Hr.Ms. Pieter Florisz F 826
Bouwwerf : KMS Vlissingen
Op stapel : 21-01-81
Te water : 08-05-82
In dienst : 01-10-83
Naamsein : F 826
ex- Willem van der Zaan
Op stapel : 21-01-81
Te water : 08-05-82
In dienst : 01-10-83
Naamsein : F 826
ex- Willem van der Zaan
Hr.Ms. PIETER
FLORISZ. F 826.
Voor het laatste schip uit de serie van twaalf standaardfregatten werd op 15 januari 1980 onder bouwnummer 361 bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen door Dhr. J.W. Weug, directeur nieuwbouw bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde, de kiel gelegd. Op 8 mei 1982 werd Hr.Ms. Pieter Florisz gedoopt en te water gelaten door Mevr. A.J. van Houwelingen-van der Ploeg, echtgenote van de staatssecretaris van defensie (personeel).Op maandag 13 juni 1983 vertrok het schip vanuit de Sloehaven in Vlissingen naar zee voor de proefvaart en vijf dagen later was men in Den Helder. Daar werden langs de steiger vele beproevingen uitgevoerd, gevolgd door varende beproevingen. Na een geslaagde proefvaart keerde het schip op 20 juli bij de bouwwerf terug voor de aftimmerperiode.
In aanwezigheid van talloze autoriteiten werd het schip op zaterdag 1 oktober 1983 van de werf overgenomen en door de aangewezen commandant, Kltz. M.C. Bakker, middels het laten voorhijsen van vlag, geus en wimpel, officieel in dienst gesteld als Hr.Ms. Pieter Florisz.
Voor het laatste schip uit de serie van twaalf standaardfregatten werd op 15 januari 1980 onder bouwnummer 361 bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen door Dhr. J.W. Weug, directeur nieuwbouw bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde, de kiel gelegd. Op 8 mei 1982 werd Hr.Ms. Pieter Florisz gedoopt en te water gelaten door Mevr. A.J. van Houwelingen-van der Ploeg, echtgenote van de staatssecretaris van defensie (personeel).Op maandag 13 juni 1983 vertrok het schip vanuit de Sloehaven in Vlissingen naar zee voor de proefvaart en vijf dagen later was men in Den Helder. Daar werden langs de steiger vele beproevingen uitgevoerd, gevolgd door varende beproevingen. Na een geslaagde proefvaart keerde het schip op 20 juli bij de bouwwerf terug voor de aftimmerperiode.
In aanwezigheid van talloze autoriteiten werd het schip op zaterdag 1 oktober 1983 van de werf overgenomen en door de aangewezen commandant, Kltz. M.C. Bakker, middels het laten voorhijsen van vlag, geus en wimpel, officieel in dienst gesteld als Hr.Ms. Pieter Florisz.
Meteen na het weekeinde werd naar zee vertrokken voor
beproevingen en het opwerken van de bemanning en werd op het eind van die week
in Den Helder feestelijk door de havensleepboten ontvangen. Op 21 oktober
meerde het schip af in Newcastle upon Tyne om het weekeinde door te brengen,
waarna met het Fregattensquadron verder werd opgewerkt. Op 11 november werd
schade aan het voortstuwingssysteem reparaties noodzakelijk en moest het
oefenen korte tijd worden onderbroken. Na herstel werd het oefenen hervat en
toen eindelijk het verlossende “All Good” gegeven was werd nog als schip van de
wacht gefungeerd en was er op 11 december in het cafetaria een zeer geslaagde
All Ranks party. De volgende dag werd in de thuishaven afgemeerd.
Op maandagmiddag 27 februari 1984 werd onder slechte weersomstandigheden met het eskader naar zee vertrokken om koers te zetten naar het oefengebied Devil’s Hole waar onderzeebootbestrijdingsoefeningen werden gehouden. Half maart was het eskader in de Noorse Alangenfjord nabij Tromsö waar landingen werden uitgevoerd. Na nog een bezoek aan Bergen te hebben gebracht meerde het verband op 24 maart weer in Den Helder af. Precies een maand later werd aan de voorjaarsreis van het eskader deelgenomen om in zonniger streken te gaan oefenen met bezoeken aan Gibraltar en Santa Cruz de Tenerife, om vervolgens op 26 mei het eskader te verlaten en koers te zetten naar Rotterdam voor een varende ouderdag.
Ook aan de najaarsreis van het eskader, van 27 augustus tot 17 november, werd door het schip deelgenomen. Al oefenend ging het eskader via de Portland Firth naar Reykjavik, maar twee dagen na het vertrek uit Den Helder verliet de Pieter Florisz het verband om koers te zetten naar Norfolk om zich te voegen bij de tegenpartij van de oefening Safe Pass ’84. Deze oefening duurde van 10 tot 21 september. Na deze oefening verliet het schip het eskader om via Bermuda naar Den Helder terug te keren.
