radershepen
In chronologische volgorde vermeld
In mei 1893 werden de raderstoomschepen 1ste klasse enz., kortweg raderschepen genoemd
De oorspronkelijke soortnaam is achter ieder schip aangegeven
CURAÇAO
ex CALPE
In 1825 te water gelaten bij J.H. & H. Duke te Dover. Waterverplaatsing: 483 ton. Machinevermogen: 106 PK. 8 mijl. Bewapening: 5x 36 ponders en 2x 6 ponders. Bemanning: 42. In oktober 1826 aangekocht van de American & Colonial Steam Nav.Co. te Londen. Oorspronkelijke naam CALPE. Het schip werd te boek gesteld als stoompacket, later als stoomoorlogsschip. Op 26 april 1827 van Hellevoetsluis vertrokken met bestemming Paramaribo en op 24 mei daaraanvolgend aldaar binnengelopen. 1 maart 1828 voor de tweede reis naar West-Indië, welke reis in 25 dagen werd gemaakt. De CURAÇAO was het eerste schip, dat onder stoom de Atlantische Oceaan in Westelijke richting overstak. Na haar tweede uit- en thuisreis bleef het schip van 1829 tot 1834 op “De Schelde”. In welke periode de CURAÇAO een reis naar Londen deed, als ook in 1839. In 1840 wederom naar West-Indië en het schip bleef daar in dienst, totdat het op 15 juni 1846 uit dienst werd gesteld en naar Rotterdam overgebracht. De CURAÇAO werd afgekeurd en de machines in 1848 uitgenomen en geplaatst in de nieuwe CURAÇAO. In aanbouw te Rotterdam. In juni 1850 voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ9.500,-.
DE LEEUW
Koninklijke Raderstoomjacht. In 1826 op de Marinewerf te Rotterdam op stapel gezet en in 1827 te water gelaten. Afmetingen: 37,00 x 5,70 x 3,14 m. Waterverplaatsing: 810 ton. Machinevermogen: 50 PK. DE LEEUW was Koninklijk jacht tot 1882. In welk jaar het radarstoomschip VALK voor dat doel werd ingericht en DE LEEUW bestemd werd voor opleiding leerlingen-machinist te Hellevoetsluis. In 1893 gesloopt.
SURINAME (I)
Stoomoorlogsschip. In 1827 op de Marinewerf te Vlissingen te water gelaten. Waterverplaatsing: 810 ton. Machines van Cockerill te Seraing. Op 20 mei 1828 in dienst gesteld. Het schip vertrok op 12 juli 1828 van Texel naar West-Indië: doch moest wegens machineschade terugkeren. In het najaar van 1830 weer gereed en doet dan dienst op “De Schelde” voor Antwerpen. Op 27 juli 1836 uit dienst gesteld en in april 1837 wegens de hoge reparatiekosten tot sloop besloten. De machines werden bestemd voor de CERBERUS (zie volgende schip).
CERBERUS
Stoomoorlogsschip. In 1834 te Vlissingen op stapel gezet en in 1836 te water gelaten. Machines van SURINAME (zie vorig schip). Afmetingen: 45,30 x 8,20 x 3,40 m. Waterverplaatsing: 810 ton. Machinevermogen: 170 PK. Bewapening: 8 stukken. Het schip deed in de jaren 1836 tot 1845 dienst als sleper te Hellevoetsluis en Vlissingen en van 1846 tot 1848 als “jager” bij de haringvloot. In 1857 ingericht tot kolenhulk.
PHOENIX
In 1834 te Rotterdam op stapel gezet en in 1836 te water gelaten. Afmetingen: 39,00 x 8,40 x 4,00 m. Machinevermogen: 120 PK. Bewapening: 7 stukken. Oorspronkelijk stoomoorlogsschip genoemd, later raderstoomschip 3de klasse. Op 3 oktober 1838 naar Oost-Indië en op 20 december 1844 naar Nederland terug. In 1845/47 verlengd en grotendeels vernieuwd. 21 februari 1848 naar Madeira en 16 april daaraanvolgend terug. Op 25 september 1848 naar Oost-Indië en op 30 januari 1849 aldaar aangekomen. In 1863 buiten dienst gesteld en afgevoerd.
BANDA.
IJzeren stoomscheepje voor het bestrijden van zeeroof, z.g. roverboot. In 1838 als HEKLA bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet. Bij min. res. van 31 december 1841 omgedoopt in BANDA. Gedemonteerd per zeilschip naar Soerabaja verzonden en aldaar in elkaar gezet. Ongeschikt voor het eigenlijke doel en in 1846 afgevoerd.
TERNATE
ex ETNA
IJzeren stoomscheepje voor het bestrijden van zeeroof, z.g. roverboot. In 1838 als ETNA bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet. Bij min. res. van 31 december 1841 omgedoopt in TERNATE. Gedemonteerd per zeilschip naar Soerabaja verzonden en aldaar in elkaar gezet. Ongeschikt voor het eigenlijke doel en in 1846 afgevoerd. De kolenvoorraad strekte slechts voor 4 dagen, de dekken verteerden snel en de verblijven waren ontzettend heet. Bovendien zette zich ten gevolge van de hoge stoomdruk veel zout in de ketels af. De BANDA en TERNATE hebben dan ook slechts gedurende 5 jaar dienst gedaan als opnemers op de Noordkust van Java.
ETNA
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 3de klasse. In 1837 te Vlissingen op stapel gezet en op 30 april 1839 te water gelaten. Machines van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Afmetingen: 47,00 x 9,00 x 3,50 m. Machinevermogen: 178 PK. Bewapening: 4 stukken. Op 1 november 1839 in dienst gesteld. Na binnenlandse diensten te hebben verricht, op 5 oktober 1842 naar West-Indië en op 16 juli 1844 weer te Hellevoetsluis terug en in reparatie. Op 7 maart 1847 van Hellevoetsluis naar Oost-Indië. In 1864 uit de sterkte afgevoerd.
HEKLA
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 3de klasse. Op 8 september 1838 op de Marinewerf te Rotterdam op stapel gezet en op 16 april 1840 te water gelaten. Afmetingen: 43,00 x 8,40 x 4,10 m. Machinevermogen: 140 PK. Bewapening: 7 stukken. Op 1 oktober 1840 in dienst gesteld. Eerste proeftochten op de Maas. In 1841 werden proeftochten naar de Noordzee en Middellandse Zee gemaakt. 2 november 1841 naar Oost-Indië en 7 februari daaraanvolgend aldaar aangekomen. Op 15 december 1845 van Oost-Indië naar Nederland en 2 mei 1846 te Hellevoetsluis, waarna in reparatie te Rotterdam en voorzien van nieuwe ketels. 31 oktober 1847 van Hellevoetsluis naar Oost-Indië en 25 maart 1848 aldaar aangekomen. In 1854 in Oost-Indië afgekeurd.
LAURENS KOSTER
Radarstoomschip. In 1840 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1841 te water gelaten. Afmetingen: 41,15 x 6,40 x 3,05 m. In 1846 door de Koninklijke Marine van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij aangekocht voor ƒ67. 000,-. Het schip kwam nog hetzelfde jaar, zowel voor machines als schip, te Amsterdam in reparatie. Van 1847 tot 1848 werd de LAURENS KOSTER als opleidingsschip op de Zuiderzee voor adelborsten gebruikt. Op 28 februari 1849 buiten dienst gesteld en op 20 maart 1850 aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij terugverkocht voor ƒ18.600.-. In 1852 werd het schip uit de vaart genomen.
BROMO (I)
Radarstoomschip 2de klasse. Op 18 november 1840 te Rotterdam op stapel gezet en op 4 mei 1842 te water gelaten. Machines van Fijenoord. Afmetingen: 52,00 x 10,00 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 546 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 8 stukken. De BROMO was als bark getuigd. In dienst gesteld op 1 september 1842. Het schip maakte in 1843 een reis naar de Middellandse Zee. Op 18 maart 1844 naar Oost-Indië vertrokken en 2 juli daaraanvolgend te Batavia aangekomen. 23 januari 1848 naar Nederland en 16 mei daaraanvolgend te Hellevoetsluis. Op 15 juli 1848 uit dienst gesteld en te Rotterdam in reparatie. 16 december 1848 weer in dienst en op 23 april 1849 naar Oost-Indië en 27 augustus daaraanvolgend te Batavia. In 1871 uit de sterkte afgevoerd.
MERAPI (I)
Radarstoomschip 2de klasse. Op 20 oktober 1840 te Rotterdam op stapel gezet en op 2 november 1842 te water gelaten. Machines van Fijenoord. Afmetingen: 52,00 x 10,00 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 546 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 8 stukken. De MERAPI was als bark getuigd. In dienst gesteld op 21 oktober 1843. Op 27 juni 1844 naar Oost-Indië en op 13 november daaraanvolgend te Batavia. 21 oktober 1848 naar Nederland en 29 maart 1849 te Hellevoetsluis. Op 15 april daaraanvolgend uit dienst gesteld en te Vlissingen in reparatie. 16 maart 1851 weer in dienst en op 1 juni daaraanvolgend naar Oost-Indië vertrokken. In 1863 uit de sterkte afgevoerd.
