Eind jaren zestig werkten Westland en Aerospatiale samen aan de ontwikkeling van drie helikopters: de Puma, de Gazelle en de Lynx. Aerospatiale nam het leeuwendeel van de ontwikkeling van de eerste twee types voor zijn rekening, terwijl Westland het grootste deel van de Lynx ontwierp.
Het toestel werd gebouwd in Westland's fabriek in Yeovil. De helikopter vloog voor het eerst op 21 maart 1971 als de Westland WG.13. Hoewel de helikopter aanvankelijk bedoeld was voor civiel en maritiem gebruik, leidde militaire interesse tot de ontwikkeling van de Army and Navy Lynx. Deze werd in gebruik genomen in 1977. Later werd het toestel ook in gebruik genomen door de strijdkrachten van meer dan een dozijn naties, waaronder Nederland. Bij Aerospatiale werden de toestellen voor Frans gebruik gebouwd.
De Lynx is een van de wendbaarste helikopters ter wereld en is onder andere in staat backflips uit te voeren.
De British Army bestelde 100 Lynx AH (Army Helicopter) Mk.1 voor verschillende doeleinden, zoals tactisch transport, bewapende escorte, anti-tankoorlogsvoering (met acht TOW-raketten), verkenning en evacuatie. Het leger heeft een Marconi Elliot AFCS-systeem geplaatst op de Lynx voor automatische stabilisatie op de drie assen.
Het toestel werd gebouwd in Westland's fabriek in Yeovil. De helikopter vloog voor het eerst op 21 maart 1971 als de Westland WG.13. Hoewel de helikopter aanvankelijk bedoeld was voor civiel en maritiem gebruik, leidde militaire interesse tot de ontwikkeling van de Army and Navy Lynx. Deze werd in gebruik genomen in 1977. Later werd het toestel ook in gebruik genomen door de strijdkrachten van meer dan een dozijn naties, waaronder Nederland. Bij Aerospatiale werden de toestellen voor Frans gebruik gebouwd.
De Lynx is een van de wendbaarste helikopters ter wereld en is onder andere in staat backflips uit te voeren.
De British Army bestelde 100 Lynx AH (Army Helicopter) Mk.1 voor verschillende doeleinden, zoals tactisch transport, bewapende escorte, anti-tankoorlogsvoering (met acht TOW-raketten), verkenning en evacuatie. Het leger heeft een Marconi Elliot AFCS-systeem geplaatst op de Lynx voor automatische stabilisatie op de drie assen.
Parallel met de ontwikkeling van de Army-uitvoeringen liep de ontwikkeling de Marine–versie, de HAS.Mk. 2, bedoeld als opvolger van de kleinere Wasp. De eerste vlucht van deze uitvoering was in februari 1976.
Deze variant had dezelfde motoren als de AH.1, verder kon de staart gevouwen worden en was het toestel voorzien van een wielonderstel, klampen voor het dek, opblaasbare drijvers aan de beide hoofdwielbakken en een Ferranti Seaspray radar in de neus.
Verder kon het type torpedo’s, dieptebommen en dergelijk meevoeren. Voor de onderzeebootbestrijding kon een dipping sonar of gesleepte MAD meegenomen worden.
Deze variant had dezelfde motoren als de AH.1, verder kon de staart gevouwen worden en was het toestel voorzien van een wielonderstel, klampen voor het dek, opblaasbare drijvers aan de beide hoofdwielbakken en een Ferranti Seaspray radar in de neus.
Verder kon het type torpedo’s, dieptebommen en dergelijk meevoeren. Voor de onderzeebootbestrijding kon een dipping sonar of gesleepte MAD meegenomen worden.
Koninklijke Marine
Westland Lynx Mk. 25: (Reg.No.260 t/m 265) De MLD schafte 6 machines van het type Mk. 25 aan. Deze waren bestemd voor SAR, training en utility doeleinden. Ze werden bij de MLD aangeduid als UH-14A en werden afgeleverd tussen 1976 en 1978. |
Westland Lynx Mk.27
(Reg.No.266 t/m 275) De MLD schafte later ook nog tien Lynx Mk. 27s, aangeduid als SH-14B, aan. Ze werden in de periode 1978 en 1979 afgeleverd. Deze toestellen waren voorzien van krachtiger RR GEM 4 Mk. 1010 motoren van 836 pk. Ze waren uitgerust met de Alcatel DUAV-4A dunking sonar en er konden twee Mk. 46 doelzoekende torpedo’s worden meegenomen. Dit voor onderzeebootbestrijding vanaf de fregatten.
