De laatste militaire vlucht op het Marinevliegkamp Valkenburg. Met dank aan Ton Briaire
Terugblik op het Marinevliegkamp Valkenburg
Inleiding
Van vliegweide tot vliegkamp
Bijna zeventig jaar na de start van de aanleg van een vliegweide bij Valkenburg en vijf jaar na de definitieve sluiting van het Marinevliegkamp Valkenburg is het goed nog eens in herinnering te brengen wat voor een veelzijdig en indrukwekkend bedrijf het is geweest. Veel MLD'ers hebben daar een groot deel van hun werkzame leven doorgebracht en zullen daar met weemoed aan terug denken. Onderstaand een kort terugblik op een vliegkamp dat zijn AOW net niet haalde.
Voor de Luchtvaartafdeling (LVA) werd begin 1937 een vierjarenplan opgesteld dat de basis zou vormen voor de toekomst van deze afdeling. Behalve geld voor vliegtuigen en munitie werd er vijf miljoen gulden uitgetrokken voor de aanleg van een aantal nieuwe vliegvelden. Tot aan die tijd waren de activiteiten van de LVA geconcentreerd op Soesterberg, de bakermat van de Nederlandse militaire luchtvaart. Strategisch werd het evenwel niet langer verantwoord geacht om de inmiddels bestelde nieuwe vliegtuigen allen op één vliegveld te
plaatsen. Om die reden werden ook op Schiphol dertig vliegtuigen gestationeerd.
Bij een eerste inventarisatie van nieuwe vliegveldlocaties werden twee terreinen bij Katwijk genoemd. Na uitgebreide verkenningen en besprekingen bleek een nabij het dorp Valken burg gelegen terrein de meeste voorkeur te hebben. Het Ministerie van Waterstaat was daar fel tegen en had plannen om bij Leiderdorp een grote nationale luchthaven aan te leggen.
Een van de eisen van Waterstaat was dat zich binnen een straal van 25 kilometer van de geplande locatie geen andere vliegvelden zouden bevinden.
Waar de nieuwe militaire vliegvelden in het westen des lands zouden komen werd pas in 1938 duidelijk. Als stafeis was gesteld dat de nieuwe vliegvelden zich binnen de Vesting Holland of in de provincie Noord Holland dienden te bevinden.
Ondanks de bezwaren van Waterstaat gaf de minister van defensie begin maart 1939 opdracht tot aankoop van grond ten behoeve van een militair luchtvaartterein bij het dorp Valkenburg en tot verdere uitwerking van de plannen daarvoor.
Er werd met de aanleg van het veld grote haast gemaakt. De aangekochte weilanden moesten worden geprepareerd en diverse sloten werden gedempt. Aan het einde van het jaar werden de uitvoeringswerkzaamheden in verband met de oorlogsdreiging zoveel mogelijk versneld. Dat de grasbodem van het veld, bij het uitbreken van WOII, nog lang niet sterk genoeg was voor de vliegtuigen zouden de Duitsers bij hun onverhoedse aanval ondervinden.
Bij de Duitse inval in de vroege morgenuren van de 10e mei 1940 stonden er weliswaar geen vliegtuigen op het veld, maar ook enige vorm van luchtafweer ontbrak. Wel was er na de Duitse overrompeling van Noorwegen een sectie mitrailleurs gestationeerd en waren er aan de noordkant schuttersputten gegraven, waardoor een verdedigingseenheid van 85 man niet geheel met lege handen stond.
Direct na een inleidend bombardement landden Duitse para's op en rond het landingsterrein, spoedig gevolgd door Junker transportvliegtuigen met aanvullende luchtlandingstroepen.
Bij hun vluchten over de bloeiende tulpenvelden en weilanden ondervonden zij hinder van hevig geweervuur van een detachement van het Regiment Infanterie. Slechts ten koste van zware verliezen konden de Duitsers uiteindelijk het landingsterrein bezetten, waarbij de weerstandsnesten één voor een tot zwijgen werden gebracht.
Door de heftige tegenstand en de zachte, drassige toestand van het landingsterrein leed de Duitse transportvloot grote verliezen. Veel vliegtuigen zakten weg in de weke bodem en werden tijdens aanvallen beschadigd door vijf Fokker CV's van de LVA. Al met al werden 49 van de in totaal 53 gelande Junkers vernield, waarvan ruim de helft onherstelbaar.
