Hr.Ms. Luymes A 902
DE NAAMGEVER.
Het schip werd genoemd naar Johan Lambertus Hendricus Luymes, geboren op 19 juli 1869 te ’s Gravenhage. Hij werd op 2 augustus 1889 benoemd tot adelborst der eerste klasse. Van 1908 tot 1910 was hij commandant van het opnemingsvaartuig Hr.Ms. Van Doorn, waarna hij leider werd van de grensregelingsexpeditie tussen Nederlands- en Duits Nieuw Guinea.
Op 1 september 1914 werd hij sous chef van de Afdeling Hydrografie bij het departement van Marine en op 1 november 1920 chef Hydrografie. In deze functie droeg hij belangrijk bij aan de totstandkoming van de Snellius-expeditie in 1929 en 1930 in de Nederlands Indische wateren.
Van zijn hand verschenen diverse publicaties, zoals Getijleer, Kaartprojecties, Toepassing van de theorie der kleinste kwadraten bij de hydrografische triangulatie, Hydrografisch opnemen en Oceanografie. Hij vertegenwoordigde Nederland op de Internationale Hydrografische Conferentie te Monaco.
Op 1 januari 1935 werd hij als Kapitein ter Zee gepensioneerd en overleed in 1943.
Het schip werd genoemd naar Johan Lambertus Hendricus Luymes, geboren op 19 juli 1869 te ’s Gravenhage. Hij werd op 2 augustus 1889 benoemd tot adelborst der eerste klasse. Van 1908 tot 1910 was hij commandant van het opnemingsvaartuig Hr.Ms. Van Doorn, waarna hij leider werd van de grensregelingsexpeditie tussen Nederlands- en Duits Nieuw Guinea.
Op 1 september 1914 werd hij sous chef van de Afdeling Hydrografie bij het departement van Marine en op 1 november 1920 chef Hydrografie. In deze functie droeg hij belangrijk bij aan de totstandkoming van de Snellius-expeditie in 1929 en 1930 in de Nederlands Indische wateren.
Van zijn hand verschenen diverse publicaties, zoals Getijleer, Kaartprojecties, Toepassing van de theorie der kleinste kwadraten bij de hydrografische triangulatie, Hydrografisch opnemen en Oceanografie. Hij vertegenwoordigde Nederland op de Internationale Hydrografische Conferentie te Monaco.
Op 1 januari 1935 werd hij als Kapitein ter Zee gepensioneerd en overleed in 1943.
Waterverplaatsing
Afmetingen Voortstuwing Machinevermogen Snelheid Actieradius Bemanning Bewapening Motorsloepen Jollen en vletten Vlotten Radar Sonar Speciale uitrusting Transport. |
1.538 ton
71.4 x 10.8 x 4.0 meter 2 schroeven verstelbaar / Stork diesselmotor 2.000 pk 15 knopen 5500 mijl 108 koppen ( 12 officieren en 96 manschappen) 1 - 40 mm 2 - 20 mm 2 dieptebomwerpers en 1 enkele mousetrap Als logement schip onbewapend. 3 motorsloepen van 26 voet 1 Jol en 2 vletten 5 vlotten voor 20 man en 1 vlot voor 10 man 1 Decca Marine type 12 1 type 128 CVS standaardinrichting Decca surveyset 1 Jeep |
Bijzonderheden : Deze schepen waren speciaal ontworpen voor dienst in de tropen.
Bouwwerf
Op stapel Te water Proefvaart Radio roepnaam In dienst Uit dienst Naamsein Afgevoerd Verkocht |
Gusto v/h Fa. F.A.Smulders Schiedam
04-04-49 21-04-51 01-11-51 PAUA 04-05-52 12-01-73 A 902 02-03-73 29-05-73 Pounds Marine Shipping Co., Havant, Hampshire, U.K. |
Lijst van de Commandanten
J.W. Hees 14-05-1952 tot 27-09-1952
H.D.B. Beudeker (tijdl.) 27-09-1952 tot 22-10-1952
H.C. v.d. Stadt (tijdl.) 27-10-1952 tot 01-11-1952
J.W. Hees 01-11-1952 tot 17-12-1952
J. Smith 04-05-1954 tot 08-11-1954
Ir. W. Langeraar Wzn. 08-11-1954 tot 16-08-1955
J.E. de Wit 16-08-1955 tot 14-01-1956
P.H. de Winde (tijdl.) 14-01-1956 tot 18-03-1956
J.E. de Wit 18-04-1956 tot 15-10-1956
R. v.d. Oever 15-10-1956 tot 07-06-1957
H.K. den Daas 01-05-1958 tot 24-12-1960
H.J. Bolhuis 24-12-1960 tot 29-06-1961
S. Barends 14-02-1962 tot 24-04-1962
J.H. de Gruyter 24-04-1962 tot 25-01-1963
S. Barends 25-01-1963 tot 04-03-1963
J.E. de Wit (tijdl.) 04-03-1963 tot 31-05-1963
A. v. Grondelle 31-05-1963 tot 17-09-1965
F. Brabander 11-03-1966 tot 25-04-1966
A.C. v.d. Wilden 25-04-1966 tot 21-10-1966
J.C. Kreffer 21-10-1966 tot 11-07-1969
H.N.B. Roels 02-02-1970 tot 29-01-1971
Th.G. Loeber 29-01-1971 tot 14-01-1972
L.H. v. Opstal 14-01-1972 tot 12-01-1973
H.D.B. Beudeker (tijdl.) 27-09-1952 tot 22-10-1952
H.C. v.d. Stadt (tijdl.) 27-10-1952 tot 01-11-1952
J.W. Hees 01-11-1952 tot 17-12-1952
J. Smith 04-05-1954 tot 08-11-1954
Ir. W. Langeraar Wzn. 08-11-1954 tot 16-08-1955
J.E. de Wit 16-08-1955 tot 14-01-1956
P.H. de Winde (tijdl.) 14-01-1956 tot 18-03-1956
J.E. de Wit 18-04-1956 tot 15-10-1956
R. v.d. Oever 15-10-1956 tot 07-06-1957
H.K. den Daas 01-05-1958 tot 24-12-1960
H.J. Bolhuis 24-12-1960 tot 29-06-1961
S. Barends 14-02-1962 tot 24-04-1962
J.H. de Gruyter 24-04-1962 tot 25-01-1963
S. Barends 25-01-1963 tot 04-03-1963
J.E. de Wit (tijdl.) 04-03-1963 tot 31-05-1963
A. v. Grondelle 31-05-1963 tot 17-09-1965
F. Brabander 11-03-1966 tot 25-04-1966
A.C. v.d. Wilden 25-04-1966 tot 21-10-1966
J.C. Kreffer 21-10-1966 tot 11-07-1969
H.N.B. Roels 02-02-1970 tot 29-01-1971
Th.G. Loeber 29-01-1971 tot 14-01-1972
L.H. v. Opstal 14-01-1972 tot 12-01-1973
LEVENSLOOP Hr.Ms. LUYMES.
A902
In tegenstelling tot het zusterschip, werd Hr.Ms. Luymes bij de indienststelling op 14 mei 1952 niet als opnemingsvaartuig, maar ten behoeve van politietoezicht op de visserij in de Noordzee ingezet, waarna het schip op 14 november 1952 werd opgelegd.
Pas op 15 september 1954 vertrok het schip vanuit Den Helder naar Nederlands Nieuw Guinea om de taak van Hr.Ms. Snellius over te nemen, waar het in november arriveerde. Helaas ontbreken uit die periode gedetailleerde reisverslagen om deze nader te omschrijven.