Westland Lynx Mk. 81:
(Reg.No.276 t/m 283)
Begin jaren tachtig werd door de Nederlandse MLD nog een achttal Lynx Mark 81s, aangeduid als SH-14C aangeschaft. Deze toestellen waren uitgerust met RR GEM 41 motoren en verbeterde overbrenging. Verder was een gesleepte AN/ASQ-81 MAD aangebracht. Ten behoeve van onderzeebootbestrijding vanaf de fregatten.
Koninklijke Marine De Groep Maritieme Helikopters (GMH) vliegt sinds 1976 met de Lynx.
Aanvankelijk waren er 24 stuks in 3 verschillende varianten. De UH-14A was de opvolger van de Agusta Bell 204B helikopter en bedoeld voor opleidingen en SAR-taken. De SH-14B (10 stuks- Reg.No.266 t/m 275), uitgerust met dipping sonar en de SH-14C (8 stuks- Reg.No.276-283) uitgerust met MAD waren voor de onderzeebootbestrijding vanaf fregatten inzetbaar. Vanaf 1993 zijn alle typen gestandaardiseerd naar één multi-role versie, de SH-14D.
(Reg.No.266 t/m 275) De MLD schafte later ook nog tien Lynx Mk. 27s, aangeduid als SH-14B, aan. Ze werden in de periode 1978 en 1979 afgeleverd. Deze toestellen waren voorzien van krachtiger RR GEM 4 Mk. 1010 motoren van 836 pk. Ze waren uitgerust met de Alcatel DUAV-4A dunking sonar en er konden twee Mk. 46 doelzoekende torpedo’s worden meegenomen. Dit voor onderzeebootbestrijding vanaf de fregatten.
Westland Lynx Mk. 81:
(Reg.No.276 t/m 283)
Begin jaren tachtig werd door de Nederlandse MLD nog een achttal Lynx Mark 81s, aangeduid als SH-14C aangeschaft. Deze toestellen waren uitgerust met RR GEM 41 motoren en verbeterde overbrenging. Verder was een gesleepte AN/ASQ-81 MAD aangebracht. Ten behoeve van onderzeebootbestrijding vanaf de fregatten.
Koninklijke Marine De Groep Maritieme Helikopters (GMH) vliegt sinds 1976 met de Lynx.
Aanvankelijk waren er 24 stuks in 3 verschillende varianten. De UH-14A was de opvolger van de Agusta Bell 204B helikopter en bedoeld voor opleidingen en SAR-taken. De SH-14B (10 stuks- Reg.No.266 t/m 275), uitgerust met dipping sonar en de SH-14C (8 stuks- Reg.No.276-283) uitgerust met MAD waren voor de onderzeebootbestrijding vanaf fregatten inzetbaar. Vanaf 1993 zijn alle typen gestandaardiseerd naar één multi-role versie, de SH-14D.
De introductie van de Lynx helikopter ging via een gecombineerd squadron met de Royal Navy en de Kon.Marine. Het tijdelijk squadron 700L, IFTU (Intensive Flight Trail Unit) startte op 2 sept.1976, op het vliegveld in Yeovilton moest de eerste evaluatie met deze heli uitvoeren. Dit detachement bestond uit 39 technici, die via fabriekscursussen in het Ver. Koningrijk van tevoren opgeleid waren.
|
Dit waren de kwartiermakers. Er kwamen wel grote verschillen in cultuur naar voren. Zo kwamen we er achter dat een BVP (Boord Vliegtuig Ploeg) bij ons uit 6 man bestaat en dat deze bij de Engelsen tweemaal zo groot was! Bij ons bestaat een BVP uit 1.SGTvgmra (de Chef), 1.KPLvgmra, 2x vgmra 1eKlasse en 1.KPLvgmrelmnt en 1.KPLvgmrrrmnt. Die runnen het hele bedrijf. Bij de MLD werkte iedereen mee op alle fronten. Zij waren veel sneller met het oplossen van klachten omdat er bij de MLD veel meer kennis werd gedeeld er veel minder hiërarchisch gewerkt. Ook de communicatie met de vliegers verloopt veel soepeler bij de MLD, zodat er beter probleemoplossend werd gewerkt en procedures sneller werden aangepast.