VESUVIUS
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 3de klasse. Op 8 oktober 1840 te Rotterdam op stapel gezet en op 27 juni 1843 te water gelaten. Afmetingen: 43,00 x 8,60 x 4,10 m. Machinevermogen: 140 PK. Bewapening: 7 stukken. In dienst gesteld op 16 april 1844. Op 9 december 1844 naar Oost-Indië en 13 december daaraanvolgend met averij te Falmouth binnengelopen. 6 januari 1845 van Falmouth vertrokken, doch herhaaldelijk met averij in Engeland terug en ten laatste naar (11-4) Nederland terug en naar Amsterdam voor reparatie. Op 23 september 1845 naar Oost-Indië vertrokken en 13 februari 1846 aldaar aangekomen. In 1857 uit de sterkte afgevoerd.
CYCLOOP
Raderstoomschip 2de klasse. Op 24 juli 1840 te Vlissingen op stapel gezet en op 13 juni 1843 te water gelaten. Machines van Fijenoord. Afmetingen: 47,00 x 9,20 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 875 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 6 stukken. Het schip bracht in juni 1844 de Keizer van Rusland naar Engeland. In 1845 ingericht om vorstelijke personen aan boord te nemen. In 1850 van twee nieuwe ketels voorzien. Van 20 mei tot 27 juni 1851 heeft het schip dienst gedaan als “jager” bij de haringvloot. De CYCLOOP was voornamelijk voor de binnenlandse dienst bestemd. In 1873 uit de sterkte afgevoerd.
BATAVIA
Raderstoomschip 2de klasse. In 1839 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in oktober 1845 te water gelaten. Machinevermogen: 240 PK. Van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij gekocht door Koloniën met zeil, enz. voor ƒ450.000,-. Het schip werd door de Koninklijke Marine bemand. In dienst gesteld op 21 juli 1846. Op 11 september 1846 naar Oost-Indië vertrokken. De BATAVIA deed in Oost-Indië dienst voor de paketdienst tussen Batavia en Singapore. In 1851 ondergaat het schip een grote reparatie. In 1859 uit de sterkte afgevoerd.
SURINAME ( II)
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. Op 15 april 1845 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in december daaraanvolgend te water gelaten. Van ijzer gebouwd met bovendeks hout. Machinevermogen: 110 PK. Bewapening: 6 stukken. In dienst gesteld op 1 april 1846. Het schip maakte van juni tot augustus 1847 een reis naar de Oostzee. Op 26 september 1847 naar West-Indië vertrokken en 15 november daaraanvolgend in Suriname. 3 oktober 1849 te Hellevoetsluis terug en te Rotterdam in reparatie voor ketels en machines. Van 17 tot 24 juni 1850 “jager” bij de haringvloot. Op 1 oktober 1850 van Hellevoetsluis naar Oost-Indië en 17 februari 1851 aldaar aangekomen. In 1875 uit de sterkte afgevoerd.
BORNEO (I)
aanvankelijk ONRUST
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. In juni 1846 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Machinevermogen: 100 PK. Op stapel gezet als ONRUST. IJzeren schip gekocht door Koloniën voor ƒI76.000,-. Bemand door de Koninklijke Marine. In 1847 uiteengenomen. In een koopvaarder geladen en in september 1847 naar Oost-Indië vervoerd. In 1848 te Soerabaja ineengezet en op 16 augustus 1849 in dienst gesteld. In 1857 uit de sterkte afgevoerd.
ONRUST (I)
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. Op 15 september 1845 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1846 te water gelaten. Van ijzer gebouwd. Afmetingen: 35,00 x 6,00 x 1,68 m. Machinevermogen: 70pk. Door de Koninklijke Marine van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij gekocht voor ƒ96.000,-. In 1846 uiteengenomen. In een koopvaarder geladen en in juni 1846 naar Oost-Indië vervoerd. Te Soerabaja in elkaar gezet en in September 1847 te water gelaten. In dienst gesteld op 1 januari 1848. In 1851 onderging het schip, na averij, een grote reparatie. Bij een bezoek aan Borneo in december 1859 werd een inlands hoofd, Soerapati, aan boord ontvangen. Deze moordde te samen met zijn gevolg de bemanning uit en bracht het schip tot zinken. Een inlander, die gespaard bleef, bracht dit bericht over.
CURAÇAO
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. Op 19 augustus 1845 te Rotterdam op stapel gezet en 15 augustus 1848 te water gelaten. Afmetingen: 40,50 m. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening:16 stukken. De CURAÇAO (II) ontving, de machines van de CURAÇAO (I) van 1825. In dienst gesteld op 16 maart 1849. Het schip deed voornamelijk dienst in West·Indië, waarheen het op l juli 1849 vertrok en op 20 augustus daaraanvolgend te Suriname kwam. In 1857 uit de sterkte afgevoerd.
ARDJOENO
aanvankelijk PLUTO
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 1ste klasse. Op 4 februari 1849 als PLUTO op stapel gezet te Amsterdam en op 2 september daaraanvolgend te water gelaten. Afmetingen: 56,00 x 10,70 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 1486 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 8 stukken. In december 1849 herdoopt in “ARDJOENO”. In dienst gesteld op 1april 1850. Op een proeftocht op 28 april 1850 scheurt de SB cylinder, welke in november daaraanvolgend te Vlissingen door een nieuwe werd vervangen. 28 december 1850 naar Oost-Indië en op 26 mei 1851 aldaar aangekomen. In 1873 uit de sterkte afgevoerd.
TJIPANAS
Stoomoorlogsschip, later raderschip. In 1848 te Soerabaja op stapel gezet en in 1849 te water gelaten. Van hout gebouwd. Machinevermogen: 25 PK en zeilvermogen. In dienst gesteld op 16 augustus 1849. De TJIPANAS was oorspronkelijk voor de Koninklijke Marine gebouwd, doch was daarvoor niet geschikt. In 1851 uit dienst en in reparatie. Het scheepje behoorde aan Koloniën, doch was bemand door de Koninklijke Marine. In 1852 over aan de z.g. Civiele Dienst, later de Gouvernementsmarine en het was het eerste stoomschip van deze dienst. In 1859 vergaan.
GEDEH
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 1ste klasse. Op 25 oktober 1848 op de Marinewerf te Rotterdam op stapel gezet en op 26 april 1850 te water gelaten. De GEDEH was het laatste schip, dat op de Marinewerf te Rotterdam werd gebouwd. Afmetingen: 56,00 x 10,70 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 1486 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 8 stukken. In dienst gesteld op 16 april 1851. Op 29 mei 1851 naar Londen en op 10 juni daaraanvolgend terug. In 1851 naakte het schip een kruistocht met adelborsten in de Noordzee. In 1863 uit de sterkte afgevoerd.
CELEBES
Raderstoomschip 3de klasse. In 1851 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 51,36 x 9,45 x 1,90 m. Waterverplaatsing: 425 ton. Machinevermogen: 80 PK. Bewapening: 8 stukken. De CELEBES was een schip van het Departement van Koloniën, doch werd bemand door de Koninklijke Marine. Het schip. Van ijzer gebouwd, deed in Oost-Indië dienst. In 1872 uit de sterkte afgevoerd.
AMSTERDAM
aanvankelijk SALAK
aanvankelijk SINODRO
Raderstoomschip 1ste klasse. Op 13 juni 1850 als SINDORO op de Marinewerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Spoedig na de kiellegging herdoopt in SALAK en in mei 1851 weer herdoopt in AMSTERDAM. Afmetingen: 57,20 x 10,70 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 1529 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 8 stukken. Bemanning: 186. Het schip deed onder meer dienst in Oost-Indië en nam van 5 tot 10 september 1864 deel aan de actie tegen Japan. In 1872 uit de sterkte afgevoerd.
ADMIRAAL VAN KINSBERGEN
Raderstoomschip 4de klasse. In 1851 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Afmetingen: 45,72 x 6,50 x 1,70 m. Waterverplaatsing: 293 ton. Machinevermogen: 70 PK. Bewapening: 1 kanon van 30 pond. Bemanning: 43. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De ADMIRAAL VAN KINSBERGEN verleende op 26 december 1876 hulp aan het Nederlandsindische Schip Rachman dat veel water maakte. Het schip werd op sleeptouw genomen en op de rede gebracht. Op 25 december 1877 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd.
S0EMBING (I)
Raderstoomschip 3de klasse. Op 25 september I850 op de Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd en als bark getuigd. Afmetingen: 45,00 x 8,20 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 781 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 1 lang en 2 korte kanons van 30 pond en 1 groot kanon van 60 pond. In 1855 aan de Keizer van Japan ten geschenke gegeven om als opleidingsschip voor de te vormen marineofficieren te dienen. Herdoopt in KWANKO MAROE (Vuurschip). Model aanwezig in het Nederlandsch Historisch Museum te Amsterdam.
SINDORO (I)
Raderstoomschip 3de klasse. Op 1 november 1850 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd en getuigd als bark. Afmetingen: 45,00 x 8,20 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 781 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 1 lang en 2 korte kanons van 30 pond en 1 groot kanon van 60 pond. De SINDORO deed in Oost-Indië dienst. In 1867 uit de sterkte afgevoerd.
