Hr.Ms. Phillips van Almonde F 823
Bouwwerf : Wilton Fijenoord, Schiedam
Op stapel : 03-10-77
Te water : 11-08-79
In dienst : 02-12-81
Naamsein : F 823
Hr.Ms. PHILIPS
VAN ALMONDE. F 823.
Voor het eerste schip van de derde serie standaardfregatten werd op 3 oktober 1977 onder bouwnummer 358 bij de werf Wilton Feijenoord in Schiedam voor dit schip de kiel gelegd door de luitenant-generaal J. Hensen in zijn functie van directeur-generaal materieel. Tijdens het opdrijven op 11 augustus 1979 werd Hr.Ms. Philips van Almonde gedoopt door mevr. C.M. Scholten-van der Eijk, echtgenote van de minister van defensie. Op 2 december 1981 werd het schip van de werf overgenomen en door de aangewezen commandant, Kltz. C.J. van der Werf, met het gebruikelijke ceremonieel in dienst gesteld.
Het jaar 1982 begon met het opwerken van schip en bemanning om hen met het nieuwe schip vertrouwd te maken. Dit geschiedde ook bij de commandant van het Fregattensquadron en pas na het zomerverlof kon het schip met het eskader mee om te oefenen en buitenlandse havens gaan bezoeken. Hierbij kwam men onder andere in Aalborg, Emden, Bordeaux, Lissabon en Londen terecht en op 23 november was men terug in de thuishaven.
Voor het eerste schip van de derde serie standaardfregatten werd op 3 oktober 1977 onder bouwnummer 358 bij de werf Wilton Feijenoord in Schiedam voor dit schip de kiel gelegd door de luitenant-generaal J. Hensen in zijn functie van directeur-generaal materieel. Tijdens het opdrijven op 11 augustus 1979 werd Hr.Ms. Philips van Almonde gedoopt door mevr. C.M. Scholten-van der Eijk, echtgenote van de minister van defensie. Op 2 december 1981 werd het schip van de werf overgenomen en door de aangewezen commandant, Kltz. C.J. van der Werf, met het gebruikelijke ceremonieel in dienst gesteld.
Het jaar 1982 begon met het opwerken van schip en bemanning om hen met het nieuwe schip vertrouwd te maken. Dit geschiedde ook bij de commandant van het Fregattensquadron en pas na het zomerverlof kon het schip met het eskader mee om te oefenen en buitenlandse havens gaan bezoeken. Hierbij kwam men onder andere in Aalborg, Emden, Bordeaux, Lissabon en Londen terecht en op 23 november was men terug in de thuishaven.
Op 28 februari 1983 keerde het schip terug naar
Schiedam voor het garantieonderhoud bij de bouwwerf, maar nadat dit op 9 april
gereed was werd in Den Helder teruggekeerd. In de nu komende weken werd
regelmatig uitgevaren om met andere schepen te oefenen en op te werken, onder
andere bij de FOST in Portland. Er werd aan de NAVO-oefening Bright Horizon
meegedaan met een bezoek aan Kristiansand in Noorwegen. Op 23 mei werd een
zoekactie gestart ten westen van Hoek van Holland na een noodsein van het
pleziervaartuig Pandorra, doch dit bleek loos alarm te zijn. Op 24 mei kwam het
schip bij het eskader waarmee werd geoefend in de Noordzee, Het Kanaal en de
Golf van Biskaje met een bezoek aan Lissabon. Van 21 juni tot 19 oktober lag
het schip in Den Helder en stond ter beschikking van de Wapen Technische
School, waarbij tussentijds werd deelgenomen aan de nationale vlootdagen. De
resterende maanden van het jaar werd regelmatig geoefend om op te werken. Moe
maar voldaan werd op 2 december in Den Helder afgemeerd om met verlof te gaan.
Op 6 februari 1984 werd naar zee vertrokken als schip van de wacht met aansluitend de reis met het eskader tot boven de poolcirkel, waarvan op 24 maart met een (koude ?) blauwe neus werd teruggekeerd. In april ging het schip bij de Rijkswerf in dok voor onderhoud en reeds op 25 mei ging men met vervroegd zomerverlof. Na volledig te zijn opgetopt en bevoorraad werd op 2 juli Den Helder verlaten om zich bij STANAVFORLANT aan te sluiten. Er volgde nu een drukke periode van oefenen zowel in de Oostzee als de Deense wateren, waarna de oceaan werd overgestoken richting Bermuda en de kust van de Verenigde Staten. Hier kon men de benen strekken in Halifax, Charleston, Mayport, Puerto Rico, St. Maarten en New Orleans, doch op 15 december kwam de thuishaven weer in zicht, alwaar het schip werd afgelost.