Gedurende de oorlog werd de FlugPlatz Valken burg door de bezetter verder afgebouwd en tot 1943 af en toe gebruikt door Messerschmitts van de Luftwaffe. De legeringgebouwen van het Duitse boerderij type langs de provinciale weg door het kamp en de tankwal in het nabijgelegen Panbos getuigen hier nog van.
Na de bevrijding werd het inmiddels in ongerede geraakte veld door een Airfield Construction Team van de Royal Army onder bevel van Colonel Clark provisorisch opgelapt. Zij legden onder andere startbanen aan met PSP (Pierced Steel Planking) platen.
In 1946 werd het veld weer overgedragen aan de Nederlandse Luchtstrijdkrachten (LSK), zoals de luchtmacht toen werd genoemd. Ook kwam er een klein detachement marinepersoneel, omdat de MLD in Nederland geen bruikbaar vliegveld meer had. Als eerste marineonderdeel werd de gevechtsvliegopleiding met Fireflies op de vliegbasis Valkenburg geplaatst.
Omdat voor de herbouw van het vliegveld Bergen in Noord Holland geen geld was,besloot de Raad van Aangelegenheden over Zee in juli 1947 het vliegveld Valkenburg toe te wijzen aan de Marineluchtvaartdienst.
Op 15 oktober 1947 werd officier vlieger der eerste klasse van de Koninklijke Marine Reserve, L.J. Fritz, de eerste commandant.
Voortaan zou het vliegveld de naam Marinevliegkamp Valkenburg dragen.
Ontwikkeling
Direct na de overdracht werd op voortvarende wijze begonnen met de opbouwen verbetering van het vliegkamp. Er werden hangaars en nieuwe werkplaatsen opgetrokken, de verkeersbunker kreeg een koepel, er kwamen magazijnen,een fotodienst, een vliegdienstgebouw, een Grondschool, een Vliegdienst Artillerie, een brandweerkazerne, een linktrainer en andere vestigingen die voor een vliegveld benodigd zijn. Het duurde tot 1952 voordat dit alles gerealiseerd was.
In die tijd opereerde de MLD met een groot aantal verschillende vliegtuigtypes vanaf het vliegkamp zoals de Seafury, Firefly, Harpoon, Mitchell, Catalina, Oxford, Sea Otter en een Sikorsky S51 helikopter. Bovendien was voorlopig ook nog het 344 transportsquadron van de LSK met Dakota's op het vliegkamp gehuisvest.
Tijdens de watersnoodramp in februari 1953 vervulde het Marinevliegkamp Valkenburg een belangrijke rol bij de reddingswerkzaamheden. Het coördinatiecentrum voor de OSRD (Opsporings en Reddingsdienst) was op het MVKV gevestigd en had een gebied onder beheer dat overeenkwam met het Nederlandse Flight Information Region (FIR) en het continentaal plat. Ook de distributie van de voedsel en hulppakketten werd van hieruit geregeld waarvoor eveneens Britse en Amerikaanse vIiegtuigen waren ingezet.
Van meet af aan was het vliegkamp steunpunt voor de boordsquadrons 2, 3, 4, 8 en 860, die vanaf het vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman opereerden. De vliegtuigsquadrons 2 & 4 en 3 en 860 waren zustersquadrons, die om toerbeurt aan boord embarkeerden. Vliegtuigsquadron 8 was het helikoptersquadron. Tussen de reizen door of tijdens groot onderhoud van de carrier waren de squadrons op Valkenburg geplaatst. De squadrons 2 en 4 vlogen aanvankelijk met Fireflies gevolgd door Avengers en Trackers.
Steunpunt voor boordsquadrons
De squadrons 3 en 860 vlogen in eerste instantie met Seafuries gevolgd door Seahawks. Squadron 8 vloog met de opeenvolgende types Sikorsky helikopters.
Het huishoudelijk personeel zoals hofmeesters schrijvers, koks en ziekenverplegers behoorden tot de bemanning van het squadron en verhuisden steeds mee.
In 1968, toen de Karel Doorman vanwege twee branden in de machinekamers voortijdig uit dienst werd gesteld, kwam er ook een einde aan de boordsquadrons.
In 1973 werden de helikoptersquadrons VSO 7 en VSO 860 overgeplaatst naar het Marinevliegkamp De Kooy bij Den Helder en waren er op Valken burg alleen nog fixed wing aircraft operationeel. In de jaren die volgde werd het aantal squadrons drastisch afgebouwd. De onderzeebootbestrijding was nog immer care bussines van de MLD.
