Historie
Dit toestel is van het begin af aan ontworpen door Breguet als maritiem patrouillevliegtuig naar aanleiding van NATO specificaties uit 1958 voor de opvolger van de Lockheed Neptune.
Ze zijn gebouwd en ontwikkeld door een Europees consortium van fabrikanten onder de naam SECBAT (Société d'Étude et de Construction de Breguet Atlantic)
Het eerste prototype vloog in oktober 1961, het tweede in februari 1962. Een initiële order van 40 toestellen voor Frankrijk en 20 stuks voor Duitsland werd in 1963 ontvangen. Het eerste voorserie-toestel vloog in februari 1963; het tweede in september 1964. Beiden hadden een verlengde romp. De aflevering vond plaats tussen 1965 en 1968. De productie was eigenlijk net gestaakt toen er een order binnenkwam van Nederland voor negen toestellen, later gevolgd door een opdracht voor achttien toestellen voor Italië.
Kenmerkend is de tweedelige romp: de bovenzijde bevat een drukcabine met de bemanningsruimte en bedieningsapparatuur en de onderzijde wapenruimte van 9 meter ten behoeve van de onderzeebootbestrijdingsmiddelen, zoals acht geleide torpedo's, dieptebommen, of mijnen. Verder is MAD aanwezig in de staartboom, een radarscanner in een intrekbare radome onder de romp.
Een neventaak van de Atlantic is ook SAR en lange-afstandspatrouilles.
In 1978, gaf de Franse regering opdracht tot het ontwikkelen van een opgewaardeerde versie, de Atlantic Nouvelle Generation (later ook wel Atlantique 2), mede omdat verdere opdrachten uitbleven.
Vooral de uitrusting en avionica werden aangepakt, door onder andere een nieuwe radar, sonar, tactische computer en een FLIR-installatie. Verder kreeg het toestel de mogelijkheid om de Exocetraket tegen oppervlakteschepen mee te voeren. Twee bestaande Atlantics werden omgebouwd tot prototypen. De eerste vloog als zodanig in mei 1981. Er zijn er uiteindelijk 28 toestellen gebouwd.
Gebruikers
De Atlantic werd aangeschaft door Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland en werd later ook verkocht aan Pakistan. De Atlantic was van 1969-2006 in gebruik bij de Duitse marine en bij de Nederlandse Koninklijke Marine van 1969-1985 en is nog in gebruik bij de Franse en de Pakistaanse marine en de Italiaanse luchtmacht.
Atlantic in Nederlandse dienst
Nadat, sneller dan verwacht, in oktober 1968 werd besloten om de "Karel Doorman" uit de vaart te nemen, ontstond een hiaat bij de uitvoering van bewaking van het Nederlandse deel van Atlantische oceaan. De Grumman S-2F Tracker had een te klein vliegbereik om deze taak naar behoren uit te voeren.
Daarom werden 9 Breguet Br.1150 Atlantic LRMPA (Long Range Maritime Patrol Aircraft) aangeschaft, een toestel dat wel achttien uur in de lucht kon blijven.
De order had een waarde van 185 miljoen gulden. Een optie op zes andere toestellen is nooit gebruikt. Het eerste vliegtuig werd in juni 1969 geleverd en kwam in augustus 1969 in dienst.
Alle vliegtuigen maakten deel uit van het Vliegtuig Squadron VSQ- 321 van de Marine Luchtvaartdienst (MLD) en waren gestationeerd op de basis Valkenburg. In Nederlandse dienst hadden de vliegtuigen de type-aanduiding SP-13A. Ze kregen registratienummers van 250 t/m 258.
Aanvankelijk waren er veel problemen.
De MLD was gewend aan Amerikaans materieel en materiaal en vooral de Technische Dienst had (onder andere) te kampen met moeilijkheden met de Franstalige handleidingen en maatvoering, men ging over van UNF naar metrisch.
Dit toestel is van het begin af aan ontworpen door Breguet als maritiem patrouillevliegtuig naar aanleiding van NATO specificaties uit 1958 voor de opvolger van de Lockheed Neptune.