Hr.Ms. Luymes verrichte opnamewerkzaamheden bij Sarni, in de Flamingo-baai, te Merauke en de Koembe-rivier, in de MacCluergolf en bezuiden de Straat Seleh waar door middel van springstoffen riffen werden opgeruimd.
A902
In tegenstelling tot het zusterschip, werd Hr.Ms. Luymes bij de indienststelling op 14 mei 1952 niet als opnemingsvaartuig, maar ten behoeve van politietoezicht op de visserij in de Noordzee ingezet, waarna het schip op 14 november 1952 werd opgelegd.
Pas op 15 september 1954 vertrok het schip vanuit Den Helder naar Nederlands Nieuw Guinea om de taak van Hr.Ms. Snellius over te nemen, waar het in november arriveerde. Helaas ontbreken uit die periode gedetailleerde reisverslagen om deze nader te omschrijven.
Hr.Ms. Luymes verrichte opnamewerkzaamheden bij Sarni, in de Flamingo-baai, te Merauke en de Koembe-rivier, in de MacCluergolf en bezuiden de Straat Seleh waar door middel van springstoffen riffen werden opgeruimd.
Voor een dok- en reparatiebeurt vertrok de Luymes op 17 januari 1956 vanuit Sorong via Manilla naar Hong Kong waar men op 30 januari afmeerde. Bij aankomst in Manilla op 24 januari stond op de kade een band van de Philippine Navy opgesteld ter verwelkoming van het schip. Door de commandant werd een krans gelegd op het graf van de onbekende soldaat bij Fort Santiago en tot de dag van vertrek op 27 januari werd het schip ter bezichtiging opengesteld.Op 5 maart was het schip weer piekfijn in orde en in een fris jasje gestoken en keerde vervolgens op 14 maart in Sorong terug om de opnemingswerkzaamheden te hervatten. Zowel in Manilla als Hong Kong werden voor de bemanning vele trips, feestavonden en andere evenementen gearrangeerd, waarbij onder andere grote waarde werd gehecht aan de thuisontvangst bij de daar wonende Nederlanders.
Van november 1954 tot maart 1957 was de Luymes volop in de weer geweest met opnamewerkzaamheden in het gebied rondom Nieuw Guinea en tussendoor was er even gelegenheid om in Sorong of Manokwari uit te hijgen. In die periode werd aan boord volgens de zogenaamde “Ambondienst” gewerkt, hetgeen betrekking had op de vooroorlogse werkzaamheden van de Hydrografische dienst in de Molukken met Ambon als standplaats.Het was nu echter de hoogste tijd geworden voor algeheel groot onderhoud bij de Rijkswerf in Den Helder en daartoe vertrok het schip op 19 maart vanuit Hollandia. Vanwege het slechte weer werd met twee dagen achterstand op het vaarprogramma de haven van Pearl Harbor op de voormiddag van 3 april bereikt, waar het schip door een mariniersband met vrolijke muziek werd verwelkomd. Naast de gebruikelijke recepties en ontvangsten was er dagelijks voor de bemanning een bustocht over het eiland die door de Amerikaanse marine werd aangeboden.Op de dagwacht van 6 april werd Pearl Harbor verlaten en opgestoomd naar Honolulu om olie te laden. Dit was op de achtermiddag gereed en werd de reis naar Long Beach vervolgd. De reis werd begunstigd door stralend mooi weer en op de voormiddag van 15 april werd langs de houten pipeline pier in Long Beach afgemeerd. Natuurlijk stond ook hier een welkomstcomité gereed en werden er dagelijks excursies gemaakt naar televisiestudio’s en de filmstudio van Metro Goldwyn Mayer. De Amerikanen boden de bezoekers veel gastvrijheid, hetgeen hogelijk werd gewaardeerd.Op de voormiddag van 18 april werd naar zee vertrokken en op de eerste wacht van 28 april kwam men op de rede van Balbao ten anker. Het anker bleek echter niet meer te kunnen worden ingedraaid als gevolg van slijtage van de koppeling tussen elektromotor en het mechanische gedeelte van het ankerspil. De reparatie duurde tot de achtermiddag van de volgende dag, waarna met de loods aan boord het Panamakanaal werd ingestoomd hetgeen 7 uur in beslag nam. Eenmaal in de Caribische zee aangekomen moest tegen een krachtige noord-oost-passaatwind worden opgetornd, maar op de achtermiddag van 2 mei werd op de marinebasis Parera in Willemstad afgemeerd. In de twee hierop volgende dagen werd het nieuwe haven complex opgelood en werden de lichten, lichtboeien, dukdalven en meerboeien van het Schottegat gecontroleerd en met de zeekaart vergeleken.
Van november 1954 tot maart 1957 was de Luymes volop in de weer geweest met opnamewerkzaamheden in het gebied rondom Nieuw Guinea en tussendoor was er even gelegenheid om in Sorong of Manokwari uit te hijgen. In die periode werd aan boord volgens de zogenaamde “Ambondienst” gewerkt, hetgeen betrekking had op de vooroorlogse werkzaamheden van de Hydrografische dienst in de Molukken met Ambon als standplaats.Het was nu echter de hoogste tijd geworden voor algeheel groot onderhoud bij de Rijkswerf in Den Helder en daartoe vertrok het schip op 19 maart vanuit Hollandia. Vanwege het slechte weer werd met twee dagen achterstand op het vaarprogramma de haven van Pearl Harbor op de voormiddag van 3 april bereikt, waar het schip door een mariniersband met vrolijke muziek werd verwelkomd. Naast de gebruikelijke recepties en ontvangsten was er dagelijks voor de bemanning een bustocht over het eiland die door de Amerikaanse marine werd aangeboden.Op de dagwacht van 6 april werd Pearl Harbor verlaten en opgestoomd naar Honolulu om olie te laden. Dit was op de achtermiddag gereed en werd de reis naar Long Beach vervolgd. De reis werd begunstigd door stralend mooi weer en op de voormiddag van 15 april werd langs de houten pipeline pier in Long Beach afgemeerd. Natuurlijk stond ook hier een welkomstcomité gereed en werden er dagelijks excursies gemaakt naar televisiestudio’s en de filmstudio van Metro Goldwyn Mayer. De Amerikanen boden de bezoekers veel gastvrijheid, hetgeen hogelijk werd gewaardeerd.Op de voormiddag van 18 april werd naar zee vertrokken en op de eerste wacht van 28 april kwam men op de rede van Balbao ten anker. Het anker bleek echter niet meer te kunnen worden ingedraaid als gevolg van slijtage van de koppeling tussen elektromotor en het mechanische gedeelte van het ankerspil. De reparatie duurde tot de achtermiddag van de volgende dag, waarna met de loods aan boord het Panamakanaal werd ingestoomd hetgeen 7 uur in beslag nam. Eenmaal in de Caribische zee aangekomen moest tegen een krachtige noord-oost-passaatwind worden opgetornd, maar op de achtermiddag van 2 mei werd op de marinebasis Parera in Willemstad afgemeerd. In de twee hierop volgende dagen werd het nieuwe haven complex opgelood en werden de lichten, lichtboeien, dukdalven en meerboeien van het Schottegat gecontroleerd en met de zeekaart vergeleken.