In 1977 werd de standaardisatie verder voortgezet door de instelling van twee groepen bij de MLD. Op De Kooy werd de Groep Maritieme Helikopters (MARHELI) en op Valken burg de Groep Maritieme Vliegtuigen (MARPAT) ingesteld en kwamen onder commando van de kampcommandanten. Marpat had toen de beschikking over de inmiddels verouderde Lockheed Neptune SP2H en de Breguet Atlantic SP13A, die vanwege het uitfaseren van de Karel Doorman versneld in dienst waren gesteld.
Accommodatie
In de jaren vijftig en zestig was het was het bedroevend gesteld met de accommodatie op het kamp. Het grootste deel van de bemanning was ondergebracht in de barakken langs de provinciale weg die nog door de Duitsers waren gebouwd. Deze waren opgetrokken van eensteens muren en onverwarmd. In de wasruimte stond een potkacheltje, die aanvankelijk met kolen en later met olie werd gestookt. Iemand uit de barak stond dan een half uur eerder op om de kachel aan te maken. In de winter was het in die barakken dan ook afzien. Een groot deel van de toen nog 2.000 koppige bemanning was boordplaatser.
Auto's waren er toen nog nauwelijks en een fiets was een rijk bezit. De bemanning vermaakte zich 's avonds in de kantine met bekijken van films of een kaartspel.
Baksgewijs werd ieder morgen gehouden achter de "B"barakken. Dit werd toen nog op de traditionele wijze uitgevoerd waarna vervolgens werd afgemarcheerd naar het vliegveld.
Het eten gebeurde in het cafetaria, dat eveneens langs de provinciale weg was gelegen. Om te kunnen eten moest je over een etenskaart beschikken en moest je zelf je mok en bestek meenemen. Als iemand vanaf het veld wilde gaan eten duurde het ruim een uur voordat hij terug was. Eenmaal in de week mocht men baden in het badhuis langs de provinciale weg.
Ook wachtlopen was nog Spartaans. Het kamp werd rondom bewaakt door 21 schildwachten die iedere twee uur moesten worden afgelost. De bemanning liep toen drie van de vier de wacht hetgeen betekende drie dagen vrij en de vierde dag de wacht.
De vrijheid om te passagieren was toen ook nog aan banden gelegd.
De super minderjarigen (16-18) mochten op maandag, dinsdag en donderdag tot 20.00 uur passagieren. De overige dagen tot 22.00 uur. De minderjarigen mochten altijd tot 23.00 uur passagieren. Voor het weekend kreeg men een verlofpas mee die door de ouders moest worden getekend.
Om te passagieren vertrok er na vastwerken ieder half uur een sloep naar de wal (scheepsterm) en werd er tenue-inspectie gehouden en gaf men zijn passagierskaart af zodat de onderofficier van de wacht wist wie er aan de wal waren.
Als er iets aan het tenue mankeerde kon je het een half uur later nog eens proberen. De sloep vertrok vanaf het wachtgebouw C2 (jaren geleden al gesloopt). In dat gebouw zat de onderofficier en officier van de wacht waar ook de verzwaard en streng arrestanten in cellen waren ondergebracht.
De interne communicatie gebeurde met inductietoestellen. Dit waren telefoons met een slinger. Je kreeg dan een centralist aan de lijn die je doorverbond. Dit kon eindeloos en lang slingeren duren. In een tijd van Internet, E-mail, GSM's, vrij passagieren en nagenoeg geen ceremonieel lijkt bovenstaand bijna onvoorstelbaar.
De officieren en onderofficieren hadden respectievelijk een longroom en gouden bal als verblijf, die weliswaar een aantal keren zijn verbouwd maar tot aan de sluiting van het kamp in gebruik zijn geweest.
Volwaardig en modern
In de loop der tijd werd het vliegkamp steeds verder uitgebreid en verbeterd. Nadat in 1959 de hoofdbaan was vernieuwd en verlengd, werd in 1980 weer een groot deel van de bebouwing vervangen.
Op de plaats van de oude hangaars en werkplaatsen verscheen een moderne, grote hangaar en een nieuw gebouw voor de onderhoudsdienst. Ook de banen, het platform en de parkeerspots werden aangepast voor het nieuwe maritieme patrouillevliegtuig van de MLD; de Lockheed P3C Orion, waarvan de eerste vier in 1982 arriveerden.
De bewaking en beveiliging van het vliegkamp waren inmiddels overgenomen door het Marinebewakings Korps (MBK).
Door de afschaffing van de gewapende wacht voor het MLD personeel kwam er meer efficiency in het functioneren van het personeel en konden de mariniers, die tot aan die tijd belast waren met de beveiliging van het kamp, terug naar het Korps.
