Hr.Ms. Gelderland Panserdekschip (1900-1939)
Gebouwd door de scheepswerf Fijenoord in Rotterdam
Diensthistorie
De eerste reis van Hr. Ms. Gelderland zou haar naar Nederlands Oost-Indië moeten brengen, maar op 17 september 1900 kreeg het nieuwe pantserdekschip, na het verlaten van de Rode Zee, opdracht om koers te zetten naar Lorenço Marques in het huidige Mozambique. Op 12 oktober kwam Hr. Ms. Gelderland aan in Lorenço Marques en kreeg daar de opdracht van de Nederlandse regering om de president van de Boerenrepubliek Transvaal, S.J. P. Kruger, aan boord te nemen. Hoewel de Nederlandse regering zich officieel neutraal opstelde in de oorlog tussen Groot-Brittannië en de Zuid-Afrikaanse Boerenrepublieken, gaf ze toch, op aandringen van Koningin Wilhelmina, opdracht om President Kruger te evacueren nadat de Britten de overwinning in de 2e Boerenoorlog behaald hadden. Bij aankomst in Nederland was Paul Kruger te gast bij Koningin Wilhelmina in Den Haag. Paul Kruger woonde een aantal jaren in Nederland maar stierf in het Zwitserse kuuroord Clarens op 14 juli 1904, op 79-jarige leeftijd.
Op 14 maart 1917 vond aan boord van Hr. Ms. Gelderland een ketelexplosie plaats tijdens een patrouille voor de Nederlandse kust waarbij een opvarende om het leven kwam en negen zwaar gewonden vielen. ( van de zwaar gewonden zijn er nog drie overleden, dus totaal 4 doden te betreuren. 3 van hen zijn in Vlissingen begraven, de 4 e is overgebracht naar Amsterdam)
In Den Helder werd het pantserdekschip daarna in onderhoud genomen waarbij de ketel vervangen werd.
In 1920 werd de Gelderland buiten dienst gesteld en ingericht als artillerie instructieschip. In deze periode werden de torpedobuizen, de torpedokanonnen en de mortieren verwijderd. In datzelfde jaar werd het schip weer in dienst gesteld. Tot 1939 bleef Hr. Ms. Gelderland hoofdzakelijk fungeren als artillerie instructieschip, maar werd ook ingezet als opleidingsschip voor officieren en als stationsschip in Nederlands West-Indië. Gedurende deze periode onderging Hr. Ms. Gelderland regelmatig veranderingen in de bewapening ten behoeve van de artillerie instructie. In 1939 zou de Gelderland vervangen worden door het nieuwe artillerie instructieschip Hr. Ms. Van Kinsbergen en werd in augustus van dat jaar buiten dienst gesteld, ontwapend en opgelegd op de Rijkswerf in Den Helder. De artillerie afkomstig van de Gelderland werd gebruikt in statische kustopstellingen.
Diensthistorie
De eerste reis van Hr. Ms. Gelderland zou haar naar Nederlands Oost-Indië moeten brengen, maar op 17 september 1900 kreeg het nieuwe pantserdekschip, na het verlaten van de Rode Zee, opdracht om koers te zetten naar Lorenço Marques in het huidige Mozambique. Op 12 oktober kwam Hr. Ms. Gelderland aan in Lorenço Marques en kreeg daar de opdracht van de Nederlandse regering om de president van de Boerenrepubliek Transvaal, S.J. P. Kruger, aan boord te nemen. Hoewel de Nederlandse regering zich officieel neutraal opstelde in de oorlog tussen Groot-Brittannië en de Zuid-Afrikaanse Boerenrepublieken, gaf ze toch, op aandringen van Koningin Wilhelmina, opdracht om President Kruger te evacueren nadat de Britten de overwinning in de 2e Boerenoorlog behaald hadden. Bij aankomst in Nederland was Paul Kruger te gast bij Koningin Wilhelmina in Den Haag. Paul Kruger woonde een aantal jaren in Nederland maar stierf in het Zwitserse kuuroord Clarens op 14 juli 1904, op 79-jarige leeftijd.
Op 14 maart 1917 vond aan boord van Hr. Ms. Gelderland een ketelexplosie plaats tijdens een patrouille voor de Nederlandse kust waarbij een opvarende om het leven kwam en negen zwaar gewonden vielen. ( van de zwaar gewonden zijn er nog drie overleden, dus totaal 4 doden te betreuren. 3 van hen zijn in Vlissingen begraven, de 4 e is overgebracht naar Amsterdam)
In Den Helder werd het pantserdekschip daarna in onderhoud genomen waarbij de ketel vervangen werd.