Over 1985 is geen reisverslag bekend, alleen dat het schip van 28 mei tot 26 juni aan de eskaderreis deelnam naar de Britse wateren. Voorts was het schip nog bij het Fregattensquadron ingedeeld.
Op 1 maart 1986 begon het schip na het meerjaarlijkse onderhoud aan binnenliggende beproevingen gevolgd door varende materieelsbeproevingen. Hierna werd bij het Fregattensquadron opgewerkt en kwam op 17 april in Portland voor de NOST-training. Na het zomerverlof werd van 25 augustus tot 20 september deelgenomen aan de NAVO-oefening Northern Wedding. In oktober werd aandacht besteed aan de opleiding van helikopterdek- en vliegdekofficieren en werd begin november Bremen bezocht, om hierna weer in de thuishaven terug te keren.
Na het winterverlof werden voorbereidingen getroffen om de functie van stationsschip in de Antillen te gaan vervullen hetgeen op 14 april een aanvang nam. Van 15 tot 19 mei 1987 werd met Amerikaanse schepen deelgenomen aan de oefening Fleetex 2/87 Basic. Tijdens de terugreis naar Willemstad werd een noodsein opgevangen van het Amerikaanse schip Patterson dat problemen had met de voortstuwing en energievoorziening na een brand aan boord. Het schip werd op sleeptouw genomen en naar Roosevelt Roads gesleept. Op 18 augustus werd het schip afgelost en begon via de Azoren om olie te laden aan de thuisreis naar Den Helder dat op 28 augustus werd bereikt. In de laatste twee weken van het jaar diende men als schip van de wacht.
Hr.Ms. Philips van Almonde vertrok op maandag 25 januari 1988 met het eskader naar zee met de eigen Lynx-helikopter aan boord. Het eskader koerste richting Middellandse Zee om een reeks oefeningen af te werken, waarbij tevens een bezoek aan Barcelona, Izmir, Pireaus, Cagliari en Malaga werd gebracht. Diverse malen kreeg het eskader met zeer slecht weer te kampen en moest soms tegen hoge zeeën worden opgebokst. Tijdens de reis naar huis werden noodsignalen opgevangen van het uit Yarmouth afkomstige houten scheepje Galven van 20 ton dat water maakte en zinkende was. Laat in de avond werd het scheepje langszij de Philips van Almonde genomen nadat eerst de helikopter de twee opvarenden van boord hadden gehaald. Er werden pompen aan boord gebracht en een gat in de scheephuis gedicht. Het scheepje werd op sleeptouw genomen en naar Portimao in Zuid Portugal gebracht. Op 30 maart was het eskader weer in Den Helder terug.
De volgende reis met het eskader was van 24 mei tot 21 juli en voerden de schepen naar het noorden van de Noordzee en Schotse wateren. Na het zomerverlof werd aan de laatste eskaderreis deelgenomen. Dit werd echter op 23 september verlaten om naar Den Helder terug te keren waar voorbereidingen werden getroffen voor het vertrek naar de Antillen waar op 1 december de taak van stationsschip werd overgenomen.
Op 6 februari 1984 werd naar zee vertrokken als schip van de wacht met aansluitend de reis met het eskader tot boven de poolcirkel, waarvan op 24 maart met een (koude ?) blauwe neus werd teruggekeerd. In april ging het schip bij de Rijkswerf in dok voor onderhoud en reeds op 25 mei ging men met vervroegd zomerverlof. Na volledig te zijn opgetopt en bevoorraad werd op 2 juli Den Helder verlaten om zich bij STANAVFORLANT aan te sluiten. Er volgde nu een drukke periode van oefenen zowel in de Oostzee als de Deense wateren, waarna de oceaan werd overgestoken richting Bermuda en de kust van de Verenigde Staten. Hier kon men de benen strekken in Halifax, Charleston, Mayport, Puerto Rico, St. Maarten en New Orleans, doch op 15 december kwam de thuishaven weer in zicht, alwaar het schip werd afgelost.
Over 1985 is geen reisverslag bekend, alleen dat het schip van 28 mei tot 26 juni aan de eskaderreis deelnam naar de Britse wateren. Voorts was het schip nog bij het Fregattensquadron ingedeeld.