Dit bespaarde kostbare vlieguren en kwam het milieu ten goede.
Ook de infrastructuur aan de westkant van de toegangspoort naar het vliegveld was aangepakt.
In 1997 werden twee nieuwe legeringgebouwen opgeleverd om de verouderde barakken langs de provincialenweg en de barakken D13 tot en met D15 te vervangen en was de toegangsweg er naar toe volledig vernieuwd.
Door de sluiting van de Vliegbasis Ypenburg kreeg Valken burg de taak van regeringsvliegveld.
In de jaren negentig was Valken burg uitgegroeid tot een volwaardig en modern vliegveld, dat huisvesting bood aan de vliegtuigsquadrons VSO 320 en VSO 321. Hun operaties werden ondersteund door een permanent bezet Mission Support Center en een Flight Simulator waar operationele bemanningen droog konden worden getraind.
Er zijn weinig regeringsleiders die het representatieve VIP platform niet hebben betreden. Voorts maakten ook de leden van het Koninklijk Huis, regelmatig gebruik van de fraaie accommodatie waarvoor het Vliegdienstgebouw was aangepast. Daarnaast zijn, door de vestiging van het interternationale oorlogstribunaal in Den Haag, nagenoeg alle oorlogsmisdadigers uit voormalig Joegoslavië via Valken burg het land binnen gekomen. Door tal van maatregelen voldeed Valkenburg ook ruimschoots aan de meeste milieu normen. Zo was de geluidsoverlast tot een minimum beperkt. Dit kwam onder andere door een omwalde proefdraaispot voor vliegtuigen en een geluiddichte behuizing voor het testen van motoren. De ligging pal naast het operatiegebied van de maritieme patrouille vliegtuigen, de zee, beperkte bovendien het vliegen boven land tot het strikt noodzakelijke.
Requiem
De val van de Berlijnse muur in 1989 en het einde van de Koude Oorlog liet de Marpat niet onberoerd. De belangrijkste taak van de MLD, de onderzeebootbestrijding, had aan waarde ingeboet. Daarvoor kwam, naast Search and Rescue (SAR) , ander werk voor in de plaats zoals inzet bij (militaire) vredesoperaties.
Vanwege de val van de muur en de veranderde taken stonden forse bezuinigingen en herstructurering van de krijgsmachtdelen hoog in het vaandel waarbij Den Haag rigoureuze beslissingen niet uit de weg ging. Ook Valken burg werd onderwerp van de rekenmeesters. Ondanks verhitte discussies en felle protesten van zowel MLD'ers, marinecollega's en omliggende gemeenten, werd medio 2003 het besluit genomen dat de Marpat zou worden opgeheven en het MVKV zou worden gesloten.
Binnen defensie- en marinekringen was geen steun voor het voortbestaan van de Marpat te vinden. Dit had tot gevolg dat de Tweede Kamer op 28 april 2004 instemde met het kabinetsbesluit om de Marpat op te heffen en Valkenburg te sluiten.
Op 14 januari 2005 werden onder grote belangstelling de oudste vliegtuigsquadrons van de MLD, 320 en 321 op het MVKV uit dienst gesteld. Voor het MVKV was het nog even uitstel van executie omdat de Duitsers, die de Orions hadden gekocht, nog moesten worden opgeleid. Deze opleiding eindigde medio 2007 en kwam het kloppend hart van de MLD, het Marinevliegkamp Valkenburg, tot stilstand. "Terg mij niet" was de wapenspreuk van Valkenburg.
Dat gold niet voor het personeel, dat met lede ogen afscheid moest nemen van wat uiteindelijk een modern vliegkamp was geworden.
Tot slot
Bovenstaande tekst is slechts een summiere samenvatting van de historie van wat eens een vliegkamp was en heeft geenszins de pretentie volledig te zijn. Voor een volledig beeld verwijzen wij u naar het boek: Terg mij niet (wapenspreuk van het MVKV) dat is geschreven door Marc van Alphen van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Willem Geneste en Prudent Staal. Het boek is onder ISBN: 978 90 5194 2880 in de boekhandel verkrijgbaar.
Daarnaast is er een DVD verschenen met nagenoeg alle vliegtuigen uit de 90-jarige rijke MLD historie. Deze DVD is uitgegeven door de Stichting Vrienden van de Traditiekamer MLD op het Marinevliegkamp De Kooy en is gelardeerd met bewegende beelden. De DVD is voor tien euro in de Traditiekamer verkrijgbaar.