Op de voormiddag van 4 mei was de commandant met een deputatie van de bemanning aanwezig bij het onthullen van een monument voor de gesneuvelden uit de laatste wereldoorlog. De volgende dag werd aan de bemanning een zeer geslaagde picknick aangeboden Op de voormiddag van maandag 6 mei werd naar de Caracasbaai verstoomd om olie te laden en nog diezelfde middag weer vertrokken voor de oversteek naar de Azoren om op de voormiddag van 17 mei in Ponta Delgade af te meren om de bunkers opnieuw bij te vullen. Op de platvoet was dit gereed en werd aan het laatste stukje naar de thuishaven begonnen, waar op 24 mei werd afgemeerd. Hierop werd het schip bij de Rijkswerf in vierde traps onderhoud genomen, hetgeen tot 1 mei 1958 zijn beslag nam.Tijdens de invaarperiode werd van 17 tot 19 mei 1958 een bezoek aan Aberdeen gebracht. Nadat het schip weer in dienst was gesteld werd onder commando van Ltz.1 H.K. den Daas op 4 juni Den Helder verlaten om de volgende dag in Southampton af te meren. Gedurende drie dagen werden door personeel van de firma Hughes & Kelvin de recorders van de echoloodinstallatie van het schip en van de drie motorsloepen gemonteerd. Dit werk kwam op de voormiddag van 9 juni tot een goed einde en werd naar zee vertrokken met bestemming Monaco. Het was prachtig weer, maar helaas begon de pakkingbus van de stuurboordsschroefas te lekken en moest de stuurboordsmotor worden afgezet. Dit euvel had zich reeds eerder voorgedaan direct na vertrek uit Den Helder. Aangezien het zich niet ernstig liet aanzien en met eigen middelen verholpen kon worden, werd besloten de reis normaal te vervolgen. Toen echter bij de volgende lekkage bleek dat zich in het lekwater metaaldeeltjes bevonden, werd ogenblikkelijk besloten de stuurboordsvoortstuwer niet meer te gebruiken en de BDZ hierover in te lichten. Op de voormiddag van 14 juni werd Gibraltar bereikt waar het schip in het dok werd opgenomen voor algeheel herstel. Bij de Royal Naval Dockyard werd een uit Nederland overgebrachte nieuwe stuurboordsschroefas gemonteerd, terwijl tevens de bakboordsschroefas werd gereviseerd en de pokhouten lagers van de schroefaskokers werden vernieuwd.
Tijdens een proefvaart op 4 en 5 juli bleek dat de reparaties geen afdoende verbetering hadden opgeleverd, waarop het schip op 7 juli opdracht kreeg naar Den Helder terug te keren. Zodoende werd de Luymes op 13 juli opnieuw in het dok van de Rijkswerf opgenomen voor algeheel herstel aan de beide voortstuwers.
Tijdens een proefvaart op 4 en 5 juli bleek dat de reparaties geen afdoende verbetering hadden opgeleverd, waarop het schip op 7 juli opdracht kreeg naar Den Helder terug te keren. Zodoende werd de Luymes op 13 juli opnieuw in het dok van de Rijkswerf opgenomen voor algeheel herstel aan de beide voortstuwers.
Nadat de problemen naar
tevredenheid waren opgelost vertrok het schip op de platvoet van 25 juli alsnog
naar Nieuw Guinea. De Golf van Biskaje deed weer eens van zich spreken en velen
waren druk bezig de visjes van een verse maaltijd te voorzien. Op de voormiddag
van 28 juli werd rendez-vous gemaakt met Hr.Ms. Drenthe en werd een zak post met
bestemming Nederland afgegeven. Eenmaal in de Middellandse Zee aangekomen moest
wegens de dichte mist de vaart herhaaldelijk worden geminderd, maar desondanks
kon op 4 augustus op de boeien van de Grand Harbour in Malta worden afgemeerd.
Eén dag tevoren werden in zee de beide motoren stilgezet en met het schip drijvende
werd gelegenheid gegeven in zee te zwemmen, waarbij tevens door duikers een
inspectie werd uitgevoerd naar de toestand van de voortstuwers, waarbij bleek
dat bakboordstrossenbeschermer ontbrak. Pech bleef het schip achtervolgen, want
op de achtermiddag ontstond een explosie in de vuurhaard van de hulpketel,
gelukkig zonder persoonlijke ongelukken. Tijdens het manoeuvreren in de haven
viel de verstelinrichting van bakboordsschroefas uit vanwege breuk van de
sleepring. De Royal Naval Dockyard op Malta was bereidwillig om te assisteren
bij de reparaties en de medewerking was voortreffelijk, zodat op de platvoet
van 8 augustus weer naar zee kon worden vertrokken.
Op de eerste wacht van 11 augustus viel het anker voor Port Said in de grond in afwachting van de loods. Toen deze eindelijk arriveerde werd het Suez-kanaal ingestoomd en pas op de hondewacht van 13 augustus Suez bereikt waar de kanaalloods werd bedankt om vervolgens de Rode Zee in te stomen. Het was bloedheet met temperaturen van ongeveer 34 graden waar men uiteraard veel last van had. Op 18 augustus werd in Aden afgemeerd om olie te laden en konden voor enkele uren de benen worden gestrekt, waarna nog dezelfde dag de reis door de Indische Oceaan werd vervolgd. Op deze grote plas overheerste een krachtige zuid-west-moesson die het schip soms slingeringen van 35 graden liet maken. Nadat Minicoy was gepasseerd nam de wind af en werd het schip weer leefbaar.Op 26 augustus werden de motoren gestopt om de Koning der Zeeën Neptunus met zijn gevolg gelegenheid te geven de baren te dopen, hetgeen geen nadere uitleg behoeft. Opnieuw werd de Luymes door pech getroffen. Bij het aanlopen van het licht van Sultan op 3 september viel plotseling de verstelinrichting van bakboordsschroefas uit omdat de verbindingsbout tussen de zuiger en de sleepring gebroken was. Op stuurboordsmotor werd doorgevaren en enkele uren later aan steiger 1 te Pulu Bukom afgemeerd om olie te laden. Hierna werd doorgestoomd naar de Naval Base, maar onderweg viel stuurboordsmotor uit vanwege moeilijkheden met de koelwatervoorziening, zodat gedurende twee uur ten anker moest worden gegaan, doch na reparatie kon alsnog op de platvoet aan de Naval Base worden afgemeerd. Meteen werd contact opgenomen met de Royal Naval Dockyard waarvan de medewerking voortreffelijk was bij het uitvoeren van de reparaties. Op de voormiddag van 7 september werd opnieuw zee gekozen om het laatste stukje van het traject te volbrengen. Onderweg werden een aantal diepzeelodingen verricht, maar dit werk moest worden gestaakt toen dit instrument uitviel. Tenslotte kon op de platvoet van 15 september in Biak worden afgemeerd.
Nabij Woendoeminas werden dregwerkzaamheden uitgevoerd welke wegens de weersomstandigheden moesten worden afgebroken, waarop naar Merauke werd gekoerst om de Snellius af te lossen. Op 14 november werd rendez-vous gemaakt met het m.s. Johan van Oldebarneveldt waarvan 37 verstekelingen werden overgenomen om die aan het marinekampement in Merauke over te dragen. Vervolgens werd het opnemingswerk met behulp van de Decca-chain langs de zuidkust van Nieuw Guinea ter hand genomen dat ook het gehele jaar 1959 en 1960 in beslag nam, afgewisseld met korte rust- en onderhoudsperiodes in de verversingshavens.