Op 1 maart 1986 begon het schip na het meerjaarlijkse onderhoud aan binnenliggende beproevingen gevolgd door varende materieelsbeproevingen. Hierna werd bij het Fregattensquadron opgewerkt en kwam op 17 april in Portland voor de NOST-training. Na het zomerverlof werd van 25 augustus tot 20 september deelgenomen aan de NAVO-oefening Northern Wedding. In oktober werd aandacht besteed aan de opleiding van helikopterdek- en vliegdekofficieren en werd begin november Bremen bezocht, om hierna weer in de thuishaven terug te keren.
Na het winterverlof werden voorbereidingen getroffen om de functie van stationsschip in de Antillen te gaan vervullen hetgeen op 14 april een aanvang nam. Van 15 tot 19 mei 1987 werd met Amerikaanse schepen deelgenomen aan de oefening Fleetex 2/87 Basic. Tijdens de terugreis naar Willemstad werd een noodsein opgevangen van het Amerikaanse schip Patterson dat problemen had met de voortstuwing en energievoorziening na een brand aan boord. Het schip werd op sleeptouw genomen en naar Roosevelt Roads gesleept. Op 18 augustus werd het schip afgelost en begon via de Azoren om olie te laden aan de thuisreis naar Den Helder dat op 28 augustus werd bereikt. In de laatste twee weken van het jaar diende men als schip van de wacht.
Hr.Ms. Philips van Almonde vertrok op maandag 25 januari 1988 met het eskader naar zee met de eigen Lynx-helikopter aan boord. Het eskader koerste richting Middellandse Zee om een reeks oefeningen af te werken, waarbij tevens een bezoek aan Barcelona, Izmir, Pireaus, Cagliari en Malaga werd gebracht. Diverse malen kreeg het eskader met zeer slecht weer te kampen en moest soms tegen hoge zeeën worden opgebokst. Tijdens de reis naar huis werden noodsignalen opgevangen van het uit Yarmouth afkomstige houten scheepje Galven van 20 ton dat water maakte en zinkende was. Laat in de avond werd het scheepje langszij de Philips van Almonde genomen nadat eerst de helikopter de twee opvarenden van boord hadden gehaald. Er werden pompen aan boord gebracht en een gat in de scheephuis gedicht. Het scheepje werd op sleeptouw genomen en naar Portimao in Zuid Portugal gebracht. Op 30 maart was het eskader weer in Den Helder terug.
De volgende reis met het eskader was van 24 mei tot 21 juli en voerden de schepen naar het noorden van de Noordzee en Schotse wateren. Na het zomerverlof werd aan de laatste eskaderreis deelgenomen. Dit werd echter op 23 september verlaten om naar Den Helder terug te keren waar voorbereidingen werden getroffen voor het vertrek naar de Antillen waar op 1 december de taak van stationsschip werd overgenomen.
Tot 13 mei 1989 zou het schip in de West blijven. Al
die tijd werd gevuld met veelvuldig varen en oefenen met Amerikaanse en
Canadese eenheden en buitenlandse havenbezoeken. Na de taken te hebben
overgedragen aan de Jan van Brakel werd de thuisreis ondernomen, maar op 22 mei
werd ’s-nachts een noodsignaal opgevangen van het zeven meter lange motorjacht
Titata dat op 20 mijl ten zuiden van Gran Canaria zonder brandstof rond
dobberde. Enkele uren later was men ter plaatse voor het overzetten van
technisch personeel en het afgeven van 130 liter brandstof, waarna de reis kon
worden vervolgd. Op 2 juni arriveerde het schip in Den Helder voor het welverdiende
verlof. Hierna werd nog aan de eskaderreis van 28 augustus tot 22 september
deelgenomen.
Helaas is over het eerste halfjaar van 1990 geen reisverslag bekend. Na het zomerverlof werd van 27 augustus tot 14 september bij het Fregattensquadron opgewerkt en op 19 november werd samen met de Jacob van Heemskerck en Zuiderkruis voor een zes maanden durende reis naar de Perzische Golf vertrokken. Hier maakte het schip deel uit van een groot verband schepen ter bescherming van Amerikaanse vliekampschepen.