Van 21 februari tot 22 maart 1985 vond een opwerkperiode plaats bij de FOST in Portland en aansluitend van 22 tot 29 april bij het Fregattensquadron, beiden ter voorbereiding op de komende aansluiting bij STANAVFORLANT. Hiervoor werd op 10 juni Den Helder verlaten voor een zeven maanden durende oefenperiode met deze internationale strijdmacht. Er werden bezoeken gebracht aan Halifax, St. Thomas, Fort Lauderdale en nabij Cape Canaveral was men getuige van de lancering van het ruimteveer Challenger. In Mayport werd onderhoud gegeven en na het lanceren van een Nato-Sea-Sparrow werd Boston bezocht. Van 21 september tot 17 oktober lag het verband in Den Helder om daarna in het noordelijke gedeelte van de Noordzee het oefenprogramma voort te zetten met havenbezoeken aan Bremen, Rosyth, Tromsö en Kopenhagen. Op 6 december was het schip weer in de thuishaven terug.
Teruggekeerd van het winterverlof volgde een opwerkperiode bij het Fregattensquadron waarbij van 21 tot 25 februari 1986 Brest werd bezocht. Tussen 8 en 29 april onderging het schip een tussentijdse dokbeurt.
In verband met het staatsbezoek van de Koningin aan Noorwegen vertrok het schip samen met de Banckert op 10 mei richting Oslo waar het schip diverse saluutschoten afgaf. Op 20 mei was men weer in Den Helder terug. De maanden juni en juli stonden in hert teken van de kruis- en bootjesreizen voor adelborsten met bezoeken aan Leith, St. Malo en Londen. Na het verlof arriveerden de laatste van de 26 vrouwelijke opvarenden aan boord en op 25 augustus kwam het schip bij het eskader waarmee druk werd geoefend. Hierna werd Sandness nabij Stavanger bezocht en op 3 oktober volgde de jaarlijkse varende ouderdag bij stralend mooi weer. Op 27 oktober werd weer zee gekozen voor deelname aan de oefening Wing Nut met een bezoek aan Dundee om zich voor te bereiden om de oefening Joint Maritime Course 86/3.
Ingedeeld bij het eskader werd op 26 januari 1987 naar zee vertrokken voor een oefenreis over de Atlantische Oceaan waarvan op 28 mei in Den Helder werd teruggekeerd. Voor vlagvertoon en onderhoudswerkzaamheden werden bezocht: Rosyth, Lissabon, Funchal, Tenerife, Las Palmas, St. Thomas, Martinique, St. Maarten, St. Croix, Willemstad, Oranjestad, Mayport, Wilmington, Baltimore en Philadelphia.
De volgende reis bij het eskader begon op 24 augustus om deel te nemen aan de NAVO-oefeningen Ocean Safari ’87 en Botany Bay ’87. Na afloop hiervan konden in Hamburg de benen worden gestrekt om daarna in Rotterdam aanwezig te zijn bij de mini-vlootdagen. Op 1 oktober was het gezelschap weer in Den Helder terug.
Over het jaar 1988 is helaas geen reisverslag bekend.
Begin 1989 werd het opwerkprogramma hervat bij het Fregattensquadron omdat er veel nieuwe bemanningsleden aan boord waren gekomen. Met de wetenschap dat het schip op 5 juni een term naar de West zou maken werden de handen ineen geslagen en het opwerken met succes tot een goed einde gebracht. Hierbij werd het schip in april door de commandant zeemacht uitgeroepen tot sportschip van het jaar 1988.
Afgeduwd en uitgezwaaid door familie, vrienden en bekende gingen op 5 juni de trossen los en via Norfolk werd in St. Croix de taken als stationsschip overgenomen. De volgende dag arriveerde het schip in Willemstad. Na een bezoek aan Aruba werden noodsignalen opgevangen van een klein Venezolaans fruitbootje dat water maakte en waarvan de voortstuwing was uitgevallen. In samenwerking met een F-27 patrouillevliegtuig werd het scheepje opgespoord en op sleeptouw genomen naar Willemstad.
Afgemeerd liggende in San Juan vond op 25 augustus een noodlottig vliegtuigongeval plaats waarbij vier officieren van Hr.Ms. Pieter Florisz om het leven kwamen. De verslagenheid was groot en twee dagen later werd met militaire eer afscheid van hen genomen. Na tien dagen oefenen werden deze afgebroken vanwege de komst van een orkaan. Bezoeken volgden aan Nassau op de Bahama’s, Key West en Kingston. Hierna werd nog La Guaira bezocht in het teken van de handelsbetrekkingen met Venezuela. Na nog een aantal buitenlandse havens te hebben aangedaan kwam op 17 november de aflosser in zicht en werd de thuisreis ondernomen die op 1 december in Den Helder eindigde.