In mei 1977 werd de Nederlandse inbreng beëindigd en werden de twee toestellen overgebracht naar De Kooy. Waar de UH-14A werd ingedeeld bij VSQ 7 op marinevliegkamp De Kooy bij Den Helder en dienst deed als transporthelikopter, OSRD en ook werd gebruikt voor opleiding van vliegers. Het 700L squadron werd in december van datzelfde jaar ontbonden.
In 1979 kwam de eerste onderzeebootbestrijder in dienst, Lynx Mk.27, MLD-aanduiding SH-14B. Deze zwaardere uitvoering was voorzien van actieve Alcatal DUAV-4A sonar installatie en was (toen als enige helikopter) geschikt voor “single pilot operations”. Lynx is namelijk uitgerust met AFCS (= Automatic Flight Control System). Dit stabilisatiesysteem handhaaft de ingestelde hoogte als automatische ondersteuning van de piloot en is vooral erg nuttig gebleken bij SONAR-operaties.
Het AFCS wordt ondersteund door de Doppler-radar voor de horizontale positionering. Een nadeel van Doppler is dat het niet werkt bij een gladde zee.
De SH-14B, waarvan er tien werden besteld en ingedeeld bij VSQ 860, werd bestemd als boordhelikopter voor de nieuwe S-fregatten en volgde de Westland UH-12 Wasp boordhelikopters op.
De sonar was onder de romp aangebracht. Een groot verschil was verder de zwaardere motor en de zwaarder uitgevoerd transmissie. Ook was het onderstel zwaarder uitgevoerd.
Later kwamen nog acht stuks Mk.81, MLD-aanduiding SH-14C, uitgerust met een Texas Instruments AN/ASQ-81(V)2 MAD systeem, in dienst. Deze hadden weer andere motoren dan de beide voorgaande versies. De MAD-installatie werd aan de de rechtersponson bevestigd.
Dit Magnetic Anomaly Detection system kan duikboten opsporen door middel van verstoringen in het aardmagnetisch veld. De Lockheed Orions waren ook uitgerust met dit systeem.
Omdat het nodig is dat min of meer recht boven de onderzeeër moet worden gevlogen om deze te detecteren, moet deze eigenlijk al tevoren worden opgespoord. De marine had in gedachten om dit met passieve sonoboeien te doen of door de SH-14B en de SH-14C in paren op te laten treden.
Hiervoor zou aanvankelijk een vierde type van de Lynx worden aangeschaft, maar door de voortschrijdende aanvalstechniek van de duikboten, die raketten van grotere afstand konden afvuren, is het daar niet meer van gekomen. De Lynx had verder een te beperkt vliegbereik en omdat het systeem in de praktijk niet bleek te voldoen, werd medio jaren tachtig de MAD installatie verwijderd.
Vijf SH-14C’s kregen voorzieningen voor de inbouw van een sonar-installatie zoals bij de SH-14B.
Alle drie de typen konden worden uitgerust met een hoist, bij de UH-14A zat deze aan de achterzijde van de deuropening, bij de beide andere typen aan de voorzijde.
Voor de veiligheid waren de toestellen uitgerust met een tweetal floatation gears die aan de beide sponsons waren bevestigd.
In mei 1977 werd de Nederlandse inbreng beëindigd en werden de twee toestellen overgebracht naar De Kooy. Waar de UH-14A werd ingedeeld bij VSQ 7 op marinevliegkamp De Kooy bij Den Helder en dienst deed als transporthelikopter, OSRD en ook werd gebruikt voor opleiding van vliegers. Het 700L squadron werd in december van datzelfde jaar ontbonden.