Ze zijn gebouwd en ontwikkeld door een Europees consortium van fabrikanten onder de naam SECBAT (Société d'Étude et de Construction de Breguet Atlantic)
Het eerste prototype vloog in oktober 1961, het tweede in februari 1962. Een initiële order van 40 toestellen voor Frankrijk en 20 stuks voor Duitsland werd in 1963 ontvangen. Het eerste voorserie-toestel vloog in februari 1963; het tweede in september 1964. Beiden hadden een verlengde romp. De aflevering vond plaats tussen 1965 en 1968. De productie was eigenlijk net gestaakt toen er een order binnenkwam van Nederland voor negen toestellen, later gevolgd door een opdracht voor achttien toestellen voor Italië.
Kenmerkend is de tweedelige romp: de bovenzijde bevat een drukcabine met de bemanningsruimte en bedieningsapparatuur en de onderzijde wapenruimte van 9 meter ten behoeve van de onderzeebootbestrijdingsmiddelen, zoals acht geleide torpedo's, dieptebommen, of mijnen. Verder is MAD aanwezig in de staartboom, een radarscanner in een intrekbare radome onder de romp.
Een neventaak van de Atlantic is ook SAR en lange-afstandspatrouilles.
In 1978, gaf de Franse regering opdracht tot het ontwikkelen van een opgewaardeerde versie, de Atlantic Nouvelle Generation (later ook wel Atlantique 2), mede omdat verdere opdrachten uitbleven.
Vooral de uitrusting en avionica werden aangepakt, door onder andere een nieuwe radar, sonar, tactische computer en een FLIR-installatie. Verder kreeg het toestel de mogelijkheid om de Exocetraket tegen oppervlakteschepen mee te voeren. Twee bestaande Atlantics werden omgebouwd tot prototypen. De eerste vloog als zodanig in mei 1981. Er zijn er uiteindelijk 28 toestellen gebouwd.
Gebruikers
De Atlantic werd aangeschaft door Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland en werd later ook verkocht aan Pakistan. De Atlantic was van 1969-2006 in gebruik bij de Duitse marine en bij de Nederlandse Koninklijke Marine van 1969-1985 en is nog in gebruik bij de Franse en de Pakistaanse marine en de Italiaanse luchtmacht.
Atlantic in Nederlandse dienst
Nadat, sneller dan verwacht, in oktober 1968 werd besloten om de "Karel Doorman" uit de vaart te nemen, ontstond een hiaat bij de uitvoering van bewaking van het Nederlandse deel van Atlantische oceaan. De Grumman S-2F Tracker had een te klein vliegbereik om deze taak naar behoren uit te voeren.
Daarom werden 9 Breguet Br.1150 Atlantic LRMPA (Long Range Maritime Patrol Aircraft) aangeschaft, een toestel dat wel achttien uur in de lucht kon blijven.
De order had een waarde van 185 miljoen gulden. Een optie op zes andere toestellen is nooit gebruikt. Het eerste vliegtuig werd in juni 1969 geleverd en kwam in augustus 1969 in dienst.
Alle vliegtuigen maakten deel uit van het Vliegtuig Squadron VSQ- 321 van de Marine Luchtvaartdienst (MLD) en waren gestationeerd op de basis Valkenburg. In Nederlandse dienst hadden de vliegtuigen de type-aanduiding SP-13A. Ze kregen registratienummers van 250 t/m 258.
Aanvankelijk waren er veel problemen.
De MLD was gewend aan Amerikaans materieel en materiaal en vooral de Technische Dienst had (onder andere) te kampen met moeilijkheden met de Franstalige handleidingen en maatvoering, men ging over van UNF naar metrisch.
Operationeel voldeden de toestellen, maar de betrouwbaarheid liet ze weleens in de steek. In de loop der jaren zijn 3 Nederlandse en 6 Duitse toestellen verongelukt. In januari 1981 kregen de toestellen een tijdelijk vliegverbod. Helaas bleek het toestel veel technische problemen te hebben en gingen er drie verloren door crashes en werd al in december 1984 de laatste vlucht gemaakt.