Uitgerust en wel kwam het schip op 27 april 1990 voor het resterende gedeelte van de reis Fairwind 1/90 bij het eskader dat reeds eerder op 22 januari uit Den Helder was vertrokken. Deelgenomen werd aan de NAVO-oefening Open Gate en nabij de Waddeneilanden aan de oefening Hard Nut. Op 18 mei was men weer in de thuishaven. Daarna werd met adelborsten naar Noorwegen gekoerst met bezoeken aan Stavanger, Bergen en Götenborg. Deze laatste stad werd op 11 juni verlaten om de Oostzee in te varen voor de oefening Baltops met aansluitend een bezoek aan Gdynia en Leningrad (het huidige St. Petersburg) waar de wereldberoemde Hermitage werd bezocht. Na nog Helsinki met een bezoek te hebben vereerd werd de reis op 5 juli in Den Helder met een varende ouderdag besloten.
Tijdens een alle hens voor de boeg kreeg de bemanning op 13 augustus te horen dat samen met de Witte de With op 20 augustus naar de Perzische Golf zou worden vertrokken. Die dag werden de schepen uitgeleide gedaan door de minister van defensie en de BDZ. Afgeladen met voorraden, brandstof en twee helikopters werd via de Middellandse Zee en het Suez-kanaal koers gezet naar Djibouti voor het laden van post en goederen. Na de passage van de Arbische Zee begon op 9 september de eerste patrouille in de nabijheid van de Straat van Hormuz met als doel naleving van het VN-embargo. Direct na het bezoek aan het Arabische schiereiland Mina Jebel Ali van 13 tot 20 september werd de eerste (en voorlopig enige) boarding uitgevoerd op het Indiase passagiersschip Tipu Sultan, dat haar reis kon vervolgen. Van 3 tot 16 november werd het Golfgebied verlaten om de Seychellen te bezoeken. In de laatste periode escorteerden de twee Nederlandse schepen het vliegkampschip USS Midway en patrouilleerden verder in het gebied boven Bahrein. Op 4 en 5 december werden in Djibouti de taken aan de aflossers overgedragen en na 34.000 mijl gevaren te hebben werd op 18 december onder grote belangstelling van familieleden en de pers veilig in Den Helder teruggekeerd om van een welverdiend verlof te genieten.
Bij aanvang van het jaar 1991 werd binnenliggend aangevangen met een opwerkperiode voor de operatie Phalanx in de Perzische Golf. Op 7 maart werd Den Helder verlaten om met het Fregattensquadron varend op te werken, maar aan het eind hiervan bleek het niet meer nodig om naar de Perzische Golf te vertrekken. In plaats hiervan werd met het eskader van 27 mei tot 5 juni geoefend. Op die dag was er een varende PR-dag voor genodigden en op 11 juli een varende familiedag.
Op 7 oktober ging het schip weer naar zee voor varende opleidingen en werd daarna ingezet nij het Fregattensquadron om als sparring-partner voor andere schepen te fungeren. Op 24 november werd naar Portland vertrokken voor de FOST-periode, waarna het schip gereed was om als towed-array-eenheid te worden ingezet.
Vooraf gegaan aan een korte binnenligperiode begon het jaar 1992 voor het schip met een opwerkperiode nabij Portland om daarna deel te nemen aan de Joint Maritime Course 92/1 in het noordelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan en de Noordzee. Op 15 april vertrok het schip samen met het Duitse FGS Bayern naar de Middellandse Zee om zich aan te sluiten bij STANAVFORMED. Hiermee was de Pieter Plorisz het eerste Nederlandse oorlogsschip dat aan dit vlootverband werd toegevoegd.
Tijdens het laatste bezoek aan Lissabon werd bekend gemaakt dat STANAVFORMED niet ontbonden zou worden, maar onmiddellijk koers moest zetten naar de Adriatische Zee ter ondersteuning van het VN-embargo tegen voormalig Joegoslavië. Hierdoor werd de reis met twee maanden verlengd. Tijdens deze patrouilles werden een achttal schepen ondervraagd waaruit bleek dat het embargo effect had, omdat vanwege de oorlogsdreiging de scheepvaart was afgenomen. Op 7 september werd het schip in Catania afgelost en keerde op 14 september in Den Helder terug. Ter voorbereiding op het jaarlijkse onderhoud werden eind november in zee verschillende installaties en systemen getest op hun staat van gereedheid en op 27 november keerde men terug in de haven om met verlof te gaan.