Inmiddels was het schip weer aan een grote onderhoudsbeurt toe en onder commando van Ltz.1 H.J. Bolhuis, die dit op 24 december 1960 op zich had genomen, vertrok de Luymes op 2 mei 1961 uit Biak en arriveerde op 10 mei in Singapore waar olie werd geladen. Twee dagen later werd de reis naar Aden vervolgd. In de Indische Oceaan moest het schip tegen de zuidwest-moesson optornen waarbij soms grote hoeveelheden zeewater werden overgenomen en het zicht geregeld niet meer dan 100 meter bedroeg. Vermoeid kwam men op 25 mei in Aden aan en was er slechts korte tijd voor enige ontspanning, want nog diezelfde dag werd vertrokken richting Suez. Ook op dit traject had men op 28 mei met een stormachtige noordwestenwind te kampen en door het overkomende zeewater ontstond op de bak enige schade, waardoor de vaart moest worden verminderd. De volgende dag was het prachtig weer en laat in de avond werd Suez bereikt waar de loods aan boord kwam voor de tocht door het Suezkanaal. Pas in de avond van 30 mei kwam men in Port Said en werd koers gezet naar Piraeus waar op 2 juni werd afgemeerd. Even de benen strekken en ontspannen, waarna op 5 juni aan het laatste gedeelte naar de thuishaven werd begonnen waar op 15 juni op de rede ten anker werd gegaan. Hier kwam de CZM aan boord en om 12.00 uur lag Hr.Ms. Luymes veilig en wel langs steiger 38 afgemeerd. Tijdens de gehele reis waren 11.175,5 zeemijlen afgelegd. Vervolgens ging het schip naar de werf van P. Smit Jr. in Rotterdam voor algeheel groot onderhoud.
Op de eerste wacht van 11 augustus viel het anker voor Port Said in de grond in afwachting van de loods. Toen deze eindelijk arriveerde werd het Suez-kanaal ingestoomd en pas op de hondewacht van 13 augustus Suez bereikt waar de kanaalloods werd bedankt om vervolgens de Rode Zee in te stomen. Het was bloedheet met temperaturen van ongeveer 34 graden waar men uiteraard veel last van had. Op 18 augustus werd in Aden afgemeerd om olie te laden en konden voor enkele uren de benen worden gestrekt, waarna nog dezelfde dag de reis door de Indische Oceaan werd vervolgd. Op deze grote plas overheerste een krachtige zuid-west-moesson die het schip soms slingeringen van 35 graden liet maken. Nadat Minicoy was gepasseerd nam de wind af en werd het schip weer leefbaar.Op 26 augustus werden de motoren gestopt om de Koning der Zeeën Neptunus met zijn gevolg gelegenheid te geven de baren te dopen, hetgeen geen nadere uitleg behoeft. Opnieuw werd de Luymes door pech getroffen. Bij het aanlopen van het licht van Sultan op 3 september viel plotseling de verstelinrichting van bakboordsschroefas uit omdat de verbindingsbout tussen de zuiger en de sleepring gebroken was. Op stuurboordsmotor werd doorgevaren en enkele uren later aan steiger 1 te Pulu Bukom afgemeerd om olie te laden. Hierna werd doorgestoomd naar de Naval Base, maar onderweg viel stuurboordsmotor uit vanwege moeilijkheden met de koelwatervoorziening, zodat gedurende twee uur ten anker moest worden gegaan, doch na reparatie kon alsnog op de platvoet aan de Naval Base worden afgemeerd. Meteen werd contact opgenomen met de Royal Naval Dockyard waarvan de medewerking voortreffelijk was bij het uitvoeren van de reparaties. Op de voormiddag van 7 september werd opnieuw zee gekozen om het laatste stukje van het traject te volbrengen. Onderweg werden een aantal diepzeelodingen verricht, maar dit werk moest worden gestaakt toen dit instrument uitviel. Tenslotte kon op de platvoet van 15 september in Biak worden afgemeerd.
Nabij Woendoeminas werden dregwerkzaamheden uitgevoerd welke wegens de weersomstandigheden moesten worden afgebroken, waarop naar Merauke werd gekoerst om de Snellius af te lossen. Op 14 november werd rendez-vous gemaakt met het m.s. Johan van Oldebarneveldt waarvan 37 verstekelingen werden overgenomen om die aan het marinekampement in Merauke over te dragen. Vervolgens werd het opnemingswerk met behulp van de Decca-chain langs de zuidkust van Nieuw Guinea ter hand genomen dat ook het gehele jaar 1959 en 1960 in beslag nam, afgewisseld met korte rust- en onderhoudsperiodes in de verversingshavens.
Inmiddels was het schip weer aan een grote onderhoudsbeurt toe en onder commando van Ltz.1 H.J. Bolhuis, die dit op 24 december 1960 op zich had genomen, vertrok de Luymes op 2 mei 1961 uit Biak en arriveerde op 10 mei in Singapore waar olie werd geladen. Twee dagen later werd de reis naar Aden vervolgd. In de Indische Oceaan moest het schip tegen de zuidwest-moesson optornen waarbij soms grote hoeveelheden zeewater werden overgenomen en het zicht geregeld niet meer dan 100 meter bedroeg. Vermoeid kwam men op 25 mei in Aden aan en was er slechts korte tijd voor enige ontspanning, want nog diezelfde dag werd vertrokken richting Suez. Ook op dit traject had men op 28 mei met een stormachtige noordwestenwind te kampen en door het overkomende zeewater ontstond op de bak enige schade, waardoor de vaart moest worden verminderd. De volgende dag was het prachtig weer en laat in de avond werd Suez bereikt waar de loods aan boord kwam voor de tocht door het Suezkanaal. Pas in de avond van 30 mei kwam men in Port Said en werd koers gezet naar Piraeus waar op 2 juni werd afgemeerd. Even de benen strekken en ontspannen, waarna op 5 juni aan het laatste gedeelte naar de thuishaven werd begonnen waar op 15 juni op de rede ten anker werd gegaan. Hier kwam de CZM aan boord en om 12.00 uur lag Hr.Ms. Luymes veilig en wel langs steiger 38 afgemeerd. Tijdens de gehele reis waren 11.175,5 zeemijlen afgelegd. Vervolgens ging het schip naar de werf van P. Smit Jr. in Rotterdam voor algeheel groot onderhoud.
Op 27 april 1962 om 09.00 uur kwam
de CZM, schout-bij-nacht Mr. A.N. Baron de Vos van Steenwijk aan boord en sprak
de bemanning toe. Hierbij noemde hij de dubbelfunctie van opnemer-patrouillevaartuig
welke het schip vanwege de veranderde situatie in Nieuw Guinea stond te
wachten. Uitgewuifd door talloze familieleden en bekenden werd onder commando
van Ltz.1 J.H. de Gruyter om 12.00 uur de haven van Den Helder verlaten. Tot na
Het Kanaal verliep de reis voorspoedig, maar daarna moest men tegen hoge zeeën
opboksen met windkracht 5 tot 8, doch hierna werd de route naar de Azoren
verlaten en rechtstreeks koers gezet naar Curaçao, zodat op 12 mei de haven van
Willemstad werd binnengelopen en kreeg ligplaats aan de admiraal-Brionwerf. Het
was meteen een drukte van belang en de commandant ontving meteen een programma
om het verblijf in Willemstad te veraangenamen. Dit hield onder andere in
party’s, zwemmen, picknicks, een rondrit over het eiland en voetballen tegen
Hr.Ms. Van Amstel.
