Hekla
Bij resolutie van 15 april 1818 nummer 16 werd besloten op de marinewerf te Rotterdam een bombardeerkorvet van 24 stukken te bouwen. Bij resolutie van 20 mei 1818 nummer 9 werd het schip Hekla genoemd, waarna hij in januari 1819 op stapel werd gezet. Op 11 oktober 1821 volgde de tewaterlating.
Bij de tewaterlating waren aanwezig de minister van marine, vice-admiraal jhr. A. E. van Braam, en schout-bij-nacht J. S. May. Bij de tewaterlating van de Hekla, tesamen met die van de Proserpina, gebeurde er een ongeval. De twee werven waren door een brug verenigd terwijl de leuningen met kettingen waren vastgemaakt. Eén van deze kettingen brak zodat een groot aantal mensen in het water terecht kwam, doch waarbij dank zij de spoedige hulp slechts vier personen om het leven kwamen. Bij resolutie van 18 februari 1822 nummer 30 werd Zr. Ms. Hekla op 16 maart 1822 door kapitein-luitenant ter zee G. A. Pool in dienst gesteld. Het schip vertrok daarna in mei 1822 vanuit Hellevoetsluis naar de Middellandse zee om de korvet Zr. Ms. Lynx af te lossen. Op 18 juli 1825 kwam hij terug in Vlissingen en werd bij resolutie van 30 juli 1825 nummer 63 met ingang van 10 augustus uit dienst gesteld en opgelegd.
Bij resolutie van 24 januari 1826 nummer 37 werd hij op 15 februari 1826 weer in dienst gesteld en ging wederom naar de Middellandse zee. Op 11 december 1829 keerde hij terug te Vlissingen en werd bij resolutie van 24 december 1829 nummer 112 op 31 december 1829 uit dienst gesteld. In 1830 werd de korvet van de sterkte afgevoerd.
Afmetingen:
lengte (1.1.) 36.23 meter
wijdte 10.06 meter
holte 5.25 meter
diepgang (gemiddeld) 4.53 meter
waterverplaatsing
bemanning 150 koppen
bewapening 22 stukken (20 carronaden van 30 pond.
2 kanons van 6 pond).
Volgens W. Obreen; M. Stuart zegt in 'Jaarboeken van het Koningrijk der Nederlanden’ 1821, bladzijde 261, dat dit op 10 oktober gebeurde
Bron: Jaarboek Koninklijke Marine 1971
Bij resolutie van 15 april 1818 nummer 16 werd besloten op de marinewerf te Rotterdam een bombardeerkorvet van 24 stukken te bouwen. Bij resolutie van 20 mei 1818 nummer 9 werd het schip Hekla genoemd, waarna hij in januari 1819 op stapel werd gezet. Op 11 oktober 1821 volgde de tewaterlating.
Bij de tewaterlating waren aanwezig de minister van marine, vice-admiraal jhr. A. E. van Braam, en schout-bij-nacht J. S. May. Bij de tewaterlating van de Hekla, tesamen met die van de Proserpina, gebeurde er een ongeval. De twee werven waren door een brug verenigd terwijl de leuningen met kettingen waren vastgemaakt. Eén van deze kettingen brak zodat een groot aantal mensen in het water terecht kwam, doch waarbij dank zij de spoedige hulp slechts vier personen om het leven kwamen. Bij resolutie van 18 februari 1822 nummer 30 werd Zr. Ms. Hekla op 16 maart 1822 door kapitein-luitenant ter zee G. A. Pool in dienst gesteld. Het schip vertrok daarna in mei 1822 vanuit Hellevoetsluis naar de Middellandse zee om de korvet Zr. Ms. Lynx af te lossen. Op 18 juli 1825 kwam hij terug in Vlissingen en werd bij resolutie van 30 juli 1825 nummer 63 met ingang van 10 augustus uit dienst gesteld en opgelegd.
Bij resolutie van 24 januari 1826 nummer 37 werd hij op 15 februari 1826 weer in dienst gesteld en ging wederom naar de Middellandse zee. Op 11 december 1829 keerde hij terug te Vlissingen en werd bij resolutie van 24 december 1829 nummer 112 op 31 december 1829 uit dienst gesteld. In 1830 werd de korvet van de sterkte afgevoerd.
Afmetingen:
lengte (1.1.) 36.23 meter
wijdte 10.06 meter
holte 5.25 meter
diepgang (gemiddeld) 4.53 meter
waterverplaatsing
bemanning 150 koppen
bewapening 22 stukken (20 carronaden van 30 pond.
2 kanons van 6 pond).
Volgens W. Obreen; M. Stuart zegt in 'Jaarboeken van het Koningrijk der Nederlanden’ 1821, bladzijde 261, dat dit op 10 oktober gebeurde
Bron: Jaarboek Koninklijke Marine 1971