In 1979 kwam de eerste onderzeebootbestrijder in dienst, Lynx Mk.27, MLD-aanduiding SH-14B. Deze zwaardere uitvoering was voorzien van actieve Alcatal DUAV-4A sonar installatie en was (toen als enige helikopter) geschikt voor “single pilot operations”. Lynx is namelijk uitgerust met AFCS (= Automatic Flight Control System). Dit stabilisatiesysteem handhaaft de ingestelde hoogte als automatische ondersteuning van de piloot en is vooral erg nuttig gebleken bij SONAR-operaties.
Het AFCS wordt ondersteund door de Doppler-radar voor de horizontale positionering. Een nadeel van Doppler is dat het niet werkt bij een gladde zee.
De SH-14B, waarvan er tien werden besteld en ingedeeld bij VSQ 860, werd bestemd als boordhelikopter voor de nieuwe S-fregatten en volgde de Westland UH-12 Wasp boordhelikopters op.
De sonar was onder de romp aangebracht. Een groot verschil was verder de zwaardere motor en de zwaarder uitgevoerd transmissie. Ook was het onderstel zwaarder uitgevoerd.
Later kwamen nog acht stuks Mk.81, MLD-aanduiding SH-14C, uitgerust met een Texas Instruments AN/ASQ-81(V)2 MAD systeem, in dienst. Deze hadden weer andere motoren dan de beide voorgaande versies. De MAD-installatie werd aan de de rechtersponson bevestigd.
Dit Magnetic Anomaly Detection system kan duikboten opsporen door middel van verstoringen in het aardmagnetisch veld. De Lockheed Orions waren ook uitgerust met dit systeem.
Omdat het nodig is dat min of meer recht boven de onderzeeër moet worden gevlogen om deze te detecteren, moet deze eigenlijk al tevoren worden opgespoord. De marine had in gedachten om dit met passieve sonoboeien te doen of door de SH-14B en de SH-14C in paren op te laten treden.
Hiervoor zou aanvankelijk een vierde type van de Lynx worden aangeschaft, maar door de voortschrijdende aanvalstechniek van de duikboten, die raketten van grotere afstand konden afvuren, is het daar niet meer van gekomen. De Lynx had verder een te beperkt vliegbereik en omdat het systeem in de praktijk niet bleek te voldoen, werd medio jaren tachtig de MAD installatie verwijderd.
Vijf SH-14C’s kregen voorzieningen voor de inbouw van een sonar-installatie zoals bij de SH-14B.
Alle drie de typen konden worden uitgerust met een hoist, bij de UH-14A zat deze aan de achterzijde van de deuropening, bij de beide andere typen aan de voorzijde.
Voor de veiligheid waren de toestellen uitgerust met een tweetal floatation gears die aan de beide sponsons waren bevestigd.
Daarna werd het BET (Boord Evaluatie- en Testgroep) samengesteld
Dit team had als de opdracht om alle limieten van de Lynx bij gebruik als boordhelikopter vast te stellen, voor zowel de Kortenaarklasse als de bevoorraders.
Dit team had als de opdracht om alle limieten van de Lynx bij gebruik als boordhelikopter vast te stellen, voor zowel de Kortenaarklasse als de bevoorraders.
De opdracht voor het BET was: Primair: Onderzeebootbestrijding (ASW) en Oppervlakte oorlogvoering (SW), Certificatie (o.m. het vaststellen van start- en landingslimieten van de schepen van waarvan de SH-14B moet opereren.
Secundair:
1. vliegtuigtechnische ervaringen en operationele evaluatie.
2. Opsporing en redding (SAR)
3. Verticale bevoorrading, opleidingen
4. Het bepalen van de optimale bemanningsamenstelling van de helikopter en BVP.
In samenwerking met het NLR. (National Lucht en Ruimtevaartcentrum).
Gevlogen werd vanaf Hr.Ms.Callenburg en Hr.Ms.Poolster t/m oktober 1980.
De helikopter-TACCO werd opnieuw uitgevonden en de sensoroperator deed zijn intrede.
- Op 1 juli 1980 werd de BET-periode opgeheven.
Thuisbasis van de SH-14D is vliegveld De Kooy nabij Den Helder. De GMH heeft twee squadrons: 7 en 860. Squadron 7 is het opleidings- en SAR squadron.