Op 8 februari 1993 werd met het eskader naar zee vertrokken om op te werken in het Skagerrak en voor deelname aan de NAVO-oefening Battle Griffin in de Noorse kustwateren. Na terugkeer op 12 maart begon voor het schip de pré-MJO fase dat op 26 maart definitief begon en waarbij de bemanning aan de wal werd geplaatst.
Op 25 maart 1994 kwam aan het MJO een einde en was het schip uitgerust met een Towed Array. Op 9 mei werd naar zee vertrokken voor varende materieelsbeproevingen, gevolgd door de opwerkperiode bij het Fregattensquadron. Na een bezoek aan Karlskrona werd met vlagvertoon een bijdrage geleverd aan de Kieler Woche, waarna weer met het Fregattensquadron werd opgewerkt. Op 15 juli was er een varende ouderdag. Vanaf 26 augustus was het schip bij de NOST ter voorbereiding op de FOST-periode. Op 30 november werd voor het laatst dat jaar zee gekozen om aan een Franse oefening mee te doen die bij het binnenlopen van Den Helder op 13 december succesvol werd afgesloten.
Op 3 februari 1995 werd voor het eerst naar zee gegaan voor deelname aan de oefening Joint Maritime Course nabij Schotland en een maand later werd deelgenomen aan de NAVO-oefening Strong Resolve. In april volgden enkele dagen van onderhoud bij de Rijkswerf, om vervolgens gedurende twee weken een succesvolle Tactas-patrouille uit te voeren. Eind juni werd deze installatie verwijderd en het schip gereed gemaakt om weer een helikopter mee te nemen. De voorziene dokbeurt vond plaats van 29 mei tot 26 juni bij Shipdock in Amsterdam.
Eenmaal terug in Den Helder werd aan de Nationale Vlootdagen deelgenomen, waarna in zee gedurende vijf dagen beproevingen werden uitgevoerd.
Uitgezwaaid door familie, vrienden en bekenden werd op 28 augustus richting Middellandse Zee vertrokken voor aansluiting bij STANAVFORMED. Op 5 september arriveerde men in Triëst om de taken op zich te nemen bij de operatie Sharp Guard. Vanuit Brindisi volgde de eerste patrouille voor de kust van Montenegro welk gebied een aantal malen aan het schip werd toegewezen. Na de vierde patrouille werd in Barcelona een veertiendaagse onderhoudsperiode ingelast waar de bemanning gelegenheid kreeg om het thuisfront te bezoeken. Juist in deze periode werd het VN-handelsembargo opgeheven en vervielen enkele patrouilles bij Montenegro. Deze werden verlegd naar de Straat van Otranto die werden afgewisseld met havenbezoeken. Op 1 december werd een SAR-operatie uitgevoerd en gezocht naar een verongelukte boot met 25 Albanese vluchtelingen. Het kerstfeest werd met oorlogswacht nabij Montenegro gevierd met de Commandant Zeemacht Nederland aan boord en tijdens de jaarwisseling lag het schip in Iráklion.
Op 27 januari 1996 werd Hr.Ms. Pieter Florisz in Palma de Mallorca afgelost door het M-fregat Hr.Ms. Karel Doorman en keerde vervolgens op 31 januari in de thuishaven terug en ging tot 21 april in onderhoud. De volgende dag werd met het eskader tot 17 mei naar zee vertrokken om te oefenen. Vervolgens lag het schip in onderhoud en werd gebruikt als opleidingsplatform voor de Wapen Technische School, gevolgd door een kruis- en bootjesreis met adelborsten.
Na het zomerverlof kwamen op 11 augustus marinemensen van de Verenigde Arabische Emiraten aan boord voor tekst en uitleg omtrent de mogelijkheden van het varen met een standaardfregat. Dit duurde tot 15 november, waarna het jaar werd besloten om met het Fregattensquadron op te werken.
De voorjaarsreis met het eskader duurde van 10 tot 21 februari 1997 om met Duitse, Deense, Britse en Canadese schepen te oefenen in het Skagerrak en in de nabijheid van Schotland. Eenmaal terug in Den Helder werden de handen uit de mouwen gestoken om het schip gereed te maken voor een term als stationsschip in de Nederlandse Antillen. Daar werd op 30 mei gearriveerd en de taken overgenomen van Hr.Ms. Tjerk Hiddes. Vanuit Willemstad werden een aantal anti-drugs-patrouilles gevaren en naast oefeningen een aantal havens bezocht. Op 25 juni was op het eiland Montserrat een vulkaan actief geworden en werd de boordhelikopter ingezet om inwoners te evacueren en werd in het noodhospitaal geholpen bij het onderhouden van de verbindingen. Op 27 juli kwam hieraan een einde. Na een drukke periode van oefenen en patrouilleren kwam op 22 november de aflosser opdagen en kon de volgende dag aan de thuisreis worden begonnen waarvan men op 5 december in Den Helder afmeerde.