MADURA
Raderstoomschip 4de klasse. In 1855 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Afmetingen:51,36 x 9,45/14,93 x 1,85 m. Waterverplaatsing: 425 ton. Machinevermogen: 100 PK. Bewapening: 1 m. kanon van 30 pond en 2 carronades van 12 pond. Bemanning: 50. De MADURA deed in Oost-Indië dienst. In 1875 uit de sterkte afgevoerd.
ONRUST (II)
Raderstoomschip 4de klasse. In 1860 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet, uiteengenomen en in 1863 te Soerabaja ineengezet. Afmetingen: 45,72 x 6,50/12,40 x 1,70 m. Waterverplaatsing: 293 ton. Machinevermogen: 80 PK. Bewapening: 1 m. kanon van 30 pond en 2 carronades van 12 cm. In 1885 vervangen door 2 kanons van 12 cm KA en 2 getrokken kanons van 7 cm. Bemanning: 43, later 45/22. De ONRUST deed in Oost-Indië dienst. Op 1 september 1892 uit dienst gesteld en in 1893 voor ƒ8.400,- verkocht.
VALK
Raderstoomschip 1ste klasse. Van hout gebouwd. In 1863 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1864 te water gelaten. Afmetingen: 60,00/68,20 x 9,20/15,52 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 1218 ton. Machinevermogen: 300 NPK en 800 EPK. Snelheid: 11 mijl. Bewapening: 6 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 120. In 1869 met Hr.Ms. Wassenaar in de Middellandse Zee en op 1 november 1869 te Brindisi, waar Prins Hendrik en zijn gemalin embarkeerden, om zich naar Constantinopel te begeven om hun opwachting te maken bij de Sultan van Turkijë, die de souvereiniteit over Egypte uitoefende. Op 16 november 1869 was de VALK te Port-Said ter bijwoning van de openingsplechtigheden van het Suez-kanaal. Het schip deed in 1880 tijdelijk dienst als wachtschip te Amsterdam, toen de PRINS MAURITS DER NEDERLANDEN in reparatie was. De VALK was in dienst van het Koninklijk Huis, doch bleef aan de Koninklijke Marine toebehoren. In 1882, 1883, 1884 en 1895 maakte het schip met leden van het Koninklijk Huis verschillende reizen naar Engeland. Oorspronkelijk had het schip 4 masten, doch toen het in 1883 tot Koninklijk jacht werd ingericht, kreeg de VALK een 2 masttuig. De VALK was de opvolger van het Koninklijk Raderstoomjacht DE LEEUW van 1827. In 1898 afgevoerd en in 1899 gesloopt.
SOERABAJA
Raderstoomschip 2de klasse. Van hout gebouwd. In 1865 te Soerabaja op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Waterverplaatsing: 1270 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond. Bemanning: 65. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 26 februari 1877 werden 10 opvarenden van de Duitse schoener Concordia, die aan de grond was geraakt, behouden te Makasser binnengebracht. In 1877 werd het schip te Soerabaja van nieuwe ketels voorzien. 8 maart 1879 assistentie verleend aan de Britse schoener Sree Judah, die bewesten het havenhoofd van Oleh-leh op de wal was geslagen en werd afgebracht. Op 1 oktober 1885 wachtschip ter rede van Soerabaja, waarbij de bewapening werd vervangen door een saluut-batterij van 4 kanons van 12 cm KA. 1 april 1892 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ17.550,- verkocht.
SUMATRA
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In1868 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 53,00 x 8,80/15,28 x 3,50 m. Waterverplaatsing: 920 ton. Machinevermogen: 200 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De SUMATRA nam in 1877 deel aan de expeditie tegen Samalangan. Op 7 augustus 1876 werd het Britse driemastschip Sea Chief, dat brandende werd aangetroffen, op sleeptouw genomen en ter rede van Telok-Semawei ten anker gebracht. Redden bleek niet mogelijk en met veel moeite gelukte het dit Schip tot zinken te brengen. De bemanning werd aan boord genomen en naar Pedir gebracht. 27 december 1879 te Soerabaja in dienst gesteld na een omvangrijke herstelling in 1878. Op 10 januari 1885 uit dienst gesteld, afgekeurd en uit de sterkte afgevoerd.
BORNEO (II)
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1886 bij de Koninklijke Fabriek enz. te Amsterdam op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 52,90 x 8,80/15,28 x 5,60 m. Waterverplaatsing: 1070 ton. Machinevermogen: 200pk. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De BORNEO nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 6 maart 1879 werden drie sloepen opgepikt van het Britse s.s. Sandburst, dat bezuiden de Maladiven was verbrand. 14 november 1880 werd de bemanning op één na gered van de onder Nederlandse vlag varende schoener Sri Padang, die ter rede van Edi was lek gesprongen en gezonken. Op 2 januari 1886 werden 22 schipbreukelingen gered van het in Indië gestrande Amerikaanse schip Sacramento. In 1886 afgekeurd, uit de sterkte afgevoerd en in 1887 verkocht.
BANKA
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1866 bij de Koninklijke Fabriek, enz. te Amsterdam op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 52,90 x 8,80/15,82 x 5,60 m. Waterverplaatsing: 1070 ton. Machinevermogen: 200 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst.
In 1876 via Ambon naar Ternate in verband met onrust onder de bevolking. Op 15 oktober 1878 het wachtschip GEDEH van Soerabaja naar Onrust gesleept en na voltooide reparatie weer naar Soerabaja terug. 8 juli 1881 een tocht gemaakt naar Bawean, tot opsporing van een vermiste sloep met opvarenden van het Nederlands Indische s.s. Baron Bentinck, echter zonder resultaat. In februari 1886 werd hulp verleend aan het in Straat Bali gestrande barkschip IJstawa. In juni 1886 hulp verleend aan het op de Zuidhoek van Bali gestrande Nederlandse barkschip Nicolaas Beets. 16 koppen gered, schip verloren. Op 18 augustus 1886 uit dienst gesteld en tot loodsstationsschip voor het Oostervaarwater van Soerabaja ingericht ter vervanging van het loodsstationsschip TIMOR.
TIMOR
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1868 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 53,00 x 8, 80/15,28 x 3,50 m. Waterverplaatsing: 920 ton. Machinevermogen: 200 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 18 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst en was onder meer ter rede van Atjeh. Op 11 juni 1876 van rede Atjeh met het gouvernementsschip SlAK op sleeptouw naar Soerabaja. 18 september 1878 sleept de TIMOR Zr.Ms. Schouwen van Singapore naar Onrust en keerde hiervan op 30 september daaraanvolgend naar Riouw terug. 10 juli 1880 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd. Op 20 november 1880 op sleep van Zr.Mr. Batavia in het Oostgat van Soerabaja voor anker gebracht om dienst te doen als loodsstationsschip. 18 augustus 1888 als zodanig vervangen door het uit dienst gestelde radarstoomschip 3de klasse BANKA.
MERAPI (II)
Raderstoomschip 2de klasse. Van ijzer gebouwd. Met zink (eerder met hout) bekleed. In 1873 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Afmetingen: 65,56 x 9,36 x 4,10 m. Waterverplaatsing: 1352 ton. Machinevermogen: 950 EPK. Snelheid: 10,7 mijl. Bewapening: 2 getrokken kanons van 16 cm en 4 kanons van 12 cm KA, waaraan later nog werden toegevoegd 2 kanons van 7,5 cm A en 2 van 3,7 cm. Bemanning: 100, later 103/37. Op 1 juni 1875 in dienst gesteld en op 5 juni daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Suez naar Oost- Indië. Aankomst ter rede van Atjeh op 16 augustus 1875. Het schip deed in Oost-Indië dienst en werd op 1 oktober 1896 uit dienst gesteld, afgekeurd en verkocht voor ƒ13.125,-.
BROMO (II)
Raderstoomschip 2de klasse. Van ijzer gebouwd met hout bekleed. In 1873 bij de Koninklijke Fabriek van Werktuigen, enz. te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Afmetingen: 60,00 x 9,39/16,17 x 4,00 m. Machinevermogen: 200 NPK; 950 EPK. Bewapening: 2 getrokken kanons van 16 cm en 4 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 100. Op 8 juni 1875 van Nieuwediep naar Oost-Indië, via het Suezkanaal en aankomst ter rede van Atjeh op 3 september 1875. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1877 herstellingen aan werktuigen en ketels. Van 27 augustus 1883 tot 13 november daaraanvolgend tijdelijk wachtschip ter rede Batavia. Op 15 maart 1890 uit dienst, teneinde grote herstellingen te ondergaan en tevens tot wachtschip te worden ingericht. 1 april 1892 in dienst als wachtschip te Soerabaja, ter vervanging van het wachtschip SOERABAJA. Vervolgens op 1 december 1899 uit dienst gesteld en vervangen door de KONING DER NEDERLANDEN. In 1905 bij de expeditie tegen Zuid-Celebes werd de BROMO in de wateren van Boni als vivresschip voor de landmacht gebruikt. Ingericht voor kolenhulk en sedert februari 1910 als zodanig in dienst te Merauke. Vanaf 17 januari 1910 van Soerabaja naar Makassar gesleept door Hr.Ms. Siboga en 28 januari daaraanvolgend van Makassar naar Nieuw-Guinea door Hr.Ms. Holland. In 1914 afgevoerd en in 1916 van Merauke naar Soerabaja terug gesleept. In november 1917 te Soerabaja verkocht.