Squadron 860 opereert vanaf oorlogsschepen. De taken waarvoor de SH-14D wordt ingezet zijn Search and Rescue, Special Forces (DSI), transport, onderzeebootbestrijding (Anti Submarine Warfare) en oppervlakteoorlogvoering (Anti Surface Warfare).
De SH-14D kan worden uitgerust met MK-46 Torpedo's en een 7.62 mm machinegeweer. Voor zelfbescherming is hij voorzien van Chaff en Flares. De Lynx heeft meer dan 1000 reddingsvluchten uitgevoerd en heeft hierbij zeer effectief geopereerd. Uiterlijk 2013 zal de SH-14D volledig vervangen zijn door de NFH-90.
Secundair:
1. vliegtuigtechnische ervaringen en operationele evaluatie.
2. Opsporing en redding (SAR)
3. Verticale bevoorrading, opleidingen
4. Het bepalen van de optimale bemanningsamenstelling van de helikopter en BVP.
In samenwerking met het NLR. (National Lucht en Ruimtevaartcentrum).
Gevlogen werd vanaf Hr.Ms.Callenburg en Hr.Ms.Poolster t/m oktober 1980.
De helikopter-TACCO werd opnieuw uitgevonden en de sensoroperator deed zijn intrede.
- Op 1 juli 1980 werd de BET-periode opgeheven.
Thuisbasis van de SH-14D is vliegveld De Kooy nabij Den Helder. De GMH heeft twee squadrons: 7 en 860. Squadron 7 is het opleidings- en SAR squadron.
Squadron 860 opereert vanaf oorlogsschepen. De taken waarvoor de SH-14D wordt ingezet zijn Search and Rescue, Special Forces (DSI), transport, onderzeebootbestrijding (Anti Submarine Warfare) en oppervlakteoorlogvoering (Anti Surface Warfare).
De SH-14D kan worden uitgerust met MK-46 Torpedo's en een 7.62 mm machinegeweer. Voor zelfbescherming is hij voorzien van Chaff en Flares. De Lynx heeft meer dan 1000 reddingsvluchten uitgevoerd en heeft hierbij zeer effectief geopereerd. Uiterlijk 2013 zal de SH-14D volledig vervangen zijn door de NFH-90.
Technische problemen De Lynx is ontworpen als een zeer wendbare en ook snelle helikopter. Deze wendbaarheid was nodig om luchtafweer goed te kunnen ontwijken en voor manoeuvres tussen vaak heen en weer zwaaiende schepen. Het rotorsysteem is daartoe star uitgevoerd.
Een groot nadeel is dat trillingen aan de rest van het toestel worden doorgegeven, waardoor dit voor de elektronische apparatuur nogal eens problemen opleverde. Aanvankelijk werd deze elektronica dan vervangen, maar na enige tijd kwam goede apparatuur beschikbaar om de rotorbladen goed te balanceren en werd het probleem van de trillingen verholpen.
Een ander probleem was van logistieke en onderhoudstechnische aard en dit was een direct gevolg van verschillende gebruikte uitvoeringen en met name de toegepaste verschillende typen motoren.
Verder bleken in de praktijk grote verschillen in vlieguren per type te ontstaan.
De UH-14A, met transport- en opleidingstaak maakte erg veel uren, terwijl dat in veel mindere mate het geval was met de SH-14B/C modellen.
Detacheringen.
In 2000 werden twee toestellen, de 278 en 264 voorbereid ten behoeve van VN-missie naar Eritrea..
Ze kregen een lichte pantsering en UN-kenmerken. Ze waren tussen november 2000 en juni 2001 in Eritrea. Ze waren niet voorzien van een VN-serienummer.
In 2003 werden nogmaals twee toestellen uitgezonden, ditmaal gingen de 277 en 276 in november 2003 naar Liberia. Later werd de 270 als vervanger van één van beide toestellen gestuurd. In April 2004 keerden de toestellen weer terug.
Ze hadden een UN-serienummer toegewezen gekregen, de 277 was 151 en 276 de 152.
Op de staart was de VN-vlag aangebracht, het UN-serienummer met de tekst UNITED NATIONS op een wit vlak op de staartboom en verder, vlak voor de rozet de letters UN op een groot vierkant wit vlak.
Modificaties.