Eind maart 1998 keerde de bemanning van het verlof terug aan boord en na een korte voorbereiding gingen op 2 maart de trossen los om zich bij het eskader aan te sluiten. Op 3 april was men in Den Helder terug en reeds op 11 mei werd opnieuw met het eskader naar zee gegaan waarvan de eerste twee weken in de Keltische Zee werden geoefend. Ook werd rondom de Canarische Eilanden oefeningen gehouden met tussentijds een aantal havenbezoeken. Op 3 juli keerde het eskader in Den Helder terug. Hierna ging het schip naar de degaussing-range voor de kust van Plymouth en was op 23 juni in Amsterdam voor een vaardag met VIP’s.
Vanaf 17 augustus begonnen de voorbereidingen voor aansluiting bij STANAVFORMED dat op 27 juli werd gerealiseerd. Op 13 oktober moest een oefening worden onderbroken omdat de situatie in Kosovo verslechterde. In de Adriatische Zee werden patrouilles uitgevoerd, waarna van 16 tot 30 november de taken van SFOR werden waargenomen. Op 4 januari 1999 kwam aan de bijdrage aan STANAVFORMED een einde.
Na terugkeer in Den Helder ging het schip in groot onderhoud maar zou in september weer materieelsgereed zijn en tot 1 januari 2000 tegen de kant blijven liggen. Evenals bij een aantal voorgaande schepen is vermeld zijn volgens de defensienota voor Hr.Ms. Pieter Florisz de langste dagen bij de Koninklijke marine geteld. Het schip werd op 24 januari 2001 uit dienst gesteld.
Op maandagmiddag 27 februari 1984 werd onder slechte weersomstandigheden met het eskader naar zee vertrokken om koers te zetten naar het oefengebied Devil’s Hole waar onderzeebootbestrijdingsoefeningen werden gehouden. Half maart was het eskader in de Noorse Alangenfjord nabij Tromsö waar landingen werden uitgevoerd. Na nog een bezoek aan Bergen te hebben gebracht meerde het verband op 24 maart weer in Den Helder af. Precies een maand later werd aan de voorjaarsreis van het eskader deelgenomen om in zonniger streken te gaan oefenen met bezoeken aan Gibraltar en Santa Cruz de Tenerife, om vervolgens op 26 mei het eskader te verlaten en koers te zetten naar Rotterdam voor een varende ouderdag.
Ook aan de najaarsreis van het eskader, van 27 augustus tot 17 november, werd door het schip deelgenomen. Al oefenend ging het eskader via de Portland Firth naar Reykjavik, maar twee dagen na het vertrek uit Den Helder verliet de Pieter Florisz het verband om koers te zetten naar Norfolk om zich te voegen bij de tegenpartij van de oefening Safe Pass ’84. Deze oefening duurde van 10 tot 21 september. Na deze oefening verliet het schip het eskader om via Bermuda naar Den Helder terug te keren.
Van 21 februari tot 22 maart 1985 vond een opwerkperiode plaats bij de FOST in Portland en aansluitend van 22 tot 29 april bij het Fregattensquadron, beiden ter voorbereiding op de komende aansluiting bij STANAVFORLANT. Hiervoor werd op 10 juni Den Helder verlaten voor een zeven maanden durende oefenperiode met deze internationale strijdmacht. Er werden bezoeken gebracht aan Halifax, St. Thomas, Fort Lauderdale en nabij Cape Canaveral was men getuige van de lancering van het ruimteveer Challenger. In Mayport werd onderhoud gegeven en na het lanceren van een Nato-Sea-Sparrow werd Boston bezocht. Van 21 september tot 17 oktober lag het verband in Den Helder om daarna in het noordelijke gedeelte van de Noordzee het oefenprogramma voort te zetten met havenbezoeken aan Bremen, Rosyth, Tromsö en Kopenhagen. Op 6 december was het schip weer in de thuishaven terug.
Teruggekeerd van het winterverlof volgde een opwerkperiode bij het Fregattensquadron waarbij van 21 tot 25 februari 1986 Brest werd bezocht. Tussen 8 en 29 april onderging het schip een tussentijdse dokbeurt.