Op donderdag 17 mei werden vele goederen aan boord genomen die benodigd waren in verband met de lange reis naar Tahiti, waarna om 16.00 uur de trossen los gingen om aan deze reis te beginnen. Op zondag 20 mei werd door het Panamakanaal gestoomd, waarna op de achtermiddag het Malpelo Island, een rots in de oceaan, werd gepasseerd. Drie dagen later werd vlak langs de Galapos-eilanden gevaren uit eerbied voor de pioniers families.Bij het passeren van de evenaar werden 47 “onbevaren baren” grondig door Neptunes onder handen genomen. Onderweg werden diverse noodzakelijke oefeningen gehouden, waarna in de morgenuren van 7 juni Papeete op Tahiti werd bereikt. Het laatste Nederlandse marinebezoek aan deze haven dateerde uit 1955 toen Hr.Ms. Van Zijll op thuisreis vanuit Korea hier met bloemenkransen welkom werd geheten. Nu werd de bemanning van de Luymes hiermee verrast. In de haven lag de Franse kruiser De Grasse waarmee eerbewijzen en bezoeken werden uitgewisseld. Bij de bemanning waren vooral de rieten “hula-hula-rokjes” met de beroemde heupdans “tamure” in trek. Tweemaal werd een rondrit over het eiland gemaakt en iedereen genoot intens van het bezoek aan dit droomeiland in de Stille Zuidzee. Bij het vertrek op 12 juni werden velen verreikt met kettingen van schelpen die door de Tahitiaanse schonen werden omgehangen. Na dit roerende afscheid werd rechtstreeks koers gezet naar Hollandia dat op 26 juni werd bereikt. In verband met de verwachte patrouilleopdrachten werden de oorlogswachten en rollen grondig beoefend.
In Nederland was het schip extra bewapend en bemand voor transport- en patrouillediensten en bracht in de periode van 29 juni tot 11 juli in drie trips 200 man van de landmacht met grote hoeveelheden munitie van Biak naar Kaimana. Op 11 juli kwamen in Kaimana 100 mariniers met één papagaai en zes gevangen genomen Indonesische parachutisten aan boord die allemaal twee dagen later in Manokwari werden afgeleverd. Vervolgens werd een versterkt peloton mariniers van Biak naar Hollandia gebracht en bleef het schip daar tot 28 juli in onderhoud liggen. De laatste transporttaak betrof het overbrengen van 110 man van de landmacht van Biak naar Fak Fak en een retourvracht van een versterkt peloton mariniers naar Manokwari. Op de dagwacht van 10 augustus voer de Luymes langs de zuidkust van Misool, toen er van een patrouillerende Neptune een bericht binnenkwam dat het kampongsein van Wey niet aanwezig was. Dat betekende onraad. Aan boord van de Luymes werd alarm gemaakt en om 09.30 uur voer het schip de baai bij de kampong binnen. Opeens zag men een aantal figuren in groene uniformen met helmen en geweren die tussen de huisjes liepen. Infiltranten! Vanaf de brug kon men nog net de mariniers waarschuwen die daarop met een grote boog om de kampong heen naar het strand voeren. Met de 40mm mitrailleur werd het vuur geopend op de hellingen achter de kampong waar men de infiltranten in de bossen zag wegvluchten. Ook stuurboords 20mm en de 12,7mm werden ingezet. Voor een aantal infiltranten was de actie voorbij en tegen 10.30 uur werd de baai weer verlaten Nog eenmaal moest de Luymes met de 40mm het vuur openen, ditmaal op een geheel onverwachte tegenstander. Op de hondewacht van 12 augustus voer het schip op ongeveer 30 mijl ten zuiden van de ingang van Straat Sagewin. Er was een sein binnengekomen dat men rekening moest houden met infiltraties door Indonesische MTB’s. Om 01.15 uur werd op de radar op 8 mijl een contact verkregen dat met hoge vaart recht op het schip afkwam. Meteen werd alarm gemaakt en begon er een seinlamp te knipperen. Dit was niet het herkenningssein van die dag. De spanning op de brug steeg en de commandant gaf opdracht naar de vijand toe te draaien om zo een zo smal mogelijk doel te bieden. Weer werden lichtseinen waargenomen en direct daarop hoorde men kanonschoten, terwijl ver achter het schip lichtgranaten neerdaalden. De commandant aarzelde geen moment. “Vuur openen”! Gelijk een paar korte vuurstoten met de 40mm. Vrijwel gelijktijdig meldde de radiohut dat er een vijandsmelding van de Evertsen was onderschept en de positie daarvan kwam overeen met die van de Luymes. "Vastvuren” en naamsein wisselen, waarna opgelucht adem werd gehaald omdat het de Evertsen was. Wegens een niet gemelde vaaropdracht van de Evertsen was de commandant van de Luymes geheel onkundig gebleven en op de Evertsen had men een verkeerde tabel van de verkenningsseinen gebruikt, met dit incident als resultaat. Het voorval werd later uitgepraat.
Van opnemingswerkzaamheden was in deze roerige periode uiteraard niets terecht gekomen (waar ook geen opdracht voor was ontvangen. De hydrografische opnemingswerkzaamheden waren namelijk sinds februari van dat jaar gestaakt) en iedereen was blij toen op 15 augustus de vijandelijkheden met Indonesië werden beëindigd. Op 1 november lag de Luymes in Biak gereed voor vertrek naar Nederland. Het schip was geladen met allerlei goederen en had tevens een grote partij orchideeën voor de Hortus Botanicus aan boord. Nadat de CZMNG een afscheidbezoek aan boord had gebracht, vertrok het schip om 08.00 uur en stoomde de lagune van Sorido uit met bestemming Singapore.
Een dag eerder dan gepland liep de Luymes op 8 november de haven van Singapore binnen, hetgeen betekende dat het eendaagse bezoek met een middag werd verlengd. De bemanning kreeg gelegenheid om in de vele winkels op de marinebasis inkopen te doen, doch om politieke redenen mocht men niet buiten de basis komen. Op zaterdag 10 november werden om 11.00 uur de trossen weer losgegooid en bij Pulu Bukum olie te laden, waarna nog dezelfde middag werd vertrokken op weg naar Cochin. De reis verliep zeer vlot en doordat men een dag op het schema was voor geraakt, werd een dag besteed aan manoeuvreeroefeningen met de motorsloepen. Op 17 november werd in de vroege morgen de haven van Cochin bereikt. Vertegenwoordigers van de Indiase marine stonden ter verwelkoming gereed en reeds diezelfde middag werd de eerste van een aantal bustochten gemaakt. Er werd basketbal- en voetbalwedstrijden gespeeld en de officieren gingen hokeyen. Gesterkt met de opgedane prettige ervaringen werd in de vroege morgen van 20 november deze gastvrije stad verlaten om op 27 november slechts voor een half etmaal Aden aan te doen om de brandstofvoorraad weer op peil te brengen. Eenmaal in de Roze Zee werd het bericht ontvangen van het overlijden van Prinses Wilhelmina en ging de vlag halfstok. Op 2 december werd Suez bereikt en op het middaguur van de volgende dag voer de Luymes als eerste in een konvooi van 24 schepen door het Suezkanaal. Tot 18.00 uur verliep alles vlot; toen raakte een tanker in moeilijkheden en moest tot 03.00uur van de volgende dag worden gemeerd. Eenmaal in Port Said aangekomen kwam de consul als welkome gast aan boord omdat hij een zak post bij zich had, waarop de Middellandse Zee werd ingestoomd. In het begin stond er een flinke storm, die later gelukkig afzwakte.
