Hoe de Nederlandsche Mijnenveegdienst werd opgebouwd tijdens den tweeden wereldoorlog
Het begin: VERBOUWDE TRAWLERS Onmiddellijk na de evacuatie uit Nederland stond de Koninklijke Marine in Engeland voor de taak een Mijnenveegdienst in het leven te roepen zonder te beschikken over eigen materiaal. Ook wij hadden ons aandeel te leveren in het zuiveren van de Engelsche wateren en wanneer het moment van de bevrijding eenmaal aanbrak, moest men gereed zijn voor Nederland zelf. |
Het oog viel toen op het groote aantal Nederlandsche visscherstrawlers, dat naar Engeland uitgeweken was; vele daarvan bleken geschikt om tot mijnenveger te worden omgebouwd en zoo werd reeds in Mei 1940 de grondslag gelegd voor een dienst, die thans ruim 20 nieuwe schepen omvat. Bij de overname van de trawlers werden de bemanningen voor de keus gesteld dienst te nemen bij de Koninklijke Marine of elders het visschersbedrijf voort te zetten. Het grootste deel koos dienstneming en het personeel, dat men aldus verwierf, bleek ook in marine-verband uitstekend voor zijn taak berekend. Het moreel der bemanningen verbeterde nog aanzienlijk toen voor den Mijnenveegdienst nieuwe schepen werden gebouwd, modem materiaal, waarin ten volle vertrouwen kon worden gesteld.Eind Juli 1940 kwamen de eerste trawlers gereed.
Met als basis de Zuid-Engelsche haven Falmouth voeren zij uit voor hun eerste oorlogsopdrachten. In Augustus werden meer verbouwde trawlers in dienst gesteld en begin October waren alle daartoe geschikte schepen als mijnenveger in dienst genomen.
Het waren de „Viking Bank”, de „Gerberdina Johanna”,de „Claesje”, de „Libra”, de „Hercules”, de „Carolina”, de „Rotterdam”, de „Ommering”, de „Andijk”, de „Bloemendaal”, de „Jacquelina Clasina”, de „Uiver”, de „Bergen”, de „Alma”, de „Ewald”, de „Zwarte Zee”, de „Dirkje”, de „Eveline” en de boeienlegger „B.V. 1”.
In het voorjaar van 1941 kreeg de dienst de beschikking over nog vijf andere omgebouwde trawlers, die tevens waren de „Maria Elisabeth”, de „Bruinvisch”, de „Isabel”, de „Dolfijn” en de „En Avant”. De eerste verliezen kwamen omstreeks dien tijd. De „Carolina” ging op 28 April door een mijnontploffing verloren. De „IJmuiden” werd zwaar beschadigd door een aanval van Duitsche bommenwerpers, doch kon gerepareerd worden. In den loop van 1941 werden alle schepen — oorspronkelijk slechts voorzien van het „Oropesa-tuig” tegen verankerde mijnen — uitgerust met de modernste apparaten en bewapening. De „Eveline” zonk na een aanvaring op 27 Januari 1942; de ,,B. V. 1” werd vervangen door de „Traversa”, die voornamelijk gebruikt werd als communicatie-vaartuig.
Het waren de „Viking Bank”, de „Gerberdina Johanna”,de „Claesje”, de „Libra”, de „Hercules”, de „Carolina”, de „Rotterdam”, de „Ommering”, de „Andijk”, de „Bloemendaal”, de „Jacquelina Clasina”, de „Uiver”, de „Bergen”, de „Alma”, de „Ewald”, de „Zwarte Zee”, de „Dirkje”, de „Eveline” en de boeienlegger „B.V. 1”.
In het voorjaar van 1941 kreeg de dienst de beschikking over nog vijf andere omgebouwde trawlers, die tevens waren de „Maria Elisabeth”, de „Bruinvisch”, de „Isabel”, de „Dolfijn” en de „En Avant”. De eerste verliezen kwamen omstreeks dien tijd. De „Carolina” ging op 28 April door een mijnontploffing verloren. De „IJmuiden” werd zwaar beschadigd door een aanval van Duitsche bommenwerpers, doch kon gerepareerd worden. In den loop van 1941 werden alle schepen — oorspronkelijk slechts voorzien van het „Oropesa-tuig” tegen verankerde mijnen — uitgerust met de modernste apparaten en bewapening. De „Eveline” zonk na een aanvaring op 27 Januari 1942; de ,,B. V. 1” werd vervangen door de „Traversa”, die voornamelijk gebruikt werd als communicatie-vaartuig.