In verband met het staatsbezoek van de Koningin aan Noorwegen vertrok het schip samen met de Banckert op 10 mei richting Oslo waar het schip diverse saluutschoten afgaf. Op 20 mei was men weer in Den Helder terug. De maanden juni en juli stonden in hert teken van de kruis- en bootjesreizen voor adelborsten met bezoeken aan Leith, St. Malo en Londen. Na het verlof arriveerden de laatste van de 26 vrouwelijke opvarenden aan boord en op 25 augustus kwam het schip bij het eskader waarmee druk werd geoefend. Hierna werd Sandness nabij Stavanger bezocht en op 3 oktober volgde de jaarlijkse varende ouderdag bij stralend mooi weer. Op 27 oktober werd weer zee gekozen voor deelname aan de oefening Wing Nut met een bezoek aan Dundee om zich voor te bereiden om de oefening Joint Maritime Course 86/3.
Ingedeeld bij het eskader werd op 26 januari 1987 naar zee vertrokken voor een oefenreis over de Atlantische Oceaan waarvan op 28 mei in Den Helder werd teruggekeerd. Voor vlagvertoon en onderhoudswerkzaamheden werden bezocht: Rosyth, Lissabon, Funchal, Tenerife, Las Palmas, St. Thomas, Martinique, St. Maarten, St. Croix, Willemstad, Oranjestad, Mayport, Wilmington, Baltimore en Philadelphia.
De volgende reis bij het eskader begon op 24 augustus om deel te nemen aan de NAVO-oefeningen Ocean Safari ’87 en Botany Bay ’87. Na afloop hiervan konden in Hamburg de benen worden gestrekt om daarna in Rotterdam aanwezig te zijn bij de mini-vlootdagen. Op 1 oktober was het gezelschap weer in Den Helder terug.
Over het jaar 1988 is helaas geen reisverslag bekend.
Begin 1989 werd het opwerkprogramma hervat bij het Fregattensquadron omdat er veel nieuwe bemanningsleden aan boord waren gekomen. Met de wetenschap dat het schip op 5 juni een term naar de West zou maken werden de handen ineen geslagen en het opwerken met succes tot een goed einde gebracht. Hierbij werd het schip in april door de commandant zeemacht uitgeroepen tot sportschip van het jaar 1988.
Afgeduwd en uitgezwaaid door familie, vrienden en bekende gingen op 5 juni de trossen los en via Norfolk werd in St. Croix de taken als stationsschip overgenomen. De volgende dag arriveerde het schip in Willemstad. Na een bezoek aan Aruba werden noodsignalen opgevangen van een klein Venezolaans fruitbootje dat water maakte en waarvan de voortstuwing was uitgevallen. In samenwerking met een F-27 patrouillevliegtuig werd het scheepje opgespoord en op sleeptouw genomen naar Willemstad.
Afgemeerd liggende in San Juan vond op 25 augustus een noodlottig vliegtuigongeval plaats waarbij vier officieren van Hr.Ms. Pieter Florisz om het leven kwamen. De verslagenheid was groot en twee dagen later werd met militaire eer afscheid van hen genomen. Na tien dagen oefenen werden deze afgebroken vanwege de komst van een orkaan. Bezoeken volgden aan Nassau op de Bahama’s, Key West en Kingston. Hierna werd nog La Guaira bezocht in het teken van de handelsbetrekkingen met Venezuela. Na nog een aantal buitenlandse havens te hebben aangedaan kwam op 17 november de aflosser in zicht en werd de thuisreis ondernomen die op 1 december in Den Helder eindigde.
Uitgerust en wel kwam het schip op 27 april 1990 voor het resterende gedeelte van de reis Fairwind 1/90 bij het eskader dat reeds eerder op 22 januari uit Den Helder was vertrokken. Deelgenomen werd aan de NAVO-oefening Open Gate en nabij de Waddeneilanden aan de oefening Hard Nut. Op 18 mei was men weer in de thuishaven. Daarna werd met adelborsten naar Noorwegen gekoerst met bezoeken aan Stavanger, Bergen en Götenborg. Deze laatste stad werd op 11 juni verlaten om de Oostzee in te varen voor de oefening Baltops met aansluitend een bezoek aan Gdynia en Leningrad (het huidige St. Petersburg) waar de wereldberoemde Hermitage werd bezocht. Na nog Helsinki met een bezoek te hebben vereerd werd de reis op 5 juli in Den Helder met een varende ouderdag besloten.