Aangezien het schip voor was op het reisschema werd rond de Balearen gevaren en op maandag 10 december kwam het schip in de haven van Palma de Mallorca aan. De ontvangst was vriendelijk en de Nederlandse Club organiseerde bustochten over het eiland die zeer de moeite waar waren en bijzonder in de smaak vielen. Op donderdag 13 december gingen de trossen weer los om via Gibraltar naar Den Helder te varen. Hier kwam het schip op 19 december op de rede ten anker. De volgende morgen kwam de CZM, vice-admiraal Mr. A.N. Baron de Vos van Steenwijk aan boord en heette de bemanning tijdens een alle hens voor de boeg hartelijk welkom. Kort hierop stoomde de Luymes de haven binnen en na te zijn afgemeerd ging het grootste gedeelte van de bemanning met kerstverlof naar huis. Vervolgens kreeg de Luymes een korte onderhoudsbeurt bij de Rijkswerf. Hiermee was op drastische wijze een definitief einde gekomen aan het opnemingswerk in het voormalige Nederlands Nieuw Guinea.
In maart 1963 was het schip weer gereed voor opnemingswerkzaamheden op de Noordzee en bracht van 14 tot 18 juni een bezoek aan Chatham. Op 11 oktober meerde het witte schip in de haven van Hamburg en werd een bezoek gebracht aan de Duitse Hydrografische Dienst. Tevens werd er een bustocht gemaakt naar Lübeck en de Oostduitse zonegrens. Ondanks de aan boord gegeven ernstige waarschuwing werden enkele passagiers het slachtoffer van de fantastische prijzenzwendel op de Reeperbahn. Op maandag 14 oktober werd een havenrondvaart afgelast in verband met een opstekende storm. In de loop van de dag waren er stormvloedwaarschuwingen voor de omgeving van Hamburg van kracht, doch om 13.00 uur werd ontmeert en op eigen gelegenheid de Elbe afgevaren naar een woeste zee. Op 17 oktober keerde het schip weer in Den Helder terug.
Op donderdag 17 mei werden vele goederen aan boord genomen die benodigd waren in verband met de lange reis naar Tahiti, waarna om 16.00 uur de trossen los gingen om aan deze reis te beginnen. Op zondag 20 mei werd door het Panamakanaal gestoomd, waarna op de achtermiddag het Malpelo Island, een rots in de oceaan, werd gepasseerd. Drie dagen later werd vlak langs de Galapos-eilanden gevaren uit eerbied voor de pioniers families.Bij het passeren van de evenaar werden 47 “onbevaren baren” grondig door Neptunes onder handen genomen. Onderweg werden diverse noodzakelijke oefeningen gehouden, waarna in de morgenuren van 7 juni Papeete op Tahiti werd bereikt. Het laatste Nederlandse marinebezoek aan deze haven dateerde uit 1955 toen Hr.Ms. Van Zijll op thuisreis vanuit Korea hier met bloemenkransen welkom werd geheten. Nu werd de bemanning van de Luymes hiermee verrast. In de haven lag de Franse kruiser De Grasse waarmee eerbewijzen en bezoeken werden uitgewisseld. Bij de bemanning waren vooral de rieten “hula-hula-rokjes” met de beroemde heupdans “tamure” in trek. Tweemaal werd een rondrit over het eiland gemaakt en iedereen genoot intens van het bezoek aan dit droomeiland in de Stille Zuidzee. Bij het vertrek op 12 juni werden velen verreikt met kettingen van schelpen die door de Tahitiaanse schonen werden omgehangen. Na dit roerende afscheid werd rechtstreeks koers gezet naar Hollandia dat op 26 juni werd bereikt. In verband met de verwachte patrouilleopdrachten werden de oorlogswachten en rollen grondig beoefend.
In Nederland was het schip extra bewapend en bemand voor transport- en patrouillediensten en bracht in de periode van 29 juni tot 11 juli in drie trips 200 man van de landmacht met grote hoeveelheden munitie van Biak naar Kaimana. Op 11 juli kwamen in Kaimana 100 mariniers met één papagaai en zes gevangen genomen Indonesische parachutisten aan boord die allemaal twee dagen later in Manokwari werden afgeleverd. Vervolgens werd een versterkt peloton mariniers van Biak naar Hollandia gebracht en bleef het schip daar tot 28 juli in onderhoud liggen. De laatste transporttaak betrof het overbrengen van 110 man van de landmacht van Biak naar Fak Fak en een retourvracht van een versterkt peloton mariniers naar Manokwari. Op de dagwacht van 10 augustus voer de Luymes langs de zuidkust van Misool, toen er van een patrouillerende Neptune een bericht binnenkwam dat het kampongsein van Wey niet aanwezig was. Dat betekende onraad. Aan boord van de Luymes werd alarm gemaakt en om 09.30 uur voer het schip de baai bij de kampong binnen. Opeens zag men een aantal figuren in groene uniformen met helmen en geweren die tussen de huisjes liepen. Infiltranten! Vanaf de brug kon men nog net de mariniers waarschuwen die daarop met een grote boog om de kampong heen naar het strand voeren. Met de 40mm mitrailleur werd het vuur geopend op de hellingen achter de kampong waar men de infiltranten in de bossen zag wegvluchten. Ook stuurboords 20mm en de 12,7mm werden ingezet. Voor een aantal infiltranten was de actie voorbij en tegen 10.30 uur werd de baai weer verlaten Nog eenmaal moest de Luymes met de 40mm het vuur openen, ditmaal op een geheel onverwachte tegenstander. Op de hondewacht van 12 augustus voer het schip op ongeveer 30 mijl ten zuiden van de ingang van Straat Sagewin. Er was een sein binnengekomen dat men rekening moest houden met infiltraties door Indonesische MTB’s. Om 01.15 uur werd op de radar op 8 mijl een contact verkregen dat met hoge vaart recht op het schip afkwam. Meteen werd alarm gemaakt en begon er een seinlamp te knipperen. Dit was niet het herkenningssein van die dag. De spanning op de brug steeg en de commandant gaf opdracht naar de vijand toe te draaien om zo een zo smal mogelijk doel te bieden. Weer werden lichtseinen waargenomen en direct daarop hoorde men kanonschoten, terwijl ver achter het schip lichtgranaten neerdaalden. De commandant aarzelde geen moment. “Vuur openen”! Gelijk een paar korte vuurstoten met de 40mm. Vrijwel gelijktijdig meldde de radiohut dat er een vijandsmelding van de Evertsen was onderschept en de positie daarvan kwam overeen met die van de Luymes. "Vastvuren” en naamsein wisselen, waarna opgelucht adem werd gehaald omdat het de Evertsen was. Wegens een niet gemelde vaaropdracht van de Evertsen was de commandant van de Luymes geheel onkundig gebleven en op de Evertsen had men een verkeerde tabel van de verkenningsseinen gebruikt, met dit incident als resultaat. Het voorval werd later uitgepraat.