Uit het programmaboekje van de Reuinie Marinevliegkamp Valkenburg van 30 augustus 2008 met toestemming van Willem Geneste.
Inleiding
Van vliegweide tot vliegkamp
Bijna zeventig jaar na de start van de aanleg van een vliegweide bij Valkenburg en vijf jaar na de definitieve sluiting van het Marinevliegkamp Valkenburg is het goed nog eens in herinnering te brengen wat voor een veelzijdig en indrukwekkend bedrijf het is geweest. Veel MLD'ers hebben daar een groot deel van hun werkzame leven doorgebracht en zullen daar met weemoed aan terug denken. Onderstaand een kort terugblik op een vliegkamp dat zijn AOW net niet haalde.
Voor de Luchtvaartafdeling (LVA) werd begin 1937 een vierjarenplan opgesteld dat de basis zou vormen voor de toekomst van deze afdeling. Behalve geld voor vliegtuigen en munitie werd er vijf miljoen gulden uitgetrokken voor de aanleg van een aantal nieuwe vliegvelden. Tot aan die tijd waren de activiteiten van de LVA geconcentreerd op Soesterberg, de bakermat van de Nederlandse militaire luchtvaart. Strategisch werd het evenwel niet langer verantwoord geacht om de inmiddels bestelde nieuwe vliegtuigen allen op één vliegveld te
plaatsen. Om die reden werden ook op Schiphol dertig vliegtuigen gestationeerd.
Bij een eerste inventarisatie van nieuwe vliegveldlocaties werden twee terreinen bij Katwijk genoemd. Na uitgebreide verkenningen en besprekingen bleek een nabij het dorp Valken burg gelegen terrein de meeste voorkeur te hebben. Het Ministerie van Waterstaat was daar fel tegen en had plannen om bij Leiderdorp een grote nationale luchthaven aan te leggen.
Een van de eisen van Waterstaat was dat zich binnen een straal van 25 kilometer van de geplande locatie geen andere vliegvelden zouden bevinden.
Waar de nieuwe militaire vliegvelden in het westen des lands zouden komen werd pas in 1938 duidelijk. Als stafeis was gesteld dat de nieuwe vliegvelden zich binnen de Vesting Holland of in de provincie Noord Holland dienden te bevinden.
Ondanks de bezwaren van Waterstaat gaf de minister van defensie begin maart 1939 opdracht tot aankoop van grond ten behoeve van een militair luchtvaartterein bij het dorp Valkenburg en tot verdere uitwerking van de plannen daarvoor.
Er werd met de aanleg van het veld grote haast gemaakt. De aangekochte weilanden moesten worden geprepareerd en diverse sloten werden gedempt. Aan het einde van het jaar werden de uitvoeringswerkzaamheden in verband met de oorlogsdreiging zoveel mogelijk versneld. Dat de grasbodem van het veld, bij het uitbreken van WOII, nog lang niet sterk genoeg was voor de vliegtuigen zouden de Duitsers bij hun onverhoedse aanval ondervinden.
Bij de Duitse inval in de vroege morgenuren van de 10e mei 1940 stonden er weliswaar geen vliegtuigen op het veld, maar ook enige vorm van luchtafweer ontbrak. Wel was er na de Duitse overrompeling van Noorwegen een sectie mitrailleurs gestationeerd en waren er aan de noordkant schuttersputten gegraven, waardoor een verdedigingseenheid van 85 man niet geheel met lege handen stond.
Direct na een inleidend bombardement landden Duitse para's op en rond het landingsterrein, spoedig gevolgd door Junker transportvliegtuigen met aanvullende luchtlandingstroepen.
Bij hun vluchten over de bloeiende tulpenvelden en weilanden ondervonden zij hinder van hevig geweervuur van een detachement van het Regiment Infanterie. Slechts ten koste van zware verliezen konden de Duitsers uiteindelijk het landingsterrein bezetten, waarbij de weerstandsnesten één voor een tot zwijgen werden gebracht.
Door de heftige tegenstand en de zachte, drassige toestand van het landingsterrein leed de Duitse transportvloot grote verliezen. Veel vliegtuigen zakten weg in de weke bodem en werden tijdens aanvallen beschadigd door vijf Fokker CV's van de LVA. Al met al werden 49 van de in totaal 53 gelande Junkers vernield, waarvan ruim de helft onherstelbaar.
Gedurende de oorlog werd de FlugPlatz Valken burg door de bezetter verder afgebouwd en tot 1943 af en toe gebruikt door Messerschmitts van de Luftwaffe. De legeringgebouwen van het Duitse boerderij type langs de provinciale weg door het kamp en de tankwal in het nabijgelegen Panbos getuigen hier nog van.