Tijdens een alle hens voor de boeg kreeg de bemanning op 13 augustus te horen dat samen met de Witte de With op 20 augustus naar de Perzische Golf zou worden vertrokken. Die dag werden de schepen uitgeleide gedaan door de minister van defensie en de BDZ. Afgeladen met voorraden, brandstof en twee helikopters werd via de Middellandse Zee en het Suez-kanaal koers gezet naar Djibouti voor het laden van post en goederen. Na de passage van de Arbische Zee begon op 9 september de eerste patrouille in de nabijheid van de Straat van Hormuz met als doel naleving van het VN-embargo. Direct na het bezoek aan het Arabische schiereiland Mina Jebel Ali van 13 tot 20 september werd de eerste (en voorlopig enige) boarding uitgevoerd op het Indiase passagiersschip Tipu Sultan, dat haar reis kon vervolgen. Van 3 tot 16 november werd het Golfgebied verlaten om de Seychellen te bezoeken. In de laatste periode escorteerden de twee Nederlandse schepen het vliegkampschip USS Midway en patrouilleerden verder in het gebied boven Bahrein. Op 4 en 5 december werden in Djibouti de taken aan de aflossers overgedragen en na 34.000 mijl gevaren te hebben werd op 18 december onder grote belangstelling van familieleden en de pers veilig in Den Helder teruggekeerd om van een welverdiend verlof te genieten.
Bij aanvang van het jaar 1991 werd binnenliggend aangevangen met een opwerkperiode voor de operatie Phalanx in de Perzische Golf. Op 7 maart werd Den Helder verlaten om met het Fregattensquadron varend op te werken, maar aan het eind hiervan bleek het niet meer nodig om naar de Perzische Golf te vertrekken. In plaats hiervan werd met het eskader van 27 mei tot 5 juni geoefend. Op die dag was er een varende PR-dag voor genodigden en op 11 juli een varende familiedag.
Op 7 oktober ging het schip weer naar zee voor varende opleidingen en werd daarna ingezet nij het Fregattensquadron om als sparring-partner voor andere schepen te fungeren. Op 24 november werd naar Portland vertrokken voor de FOST-periode, waarna het schip gereed was om als towed-array-eenheid te worden ingezet.
Vooraf gegaan aan een korte binnenligperiode begon het jaar 1992 voor het schip met een opwerkperiode nabij Portland om daarna deel te nemen aan de Joint Maritime Course 92/1 in het noordelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan en de Noordzee. Op 15 april vertrok het schip samen met het Duitse FGS Bayern naar de Middellandse Zee om zich aan te sluiten bij STANAVFORMED. Hiermee was de Pieter Plorisz het eerste Nederlandse oorlogsschip dat aan dit vlootverband werd toegevoegd.
Tijdens het laatste bezoek aan Lissabon werd bekend gemaakt dat STANAVFORMED niet ontbonden zou worden, maar onmiddellijk koers moest zetten naar de Adriatische Zee ter ondersteuning van het VN-embargo tegen voormalig Joegoslavië. Hierdoor werd de reis met twee maanden verlengd. Tijdens deze patrouilles werden een achttal schepen ondervraagd waaruit bleek dat het embargo effect had, omdat vanwege de oorlogsdreiging de scheepvaart was afgenomen. Op 7 september werd het schip in Catania afgelost en keerde op 14 september in Den Helder terug. Ter voorbereiding op het jaarlijkse onderhoud werden eind november in zee verschillende installaties en systemen getest op hun staat van gereedheid en op 27 november keerde men terug in de haven om met verlof te gaan.
Op 8 februari 1993 werd met het eskader naar zee vertrokken om op te werken in het Skagerrak en voor deelname aan de NAVO-oefening Battle Griffin in de Noorse kustwateren. Na terugkeer op 12 maart begon voor het schip de pré-MJO fase dat op 26 maart definitief begon en waarbij de bemanning aan de wal werd geplaatst.
Op 25 maart 1994 kwam aan het MJO een einde en was het schip uitgerust met een Towed Array. Op 9 mei werd naar zee vertrokken voor varende materieelsbeproevingen, gevolgd door de opwerkperiode bij het Fregattensquadron. Na een bezoek aan Karlskrona werd met vlagvertoon een bijdrage geleverd aan de Kieler Woche, waarna weer met het Fregattensquadron werd opgewerkt. Op 15 juli was er een varende ouderdag. Vanaf 26 augustus was het schip bij de NOST ter voorbereiding op de FOST-periode. Op 30 november werd voor het laatst dat jaar zee gekozen om aan een Franse oefening mee te doen die bij het binnenlopen van Den Helder op 13 december succesvol werd afgesloten.
Op 3 februari 1995 werd voor het eerst naar zee gegaan voor deelname aan de oefening Joint Maritime Course nabij Schotland en een maand later werd deelgenomen aan de NAVO-oefening Strong Resolve. In april volgden enkele dagen van onderhoud bij de Rijkswerf, om vervolgens gedurende twee weken een succesvolle Tactas-patrouille uit te voeren. Eind juni werd deze installatie verwijderd en het schip gereed gemaakt om weer een helikopter mee te nemen. De voorziene dokbeurt vond plaats van 29 mei tot 26 juni bij Shipdock in Amsterdam.