Van opnemingswerkzaamheden was in deze roerige periode uiteraard niets terecht gekomen (waar ook geen opdracht voor was ontvangen. De hydrografische opnemingswerkzaamheden waren namelijk sinds februari van dat jaar gestaakt) en iedereen was blij toen op 15 augustus de vijandelijkheden met Indonesië werden beëindigd. Op 1 november lag de Luymes in Biak gereed voor vertrek naar Nederland. Het schip was geladen met allerlei goederen en had tevens een grote partij orchideeën voor de Hortus Botanicus aan boord. Nadat de CZMNG een afscheidbezoek aan boord had gebracht, vertrok het schip om 08.00 uur en stoomde de lagune van Sorido uit met bestemming Singapore.
Een dag eerder dan gepland liep de Luymes op 8 november de haven van Singapore binnen, hetgeen betekende dat het eendaagse bezoek met een middag werd verlengd. De bemanning kreeg gelegenheid om in de vele winkels op de marinebasis inkopen te doen, doch om politieke redenen mocht men niet buiten de basis komen. Op zaterdag 10 november werden om 11.00 uur de trossen weer losgegooid en bij Pulu Bukum olie te laden, waarna nog dezelfde middag werd vertrokken op weg naar Cochin. De reis verliep zeer vlot en doordat men een dag op het schema was voor geraakt, werd een dag besteed aan manoeuvreeroefeningen met de motorsloepen. Op 17 november werd in de vroege morgen de haven van Cochin bereikt. Vertegenwoordigers van de Indiase marine stonden ter verwelkoming gereed en reeds diezelfde middag werd de eerste van een aantal bustochten gemaakt. Er werd basketbal- en voetbalwedstrijden gespeeld en de officieren gingen hokeyen. Gesterkt met de opgedane prettige ervaringen werd in de vroege morgen van 20 november deze gastvrije stad verlaten om op 27 november slechts voor een half etmaal Aden aan te doen om de brandstofvoorraad weer op peil te brengen. Eenmaal in de Roze Zee werd het bericht ontvangen van het overlijden van Prinses Wilhelmina en ging de vlag halfstok. Op 2 december werd Suez bereikt en op het middaguur van de volgende dag voer de Luymes als eerste in een konvooi van 24 schepen door het Suezkanaal. Tot 18.00 uur verliep alles vlot; toen raakte een tanker in moeilijkheden en moest tot 03.00uur van de volgende dag worden gemeerd. Eenmaal in Port Said aangekomen kwam de consul als welkome gast aan boord omdat hij een zak post bij zich had, waarop de Middellandse Zee werd ingestoomd. In het begin stond er een flinke storm, die later gelukkig afzwakte.
Aangezien het schip voor was op het reisschema werd rond de Balearen gevaren en op maandag 10 december kwam het schip in de haven van Palma de Mallorca aan. De ontvangst was vriendelijk en de Nederlandse Club organiseerde bustochten over het eiland die zeer de moeite waar waren en bijzonder in de smaak vielen. Op donderdag 13 december gingen de trossen weer los om via Gibraltar naar Den Helder te varen. Hier kwam het schip op 19 december op de rede ten anker. De volgende morgen kwam de CZM, vice-admiraal Mr. A.N. Baron de Vos van Steenwijk aan boord en heette de bemanning tijdens een alle hens voor de boeg hartelijk welkom. Kort hierop stoomde de Luymes de haven binnen en na te zijn afgemeerd ging het grootste gedeelte van de bemanning met kerstverlof naar huis. Vervolgens kreeg de Luymes een korte onderhoudsbeurt bij de Rijkswerf. Hiermee was op drastische wijze een definitief einde gekomen aan het opnemingswerk in het voormalige Nederlands Nieuw Guinea.
In maart 1963 was het schip weer gereed voor opnemingswerkzaamheden op de Noordzee en bracht van 14 tot 18 juni een bezoek aan Chatham. Op 11 oktober meerde het witte schip in de haven van Hamburg en werd een bezoek gebracht aan de Duitse Hydrografische Dienst. Tevens werd er een bustocht gemaakt naar Lübeck en de Oostduitse zonegrens. Ondanks de aan boord gegeven ernstige waarschuwing werden enkele passagiers het slachtoffer van de fantastische prijzenzwendel op de Reeperbahn. Op maandag 14 oktober werd een havenrondvaart afgelast in verband met een opstekende storm. In de loop van de dag waren er stormvloedwaarschuwingen voor de omgeving van Hamburg van kracht, doch om 13.00 uur werd ontmeert en op eigen gelegenheid de Elbe afgevaren naar een woeste zee. Op 17 oktober keerde het schip weer in Den Helder terug.
In 1964 verrichtte de Luymes lodingswerk voor de monding van de Westerschelde, in het zeegat van Texel en deed oceanografische waarnemingen ten behoeve van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, alsmede seismologische waarnemingen ten behoeve van het Venig Meinesz laboratorium. Maar daarnaast deed het ook dienst als visserij-inspectievaartuig en was ingedeeld bij de NATO-oefening Tip Top. Nadat op de voormiddag van maandag 6 april Den Helder was verlaten werd het weekeinde van 10 en 11 april nabij de ST-route ten anker doorgebracht. Na de visserij te hebben geïnspecteerd werd opgestoomd naar de Firth of Forth en deze rivier op vrijdag 17 april in dichte mist opgestoomd. Zonder problemen werd om 13.30 uur in Rosyth afgemeerd. Naast de officiële bezoeken waren er bustochten door de prachtige doch regenachtige Schotse omgeving. Op maandag 20 april gingen de trossen weer los en op 24 april keerde het opnemingsvaartuig in Den Helder terug. Tussen 28 april en 16 mei werden bezoeken aan Trondheim en Oostende gebracht en voorts werden tussen 19 juni en 8 juli bezoeken aan Arendal en Frederikshaven gebracht.
Van juli tot oktober verbleef de Luymes op de Rijkswerf voor reparatie en een dokbeurt en werden voorbereidingen getroffen voor hydrografische werkzaamheden in Suriname. In oktober vertrok het schip naar Suriname en verrichtte daar bewakingsdiensten, alsmede hydrografische opnemingen in de Corantijrivier. Van deze reis naar Suriname is helaas geen reisverslag te vinden. Een verslag van het werk dat in Suriname werd verricht is de lezen bij Hr.Mr. Snellius. Van 7 tot 10 mei 1965 bracht het schip een bezoek aan Georgetown en tussen 3 en 16 juni werden Tobago, Chaguaramas en Paramaribo bezocht.
Na een drukke periode van opnemingswerkzaamheden was het de hoogste tijd geworden voor algeheel groot onderhoud bij de Rijskwerf en daartoe werd op 2 augustus in Paramaribo ontmeert en koers gezet naar La Coruña waar op 14 augustus werd afgemeerd om even de benen te strekken. Twee dagen later werd de reis vervolgd en op de voormiddag van 20 augustus werd in de Nieuwe Haven langszij Hr.Ms. Tromp afgemeerd. Hierop ging het schip in groot onderhoud en werd tevens een verhoogde boegverschansing aangebracht en geschikt werd gemaakt voor beperkt oceanografisch werk. Onder meer werd een hydraulische oceanografische lier en een automatische stuurinrichting aangebracht. Na de proefvaart werden opnemingen in de Noordzee nabij de Doggersbank verricht in samenwerking met Zweedse, Duitse en Deense opnemingsvaartuigen. Op 14 juni nam het schip deel aan de vlootschouw voor Scheveningen en in juli werd deelgenomen aan een militair oceanografische maand in NATO-verband ten noordwesten van Ierland. In augustus en september werd het schip gereed gemaakt om het zusterschip in Suriname te gaan aflossen, hetgeen in oktober plaats vond. Ook hiervan is geen reisverslag aanwezig. Aangekomen in Suriname werd het werk van de Snellius op het continentaal plat overgenomen, doch in december 1967 bevond het schip zich tijdelijk in de Antilliaanse wateren ter vervanging van het stationsschip Hr.Ms. Rotterdam.