SALAK
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1874 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Waterverplaatsing: 370 ton. Machinevermogen: 80 NPK. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm en 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 59.
Op 26 december 1877 te Soerabaja in dienst gesteld en het schip verbleef verder in Oost-Indië. Op 30 oktober 1880 werd in Straat Soenda het Nederlandse koopvaardijschip Zes Gezusters aangetroffen met brand in de lading steenkolen. Daar aan geen redding te denken viel, werd de bemanning aan boord van de SALAK genomen en naar Batavia gebracht, terwijl enkele schoten op het brandende schip werden gedaan om dit te doen zinken. In 1886 in reparatie en het getrokken kanon van 16 cm vervangen door een kanon van 12 cm KA en een van 7,5 cm toegevoegd. Op 28 mei 1889 naar Soerabaja gekomen om hersteld te worden, doch bij nader onderzoek bleek het schip zulke zware herstellingen te eisen, dat men het schip die niet meer waard achtte. Dientengevolge werd de SALAK afgekeurd en verkocht.
OENARANG
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Waterverplaatsing: 624 ton. Machinevermogen: 370 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm, 2 kanons van 12 cm KA, 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 70/22. Op 1 juni 1877 te Soerabaja in dienst gesteld. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 20 april 1893 uit dienst gesteld en voor ƒ8.000,- verkocht.
SOEMBING ( II)
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1875 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Grootste breedte 16 m. Diepgang 2,30 m. Waterverplaatsing: 650 ton. Machinevermogen: 500 PK. Snelheid: 8,50 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm, 3 kanons van 12 cm KA. In 1887 vervangen door: 1 kanon van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 70/22. Op 1 augustus 1879 te Soerabaja tijdelijk in dienst gesteld ter vervanging van het opnemingsvaartuig HYDROGRAAF. In 1887 nieuwe ketels en verwapend. Het schip deed in Oost-Indië dienst. 16 juni 1898 uit dienst gesteld en als oorlogsschip afgekeurd. Op 1 maart 1899 van Soerabaja vertrokken om dienst te doen als loodsstationsschip in de Balikpapanbaai.
SINDORO (II)
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1876 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Grootste breedte 16 m. Diepgang 2,30 m. Waterverplaatsing: 650 ton. Machinevermogen: 600 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm, 3 kanons van 12 cm KA. In 1887 vervangen door: 1 kanon van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 70/22. Op 15 april 1880 te Soerabaja in dienst gesteld. In 1886 van nieuwe ketels voorzien en verwapend. In juli 1893 met Hr.Ms. Madura assistentie verleend aan het onder Nederlandse vlag varende s.s. Rayah Kongsee Atjeh, dat op de oostkust van Atjeh door Atjehers was afgelopen, .Dit drama kostte 23 mensen het leven en er waren 12 gewonden. Het schip werd afgesleept naar Penang gebracht en aan de eigenaars teruggegeven. Op 11 mei 1896 werd de SINDORO uit dienst gesteld. In 1897 voor ƒ7.850,- verkocht.
TAMIANG
Hekwieler. In 1895 bij de werf “Industrie” te Rotterdam (P. Smit Jr.) op stapel gezet. Het scheepje werd bij P. Smit Jr. te Rotterdam ontworpen en in stukken uitgezonden en te Penang (Malakka) in elkaar gezet. Afmetingen: 34,60 x 7,32 x 0,95 m. Machinevermogen: 200 PK. Snelheid: 7 mijl. Bewapening: 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. De TAMIANG behoorde aan de Gouvernements-Marine, doch ging in 1901 over aan de Koninklijke Marine. Op 24 oktober 1902 uit dienst gesteld en afgevoerd.
N.B. Volledigheidshalve moet hier nog worden vermeld, dat behalve de hierboven genoemde raderschepen, nog twee raderschepen tot de Koninklijke Marine hebben behoord, n.l. de Kanonneerboot No. 1 van 1862 en het Opnemingsvaartuig BUYSKES van 1887, van welke vaartuigen de bijzonderheden en gegevens zijn te vinden resp. op lijst 11 van de Stoomkanonneerboten en lijst 30 van de Opnemingsvaartuigen.
Aanvulling
Ook dienen volledigheidshalve nog de volgende drie schepen te worden vermeld, ofschoon zij nimmer dienst hebben verricht en de bouw als mislukt moet worden beschouwd.
ATLAS
De bouw van dit schip werd door het Departement van Koloniën opgedragen aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. De N.S.M. droeg de bouw van het schip over aan de firma Hoogendijk & Zn. a/d IJssel. Afmetingen; 70,70 (o.a.) x 9,80 m. Waterverplaatsing: circa 1200 ton. Het schip zou drie machines krijgen van ieder 100 PK nominaal. De stapelloop zou plaatsvinden op 28 maart 1826, doch het schip bleef, ondanks de hulp van drie sleepboten vast zitten. De tewaterlating geschiedde eerst in april 1826. De ATLAS zou worden voorzien van vier masten en was bestemd voor een geregelde stoompakketdienst op Oost-Indië. Het schip werd een aaneenschakeling van teleurstellingen. Het vaartuig voldeed niet aan de verwachtingen, die men had gesteld. De eerste proeftocht vond plaats op 22 september 1828, waarbij het schip van Fijenoord naar Vlaardingen en terug voer. Op 27 augustus 1829 werd het vaartuig voorlopig door de marine overgenomen. 26 maart 1830 vertrok het schip uit Hellevoetsluis voor het houden van een proeftocht op de rede en buitengaats. Hierbij werd op de rivier een snelheid van 7,5 mijl bereikt. De proeftocht buitengaats baarde teleurstelling. Op 5 oktober 1830 werd de ATLAS naar Nieuwediep overgebracht, waar het schip van 1830 op 1831 verbleef. Het vaartuig werd door een commissie van onderzoek ongeschikt verklaard voor de vaart op Oost-Indië. Men deed nog het voorstel er een drijvende batterij van te maken, doch dit plan werd niet uitgevoerd. 2 januari 1832 werd besloten het schip voor sloop te verkopen. Dit geschiedde op 26 juli daaraanvolgend te Nieuwediep. De verkoop van dit schip, dat nimmer dienst had gedaan, bracht in het geheel ƒ35.112,75 op. De werktuigen werden opgehouden. De romp werd voor ƒ20.200,- toegewezen en deze werd later te Middelburg gesloopt. De koperen stoomketels van het schip werden ten slotte gesloopt en de machines te Amsterdam opgeslagen om later door de Nederlandse Stoomboot Maatschappij in de PYLADES te worden geplaatst.
ORESTES
De bouw van dit schip werd in 1826 door het Departement van Koloniën opgedragen aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Het schip was bestemd om op te treden tegen zeerovers en voor het vervoer door de Indische Archipel. Machinevermogen: 200 PK. Drie masten en een schoenertuig. De bouw werd een mislukking en de machine-installatie was de moeilijkheid. In 1831 werd de bouw gestaakt en het schip aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij overgedaan en gesloopt.
PYLADES
De bouw werd in 1826 door het Departement van Koloniën opgedragen aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Het schip was bestemd om op te treden tegen zeerovers en voor het vervoer door de Indische Archipel. Machinevermogen: 200 PK. Drie masten en een schoenertuig. De bouw werd een mislukking en de machine-installatie was de moeilijkheid. In december 1831 werd de bouw gestaakt en het schip aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij overgedragen, die de werktuigen van de ATLAS en een voorschot in geld ontving om de PYLADES in orde te brengen. Eind 1834 kwam de PYLADES gereed. De N.S.m. had het schip op eigen risico afgebouwd. Het Departement van Koloniën bleek bereid de PYLADES over te nemen om het als transportschip voor de Koloniale Marine te gebruiken. Op 18 december 1834 werd een proeftocht van Fijenoord naar den Briel en terug gemaakt. 2 januari 1835 vertrok de PYLADES met kalm weer vanuit Hellevoetsluis naar zee; doch het schip bleek een ernstige lekkage te hebben. Men kon het lek niet vinden, pompen hielp niet en het binnenstromende water bluste de vuren. Dezelfde dag ‘s avonds om 11 uur zonk het schip, waarbij een man het leven liet. Binnen enige dagen sloeg de PYLADES geheel uiteen.
