik genomen. Na de capitulatie van Duitsland werd het schip teruggevonden en na herstel bij de Rijkswerf te Willemsoord op 15 augustus 1946 weer als Hr.Ms. Abraham van der Hulst bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld. Van 26 mei 1947 tot 1 augustus daaraanvolgend deed het schip dienst alsvisserij-politiekruiser op de Noordzee.
Op 16 september 1947 vertrok het samen met Hr.Ms. Pieter Florisz van Rotterdam naar Nederlands Oost-Indië en op 14 november daaraanvolgend te Tandjong Priok. Het schip werd eerst ingeschakeld bij patrouillediensten en op 1 juli 1949 ingedeeld bij het eerste flottielje mijnenvegers te Soerabaja. Evenals de overige drie mijnenvegers van dit type, werd het schip bij terugkeer in Nederland verbouwd tot netpoortschip.
Als zodanig bewapend met 2 mitrailleurs van 20 mm en bemanning van 20 koppen.
In 1961 uit de sterkte afgevoerd en in februari 1962 overgedragen aan het Zeekadetkorps Nederland. Het schip kreeg Maassluis als ligplaats aangewezen.
Naamsein aanvankelijk MV 2 en M 802 en als netpoortschip A 928.
Op 13 november 1936 bij de werf “Gusto” te Schiedam op stapel gezet en op 31 mei 1937 te water gelaten.
Afmetingen: 55,80 x 7,80 x 2,20 m.
Waterverplaatsing: 460 ton.
Machinevermogen: 1600 IPK.
Snelheid: 15 mijl.
Bewapening; 1 kanon van 7,5 cm en 4 mitrailleurs van 12,7 mm.
Bemanning: 45.
In dienst gesteld op 11 oktober 1937.
Hr.Ms. Abraham van der Hulst was tot de meidagen 1940 in Den Helder gebaseerd. In de oorlogsdagen werd het schip evenals Hr.Ms. Pieter Florisz op 10 mei 1940 gevoegd bij het IJsselmeerflottielje, dat bestond uit de zeer oude kanonneerboten Hr.Ms. Friso en Hefring, torpedoboot Hr.Ms. Z 3 en 8 bewapende motorboten. Het aldus verstrekte flottielje had als taak de vijand te beletten uit Friesland naar Noord-Holland over te steken.
Het schip redde de bemanning van kanonneerboot Hr.Ms. Friso, toen dat schip door Duitse vliegtuigen werd gebombardeerd en kapseisde. Hr.Ms. Abraham van der Hulst niet meer kon uitwijken naar Engeland en werd door de bemanning op 14 mei 1940 op het IJsselmeer tot zinken gebracht.
Later op last van de bezetter gelicht, hersteld en als M 552 bij de Duitse marine in gebruik genomen. Na de capitulatie van Duitsland werd het schip teruggevonden en na herstel bij de Rijkswerf te Willemsoord op 15 augustus 1946 weer als Hr.Ms. Abraham van der Hulst bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld. Van 26 mei 1947 tot 1 augustus daaraanvolgend deed het schip dienst alsvisserij-politiekruiser op de Noordzee.
Op 16 september 1947 vertrok het samen met Hr.Ms. Pieter Florisz van Rotterdam naar Nederlands Oost-Indië en op 14 november daaraanvolgend te Tandjong Priok. Het schip werd eerst ingeschakeld bij patrouillediensten en op 1 juli 1949 ingedeeld bij het eerste flottielje mijnenvegers te Soerabaja. Evenals de overige drie mijnenvegers van dit type, werd het schip bij terugkeer in Nederland verbouwd tot netpoortschip.
Als zodanig bewapend met 2 mitrailleurs van 20 mm en bemanning van 20 koppen.
In 1961 uit de sterkte afgevoerd en in februari 1962 overgedragen aan het Zeekadetkorps Nederland. Het schip kreeg Maassluis als ligplaats aangewezen.
Naamsein aanvankelijk MV 2 en M 802 en als netpoortschip A 928.
Abraham van der Hulst pinksterkamp Brielle 1966
Abraham van der hulst A928