In de ruim dertig jaar dat de Westland Lynx in Nederlandse dienst is zijn er verschillende modificaties uitgevoerd.
De SH-14B/C hadden aanvankelijk een kleinere VHF/UHF antenne onder de staart, later waren ze uitgerust met de grotere antenne zoals de UH-14A ook al had.
PHALANX
In de zomer van 1990 brak de (eerste) Golf-oorlog uit. Nederland zond ter ondersteuning een aantal marineschepen met Lynx helikopters.
De fregatten Hr. MS Pieter Floris, met twee Lynx helikopters, de 268 en 283 aan boord en de Hr MS Witte de With , een luchtverdedigingsfregat
Het aan boord brengen van mariniers met behulp van de lier bleek een tijdrovende en lastige klus. Na enige tijd werd dan ook het door de Engelsen gebruikte “fast-rope”systeem getest en later in gebruik genomen.
Een probleem vormde ook de hitte van zo’n 38 °C, waardoor de motoren ruim 20% minder vermogen leverden.
Op basis van de ervaringen werden twee andere toestellen, de 274 en 280 aangepast en geschikt gemaakt voor Anti Surface Warfare. Deze toestellen gingen aan boord van de Hr MS Philips van Almonde medio november 1991 naar de Golf.
Zo werd een GPS (Trimpock .13210-0) aangebracht, herkenbaar aan de witte antennedop halverwege de staart en een FLIR System Model 2000A onder de linker deuropening aangebracht en een Dalma Victor AN/APR-39 RWR (Radar Warning Receiver) (zichtbaar aan de antenne op de neus en aan de antenne in het witte gedeelte van de romprozet).
Verder werd een opstelling met een MAG 7.62 mm mitrailleur in de rechter-deuropening aangebracht.
Later werd ook nog een Ferranti AWAR-3 op de machines aangebracht.
Andere toestellen kregen daarnaast ook nog een Chaff- en Flare dispenser M130 onder de staart gemonteerd; onder andere de SH-14B de 268.
STAMOL (Standaardisatie en Modernisering Lynx).
De problemen met vlieguren en onderhoud bleken dermate groot, dat werd besloten om de Lynx op te waarderen tot één standaardtype: het zogenaamde STAMOL-project. Dit project liep van 1991 tot 1993.
Vanaf 1994 weden de rotorbladen vervangen door de eerder genoemde BERP-bladen.
De eerste stap was de standaardisatie van de motoren, er werden Rolls-Royce GEM 42 turbines ingebouwd.
Zestien toestellen werden uitgerust met de Alcatel Dipping Sonar, de overige zes toestellen kregen slechts de voorzieningen ingebouwd.
Verder werd een UHF radio-installatie aangebracht, RWR, FLIR Systems Inc. 2000HP FLIR, Trimble Type 2200 GPS en een nieuwe radar hoogtemeter.
Verder werden geen wijzigingen aangebracht zoals bijvoorbeeld bij de Engelse Lynx HMA.8, de MLD-toestellen hielden bijvoorbeeld de originele staartrotor.
De Lynx van de MLD werd medio jaren negentig voorzien van kunststof hoofdrotorbladen, de zogenaamde "CMRB" = Composite Main Rotor Blades.
Westland stopte met de productie van de originele, metalen bladen en leverde alleen nog de kunststof bladen. Deze bladen, "BERP" ontwerp (BERP = British Experimental Rotor Programme), zijn onder meer herkenbaar aan het verbrede, enigszins gebogen uiteinde.
Bij toepassing van deze bladen werd door Westland voorgeschreven om het horizontaal staartvlak te modificeren. Er werd circa 45 cm afgehaald en de achterrand werd voorzien van een opstaande rand, "Gurney-flap", van circa 2 cm hoog.
Libië 2011
Op 3 maart 2011, is vanaf Hr. Ms. Tromp, een geheime operatie uitgevoerd met een Lynx.
Er waren drie Nederlandse militairen aan boord van het toestel. De opdracht was om twee evacués op te halen uit de Libische stad Sirte.
Muammar Kaddafi's milities omsingelden het toestel vrijwel direct na de landing. De helikopterbemanning werd gevangengenomen.