In mei 1893 werden de raderstoomschepen 1ste klasse enz., kortweg raderschepen genoemd
De oorspronkelijke soortnaam is achter ieder schip aangegeven
CURAÇAO
ex CALPE
In 1825 te water gelaten bij J.H. & H. Duke te Dover. Waterverplaatsing: 483 ton. Machinevermogen: 106 PK. 8 mijl. Bewapening: 5x 36 ponders en 2x 6 ponders. Bemanning: 42. In oktober 1826 aangekocht van de American & Colonial Steam Nav.Co. te Londen. Oorspronkelijke naam CALPE. Het schip werd te boek gesteld als stoompacket, later als stoomoorlogsschip. Op 26 april 1827 van Hellevoetsluis vertrokken met bestemming Paramaribo en op 24 mei daaraanvolgend aldaar binnengelopen. 1 maart 1828 voor de tweede reis naar West-Indië, welke reis in 25 dagen werd gemaakt. De CURAÇAO was het eerste schip, dat onder stoom de Atlantische Oceaan in Westelijke richting overstak. Na haar tweede uit- en thuisreis bleef het schip van 1829 tot 1834 op “De Schelde”. In welke periode de CURAÇAO een reis naar Londen deed, als ook in 1839. In 1840 wederom naar West-Indië en het schip bleef daar in dienst, totdat het op 15 juni 1846 uit dienst werd gesteld en naar Rotterdam overgebracht. De CURAÇAO werd afgekeurd en de machines in 1848 uitgenomen en geplaatst in de nieuwe CURAÇAO. In aanbouw te Rotterdam. In juni 1850 voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ9.500,-.
DE LEEUW
Koninklijke Raderstoomjacht. In 1826 op de Marinewerf te Rotterdam op stapel gezet en in 1827 te water gelaten. Afmetingen: 37,00 x 5,70 x 3,14 m. Waterverplaatsing: 810 ton. Machinevermogen: 50 PK. DE LEEUW was Koninklijk jacht tot 1882. In welk jaar het radarstoomschip VALK voor dat doel werd ingericht en DE LEEUW bestemd werd voor opleiding leerlingen-machinist te Hellevoetsluis. In 1893 gesloopt.
SURINAME (I)
Stoomoorlogsschip. In 1827 op de Marinewerf te Vlissingen te water gelaten. Waterverplaatsing: 810 ton. Machines van Cockerill te Seraing. Op 20 mei 1828 in dienst gesteld. Het schip vertrok op 12 juli 1828 van Texel naar West-Indië: doch moest wegens machineschade terugkeren. In het najaar van 1830 weer gereed en doet dan dienst op “De Schelde” voor Antwerpen. Op 27 juli 1836 uit dienst gesteld en in april 1837 wegens de hoge reparatiekosten tot sloop besloten. De machines werden bestemd voor de CERBERUS (zie volgende schip).
CERBERUS
Stoomoorlogsschip. In 1834 te Vlissingen op stapel gezet en in 1836 te water gelaten. Machines van SURINAME (zie vorig schip). Afmetingen: 45,30 x 8,20 x 3,40 m. Waterverplaatsing: 810 ton. Machinevermogen: 170 PK. Bewapening: 8 stukken. Het schip deed in de jaren 1836 tot 1845 dienst als sleper te Hellevoetsluis en Vlissingen en van 1846 tot 1848 als “jager” bij de haringvloot. In 1857 ingericht tot kolenhulk.
PHOENIX
In 1834 te Rotterdam op stapel gezet en in 1836 te water gelaten. Afmetingen: 39,00 x 8,40 x 4,00 m. Machinevermogen: 120 PK. Bewapening: 7 stukken. Oorspronkelijk stoomoorlogsschip genoemd, later raderstoomschip 3de klasse. Op 3 oktober 1838 naar Oost-Indië en op 20 december 1844 naar Nederland terug. In 1845/47 verlengd en grotendeels vernieuwd. 21 februari 1848 naar Madeira en 16 april daaraanvolgend terug. Op 25 september 1848 naar Oost-Indië en op 30 januari 1849 aldaar aangekomen. In 1863 buiten dienst gesteld en afgevoerd.
BANDA.
IJzeren stoomscheepje voor het bestrijden van zeeroof, z.g. roverboot. In 1838 als HEKLA bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet. Bij min. res. van 31 december 1841 omgedoopt in BANDA. Gedemonteerd per zeilschip naar Soerabaja verzonden en aldaar in elkaar gezet. Ongeschikt voor het eigenlijke doel en in 1846 afgevoerd.
TERNATE
ex ETNA
IJzeren stoomscheepje voor het bestrijden van zeeroof, z.g. roverboot. In 1838 als ETNA bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam op stapel gezet. Bij min. res. van 31 december 1841 omgedoopt in TERNATE. Gedemonteerd per zeilschip naar Soerabaja verzonden en aldaar in elkaar gezet. Ongeschikt voor het eigenlijke doel en in 1846 afgevoerd. De kolenvoorraad strekte slechts voor 4 dagen, de dekken verteerden snel en de verblijven waren ontzettend heet. Bovendien zette zich ten gevolge van de hoge stoomdruk veel zout in de ketels af. De BANDA en TERNATE hebben dan ook slechts gedurende 5 jaar dienst gedaan als opnemers op de Noordkust van Java.
ETNA
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 3de klasse. In 1837 te Vlissingen op stapel gezet en op 30 april 1839 te water gelaten. Machines van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Afmetingen: 47,00 x 9,00 x 3,50 m. Machinevermogen: 178 PK. Bewapening: 4 stukken. Op 1 november 1839 in dienst gesteld. Na binnenlandse diensten te hebben verricht, op 5 oktober 1842 naar West-Indië en op 16 juli 1844 weer te Hellevoetsluis terug en in reparatie. Op 7 maart 1847 van Hellevoetsluis naar Oost-Indië. In 1864 uit de sterkte afgevoerd.
HEKLA
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 3de klasse. Op 8 september 1838 op de Marinewerf te Rotterdam op stapel gezet en op 16 april 1840 te water gelaten. Afmetingen: 43,00 x 8,40 x 4,10 m. Machinevermogen: 140 PK. Bewapening: 7 stukken. Op 1 oktober 1840 in dienst gesteld. Eerste proeftochten op de Maas. In 1841 werden proeftochten naar de Noordzee en Middellandse Zee gemaakt. 2 november 1841 naar Oost-Indië en 7 februari daaraanvolgend aldaar aangekomen. Op 15 december 1845 van Oost-Indië naar Nederland en 2 mei 1846 te Hellevoetsluis, waarna in reparatie te Rotterdam en voorzien van nieuwe ketels. 31 oktober 1847 van Hellevoetsluis naar Oost-Indië en 25 maart 1848 aldaar aangekomen. In 1854 in Oost-Indië afgekeurd.
LAURENS KOSTER
Radarstoomschip. In 1840 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1841 te water gelaten. Afmetingen: 41,15 x 6,40 x 3,05 m. In 1846 door de Koninklijke Marine van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij aangekocht voor ƒ67. 000,-. Het schip kwam nog hetzelfde jaar, zowel voor machines als schip, te Amsterdam in reparatie. Van 1847 tot 1848 werd de LAURENS KOSTER als opleidingsschip op de Zuiderzee voor adelborsten gebruikt. Op 28 februari 1849 buiten dienst gesteld en op 20 maart 1850 aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij terugverkocht voor ƒ18.600.-. In 1852 werd het schip uit de vaart genomen.
BROMO (I)
Radarstoomschip 2de klasse. Op 18 november 1840 te Rotterdam op stapel gezet en op 4 mei 1842 te water gelaten. Machines van Fijenoord. Afmetingen: 52,00 x 10,00 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 546 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 8 stukken. De BROMO was als bark getuigd. In dienst gesteld op 1 september 1842. Het schip maakte in 1843 een reis naar de Middellandse Zee. Op 18 maart 1844 naar Oost-Indië vertrokken en 2 juli daaraanvolgend te Batavia aangekomen. 23 januari 1848 naar Nederland en 16 mei daaraanvolgend te Hellevoetsluis. Op 15 juli 1848 uit dienst gesteld en te Rotterdam in reparatie. 16 december 1848 weer in dienst en op 23 april 1849 naar Oost-Indië en 27 augustus daaraanvolgend te Batavia. In 1871 uit de sterkte afgevoerd.
MERAPI (I)
Radarstoomschip 2de klasse. Op 20 oktober 1840 te Rotterdam op stapel gezet en op 2 november 1842 te water gelaten. Machines van Fijenoord. Afmetingen: 52,00 x 10,00 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 546 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 8 stukken. De MERAPI was als bark getuigd. In dienst gesteld op 21 oktober 1843. Op 27 juni 1844 naar Oost-Indië en op 13 november daaraanvolgend te Batavia. 21 oktober 1848 naar Nederland en 29 maart 1849 te Hellevoetsluis. Op 15 april daaraanvolgend uit dienst gesteld en te Vlissingen in reparatie. 16 maart 1851 weer in dienst en op 1 juni daaraanvolgend naar Oost-Indië vertrokken. In 1863 uit de sterkte afgevoerd.
VESUVIUS
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 3de klasse. Op 8 oktober 1840 te Rotterdam op stapel gezet en op 27 juni 1843 te water gelaten. Afmetingen: 43,00 x 8,60 x 4,10 m. Machinevermogen: 140 PK. Bewapening: 7 stukken. In dienst gesteld op 16 april 1844. Op 9 december 1844 naar Oost-Indië en 13 december daaraanvolgend met averij te Falmouth binnengelopen. 6 januari 1845 van Falmouth vertrokken, doch herhaaldelijk met averij in Engeland terug en ten laatste naar (11-4) Nederland terug en naar Amsterdam voor reparatie. Op 23 september 1845 naar Oost-Indië vertrokken en 13 februari 1846 aldaar aangekomen. In 1857 uit de sterkte afgevoerd.
