Landingsvaartuigen
Onder landingsvaartuigen worden verstaan, die vaartuigen die bij uitstek geschikt zijn voor het uitvoeren van amfibische taken. De amfibische taken bestaan uit het aan land zetten van troepen, pantservoertuigen, tanks en voorraden. De vaartuigen kunnen eventueel ook worden ingezet als voorraadschip. Nederland heeft vlak na de oorlog verscheidene LST's in het bezit gehad. De meeste van hen vielen onder de D.v.S. en/of de F.S.D. Alleen de PELIKAAN en de WOENDI hebben bij de Koninklijke Marine gediend als LST en later als voorraadschip. Vlak na de oorlog in 1945 zijn vele LCT's in gebruik geweest om voorraden munitie te dumpen vanuit Vlissingen en Umui-den. Na zo'n 6 a 7 maanden gediend te hebben zijn ze weer teruggegeven aan de Britse Marine. Van hetzelfde type LCT als genoemd zijn er verschillende actief geweest in Neder-ands-lndië. Zij zijn alle veelvuldig in gebruik geweest tijdens Ie oolitionele acties. Na de overdracht van Indonesië werd de 'adruk gelegd op Nederlands-Nieuw-Guinea. Hier was ook -et enige Nederlands gebouwde landingsvaartuig, de ex -KAIS. Nadat ook NNG werd overgedragen werden de overige andingsvaartuigen alle uit dienst gesteld en/of afgekeurd en rrevoerd. De ex - KAIS voer op eigen kracht naar de Neder-andse Antillen. Daar heeft zij nog jaren goede diensten kun-~er verrichten. Om alleen de troepen te verplaatsen en te lan-aen kregen we de beschikking over LCA's. Zij waren stukken kleiner en konden maar kleine hoeveelheden troepen en voorraden meenemen. In de tweede helft van de jaren 50 kregen we de beschikking over stalen LCA's die in Nederland gebouwd waren. Zij verrichtten hun diensten in het verre oosten evenals een groot gedeelte van de LCA's die van Britse makelij waren. Zij stamden uit 1944 en werden begin 1950 aangekocht. Ook kregen we de beschikking over LCM's, die bij uitstek geschikt waren om gemechaniseerde voertuigen mee te nemen. Zij werden eind jaren 40 overgenomen van de Britse Marine en hebben dienst gedaan in Nederlandse wateren tot aan 1950. Bij dat jaar waren ze reeds alle verdwenen. In 1955 werden op de Rijkswerf, Willemsoord (Den Helder) zeven LCPR's op stapel gezet. Zij werden alle verscheept naar Nederlands-Nieuw-Guinea en na de overdracht van dit gebiedsdeel in 1962 werden zij overgedragen aan de Indonesische Marine. Om tegemoet te kunnen komen aan de vraag van het Korps Mariniers voor mobiliteit, werden er op verschillende werven in het land polyester LCA's geconstrueerd. Deze werden de LCA(polyester) type Mark l genoemd. Zij werden begin jaren 60 op stapel gezet. De vervanger van deze vaartuigen werd het type Mark II LCA. Hiervoor werd in 1981 de bouwopdracht gegeven aan de Rijkswerf, Willemsoord (Den Helder). Een verbeterde versie hierop werd uiteindelijk de LCA Mark III die op het ogenblik gebouwd wordt op de Werf De Giessen De Noord te Har-dinxveld-Giessendam. Het is gebleken dat het van belang is dat ons Korps Mariniers ook over de juiste middelen moet kunnen beschikken om zich overal ter wereld te kunnen voortbewegen. Hiervoor dienen de juiste vaartuigen voor de juiste doeleinden gebruikt te kunnen worden. Het plan bestaat om het korps een eigen amfibisch schip te geven zodat het korps nog beter haar taken uit kan voeren. Het is daarom ook te hopen dat het plan waarheid wordt, zodat het korps het wapen „QUA PATET ORBIS" kan blijven dragen. Van de landingsvaartuigen uit de periode 1945-1950 is moeilijk te onderscheiden of ze van de KM, de FSD of de DvS geweest zijn. De vaartuigen die in vaste dienst waren van de KM werden alleen bemand door militairen. Volledigheidshalve zijn er zoveel mogelijk vaartuigen vermeld.