Na twaalf dagen gevangenschap zijn de militairen in goede gezondheid vrijgelaten.
De door Libië in beslag genomen helikopter kreeg Nederland terug op 27 februari 2012.
Een groot nadeel is dat trillingen aan de rest van het toestel worden doorgegeven, waardoor dit voor de elektronische apparatuur nogal eens problemen opleverde. Aanvankelijk werd deze elektronica dan vervangen, maar na enige tijd kwam goede apparatuur beschikbaar om de rotorbladen goed te balanceren en werd het probleem van de trillingen verholpen.
Een ander probleem was van logistieke en onderhoudstechnische aard en dit was een direct gevolg van verschillende gebruikte uitvoeringen en met name de toegepaste verschillende typen motoren.
Verder bleken in de praktijk grote verschillen in vlieguren per type te ontstaan.
De UH-14A, met transport- en opleidingstaak maakte erg veel uren, terwijl dat in veel mindere mate het geval was met de SH-14B/C modellen.
Detacheringen.
In 2000 werden twee toestellen, de 278 en 264 voorbereid ten behoeve van VN-missie naar Eritrea..
Ze kregen een lichte pantsering en UN-kenmerken. Ze waren tussen november 2000 en juni 2001 in Eritrea. Ze waren niet voorzien van een VN-serienummer.
In 2003 werden nogmaals twee toestellen uitgezonden, ditmaal gingen de 277 en 276 in november 2003 naar Liberia. Later werd de 270 als vervanger van één van beide toestellen gestuurd. In April 2004 keerden de toestellen weer terug.
Ze hadden een UN-serienummer toegewezen gekregen, de 277 was 151 en 276 de 152.
Op de staart was de VN-vlag aangebracht, het UN-serienummer met de tekst UNITED NATIONS op een wit vlak op de staartboom en verder, vlak voor de rozet de letters UN op een groot vierkant wit vlak.
Modificaties.
In de ruim dertig jaar dat de Westland Lynx in Nederlandse dienst is zijn er verschillende modificaties uitgevoerd.
De SH-14B/C hadden aanvankelijk een kleinere VHF/UHF antenne onder de staart, later waren ze uitgerust met de grotere antenne zoals de UH-14A ook al had.
PHALANX
In de zomer van 1990 brak de (eerste) Golf-oorlog uit. Nederland zond ter ondersteuning een aantal marineschepen met Lynx helikopters.
De fregatten Hr. MS Pieter Floris, met twee Lynx helikopters, de 268 en 283 aan boord en de Hr MS Witte de With , een luchtverdedigingsfregat
Het aan boord brengen van mariniers met behulp van de lier bleek een tijdrovende en lastige klus. Na enige tijd werd dan ook het door de Engelsen gebruikte “fast-rope”systeem getest en later in gebruik genomen.
Een probleem vormde ook de hitte van zo’n 38 °C, waardoor de motoren ruim 20% minder vermogen leverden.
Op basis van de ervaringen werden twee andere toestellen, de 274 en 280 aangepast en geschikt gemaakt voor Anti Surface Warfare. Deze toestellen gingen aan boord van de Hr MS Philips van Almonde medio november 1991 naar de Golf.
Zo werd een GPS (Trimpock .13210-0) aangebracht, herkenbaar aan de witte antennedop halverwege de staart en een FLIR System Model 2000A onder de linker deuropening aangebracht en een Dalma Victor AN/APR-39 RWR (Radar Warning Receiver) (zichtbaar aan de antenne op de neus en aan de antenne in het witte gedeelte van de romprozet).
Verder werd een opstelling met een MAG 7.62 mm mitrailleur in de rechter-deuropening aangebracht.
Later werd ook nog een Ferranti AWAR-3 op de machines aangebracht.
Andere toestellen kregen daarnaast ook nog een Chaff- en Flare dispenser M130 onder de staart gemonteerd; onder andere de SH-14B de 268.
STAMOL (Standaardisatie en Modernisering Lynx).
De problemen met vlieguren en onderhoud bleken dermate groot, dat werd besloten om de Lynx op te waarderen tot één standaardtype: het zogenaamde STAMOL-project. Dit project liep van 1991 tot 1993.