CYCLOOP
Raderstoomschip 2de klasse. Op 24 juli 1840 te Vlissingen op stapel gezet en op 13 juni 1843 te water gelaten. Machines van Fijenoord. Afmetingen: 47,00 x 9,20 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 875 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 6 stukken. Het schip bracht in juni 1844 de Keizer van Rusland naar Engeland. In 1845 ingericht om vorstelijke personen aan boord te nemen. In 1850 van twee nieuwe ketels voorzien. Van 20 mei tot 27 juni 1851 heeft het schip dienst gedaan als “jager” bij de haringvloot. De CYCLOOP was voornamelijk voor de binnenlandse dienst bestemd. In 1873 uit de sterkte afgevoerd.
BATAVIA
Raderstoomschip 2de klasse. In 1839 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in oktober 1845 te water gelaten. Machinevermogen: 240 PK. Van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij gekocht door Koloniën met zeil, enz. voor ƒ450.000,-. Het schip werd door de Koninklijke Marine bemand. In dienst gesteld op 21 juli 1846. Op 11 september 1846 naar Oost-Indië vertrokken. De BATAVIA deed in Oost-Indië dienst voor de paketdienst tussen Batavia en Singapore. In 1851 ondergaat het schip een grote reparatie. In 1859 uit de sterkte afgevoerd.
SURINAME ( II)
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. Op 15 april 1845 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in december daaraanvolgend te water gelaten. Van ijzer gebouwd met bovendeks hout. Machinevermogen: 110 PK. Bewapening: 6 stukken. In dienst gesteld op 1 april 1846. Het schip maakte van juni tot augustus 1847 een reis naar de Oostzee. Op 26 september 1847 naar West-Indië vertrokken en 15 november daaraanvolgend in Suriname. 3 oktober 1849 te Hellevoetsluis terug en te Rotterdam in reparatie voor ketels en machines. Van 17 tot 24 juni 1850 “jager” bij de haringvloot. Op 1 oktober 1850 van Hellevoetsluis naar Oost-Indië en 17 februari 1851 aldaar aangekomen. In 1875 uit de sterkte afgevoerd.
BORNEO (I)
aanvankelijk ONRUST
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. In juni 1846 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Machinevermogen: 100 PK. Op stapel gezet als ONRUST. IJzeren schip gekocht door Koloniën voor ƒI76.000,-. Bemand door de Koninklijke Marine. In 1847 uiteengenomen. In een koopvaarder geladen en in september 1847 naar Oost-Indië vervoerd. In 1848 te Soerabaja ineengezet en op 16 augustus 1849 in dienst gesteld. In 1857 uit de sterkte afgevoerd.
ONRUST (I)
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. Op 15 september 1845 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1846 te water gelaten. Van ijzer gebouwd. Afmetingen: 35,00 x 6,00 x 1,68 m. Machinevermogen: 70pk. Door de Koninklijke Marine van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij gekocht voor ƒ96.000,-. In 1846 uiteengenomen. In een koopvaarder geladen en in juni 1846 naar Oost-Indië vervoerd. Te Soerabaja in elkaar gezet en in September 1847 te water gelaten. In dienst gesteld op 1 januari 1848. In 1851 onderging het schip, na averij, een grote reparatie. Bij een bezoek aan Borneo in december 1859 werd een inlands hoofd, Soerapati, aan boord ontvangen. Deze moordde te samen met zijn gevolg de bemanning uit en bracht het schip tot zinken. Een inlander, die gespaard bleef, bracht dit bericht over.
CURAÇAO
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 4de klasse. Op 19 augustus 1845 te Rotterdam op stapel gezet en 15 augustus 1848 te water gelaten. Afmetingen: 40,50 m. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening:16 stukken. De CURAÇAO (II) ontving, de machines van de CURAÇAO (I) van 1825. In dienst gesteld op 16 maart 1849. Het schip deed voornamelijk dienst in West·Indië, waarheen het op l juli 1849 vertrok en op 20 augustus daaraanvolgend te Suriname kwam. In 1857 uit de sterkte afgevoerd.
ARDJOENO
aanvankelijk PLUTO
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 1ste klasse. Op 4 februari 1849 als PLUTO op stapel gezet te Amsterdam en op 2 september daaraanvolgend te water gelaten. Afmetingen: 56,00 x 10,70 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 1486 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 8 stukken. In december 1849 herdoopt in “ARDJOENO”. In dienst gesteld op 1april 1850. Op een proeftocht op 28 april 1850 scheurt de SB cylinder, welke in november daaraanvolgend te Vlissingen door een nieuwe werd vervangen. 28 december 1850 naar Oost-Indië en op 26 mei 1851 aldaar aangekomen. In 1873 uit de sterkte afgevoerd.
TJIPANAS
Stoomoorlogsschip, later raderschip. In 1848 te Soerabaja op stapel gezet en in 1849 te water gelaten. Van hout gebouwd. Machinevermogen: 25 PK en zeilvermogen. In dienst gesteld op 16 augustus 1849. De TJIPANAS was oorspronkelijk voor de Koninklijke Marine gebouwd, doch was daarvoor niet geschikt. In 1851 uit dienst en in reparatie. Het scheepje behoorde aan Koloniën, doch was bemand door de Koninklijke Marine. In 1852 over aan de z.g. Civiele Dienst, later de Gouvernementsmarine en het was het eerste stoomschip van deze dienst. In 1859 vergaan.
GEDEH
Stoomoorlogsschip, later raderstoomschip 1ste klasse. Op 25 oktober 1848 op de Marinewerf te Rotterdam op stapel gezet en op 26 april 1850 te water gelaten. De GEDEH was het laatste schip, dat op de Marinewerf te Rotterdam werd gebouwd. Afmetingen: 56,00 x 10,70 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 1486 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 8 stukken. In dienst gesteld op 16 april 1851. Op 29 mei 1851 naar Londen en op 10 juni daaraanvolgend terug. In 1851 naakte het schip een kruistocht met adelborsten in de Noordzee. In 1863 uit de sterkte afgevoerd.
CELEBES
Raderstoomschip 3de klasse. In 1851 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in hetzelfde jaar te water gelaten. Afmetingen: 51,36 x 9,45 x 1,90 m. Waterverplaatsing: 425 ton. Machinevermogen: 80 PK. Bewapening: 8 stukken. De CELEBES was een schip van het Departement van Koloniën, doch werd bemand door de Koninklijke Marine. Het schip. Van ijzer gebouwd, deed in Oost-Indië dienst. In 1872 uit de sterkte afgevoerd.
AMSTERDAM
aanvankelijk SALAK
aanvankelijk SINODRO
Raderstoomschip 1ste klasse. Op 13 juni 1850 als SINDORO op de Marinewerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Spoedig na de kiellegging herdoopt in SALAK en in mei 1851 weer herdoopt in AMSTERDAM. Afmetingen: 57,20 x 10,70 x 4,80 m. Waterverplaatsing: 1529 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 8 stukken. Bemanning: 186. Het schip deed onder meer dienst in Oost-Indië en nam van 5 tot 10 september 1864 deel aan de actie tegen Japan. In 1872 uit de sterkte afgevoerd.
ADMIRAAL VAN KINSBERGEN
Raderstoomschip 4de klasse. In 1851 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Afmetingen: 45,72 x 6,50 x 1,70 m. Waterverplaatsing: 293 ton. Machinevermogen: 70 PK. Bewapening: 1 kanon van 30 pond. Bemanning: 43. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De ADMIRAAL VAN KINSBERGEN verleende op 26 december 1876 hulp aan het Nederlandsindische Schip Rachman dat veel water maakte. Het schip werd op sleeptouw genomen en op de rede gebracht. Op 25 december 1877 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd.
S0EMBING (I)
Raderstoomschip 3de klasse. Op 25 september I850 op de Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd en als bark getuigd. Afmetingen: 45,00 x 8,20 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 781 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 1 lang en 2 korte kanons van 30 pond en 1 groot kanon van 60 pond. In 1855 aan de Keizer van Japan ten geschenke gegeven om als opleidingsschip voor de te vormen marineofficieren te dienen. Herdoopt in KWANKO MAROE (Vuurschip). Model aanwezig in het Nederlandsch Historisch Museum te Amsterdam.
SINDORO (I)
Raderstoomschip 3de klasse. Op 1 november 1850 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1852 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd en getuigd als bark. Afmetingen: 45,00 x 8,20 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 781 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 1 lang en 2 korte kanons van 30 pond en 1 groot kanon van 60 pond. De SINDORO deed in Oost-Indië dienst. In 1867 uit de sterkte afgevoerd.
MADURA
Raderstoomschip 4de klasse. In 1855 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Afmetingen:51,36 x 9,45/14,93 x 1,85 m. Waterverplaatsing: 425 ton. Machinevermogen: 100 PK. Bewapening: 1 m. kanon van 30 pond en 2 carronades van 12 pond. Bemanning: 50. De MADURA deed in Oost-Indië dienst. In 1875 uit de sterkte afgevoerd.