Vanaf 9 januari 1991 werden 45 aaneengesloten dagen op zee doorgebracht. Tijdens een patrouille werd door de bemanning van de boordheli een drijvende mijn ontdekt die later onschadelijk werd gemaakt. Na een inspannende periode en een negendaagse onderhoudsperiode in Dubai werd de thuisreis ondernomen die in Djibouti werd onderbroken om de taken aan de aflossende mijnenjagers over te dragen. Op 19 april was het schip weer in de thuishaven.
Op 12 augustus begon een opwerkperiode met het Fregattensquadron met deelname aan de oefeningen Strong Nut en Danex, doch deze laatste werd afgebroken vanwege het slechte weer. Eind oktober werd naar zee vertrokken ter voorbereiding op de oefening Joint Maritime Course 91/3 die in de eerste week werd geteisterd door veel wind waarbij de operationele gereedheid van de bemanning goed uit de verf kwam. Op 23 november was het schip weer terug in Den Helder en ging men vanaf 18 december met verlof.
Na het winterverlof op 5 januari 1992 volgden korte vaarperiodes waarin de Goalkeeper werd getest. Van 24 februari tot 26 maart werd aan de eskaderreis deelgenomen met daarin een havenbezoek aan Newcastle, waarna deelname volgde aan de NAVO-oefening Teamwork ’92. Vervolgens werd met vervroegd zomerverlof gegaan in verband met de reis naar de Antillen om als stationsschip te gaan fungeren. Hiertoe werd onder grote belangstelling van familie en vrienden het schip op 18 mei uitgezwaaid voor een term die 6½ maand zou duren. De taak in de West stond voornamelijk in het teken van drugsbestrijding, maar er werd ook met Amerikaanse eenheden geoefend met bezoeken aan de Amerikaanse haven Fort Lauderdale. Op 13 november werd het schip afgelost en twee dagen later werd aan de thuisreis begonnen.
Op 24 november kwam een noodsein binnen van het Deense koopvaardijschip Charm dat in grote nood verkeerde en zinkende was. Kort na ontvangst van het bericht was het schip gezonken. Met de helikopter werd een zoekactie gestart en binnen korte tijd konden zeven opvarenden worden opgepikt. De vijf overige bemanningsleden werden niet gevonden. Drie van de aan boord gebrachte mensen bleken al overleden te zijn. Toen verder zoeken geen zin meer had werd de koers naar Den Helder vervolgd waar het schip op 27 november afmeerde.
Het begin van 1993 stond in het teken van onderhoud aan het schip, maar op 13 april werd met het eskader Den Helder verlaten voor een oefenreis naar de Middellandse Zee en een bezoek aan La Coruna (16 tot 19 april). Op 7 mei was men weer terug in de thuishaven. Hoewel er over dit jaar geen reisverslag aanwezig is, is wel bekend dat het schip de volgende buitenlandse havens heeft bezocht: Cadiz (30 april tot 3 mei), Plymouth (17 juli), Palma de Mallorca (22 tot 26 juli), Brindisi (29 tot 31 juli), Ravenna (7 tot 13 augustus), Patras (28 augustus tot 2 september), Venetië (16 tot 25 september), Pireaus (8 tot 24 oktober), Iraklion (5 tot 11 november), Trieste (26 tot 30 november) en Palma de Mallorca (12 tot 16 december). Gedurende het laatste halfjaar was het schip echter ingedeeld bij STANAVFORMED.
Na het compensatieverlof maakte het schip van 1 tot 25 maart 1994 deel uit van het eskader voor deelname aan de oefening Arctic Express. Begin april was bestemd voor varende opleidingen van diverse categorieën met aansluitend een varende familiedag. Eind april werd begonnen aan de oefening Resolute Response met als hoofdtaak bescherming van Amerikaanse supply ships en werd gedurende tien dagen met hoge snelheid, 28 knopen, de schepen door de Straat van Gibraltar geëscorteerd. De zomermaanden werden aan onderhoud besteed met opname in het dok voor werkzaamheden aan de schroefassen en een opknapbeurt onder de waterlijn. Op 5 september werd met het eskader naar zee vertrokken en werd deelgenomen aan de oefening Bright Horizon als voorbereiding op de operationele inzet in het najaar bij de operatie Sharp Guard. Daarvoor was het winterverlof vervroegd en op 21 november werd voor vier en een halve maand naar de Adriatische Zee vertrokken als onderdeel van STANAVFORLANT. Tijdens de uitreis waren er 15 pallets met hulpgoederen aan boord voor het noodlijdende Albanië. Op 29 november werd actief aan de operatie Sharp Guard deelgenomen en voor de kust van voormalig Joegoslavië toezicht gehouden op de naleving van de VN-sancties.