Na de bevrijding werd het inmiddels in ongerede geraakte veld door een Airfield Construction Team van de Royal Army onder bevel van Colonel Clark provisorisch opgelapt. Zij legden onder andere startbanen aan met PSP (Pierced Steel Planking) platen.
In 1946 werd het veld weer overgedragen aan de Nederlandse Luchtstrijdkrachten (LSK), zoals de luchtmacht toen werd genoemd. Ook kwam er een klein detachement marinepersoneel, omdat de MLD in Nederland geen bruikbaar vliegveld meer had. Als eerste marineonderdeel werd de gevechtsvliegopleiding met Fireflies op de vliegbasis Valkenburg geplaatst.
Omdat voor de herbouw van het vliegveld Bergen in Noord Holland geen geld was,besloot de Raad van Aangelegenheden over Zee in juli 1947 het vliegveld Valkenburg toe te wijzen aan de Marineluchtvaartdienst.
Op 15 oktober 1947 werd officier vlieger der eerste klasse van de Koninklijke Marine Reserve, L.J. Fritz, de eerste commandant.
Voortaan zou het vliegveld de naam Marinevliegkamp Valkenburg dragen.
Ontwikkeling
Direct na de overdracht werd op voortvarende wijze begonnen met de opbouwen verbetering van het vliegkamp. Er werden hangaars en nieuwe werkplaatsen opgetrokken, de verkeersbunker kreeg een koepel, er kwamen magazijnen,een fotodienst, een vliegdienstgebouw, een Grondschool, een Vliegdienst Artillerie, een brandweerkazerne, een linktrainer en andere vestigingen die voor een vliegveld benodigd zijn. Het duurde tot 1952 voordat dit alles gerealiseerd was.
In die tijd opereerde de MLD met een groot aantal verschillende vliegtuigtypes vanaf het vliegkamp zoals de Seafury, Firefly, Harpoon, Mitchell, Catalina, Oxford, Sea Otter en een Sikorsky S51 helikopter. Bovendien was voorlopig ook nog het 344 transportsquadron van de LSK met Dakota's op het vliegkamp gehuisvest.
Tijdens de watersnoodramp in februari 1953 vervulde het Marinevliegkamp Valkenburg een belangrijke rol bij de reddingswerkzaamheden. Het coördinatiecentrum voor de OSRD (Opsporings en Reddingsdienst) was op het MVKV gevestigd en had een gebied onder beheer dat overeenkwam met het Nederlandse Flight Information Region (FIR) en het continentaal plat. Ook de distributie van de voedsel en hulppakketten werd van hieruit geregeld waarvoor eveneens Britse en Amerikaanse vIiegtuigen waren ingezet.
Van meet af aan was het vliegkamp steunpunt voor de boordsquadrons 2, 3, 4, 8 en 860, die vanaf het vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman opereerden. De vliegtuigsquadrons 2 & 4 en 3 en 860 waren zustersquadrons, die om toerbeurt aan boord embarkeerden. Vliegtuigsquadron 8 was het helikoptersquadron. Tussen de reizen door of tijdens groot onderhoud van de carrier waren de squadrons op Valkenburg geplaatst. De squadrons 2 en 4 vlogen aanvankelijk met Fireflies gevolgd door Avengers en Trackers.
Steunpunt voor boordsquadrons
De squadrons 3 en 860 vlogen in eerste instantie met Seafuries gevolgd door Seahawks. Squadron 8 vloog met de opeenvolgende types Sikorsky helikopters.
Het huishoudelijk personeel zoals hofmeesters schrijvers, koks en ziekenverplegers behoorden tot de bemanning van het squadron en verhuisden steeds mee.
In 1968, toen de Karel Doorman vanwege twee branden in de machinekamers voortijdig uit dienst werd gesteld, kwam er ook een einde aan de boordsquadrons.
In 1973 werden de helikoptersquadrons VSO 7 en VSO 860 overgeplaatst naar het Marinevliegkamp De Kooy bij Den Helder en waren er op Valken burg alleen nog fixed wing aircraft operationeel. In de jaren die volgde werd het aantal squadrons drastisch afgebouwd. De onderzeebootbestrijding was nog immer care bussines van de MLD.