Eenmaal terug in Den Helder werd aan de Nationale Vlootdagen deelgenomen, waarna in zee gedurende vijf dagen beproevingen werden uitgevoerd.
Uitgezwaaid door familie, vrienden en bekenden werd op 28 augustus richting Middellandse Zee vertrokken voor aansluiting bij STANAVFORMED. Op 5 september arriveerde men in Triëst om de taken op zich te nemen bij de operatie Sharp Guard. Vanuit Brindisi volgde de eerste patrouille voor de kust van Montenegro welk gebied een aantal malen aan het schip werd toegewezen. Na de vierde patrouille werd in Barcelona een veertiendaagse onderhoudsperiode ingelast waar de bemanning gelegenheid kreeg om het thuisfront te bezoeken. Juist in deze periode werd het VN-handelsembargo opgeheven en vervielen enkele patrouilles bij Montenegro. Deze werden verlegd naar de Straat van Otranto die werden afgewisseld met havenbezoeken. Op 1 december werd een SAR-operatie uitgevoerd en gezocht naar een verongelukte boot met 25 Albanese vluchtelingen. Het kerstfeest werd met oorlogswacht nabij Montenegro gevierd met de Commandant Zeemacht Nederland aan boord en tijdens de jaarwisseling lag het schip in Iráklion.
Op 27 januari 1996 werd Hr.Ms. Pieter Florisz in Palma de Mallorca afgelost door het M-fregat Hr.Ms. Karel Doorman en keerde vervolgens op 31 januari in de thuishaven terug en ging tot 21 april in onderhoud. De volgende dag werd met het eskader tot 17 mei naar zee vertrokken om te oefenen. Vervolgens lag het schip in onderhoud en werd gebruikt als opleidingsplatform voor de Wapen Technische School, gevolgd door een kruis- en bootjesreis met adelborsten.
Na het zomerverlof kwamen op 11 augustus marinemensen van de Verenigde Arabische Emiraten aan boord voor tekst en uitleg omtrent de mogelijkheden van het varen met een standaardfregat. Dit duurde tot 15 november, waarna het jaar werd besloten om met het Fregattensquadron op te werken.
De voorjaarsreis met het eskader duurde van 10 tot 21 februari 1997 om met Duitse, Deense, Britse en Canadese schepen te oefenen in het Skagerrak en in de nabijheid van Schotland. Eenmaal terug in Den Helder werden de handen uit de mouwen gestoken om het schip gereed te maken voor een term als stationsschip in de Nederlandse Antillen. Daar werd op 30 mei gearriveerd en de taken overgenomen van Hr.Ms. Tjerk Hiddes. Vanuit Willemstad werden een aantal anti-drugs-patrouilles gevaren en naast oefeningen een aantal havens bezocht. Op 25 juni was op het eiland Montserrat een vulkaan actief geworden en werd de boordhelikopter ingezet om inwoners te evacueren en werd in het noodhospitaal geholpen bij het onderhouden van de verbindingen. Op 27 juli kwam hieraan een einde. Na een drukke periode van oefenen en patrouilleren kwam op 22 november de aflosser opdagen en kon de volgende dag aan de thuisreis worden begonnen waarvan men op 5 december in Den Helder afmeerde.
Eind maart 1998 keerde de bemanning van het verlof terug aan boord en na een korte voorbereiding gingen op 2 maart de trossen los om zich bij het eskader aan te sluiten. Op 3 april was men in Den Helder terug en reeds op 11 mei werd opnieuw met het eskader naar zee gegaan waarvan de eerste twee weken in de Keltische Zee werden geoefend. Ook werd rondom de Canarische Eilanden oefeningen gehouden met tussentijds een aantal havenbezoeken. Op 3 juli keerde het eskader in Den Helder terug. Hierna ging het schip naar de degaussing-range voor de kust van Plymouth en was op 23 juni in Amsterdam voor een vaardag met VIP’s.
Vanaf 17 augustus begonnen de voorbereidingen voor aansluiting bij STANAVFORMED dat op 27 juli werd gerealiseerd. Op 13 oktober moest een oefening worden onderbroken omdat de situatie in Kosovo verslechterde. In de Adriatische Zee werden patrouilles uitgevoerd, waarna van 16 tot 30 november de taken van SFOR werden waargenomen. Op 4 januari 1999 kwam aan de bijdrage aan STANAVFORMED een einde.
Na terugkeer in Den Helder ging het schip in groot onderhoud maar zou in september weer materieelsgereed zijn en tot 1 januari 2000 tegen de kant blijven liggen. Evenals bij een aantal voorgaande schepen is vermeld zijn volgens de defensienota voor Hr.Ms. Pieter Florisz de langste dagen bij de Koninklijke marine geteld. Het schip werd op 24 januari 2001 uit dienst gesteld.