Tot 9 april 1995 werden in de Adriatische Zee patrouilles gevaren met de nodige ondervragingen en boardings, afgewisseld met havenbezoeken, om vervolgens op thuisreis te gaan. In Lissabon werden op die datum de taken aan de Bloys van Treslong overgedragen, waarna de reis werd voortgezet. Van 15 tot 22 mei stond het schip ter beschikking van opleidingen en nam vervolgens deel aan de kruisreis voor adelborsten. Als stafschip werd met het Fregattensquadron een reis naar de Oostzee gemaakt. De eerste weken van juli en september stonden in het teken van vaardagen met VIP’s. Daarna werd van 22 september tot 3 november een reis met het eskader naar de Middellandse Zee gemaakt om uiteindelijk op 4 december bij de Rijkswerf aan het meerjaarlijkse onderhoud te beginnen.
Geheel het jaar 1996 lag het schip bij de Rijkswerf voor het MJO en veranderde het aanzien van het schip door plaatsing van twee SHF-satelietcommunicatiebollen. Vele technische systemen werden onderhanden genomen en ook het schip zelf kreeg zowel van binnen als van buiten een nieuw laagje verf.
In januari 1997 werd een aanvang gemaakt met het opwerken en in februari vonden varende materieelsbeproevingen plaats. Er werd opgewerkt bij het Fregattensquadron en bij de NOST. Begin mei lag het schip in Rotterdam om luister bij te zetten aan het bezoek van de Amerikaanse president Bill Clinton en op het eind van de maand was er een vaardag voor de Admiraliteitsraad. Voor de viering van het 1000-jarig bestaan van Gdansk werd deze stad van 30 juni tot 2 juli bezocht toen Koningin Beatrix daar een staatsbezoek bracht.
Na het zomerverlof werd deelgenomen aan de NAVO-oefening Bartizan Hinge in het Skagerrak en in september en oktober werden voorbereidingen getroffen voor het vertrek naar de Antillen dat op 9 november plaats vond. De overtocht was stormachtig, maar met groot ceremonieel werd op 21 november Willemstad bereikt om een dag later de taken over te nemen.
Tot 14 mei 1998 verbleef het schip in de Caribische wateren om regelmatig te oefenen en patrouilles uit te voeren met het oog op drugsbestrijding, waarbij een aantal buitenlandse havens werden bezocht. Na de taken van stationsschip aan de Willem van der Zaan te hebben overgedragen zette het schip koers naar New York om deel te nemen aan de Fleet Week. Op 28 mei begon de thuisreis en op 4 juni werd in Den Helder afgemeerd.
Na het verlof vertrok de Philips van Almonde op 24 augustus naar Mauritius voor de viering van 400 jaar binationale betrekkingen met dit eiland. Op 20 september kwamen Z.K.H. Prins Maurits en Prinses Marilène aan boord en werd met groot ceremonieel de haven van Port Louis binnengevaren. Vier dagen later keerde het schip terug naar de thuishaven waar het op 16 oktober arriveerde. Daarna werden enkele korte vaartochten ondernomen en als schip van de wacht dienst gedaan.
Sinds het tweede kwartaal van 1999 was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld waarmee druk werd geoefend en buitenlandse havens werden bezocht. Hierbij was onder andere de Poolse haven Gdynia waar eind juli werd afgemeerd. Hierna stond ook Kopenhagen nog op het programma. Helaas zijn op het moment van schrijven (voorjaar 2000) nog niet alle scheepsbeweging over 1999 en verder bekend. Alleen dat het schip op 30 december 1999 naar zee vertrok om eventuele millenniumproblemen op te lossen waarvan op de eerste dag van de nieuwe eeuw weer op de basis werd teruggekeerd. Uit de defensie nota is inmiddels gebleken dat ook Hr.Ms. Philips van Almonde binnen niet al te lange tijd uit de vaart zal worden genomen en van de sterkte wordt afgevoerd.
Helaas is over het eerste halfjaar van 1990 geen reisverslag bekend. Na het zomerverlof werd van 27 augustus tot 14 september bij het Fregattensquadron opgewerkt en op 19 november werd samen met de Jacob van Heemskerck en Zuiderkruis voor een zes maanden durende reis naar de Perzische Golf vertrokken. Hier maakte het schip deel uit van een groot verband schepen ter bescherming van Amerikaanse vliekampschepen.