Ook in 1968 werd het opnemingswerk in Suriname vervolgd, van half augustus tot half september onderbroken voor het uitvoeren van jaarlijks onderhoud en reparaties in Willemstad, alsmede voor het aflossen van de bemanning. In deze periode werden in de St. Annabaai een aantal controlelodingen uitgevoerd. Dan, na een lange periode onder de tropenzon waarin een belangrijke taak was volbracht, werd op 29 mei 1969 in Paramaribo afscheid genomen en koers gezet richting Dakar. In deze Franse marinehaven werd op 11 juni afgemeerd om de verstijfde spieren even los te maken en de voorraden weer op peil te brengen. De volgende dag werd de reis voortgezet richting Kaap Verdische eilanden, doch als gevolg van het uitvallen van stuurboordsschroef kwam een driedaags bezoek aan Santa Cruz de La Palma op de Canarische eilanden te vervallen en werd rechtstreeks doorgevaren naar de thuishaven, waar op de voormiddag van 27 juni werd afgemeerd. Vervolgens ging het schip bij de Rijkswerf in groot onderhoud.
Van juli tot oktober verbleef de Luymes op de Rijkswerf voor reparatie en een dokbeurt en werden voorbereidingen getroffen voor hydrografische werkzaamheden in Suriname. In oktober vertrok het schip naar Suriname en verrichtte daar bewakingsdiensten, alsmede hydrografische opnemingen in de Corantijrivier. Van deze reis naar Suriname is helaas geen reisverslag te vinden. Een verslag van het werk dat in Suriname werd verricht is de lezen bij Hr.Mr. Snellius. Van 7 tot 10 mei 1965 bracht het schip een bezoek aan Georgetown en tussen 3 en 16 juni werden Tobago, Chaguaramas en Paramaribo bezocht.
Na een drukke periode van opnemingswerkzaamheden was het de hoogste tijd geworden voor algeheel groot onderhoud bij de Rijskwerf en daartoe werd op 2 augustus in Paramaribo ontmeert en koers gezet naar La Coruña waar op 14 augustus werd afgemeerd om even de benen te strekken. Twee dagen later werd de reis vervolgd en op de voormiddag van 20 augustus werd in de Nieuwe Haven langszij Hr.Ms. Tromp afgemeerd. Hierop ging het schip in groot onderhoud en werd tevens een verhoogde boegverschansing aangebracht en geschikt werd gemaakt voor beperkt oceanografisch werk. Onder meer werd een hydraulische oceanografische lier en een automatische stuurinrichting aangebracht. Na de proefvaart werden opnemingen in de Noordzee nabij de Doggersbank verricht in samenwerking met Zweedse, Duitse en Deense opnemingsvaartuigen. Op 14 juni nam het schip deel aan de vlootschouw voor Scheveningen en in juli werd deelgenomen aan een militair oceanografische maand in NATO-verband ten noordwesten van Ierland. In augustus en september werd het schip gereed gemaakt om het zusterschip in Suriname te gaan aflossen, hetgeen in oktober plaats vond. Ook hiervan is geen reisverslag aanwezig. Aangekomen in Suriname werd het werk van de Snellius op het continentaal plat overgenomen, doch in december 1967 bevond het schip zich tijdelijk in de Antilliaanse wateren ter vervanging van het stationsschip Hr.Ms. Rotterdam.
Ook in 1968 werd het opnemingswerk in Suriname vervolgd, van half augustus tot half september onderbroken voor het uitvoeren van jaarlijks onderhoud en reparaties in Willemstad, alsmede voor het aflossen van de bemanning. In deze periode werden in de St. Annabaai een aantal controlelodingen uitgevoerd. Dan, na een lange periode onder de tropenzon waarin een belangrijke taak was volbracht, werd op 29 mei 1969 in Paramaribo afscheid genomen en koers gezet richting Dakar. In deze Franse marinehaven werd op 11 juni afgemeerd om de verstijfde spieren even los te maken en de voorraden weer op peil te brengen. De volgende dag werd de reis voortgezet richting Kaap Verdische eilanden, doch als gevolg van het uitvallen van stuurboordsschroef kwam een driedaags bezoek aan Santa Cruz de La Palma op de Canarische eilanden te vervallen en werd rechtstreeks doorgevaren naar de thuishaven, waar op de voormiddag van 27 juni werd afgemeerd. Vervolgens ging het schip bij de Rijkswerf in groot onderhoud.
Onderzoek heeft opgeleverd dat in de periode van juli 1969 –
maart 1970 Hr.Ms. Luymes tijdens groot onderhoud van een verhoogde boeg
is voorzien i.v.m. het deels wegvallen van het tropisch werkterrein en de inzet
in ruwere noordelijke streken.
Na een grondige opknapbeurt vertrok de Luymes op 16 maart 1970 uit Den Helder naar de Nederlandse Antillen voor het uitvoeren van hydrografische opnemingen rond de Beneden- en Bovenwindse eilanden en het deelnemen aan de Co-ordinated Investigation of the Caribbean and Adjacent Regions. Kort na het vertrek werden ter hoogte van Scheveningen door de marinevoorlichtingsdienst filmopnamen vanuit een helikopter van het schip gemaakt. Tijdens de vaart naar Las Palmas werden diepzeelodingen, magnometrische, gravimetrische en ornithologische waarnemingen verricht. Op 23 maart meerde het schip in Las Palmas om olie te laden en de benen te strekken en vertrok twee dagen later met bestemming Willemstad, waar het schip op 9 april afmeerde.
Ten behoeve van de plaatsbepaling werd de Decca Survey Chain van Suriname verplaatst naar de Benedenwindse eilanden. Het einde van deze reis op 21 december 1972 betekende tevens het einde van Hr.Ms. Luymes als opnemingsvaartuig, immers, in 1971 kwam de stafdoelstelling in concept gereed voor een nieuw te bouwen oceanografisch vaartuig ter vervanging van de Luymes en Snellius.
Op 12 januari 1973 werd Hr.Ms. Luymes door de Ltz.1 L.H. van Opstal voor de laatste maal uit dienst gesteld, waarna het opnemingsvaartuig op 1 maart 1973 van de sterkte werd afgevoerd. Op die datum werd het schip door de dienst der domeinen te Haarlem voor ƒ 266.904,- verkocht aan Pounds Marine Shipping Co. Te Havant, Hampshire, U.K.
Ten behoeve van de plaatsbepaling werd de Decca Survey Chain van Suriname verplaatst naar de Benedenwindse eilanden. Het einde van deze reis op 21 december 1972 betekende tevens het einde van Hr.Ms. Luymes als opnemingsvaartuig, immers, in 1971 kwam de stafdoelstelling in concept gereed voor een nieuw te bouwen oceanografisch vaartuig ter vervanging van de Luymes en Snellius.
Op 12 januari 1973 werd Hr.Ms. Luymes door de Ltz.1 L.H. van Opstal voor de laatste maal uit dienst gesteld, waarna het opnemingsvaartuig op 1 maart 1973 van de sterkte werd afgevoerd. Op die datum werd het schip door de dienst der domeinen te Haarlem voor ƒ 266.904,- verkocht aan Pounds Marine Shipping Co. Te Havant, Hampshire, U.K.