NIEUWBOUW
In het voorjaar van 1942 kon men er geleidelijk toe overgaan de omgebouwde trawlers te vervangen door speciaal voor den Mijnenveegdienst gebouwde schepen. Dit proces nam ongeveer twee jaar in beslag. Alle nieuwe mijnenvegers droegen namen van Nederlandsche eilanden. Hier volgt een lijst van ds data,
waarop de nieuwe mijnenvegers in dienst kwamen en de oude werden opgelegd.In 19J/2 in dienst gestéld: „Texel” (4 Mei); „Terschelling” (6 Juli), zonk op 12 Juni ’43 als gevolg van een bombardement;
„Ameland” (3 Sept.); „Vlieland” (5 Oct.); „Marken” (19 Oct.) ging op 20 Mei ’44 verloren door een mijnontploffing. Vit dienst gesteld werden de voormalige trawlers „Hercules” (23 April); „Bergen” (Juni); „IJmuiden” (27 Sept.) en „Uiver” (23 Nov.).In 191/3 kwamen in dienst: „Rozenburg” (5 April); „Beveland”
In het voorjaar van 1942 kon men er geleidelijk toe overgaan de omgebouwde trawlers te vervangen door speciaal voor den Mijnenveegdienst gebouwde schepen. Dit proces nam ongeveer twee jaar in beslag. Alle nieuwe mijnenvegers droegen namen van Nederlandsche eilanden. Hier volgt een lijst van ds data,
waarop de nieuwe mijnenvegers in dienst kwamen en de oude werden opgelegd.In 19J/2 in dienst gestéld: „Texel” (4 Mei); „Terschelling” (6 Juli), zonk op 12 Juni ’43 als gevolg van een bombardement;
„Ameland” (3 Sept.); „Vlieland” (5 Oct.); „Marken” (19 Oct.) ging op 20 Mei ’44 verloren door een mijnontploffing. Vit dienst gesteld werden de voormalige trawlers „Hercules” (23 April); „Bergen” (Juni); „IJmuiden” (27 Sept.) en „Uiver” (23 Nov.).In 191/3 kwamen in dienst: „Rozenburg” (5 April); „Beveland”
(12 April), „Putten” (10 Mei), „Wieringen” (14 Mei), „IJssel- monde” (7 Juni), „Tholen” (20 Juni), „Terschelling” (21 Juni, ter vervanging van de gezonkene), „Voorne” (12 Aug.) en „Walcheren” (22 Dec.). Uit dienst gingen: „Alma” (22 Mrt.), „Jacqueline Clasine” (17 Mrt.), „Libra” (22 Mrt.), „Andijk” (April), „Ommering” (30 April), „Ewald” (21 April), „Rotterdam” (1 Juni), „En Avant” (5 Mei), „Trevessa” (Juni) en „Bloemendaal” (29 Oct.).
In kwamen in dienst: „Schokland” (10 Jan.), „Overflak- kee” (4 Mrt.) en „Duiveland” (3 April). Opgelegd werden alle overglebleven trawlers, „Maria Elisabeth”, „Bruinvisch”, „Goeree” (vroeger „Dolfijn” ) en op 11 April tenslotte „Isabel” .
Met de indienststelling van de „Duiveland” was de nieuwe mijnenveegvloot op volle sterkte gekomen. Zij bestond toen, en bestaat ook thans nog uit twee flottieljes van ieder 8 schepen. Hiervan omvat de eerste flottielje uitsluitend 125 f. mijnenvegers, uitgerust voor het vegen van verankerde mijnen (Oropesatuig), magnetische mijnen (LL-tuig) en acoustische mijnen (Hammerblock); dit zijn de „Wieringen”, „IJssel-
monde”, „Tholen”, „Voorne”, Schokland”, „Overflakkee”, „Walcheren” en „Duiveland” thans op weg naar Nederlandsch Indië.
De tweede flottielje bestaat uit 105 ft. mijnenvegers, uitgerust met LL-tuig en Hammerblock; dit zijn de „Vlieland”, „Texel”, „Ameland”, „Marken” (ter vervanging van de oude „Marken” ), „Putten”, „Terschelling” , „Beveland” en „Rozenburg”, waarvan er vier uitgerust zijn met een speciaal tuig voor het vegen in zoet water.
In kwamen in dienst: „Schokland” (10 Jan.), „Overflak- kee” (4 Mrt.) en „Duiveland” (3 April). Opgelegd werden alle overglebleven trawlers, „Maria Elisabeth”, „Bruinvisch”, „Goeree” (vroeger „Dolfijn” ) en op 11 April tenslotte „Isabel” .
Met de indienststelling van de „Duiveland” was de nieuwe mijnenveegvloot op volle sterkte gekomen. Zij bestond toen, en bestaat ook thans nog uit twee flottieljes van ieder 8 schepen. Hiervan omvat de eerste flottielje uitsluitend 125 f. mijnenvegers, uitgerust voor het vegen van verankerde mijnen (Oropesatuig), magnetische mijnen (LL-tuig) en acoustische mijnen (Hammerblock); dit zijn de „Wieringen”, „IJssel-
monde”, „Tholen”, „Voorne”, Schokland”, „Overflakkee”, „Walcheren” en „Duiveland” thans op weg naar Nederlandsch Indië.
De tweede flottielje bestaat uit 105 ft. mijnenvegers, uitgerust met LL-tuig en Hammerblock; dit zijn de „Vlieland”, „Texel”, „Ameland”, „Marken” (ter vervanging van de oude „Marken” ), „Putten”, „Terschelling” , „Beveland” en „Rozenburg”, waarvan er vier uitgerust zijn met een speciaal tuig voor het vegen in zoet water.
Voorts bezit de Mijnenveegdienst nog een divisie van 4 motorlaunches (in dienst gesteld op 4 Jan. 1944), namelijk de ML 260, ML 164, ML 162 en ML 161, uitgerust met Orepesa-tuig, en een boeienschip, „de Noordvaarder”, die in April 1944 aan den dienst werd toegevoegd. De mijnenlegger „Jan van Brakel” tenslotte werd na zijn aankomst te Harwich in April 1945 tot moederschip voor mijnenvegers ingericht.