Vanaf 9 januari 1991 werden 45 aaneengesloten dagen op zee doorgebracht. Tijdens een patrouille werd door de bemanning van de boordheli een drijvende mijn ontdekt die later onschadelijk werd gemaakt. Na een inspannende periode en een negendaagse onderhoudsperiode in Dubai werd de thuisreis ondernomen die in Djibouti werd onderbroken om de taken aan de aflossende mijnenjagers over te dragen. Op 19 april was het schip weer in de thuishaven.
Op 12 augustus begon een opwerkperiode met het Fregattensquadron met deelname aan de oefeningen Strong Nut en Danex, doch deze laatste werd afgebroken vanwege het slechte weer. Eind oktober werd naar zee vertrokken ter voorbereiding op de oefening Joint Maritime Course 91/3 die in de eerste week werd geteisterd door veel wind waarbij de operationele gereedheid van de bemanning goed uit de verf kwam. Op 23 november was het schip weer terug in Den Helder en ging men vanaf 18 december met verlof.
Na het winterverlof op 5 januari 1992 volgden korte vaarperiodes waarin de Goalkeeper werd getest. Van 24 februari tot 26 maart werd aan de eskaderreis deelgenomen met daarin een havenbezoek aan Newcastle, waarna deelname volgde aan de NAVO-oefening Teamwork ’92. Vervolgens werd met vervroegd zomerverlof gegaan in verband met de reis naar de Antillen om als stationsschip te gaan fungeren. Hiertoe werd onder grote belangstelling van familie en vrienden het schip op 18 mei uitgezwaaid voor een term die 6½ maand zou duren. De taak in de West stond voornamelijk in het teken van drugsbestrijding, maar er werd ook met Amerikaanse eenheden geoefend met bezoeken aan de Amerikaanse haven Fort Lauderdale. Op 13 november werd het schip afgelost en twee dagen later werd aan de thuisreis begonnen.
Op 24 november kwam een noodsein binnen van het Deense koopvaardijschip Charm dat in grote nood verkeerde en zinkende was. Kort na ontvangst van het bericht was het schip gezonken. Met de helikopter werd een zoekactie gestart en binnen korte tijd konden zeven opvarenden worden opgepikt. De vijf overige bemanningsleden werden niet gevonden. Drie van de aan boord gebrachte mensen bleken al overleden te zijn. Toen verder zoeken geen zin meer had werd de koers naar Den Helder vervolgd waar het schip op 27 november afmeerde.
Het begin van 1993 stond in het teken van onderhoud aan het schip, maar op 13 april werd met het eskader Den Helder verlaten voor een oefenreis naar de Middellandse Zee en een bezoek aan La Coruna (16 tot 19 april). Op 7 mei was men weer terug in de thuishaven. Hoewel er over dit jaar geen reisverslag aanwezig is, is wel bekend dat het schip de volgende buitenlandse havens heeft bezocht: Cadiz (30 april tot 3 mei), Plymouth (17 juli), Palma de Mallorca (22 tot 26 juli), Brindisi (29 tot 31 juli), Ravenna (7 tot 13 augustus), Patras (28 augustus tot 2 september), Venetië (16 tot 25 september), Pireaus (8 tot 24 oktober), Iraklion (5 tot 11 november), Trieste (26 tot 30 november) en Palma de Mallorca (12 tot 16 december). Gedurende het laatste halfjaar was het schip echter ingedeeld bij STANAVFORMED.
Na het compensatieverlof maakte het schip van 1 tot 25 maart 1994 deel uit van het eskader voor deelname aan de oefening Arctic Express. Begin april was bestemd voor varende opleidingen van diverse categorieën met aansluitend een varende familiedag. Eind april werd begonnen aan de oefening Resolute Response met als hoofdtaak bescherming van Amerikaanse supply ships en werd gedurende tien dagen met hoge snelheid, 28 knopen, de schepen door de Straat van Gibraltar geëscorteerd. De zomermaanden werden aan onderhoud besteed met opname in het dok voor werkzaamheden aan de schroefassen en een opknapbeurt onder de waterlijn. Op 5 september werd met het eskader naar zee vertrokken en werd deelgenomen aan de oefening Bright Horizon als voorbereiding op de operationele inzet in het najaar bij de operatie Sharp Guard. Daarvoor was het winterverlof vervroegd en op 21 november werd voor vier en een halve maand naar de Adriatische Zee vertrokken als onderdeel van STANAVFORLANT. Tijdens de uitreis waren er 15 pallets met hulpgoederen aan boord voor het noodlijdende Albanië. Op 29 november werd actief aan de operatie Sharp Guard deelgenomen en voor de kust van voormalig Joegoslavië toezicht gehouden op de naleving van de VN-sancties.