De defensienota 1974 voorzag in een totaal van 21 maritieme patrouillevliegtuigen. Naast de (toen nog) 8 Atlantics zouden nog 13 nieuwe vliegtuigen worden aangeschaft voor de verouderde Lockheed Neptunes.
De verbeterde Atlantic-2 of NG (Nouvelle Generation) is hiervoor een serieuze kandidaat geweest, maar in 1978 besloot men de Lockheed P-3C Update II Orion aan te schaffen, die tevens de sterk verouderde Lockheed SP-2H Neptune verving. Nog even is overwogen twee extra Orions aan te schaffen, maar daar is vanaf gezien. Uiteindelijk bleek het streven van 21 vliegtuigen financieel niet haalbaar.
In 1985 werden de (inmiddels 6) Atlantics uit dienst gesteld en terugverkocht aan Frankrijk voor 59 miljoen gulden. De Atlantics zijn in het eerste halfjaar 1986 aan Frankrijk overgedragen.
De defensienota 1974 voorzag in een totaal van 21 maritieme patrouillevliegtuigen. Naast de (toen nog) 8 Atlantics zouden nog 13 nieuwe vliegtuigen worden aangeschaft voor de verouderde Lockheed Neptunes.
De verbeterde Atlantic-2 of NG (Nouvelle Generation) is hiervoor een serieuze kandidaat geweest, maar in 1978 besloot men de Lockheed P-3C Update II Orion aan te schaffen, die tevens de sterk verouderde Lockheed SP-2H Neptune verving. Nog even is overwogen twee extra Orions aan te schaffen, maar daar is vanaf gezien. Uiteindelijk bleek het streven van 21 vliegtuigen financieel niet haalbaar.
In 1985 werden de (inmiddels 6) Atlantics uit dienst gesteld en terugverkocht aan Frankrijk voor 59 miljoen gulden. De Atlantics zijn in het eerste halfjaar 1986 aan Frankrijk overgedragen.
In het lijstje hierboven staat een klein foutje... bij nr. 255 datum uit dienst moet zijn 15-01-1981
Ongevallen met Nederlandse Atlantics
Nog geen drie jaar na de introductie van het vliegtuig raakte nummer 257 betrokken bij een ongeval bij een testvlucht. Door een defect aan het hoogteroer moest een noodlanding worden gemaakt voor de kust van Wassenaar. Alle 14 bemanningsleden konden veilig het vliegtuig verlaten. De Atlantic werd naar de Marinehaven van Den Helder gesleept en uiteindelijk verkocht aan een schroothandelaar. Een onderzoekscommissie stelde voor het besturingssysteem van een back-up te voorzien, maar dit was te duur en is nooit uitgevoerd.
Nog geen drie jaar na de introductie van het vliegtuig raakte nummer 257 betrokken bij een ongeval bij een testvlucht. Door een defect aan het hoogteroer moest een noodlanding worden gemaakt voor de kust van Wassenaar. Alle 14 bemanningsleden konden veilig het vliegtuig verlaten. De Atlantic werd naar de Marinehaven van Den Helder gesleept en uiteindelijk verkocht aan een schroothandelaar. Een onderzoekscommissie stelde voor het besturingssysteem van een back-up te voorzien, maar dit was te duur en is nooit uitgevoerd.
- Op 14 september 1978 maakte nummer 253 een noodlanding in de Ierse Zee, na een ontploffing raakte de stuurboordmotor in brand en viel uit. De bemanning probeerde nog op een motor naar Machrihanish aan de Schotse westkust te vliegen, maar bereikte de bestemming niet en maakte een noodlanding op zee. De 14 koppige bemanning kon zich in veiligheid brengen.
- Op 15 januari 1981 maakte nummer 255 een noodlanding 100 mijl noord van Ierland in de Atlantische Oceaan na problemen met het hoogteroer. Het toestel maakte een veilige noodlanding, maar desondanks verdronken drie van de 12 bemanningsleden omdat zij de reddingsvlotten niet konden bereiken. Als een gevolg van dit vliegongeval werden op 15 januari 1981 alle vliegtuigen van dit type van de MLD aan de grond gehouden tot de problemen waren uitgezocht en opgelost. Het duurde bijna een jaar voordat de toestellen weer vlogen.