In 1920 werd de Gelderland buiten dienst gesteld en ingericht als artillerie instructieschip. In deze periode werden de torpedobuizen, de torpedokanonnen en de mortieren verwijderd. In datzelfde jaar werd het schip weer in dienst gesteld. Tot 1939 bleef Hr. Ms. Gelderland hoofdzakelijk fungeren als artillerie instructieschip, maar werd ook ingezet als opleidingsschip voor officieren en als stationsschip in Nederlands West-Indië. Gedurende deze periode onderging Hr. Ms. Gelderland regelmatig veranderingen in de bewapening ten behoeve van de artillerie instructie. In 1939 zou de Gelderland vervangen worden door het nieuwe artillerie instructieschip Hr. Ms. Van Kinsbergen en werd in augustus van dat jaar buiten dienst gesteld, ontwapend en opgelegd op de Rijkswerf in Den Helder. De artillerie afkomstig van de Gelderland werd gebruikt in statische kustopstellingen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
Op 14 mei 1940 viel de Gelderland als zodanig in Duitse handen en de bezetter verklaarde het schip in 1941 tot oorlogsbuit. Op last van de Duitsers werd het oude pantserdekschip op de werf van Van der Giessen & Zonen te Krimpen a.d. IJssel verbouwd tot varende luchtdoelbatterij. Het schip werd uitgerust met acht 10,5cm kanonnen en vier 40mm en zestien 20mm mitrailleurs. Het schip werd na de verbouwing uitgerust en gevechtsklaar gemaakt in Elbing, het huidige Poolse Elblag. Hier werd het schip voorzien van twee optische afstandmeters, een doelvolgradar FUMO 213 Würzberg D, zoeklichten en een rookinstallatie. Op 1 maart 1944 werd het verbouwde schip als Flakschiff (Flak betekent Flugabwehrkanone) in Duitse dienst gesteld onder de naam Niobe als onderdeel van Marine-Flak-Abteilung 282 (Wilhelmshaven-Schillig) en kreeg 397 bemanningsleden aan boord.
De eerder overwogen inzet om kustkonvooien te beschermen werd gewijzigd in een meer statische operatiesector: het zeegebied tussen het Hela-schiereiland en het vasteland ten noorden van het vanuit de lucht steeds meer bedreigde Danzig, het huidige Poolse Gdansk. Met het westwaarts oprukken van de Sovjets en het opvoeren van de druk op het Finse Karelië-front in juni 1944 werd de Niobe naar de Finse Golf gezonden om de havenplaats Kotka te helpen verdedigen tegen Sovjetluchtaanvallen. Al op 16 juli 1944 werd de Niobe ter plaatse tot zinken gebracht door Sovjetgevechtsvliegtuigen. Om 17:40 uur zonk het voormalige Nederlandse pantserdekschip, nog steeds vurend, weg in het ondiepe kustwater bij Kotka. Tijdens het gevecht zouden de Duitsers negen vijandelijke toestellen hebben neergehaald, maar de Sovjetautoriteiten hebben dit altijd ontkend.
Op 14 mei 1940 viel de Gelderland als zodanig in Duitse handen en de bezetter verklaarde het schip in 1941 tot oorlogsbuit. Op last van de Duitsers werd het oude pantserdekschip op de werf van Van der Giessen & Zonen te Krimpen a.d. IJssel verbouwd tot varende luchtdoelbatterij. Het schip werd uitgerust met acht 10,5cm kanonnen en vier 40mm en zestien 20mm mitrailleurs. Het schip werd na de verbouwing uitgerust en gevechtsklaar gemaakt in Elbing, het huidige Poolse Elblag. Hier werd het schip voorzien van twee optische afstandmeters, een doelvolgradar FUMO 213 Würzberg D, zoeklichten en een rookinstallatie. Op 1 maart 1944 werd het verbouwde schip als Flakschiff (Flak betekent Flugabwehrkanone) in Duitse dienst gesteld onder de naam Niobe als onderdeel van Marine-Flak-Abteilung 282 (Wilhelmshaven-Schillig) en kreeg 397 bemanningsleden aan boord.
De eerder overwogen inzet om kustkonvooien te beschermen werd gewijzigd in een meer statische operatiesector: het zeegebied tussen het Hela-schiereiland en het vasteland ten noorden van het vanuit de lucht steeds meer bedreigde Danzig, het huidige Poolse Gdansk. Met het westwaarts oprukken van de Sovjets en het opvoeren van de druk op het Finse Karelië-front in juni 1944 werd de Niobe naar de Finse Golf gezonden om de havenplaats Kotka te helpen verdedigen tegen Sovjetluchtaanvallen. Al op 16 juli 1944 werd de Niobe ter plaatse tot zinken gebracht door Sovjetgevechtsvliegtuigen. Om 17:40 uur zonk het voormalige Nederlandse pantserdekschip, nog steeds vurend, weg in het ondiepe kustwater bij Kotka. Tijdens het gevecht zouden de Duitsers negen vijandelijke toestellen hebben neergehaald, maar de Sovjetautoriteiten hebben dit altijd ontkend.
Als Flakschiffe:
8× 10.5 cm FlaK L/45 C/32
4× 40 mm Bofors L/60
16× 20 mm (4×4) Vierlinge C/38
8× 10.5 cm FlaK L/45 C/32
4× 40 mm Bofors L/60
16× 20 mm (4×4) Vierlinge C/38
Na de Oorlog
In 1953 werd het wrak door de Duitse firma Taucher Beckedorf uit Hamburg gelicht, maar Nederland zag af van de aanspraak op de resten van het schip. Uiteindelijk hebben de Finnen de ex-Gelderland ontmanteld waardoor zij automatisch het recht kregen op de opbrengsten van het schroot.
In 1953 werd het wrak door de Duitse firma Taucher Beckedorf uit Hamburg gelicht, maar Nederland zag af van de aanspraak op de resten van het schip. Uiteindelijk hebben de Finnen de ex-Gelderland ontmanteld waardoor zij automatisch het recht kregen op de opbrengsten van het schroot.