In 1977 werd de standaardisatie verder voortgezet door de instelling van twee groepen bij de MLD. Op De Kooy werd de Groep Maritieme Helikopters (MARHELI) en op Valken burg de Groep Maritieme Vliegtuigen (MARPAT) ingesteld en kwamen onder commando van de kampcommandanten. Marpat had toen de beschikking over de inmiddels verouderde Lockheed Neptune SP2H en de Breguet Atlantic SP13A, die vanwege het uitfaseren van de Karel Doorman versneld in dienst waren gesteld.
Accommodatie
In de jaren vijftig en zestig was het was het bedroevend gesteld met de accommodatie op het kamp. Het grootste deel van de bemanning was ondergebracht in de barakken langs de provinciale weg die nog door de Duitsers waren gebouwd. Deze waren opgetrokken van eensteens muren en onverwarmd. In de wasruimte stond een potkacheltje, die aanvankelijk met kolen en later met olie werd gestookt. Iemand uit de barak stond dan een half uur eerder op om de kachel aan te maken. In de winter was het in die barakken dan ook afzien. Een groot deel van de toen nog 2.000 koppige bemanning was boordplaatser.
Auto's waren er toen nog nauwelijks en een fiets was een rijk bezit. De bemanning vermaakte zich 's avonds in de kantine met bekijken van films of een kaartspel.
Baksgewijs werd ieder morgen gehouden achter de "B"barakken. Dit werd toen nog op de traditionele wijze uitgevoerd waarna vervolgens werd afgemarcheerd naar het vliegveld.
Het eten gebeurde in het cafetaria, dat eveneens langs de provinciale weg was gelegen. Om te kunnen eten moest je over een etenskaart beschikken en moest je zelf je mok en bestek meenemen. Als iemand vanaf het veld wilde gaan eten duurde het ruim een uur voordat hij terug was. Eenmaal in de week mocht men baden in het badhuis langs de provinciale weg.
Ook wachtlopen was nog Spartaans. Het kamp werd rondom bewaakt door 21 schildwachten die iedere twee uur moesten worden afgelost. De bemanning liep toen drie van de vier de wacht hetgeen betekende drie dagen vrij en de vierde dag de wacht.
De vrijheid om te passagieren was toen ook nog aan banden gelegd.
De super minderjarigen (16-18) mochten op maandag, dinsdag en donderdag tot 20.00 uur passagieren. De overige dagen tot 22.00 uur. De minderjarigen mochten altijd tot 23.00 uur passagieren. Voor het weekend kreeg men een verlofpas mee die door de ouders moest worden getekend.
Om te passagieren vertrok er na vastwerken ieder half uur een sloep naar de wal (scheepsterm) en werd er tenue-inspectie gehouden en gaf men zijn passagierskaart af zodat de onderofficier van de wacht wist wie er aan de wal waren.
Als er iets aan het tenue mankeerde kon je het een half uur later nog eens proberen. De sloep vertrok vanaf het wachtgebouw C2 (jaren geleden al gesloopt). In dat gebouw zat de onderofficier en officier van de wacht waar ook de verzwaard en streng arrestanten in cellen waren ondergebracht.
De interne communicatie gebeurde met inductietoestellen. Dit waren telefoons met een slinger. Je kreeg dan een centralist aan de lijn die je doorverbond. Dit kon eindeloos en lang slingeren duren. In een tijd van Internet, E-mail, GSM's, vrij passagieren en nagenoeg geen ceremonieel lijkt bovenstaand bijna onvoorstelbaar.
De officieren en onderofficieren hadden respectievelijk een longroom en gouden bal als verblijf, die weliswaar een aantal keren zijn verbouwd maar tot aan de sluiting van het kamp in gebruik zijn geweest.
Volwaardig en modern
In de loop der tijd werd het vliegkamp steeds verder uitgebreid en verbeterd. Nadat in 1959 de hoofdbaan was vernieuwd en verlengd, werd in 1980 weer een groot deel van de bebouwing vervangen.
Op de plaats van de oude hangaars en werkplaatsen verscheen een moderne, grote hangaar en een nieuw gebouw voor de onderhoudsdienst. Ook de banen, het platform en de parkeerspots werden aangepast voor het nieuwe maritieme patrouillevliegtuig van de MLD; de Lockheed P3C Orion, waarvan de eerste vier in 1982 arriveerden.
De bewaking en beveiliging van het vliegkamp waren inmiddels overgenomen door het Marinebewakings Korps (MBK).
Door de afschaffing van de gewapende wacht voor het MLD personeel kwam er meer efficiency in het functioneren van het personeel en konden de mariniers, die tot aan die tijd belast waren met de beveiliging van het kamp, terug naar het Korps.
Dit bespaarde kostbare vlieguren en kwam het milieu ten goede.