ONRUST (II)
Raderstoomschip 4de klasse. In 1860 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet, uiteengenomen en in 1863 te Soerabaja ineengezet. Afmetingen: 45,72 x 6,50/12,40 x 1,70 m. Waterverplaatsing: 293 ton. Machinevermogen: 80 PK. Bewapening: 1 m. kanon van 30 pond en 2 carronades van 12 cm. In 1885 vervangen door 2 kanons van 12 cm KA en 2 getrokken kanons van 7 cm. Bemanning: 43, later 45/22. De ONRUST deed in Oost-Indië dienst. Op 1 september 1892 uit dienst gesteld en in 1893 voor ƒ8.400,- verkocht.
VALK
Raderstoomschip 1ste klasse. Van hout gebouwd. In 1863 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1864 te water gelaten. Afmetingen: 60,00/68,20 x 9,20/15,52 x 4,00 m. Waterverplaatsing: 1218 ton. Machinevermogen: 300 NPK en 800 EPK. Snelheid: 11 mijl. Bewapening: 6 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 120. In 1869 met Hr.Ms. Wassenaar in de Middellandse Zee en op 1 november 1869 te Brindisi, waar Prins Hendrik en zijn gemalin embarkeerden, om zich naar Constantinopel te begeven om hun opwachting te maken bij de Sultan van Turkijë, die de souvereiniteit over Egypte uitoefende. Op 16 november 1869 was de VALK te Port-Said ter bijwoning van de openingsplechtigheden van het Suez-kanaal. Het schip deed in 1880 tijdelijk dienst als wachtschip te Amsterdam, toen de PRINS MAURITS DER NEDERLANDEN in reparatie was. De VALK was in dienst van het Koninklijk Huis, doch bleef aan de Koninklijke Marine toebehoren. In 1882, 1883, 1884 en 1895 maakte het schip met leden van het Koninklijk Huis verschillende reizen naar Engeland. Oorspronkelijk had het schip 4 masten, doch toen het in 1883 tot Koninklijk jacht werd ingericht, kreeg de VALK een 2 masttuig. De VALK was de opvolger van het Koninklijk Raderstoomjacht DE LEEUW van 1827. In 1898 afgevoerd en in 1899 gesloopt.
SOERABAJA
Raderstoomschip 2de klasse. Van hout gebouwd. In 1865 te Soerabaja op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Waterverplaatsing: 1270 ton. Machinevermogen: 220 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond. Bemanning: 65. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 26 februari 1877 werden 10 opvarenden van de Duitse schoener Concordia, die aan de grond was geraakt, behouden te Makasser binnengebracht. In 1877 werd het schip te Soerabaja van nieuwe ketels voorzien. 8 maart 1879 assistentie verleend aan de Britse schoener Sree Judah, die bewesten het havenhoofd van Oleh-leh op de wal was geslagen en werd afgebracht. Op 1 oktober 1885 wachtschip ter rede van Soerabaja, waarbij de bewapening werd vervangen door een saluut-batterij van 4 kanons van 12 cm KA. 1 april 1892 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ17.550,- verkocht.
SUMATRA
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In1868 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 53,00 x 8,80/15,28 x 3,50 m. Waterverplaatsing: 920 ton. Machinevermogen: 200 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De SUMATRA nam in 1877 deel aan de expeditie tegen Samalangan. Op 7 augustus 1876 werd het Britse driemastschip Sea Chief, dat brandende werd aangetroffen, op sleeptouw genomen en ter rede van Telok-Semawei ten anker gebracht. Redden bleek niet mogelijk en met veel moeite gelukte het dit Schip tot zinken te brengen. De bemanning werd aan boord genomen en naar Pedir gebracht. 27 december 1879 te Soerabaja in dienst gesteld na een omvangrijke herstelling in 1878. Op 10 januari 1885 uit dienst gesteld, afgekeurd en uit de sterkte afgevoerd.
BORNEO (II)
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1886 bij de Koninklijke Fabriek enz. te Amsterdam op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 52,90 x 8,80/15,28 x 5,60 m. Waterverplaatsing: 1070 ton. Machinevermogen: 200pk. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst. De BORNEO nam in 1877 deel aan de Samalangan-expeditie. Op 6 maart 1879 werden drie sloepen opgepikt van het Britse s.s. Sandburst, dat bezuiden de Maladiven was verbrand. 14 november 1880 werd de bemanning op één na gered van de onder Nederlandse vlag varende schoener Sri Padang, die ter rede van Edi was lek gesprongen en gezonken. Op 2 januari 1886 werden 22 schipbreukelingen gered van het in Indië gestrande Amerikaanse schip Sacramento. In 1886 afgekeurd, uit de sterkte afgevoerd en in 1887 verkocht.
BANKA
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1866 bij de Koninklijke Fabriek, enz. te Amsterdam op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 52,90 x 8,80/15,82 x 5,60 m. Waterverplaatsing: 1070 ton. Machinevermogen: 200 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst.
In 1876 via Ambon naar Ternate in verband met onrust onder de bevolking. Op 15 oktober 1878 het wachtschip GEDEH van Soerabaja naar Onrust gesleept en na voltooide reparatie weer naar Soerabaja terug. 8 juli 1881 een tocht gemaakt naar Bawean, tot opsporing van een vermiste sloep met opvarenden van het Nederlands Indische s.s. Baron Bentinck, echter zonder resultaat. In februari 1886 werd hulp verleend aan het in Straat Bali gestrande barkschip IJstawa. In juni 1886 hulp verleend aan het op de Zuidhoek van Bali gestrande Nederlandse barkschip Nicolaas Beets. 16 koppen gered, schip verloren. Op 18 augustus 1886 uit dienst gesteld en tot loodsstationsschip voor het Oostervaarwater van Soerabaja ingericht ter vervanging van het loodsstationsschip TIMOR.
TIMOR
Raderstoomschip 3de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1868 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Afmetingen: 53,00 x 8, 80/15,28 x 3,50 m. Waterverplaatsing: 920 ton. Machinevermogen: 200 PK. Bewapening: 2 midd. kanons van 30 pond en 2 getrokken kanons van 18 cm. Bemanning: 100. Het schip deed in Oost-Indië dienst en was onder meer ter rede van Atjeh. Op 11 juni 1876 van rede Atjeh met het gouvernementsschip SlAK op sleeptouw naar Soerabaja. 18 september 1878 sleept de TIMOR Zr.Ms. Schouwen van Singapore naar Onrust en keerde hiervan op 30 september daaraanvolgend naar Riouw terug. 10 juli 1880 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd. Op 20 november 1880 op sleep van Zr.Mr. Batavia in het Oostgat van Soerabaja voor anker gebracht om dienst te doen als loodsstationsschip. 18 augustus 1888 als zodanig vervangen door het uit dienst gestelde radarstoomschip 3de klasse BANKA.
MERAPI (II)
Raderstoomschip 2de klasse. Van ijzer gebouwd. Met zink (eerder met hout) bekleed. In 1873 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Afmetingen: 65,56 x 9,36 x 4,10 m. Waterverplaatsing: 1352 ton. Machinevermogen: 950 EPK. Snelheid: 10,7 mijl. Bewapening: 2 getrokken kanons van 16 cm en 4 kanons van 12 cm KA, waaraan later nog werden toegevoegd 2 kanons van 7,5 cm A en 2 van 3,7 cm. Bemanning: 100, later 103/37. Op 1 juni 1875 in dienst gesteld en op 5 juni daaraanvolgend van Hellevoetsluis via Suez naar Oost- Indië. Aankomst ter rede van Atjeh op 16 augustus 1875. Het schip deed in Oost-Indië dienst en werd op 1 oktober 1896 uit dienst gesteld, afgekeurd en verkocht voor ƒ13.125,-.
BROMO (II)
Raderstoomschip 2de klasse. Van ijzer gebouwd met hout bekleed. In 1873 bij de Koninklijke Fabriek van Werktuigen, enz. te Amsterdam op stapel gezet en in 1874 te water gelaten. Afmetingen: 60,00 x 9,39/16,17 x 4,00 m. Machinevermogen: 200 NPK; 950 EPK. Bewapening: 2 getrokken kanons van 16 cm en 4 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 100. Op 8 juni 1875 van Nieuwediep naar Oost-Indië, via het Suezkanaal en aankomst ter rede van Atjeh op 3 september 1875. Het schip deed in Oost-Indië dienst. In 1877 herstellingen aan werktuigen en ketels. Van 27 augustus 1883 tot 13 november daaraanvolgend tijdelijk wachtschip ter rede Batavia. Op 15 maart 1890 uit dienst, teneinde grote herstellingen te ondergaan en tevens tot wachtschip te worden ingericht. 1 april 1892 in dienst als wachtschip te Soerabaja, ter vervanging van het wachtschip SOERABAJA. Vervolgens op 1 december 1899 uit dienst gesteld en vervangen door de KONING DER NEDERLANDEN. In 1905 bij de expeditie tegen Zuid-Celebes werd de BROMO in de wateren van Boni als vivresschip voor de landmacht gebruikt. Ingericht voor kolenhulk en sedert februari 1910 als zodanig in dienst te Merauke. Vanaf 17 januari 1910 van Soerabaja naar Makassar gesleept door Hr.Ms. Siboga en 28 januari daaraanvolgend van Makassar naar Nieuw-Guinea door Hr.Ms. Holland. In 1914 afgevoerd en in 1916 van Merauke naar Soerabaja terug gesleept. In november 1917 te Soerabaja verkocht.