Tot 9 april 1995 werden in de Adriatische Zee patrouilles gevaren met de nodige ondervragingen en boardings, afgewisseld met havenbezoeken, om vervolgens op thuisreis te gaan. In Lissabon werden op die datum de taken aan de Bloys van Treslong overgedragen, waarna de reis werd voortgezet. Van 15 tot 22 mei stond het schip ter beschikking van opleidingen en nam vervolgens deel aan de kruisreis voor adelborsten. Als stafschip werd met het Fregattensquadron een reis naar de Oostzee gemaakt. De eerste weken van juli en september stonden in het teken van vaardagen met VIP’s. Daarna werd van 22 september tot 3 november een reis met het eskader naar de Middellandse Zee gemaakt om uiteindelijk op 4 december bij de Rijkswerf aan het meerjaarlijkse onderhoud te beginnen.
Geheel het jaar 1996 lag het schip bij de Rijkswerf voor het MJO en veranderde het aanzien van het schip door plaatsing van twee SHF-satelietcommunicatiebollen. Vele technische systemen werden onderhanden genomen en ook het schip zelf kreeg zowel van binnen als van buiten een nieuw laagje verf.
In januari 1997 werd een aanvang gemaakt met het opwerken en in februari vonden varende materieelsbeproevingen plaats. Er werd opgewerkt bij het Fregattensquadron en bij de NOST. Begin mei lag het schip in Rotterdam om luister bij te zetten aan het bezoek van de Amerikaanse president Bill Clinton en op het eind van de maand was er een vaardag voor de Admiraliteitsraad. Voor de viering van het 1000-jarig bestaan van Gdansk werd deze stad van 30 juni tot 2 juli bezocht toen Koningin Beatrix daar een staatsbezoek bracht.
Na het zomerverlof werd deelgenomen aan de NAVO-oefening Bartizan Hinge in het Skagerrak en in september en oktober werden voorbereidingen getroffen voor het vertrek naar de Antillen dat op 9 november plaats vond. De overtocht was stormachtig, maar met groot ceremonieel werd op 21 november Willemstad bereikt om een dag later de taken over te nemen.
Tot 14 mei 1998 verbleef het schip in de Caribische wateren om regelmatig te oefenen en patrouilles uit te voeren met het oog op drugsbestrijding, waarbij een aantal buitenlandse havens werden bezocht. Na de taken van stationsschip aan de Willem van der Zaan te hebben overgedragen zette het schip koers naar New York om deel te nemen aan de Fleet Week. Op 28 mei begon de thuisreis en op 4 juni werd in Den Helder afgemeerd.
Na het verlof vertrok de Philips van Almonde op 24 augustus naar Mauritius voor de viering van 400 jaar binationale betrekkingen met dit eiland. Op 20 september kwamen Z.K.H. Prins Maurits en Prinses Marilène aan boord en werd met groot ceremonieel de haven van Port Louis binnengevaren. Vier dagen later keerde het schip terug naar de thuishaven waar het op 16 oktober arriveerde. Daarna werden enkele korte vaartochten ondernomen en als schip van de wacht dienst gedaan.
Sinds het tweede kwartaal van 1999 was het schip bij STANAVFORLANT ingedeeld waarmee druk werd geoefend en buitenlandse havens werden bezocht. Hierbij was onder andere de Poolse haven Gdynia waar eind juli werd afgemeerd. Hierna stond ook Kopenhagen nog op het programma. Helaas zijn op het moment van schrijven (voorjaar 2000) nog niet alle scheepsbeweging over 1999 en verder bekend. Alleen dat het schip op 30 december 1999 naar zee vertrok om eventuele millenniumproblemen op te lossen waarvan op de eerste dag van de nieuwe eeuw weer op de basis werd teruggekeerd. Uit de defensie nota is inmiddels gebleken dat ook Hr.Ms. Philips van Almonde binnen niet al te lange tijd uit de vaart zal worden genomen en van de sterkte wordt afgevoerd.
Verkocht aan Griekenland Thermistokles F 465