Ook de infrastructuur aan de westkant van de toegangspoort naar het vliegveld was aangepakt.
In 1997 werden twee nieuwe legeringgebouwen opgeleverd om de verouderde barakken langs de provincialenweg en de barakken D13 tot en met D15 te vervangen en was de toegangsweg er naar toe volledig vernieuwd.
Door de sluiting van de Vliegbasis Ypenburg kreeg Valken burg de taak van regeringsvliegveld.
In de jaren negentig was Valken burg uitgegroeid tot een volwaardig en modern vliegveld, dat huisvesting bood aan de vliegtuigsquadrons VSO 320 en VSO 321. Hun operaties werden ondersteund door een permanent bezet Mission Support Center en een Flight Simulator waar operationele bemanningen droog konden worden getraind.
Er zijn weinig regeringsleiders die het representatieve VIP platform niet hebben betreden. Voorts maakten ook de leden van het Koninklijk Huis, regelmatig gebruik van de fraaie accommodatie waarvoor het Vliegdienstgebouw was aangepast. Daarnaast zijn, door de vestiging van het interternationale oorlogstribunaal in Den Haag, nagenoeg alle oorlogsmisdadigers uit voormalig Joegoslavië via Valken burg het land binnen gekomen. Door tal van maatregelen voldeed Valkenburg ook ruimschoots aan de meeste milieu normen. Zo was de geluidsoverlast tot een minimum beperkt. Dit kwam onder andere door een omwalde proefdraaispot voor vliegtuigen en een geluiddichte behuizing voor het testen van motoren. De ligging pal naast het operatiegebied van de maritieme patrouille vliegtuigen, de zee, beperkte bovendien het vliegen boven land tot het strikt noodzakelijke.
Requiem
De val van de Berlijnse muur in 1989 en het einde van de Koude Oorlog liet de Marpat niet onberoerd. De belangrijkste taak van de MLD, de onderzeebootbestrijding, had aan waarde ingeboet. Daarvoor kwam, naast Search and Rescue (SAR) , ander werk voor in de plaats zoals inzet bij (militaire) vredesoperaties.
Vanwege de val van de muur en de veranderde taken stonden forse bezuinigingen en herstructurering van de krijgsmachtdelen hoog in het vaandel waarbij Den Haag rigoureuze beslissingen niet uit de weg ging. Ook Valken burg werd onderwerp van de rekenmeesters. Ondanks verhitte discussies en felle protesten van zowel MLD'ers, marinecollega's en omliggende gemeenten, werd medio 2003 het besluit genomen dat de Marpat zou worden opgeheven en het MVKV zou worden gesloten.
Binnen defensie- en marinekringen was geen steun voor het voortbestaan van de Marpat te vinden. Dit had tot gevolg dat de Tweede Kamer op 28 april 2004 instemde met het kabinetsbesluit om de Marpat op te heffen en Valkenburg te sluiten.
Op 14 januari 2005 werden onder grote belangstelling de oudste vliegtuigsquadrons van de MLD, 320 en 321 op het MVKV uit dienst gesteld. Voor het MVKV was het nog even uitstel van executie omdat de Duitsers, die de Orions hadden gekocht, nog moesten worden opgeleid. Deze opleiding eindigde medio 2007 en kwam het kloppend hart van de MLD, het Marinevliegkamp Valkenburg, tot stilstand. "Terg mij niet" was de wapenspreuk van Valkenburg.
Dat gold niet voor het personeel, dat met lede ogen afscheid moest nemen van wat uiteindelijk een modern vliegkamp was geworden.
Tot slot
Bovenstaande tekst is slechts een summiere samenvatting van de historie van wat eens een vliegkamp was en heeft geenszins de pretentie volledig te zijn. Voor een volledig beeld verwijzen wij u naar het boek: Terg mij niet (wapenspreuk van het MVKV) dat is geschreven door Marc van Alphen van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Willem Geneste en Prudent Staal. Het boek is onder ISBN: 978 90 5194 2880 in de boekhandel verkrijgbaar.
Daarnaast is er een DVD verschenen met nagenoeg alle vliegtuigen uit de 90-jarige rijke MLD historie. Deze DVD is uitgegeven door de Stichting Vrienden van de Traditiekamer MLD op het Marinevliegkamp De Kooy en is gelardeerd met bewegende beelden. De DVD is voor tien euro in de Traditiekamer verkrijgbaar.
Uit het programmaboekje van de Reuinie Marinevliegkamp Valkenburg van 30 augustus 2008 met toestemming van Willem Geneste.