SALAK
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1874 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Waterverplaatsing: 370 ton. Machinevermogen: 80 NPK. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm en 2 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 59.
Op 26 december 1877 te Soerabaja in dienst gesteld en het schip verbleef verder in Oost-Indië. Op 30 oktober 1880 werd in Straat Soenda het Nederlandse koopvaardijschip Zes Gezusters aangetroffen met brand in de lading steenkolen. Daar aan geen redding te denken viel, werd de bemanning aan boord van de SALAK genomen en naar Batavia gebracht, terwijl enkele schoten op het brandende schip werden gedaan om dit te doen zinken. In 1886 in reparatie en het getrokken kanon van 16 cm vervangen door een kanon van 12 cm KA en een van 7,5 cm toegevoegd. Op 28 mei 1889 naar Soerabaja gekomen om hersteld te worden, doch bij nader onderzoek bleek het schip zulke zware herstellingen te eisen, dat men het schip die niet meer waard achtte. Dientengevolge werd de SALAK afgekeurd en verkocht.
OENARANG
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1872 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Waterverplaatsing: 624 ton. Machinevermogen: 370 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm, 2 kanons van 12 cm KA, 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 70/22. Op 1 juni 1877 te Soerabaja in dienst gesteld. Het schip deed in Oost-Indië dienst. Op 20 april 1893 uit dienst gesteld en voor ƒ8.000,- verkocht.
SOEMBING ( II)
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1875 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Grootste breedte 16 m. Diepgang 2,30 m. Waterverplaatsing: 650 ton. Machinevermogen: 500 PK. Snelheid: 8,50 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm, 3 kanons van 12 cm KA. In 1887 vervangen door: 1 kanon van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 70/22. Op 1 augustus 1879 te Soerabaja tijdelijk in dienst gesteld ter vervanging van het opnemingsvaartuig HYDROGRAAF. In 1887 nieuwe ketels en verwapend. Het schip deed in Oost-Indië dienst. 16 juni 1898 uit dienst gesteld en als oorlogsschip afgekeurd. Op 1 maart 1899 van Soerabaja vertrokken om dienst te doen als loodsstationsschip in de Balikpapanbaai.
SINDORO (II)
Raderstoomschip 4de klasse. Van ijzer gebouwd. In 1876 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord op stapel gezet. Uiteengenomen en te Soerabaja ineengezet. Grootste breedte 16 m. Diepgang 2,30 m. Waterverplaatsing: 650 ton. Machinevermogen: 600 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 1 getrokken kanon van 16 cm, 3 kanons van 12 cm KA. In 1887 vervangen door: 1 kanon van 12 cm KA, 1 kanon van 7,5 A en 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 70/22. Op 15 april 1880 te Soerabaja in dienst gesteld. In 1886 van nieuwe ketels voorzien en verwapend. In juli 1893 met Hr.Ms. Madura assistentie verleend aan het onder Nederlandse vlag varende s.s. Rayah Kongsee Atjeh, dat op de oostkust van Atjeh door Atjehers was afgelopen, .Dit drama kostte 23 mensen het leven en er waren 12 gewonden. Het schip werd afgesleept naar Penang gebracht en aan de eigenaars teruggegeven. Op 11 mei 1896 werd de SINDORO uit dienst gesteld. In 1897 voor ƒ7.850,- verkocht.
TAMIANG
Hekwieler. In 1895 bij de werf “Industrie” te Rotterdam (P. Smit Jr.) op stapel gezet. Het scheepje werd bij P. Smit Jr. te Rotterdam ontworpen en in stukken uitgezonden en te Penang (Malakka) in elkaar gezet. Afmetingen: 34,60 x 7,32 x 0,95 m. Machinevermogen: 200 PK. Snelheid: 7 mijl. Bewapening: 2 kanons van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. De TAMIANG behoorde aan de Gouvernements-Marine, doch ging in 1901 over aan de Koninklijke Marine. Op 24 oktober 1902 uit dienst gesteld en afgevoerd.
N.B. Volledigheidshalve moet hier nog worden vermeld, dat behalve de hierboven genoemde raderschepen, nog twee raderschepen tot de Koninklijke Marine hebben behoord, n.l. de Kanonneerboot No. 1 van 1862 en het Opnemingsvaartuig BUYSKES van 1887, van welke vaartuigen de bijzonderheden en gegevens zijn te vinden resp. op lijst 11 van de Stoomkanonneerboten en lijst 30 van de Opnemingsvaartuigen.
Aanvulling
Ook dienen volledigheidshalve nog de volgende drie schepen te worden vermeld, ofschoon zij nimmer dienst hebben verricht en de bouw als mislukt moet worden beschouwd.
ATLAS
De bouw van dit schip werd door het Departement van Koloniën opgedragen aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. De N.S.M. droeg de bouw van het schip over aan de firma Hoogendijk & Zn. a/d IJssel. Afmetingen; 70,70 (o.a.) x 9,80 m. Waterverplaatsing: circa 1200 ton. Het schip zou drie machines krijgen van ieder 100 PK nominaal. De stapelloop zou plaatsvinden op 28 maart 1826, doch het schip bleef, ondanks de hulp van drie sleepboten vast zitten. De tewaterlating geschiedde eerst in april 1826. De ATLAS zou worden voorzien van vier masten en was bestemd voor een geregelde stoompakketdienst op Oost-Indië. Het schip werd een aaneenschakeling van teleurstellingen. Het vaartuig voldeed niet aan de verwachtingen, die men had gesteld. De eerste proeftocht vond plaats op 22 september 1828, waarbij het schip van Fijenoord naar Vlaardingen en terug voer. Op 27 augustus 1829 werd het vaartuig voorlopig door de marine overgenomen. 26 maart 1830 vertrok het schip uit Hellevoetsluis voor het houden van een proeftocht op de rede en buitengaats. Hierbij werd op de rivier een snelheid van 7,5 mijl bereikt. De proeftocht buitengaats baarde teleurstelling. Op 5 oktober 1830 werd de ATLAS naar Nieuwediep overgebracht, waar het schip van 1830 op 1831 verbleef. Het vaartuig werd door een commissie van onderzoek ongeschikt verklaard voor de vaart op Oost-Indië. Men deed nog het voorstel er een drijvende batterij van te maken, doch dit plan werd niet uitgevoerd. 2 januari 1832 werd besloten het schip voor sloop te verkopen. Dit geschiedde op 26 juli daaraanvolgend te Nieuwediep. De verkoop van dit schip, dat nimmer dienst had gedaan, bracht in het geheel ƒ35.112,75 op. De werktuigen werden opgehouden. De romp werd voor ƒ20.200,- toegewezen en deze werd later te Middelburg gesloopt. De koperen stoomketels van het schip werden ten slotte gesloopt en de machines te Amsterdam opgeslagen om later door de Nederlandse Stoomboot Maatschappij in de PYLADES te worden geplaatst.
ORESTES
De bouw van dit schip werd in 1826 door het Departement van Koloniën opgedragen aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Het schip was bestemd om op te treden tegen zeerovers en voor het vervoer door de Indische Archipel. Machinevermogen: 200 PK. Drie masten en een schoenertuig. De bouw werd een mislukking en de machine-installatie was de moeilijkheid. In 1831 werd de bouw gestaakt en het schip aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij overgedaan en gesloopt.
PYLADES
De bouw werd in 1826 door het Departement van Koloniën opgedragen aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord. Het schip was bestemd om op te treden tegen zeerovers en voor het vervoer door de Indische Archipel. Machinevermogen: 200 PK. Drie masten en een schoenertuig. De bouw werd een mislukking en de machine-installatie was de moeilijkheid. In december 1831 werd de bouw gestaakt en het schip aan de Nederlandse Stoomboot Maatschappij overgedragen, die de werktuigen van de ATLAS en een voorschot in geld ontving om de PYLADES in orde te brengen. Eind 1834 kwam de PYLADES gereed. De N.S.m. had het schip op eigen risico afgebouwd. Het Departement van Koloniën bleek bereid de PYLADES over te nemen om het als transportschip voor de Koloniale Marine te gebruiken. Op 18 december 1834 werd een proeftocht van Fijenoord naar den Briel en terug gemaakt. 2 januari 1835 vertrok de PYLADES met kalm weer vanuit Hellevoetsluis naar zee; doch het schip bleek een ernstige lekkage te hebben. Men kon het lek niet vinden, pompen hielp niet en het binnenstromende water bluste de vuren. Dezelfde dag ‘s avonds om 11 uur zonk het schip, waarbij een man het leven liet. Binnen enige dagen sloeg de PYLADES geheel uiteen.