Vanaf 1994 weden de rotorbladen vervangen door de eerder genoemde BERP-bladen.
De eerste stap was de standaardisatie van de motoren, er werden Rolls-Royce GEM 42 turbines ingebouwd.
Zestien toestellen werden uitgerust met de Alcatel Dipping Sonar, de overige zes toestellen kregen slechts de voorzieningen ingebouwd.
Verder werd een UHF radio-installatie aangebracht, RWR, FLIR Systems Inc. 2000HP FLIR, Trimble Type 2200 GPS en een nieuwe radar hoogtemeter.
Verder werden geen wijzigingen aangebracht zoals bijvoorbeeld bij de Engelse Lynx HMA.8, de MLD-toestellen hielden bijvoorbeeld de originele staartrotor.
De Lynx van de MLD werd medio jaren negentig voorzien van kunststof hoofdrotorbladen, de zogenaamde "CMRB" = Composite Main Rotor Blades.
Westland stopte met de productie van de originele, metalen bladen en leverde alleen nog de kunststof bladen. Deze bladen, "BERP" ontwerp (BERP = British Experimental Rotor Programme), zijn onder meer herkenbaar aan het verbrede, enigszins gebogen uiteinde.
Bij toepassing van deze bladen werd door Westland voorgeschreven om het horizontaal staartvlak te modificeren. Er werd circa 45 cm afgehaald en de achterrand werd voorzien van een opstaande rand, "Gurney-flap", van circa 2 cm hoog.
Libië 2011
Op 3 maart 2011, is vanaf Hr. Ms. Tromp, een geheime operatie uitgevoerd met een Lynx.
Er waren drie Nederlandse militairen aan boord van het toestel. De opdracht was om twee evacués op te halen uit de Libische stad Sirte.
Muammar Kaddafi's milities omsingelden het toestel vrijwel direct na de landing. De helikopterbemanning werd gevangengenomen.
Na twaalf dagen gevangenschap zijn de militairen in goede gezondheid vrijgelaten.
De door Libië in beslag genomen helikopter kreeg Nederland terug op 27 februari 2012.
MidLife Modernisation (MLM).
Enkele jaren geleden was één van de toestellen aan het eind van zijn technisch berekende levensduur van 7000 vlieguren.
Het toestel, de 270, werd buiten dienst gesteld en ging naar Westland voor inspectie.
De constructie bleek nog in goede staat te zijn en het toestel onderging groot onderhoud zodat het nog 1000 uur mee kon.
Later hebben nog een zestal Lynxen en mogelijk meer kisten een dergelijk MLM ondergaan, vooral omdat de levering van de opvolger van de Lynx, de NH-90 flink vertraging heeft opgelopen.
In 2010 kwam de levering daadwerkelijk op gang.
Op 11 september 2012 is de Westland Lynx definitief buiten dienst gesteld.
Medio 2008 is het Defensie Helikopter Commando opgericht, waarin alle helikopters van Defensie zijn ondergebracht, dus ze zijn nu onderdeel van de Koninklijke Luchtmacht, deze heeft nu ook de Westland Lynx als uitrusting.
De Marine Luchtvaart Dienst is toen in feite opgeheven.
Enkele jaren geleden was één van de toestellen aan het eind van zijn technisch berekende levensduur van 7000 vlieguren.
Het toestel, de 270, werd buiten dienst gesteld en ging naar Westland voor inspectie.
De constructie bleek nog in goede staat te zijn en het toestel onderging groot onderhoud zodat het nog 1000 uur mee kon.
Later hebben nog een zestal Lynxen en mogelijk meer kisten een dergelijk MLM ondergaan, vooral omdat de levering van de opvolger van de Lynx, de NH-90 flink vertraging heeft opgelopen.
In 2010 kwam de levering daadwerkelijk op gang.
Op 11 september 2012 is de Westland Lynx definitief buiten dienst gesteld.
Medio 2008 is het Defensie Helikopter Commando opgericht, waarin alle helikopters van Defensie zijn ondergebracht, dus ze zijn nu onderdeel van de Koninklijke Luchtmacht, deze heeft nu ook de Westland Lynx als uitrusting.
De Marine Luchtvaart Dienst is toen in feite opgeheven.