Historie
Ontworpen door de fameuze Britse ontwerper Mitchell van de Supermarinefabriek bij Southampton, werd Type 309 ontwikkeld als opvolger voor de Supermarine Walrus. (later werd de Supermarine overgenomen door Vickers). Het Sea Otter prototype maakte op september 1938 zijn eerste vlucht, maar het eerste productietoestel was pas januari 1943 klaar. Het toestel leek uiterlijk erg veel op z’n voorganger, maar had een trekschroef in plaatst van een duwschroef. Verder was dit type van een geheel metalen romp voorzien, het had metalen liggers in de vleugels met houten ribben en doekbekleding. Bovendien was het sneller en had het een groter vliegbereik. Uiteindelijk zijn er bijna 300 toestellen gebouwd, allemaal door Saunders-Roe, daar Supermarine geen capaciteit beschikbaar had tijdens de oorlog (de Spitfires werden aldaar gebouwd).
De primaire taak van de Sea Otter was opereren als reddingsvliegtuig, waarbij o.a gevlogen kon worden van kruisers en moedervliegtuigschepen en escorteschepen.
Ontworpen door de fameuze Britse ontwerper Mitchell van de Supermarinefabriek bij Southampton, werd Type 309 ontwikkeld als opvolger voor de Supermarine Walrus. (later werd de Supermarine overgenomen door Vickers). Het Sea Otter prototype maakte op september 1938 zijn eerste vlucht, maar het eerste productietoestel was pas januari 1943 klaar. Het toestel leek uiterlijk erg veel op z’n voorganger, maar had een trekschroef in plaatst van een duwschroef. Verder was dit type van een geheel metalen romp voorzien, het had metalen liggers in de vleugels met houten ribben en doekbekleding. Bovendien was het sneller en had het een groter vliegbereik. Uiteindelijk zijn er bijna 300 toestellen gebouwd, allemaal door Saunders-Roe, daar Supermarine geen capaciteit beschikbaar had tijdens de oorlog (de Spitfires werden aldaar gebouwd).
De primaire taak van de Sea Otter was opereren als reddingsvliegtuig, waarbij o.a gevlogen kon worden van kruisers en moedervliegtuigschepen en escorteschepen.
MLD
Tussen 1949 en 1954 heeft de MLD de beschikking gehad over 8 stuks Sea Otters.
Drie ervan waren van civiele origine, terwijl de rest afkomstig was van de RAF.
Deze laatste toestellen werden bij Supermarine gereviseerd.
Twee toestellen werden voorzien van een trekhaak, om dienst te kunnen doen vanaf de Karel Doorman. De R-4 maakte een oefenreis mee met de Doorman tussen januari en mei 1950.
De Sea Otters die dienst deden aan boord van de Karel Doorman waren er voor reddingen van vliegtuigbemanningen op grotere afstand van de Karel Doorman. Na in actie te zijn geweest, moesten de Sea Otters in de nabijheid van de Doorman op zee de landing uitvoeren. Per sloep werd dan het watervliegtuig naar de Doorman gesleept ter hoogte van de hijskraan. Hierna werd de Sea Otter dan per kraan weer aan boord gehesen. Al snel werd deze taak overgenomen door de Sikorsky S-55 helikopter.
De Sea Otters werden ondergebracht bij VSQ 320 en gestationeerd op vliegkamp Valkenburg.
In de loop van 1950 werden nog eens drie civiele toestellen in Engeland aangekocht. Deze werden gesloopt voor onderdelen.
In december 1950 werd de laatste Ex-RAF Sea Otter afgeleverd, de R-8. Rond die tijd waren de toestellen al voorzien van een nieuwe L-registratie. Waarschijnlijk is de R-8 al in Engeland voorzien van de nieuwe registratie.
In februari 1951 werd de eerste Sea Otter, L-4 al buiten dienst gesteld, daar het toestel in een te slechte staat bleek te zijn om reparatie nog lonend te maken. Deze werd vervangen door de L-2, die uit opslag werd gehaald.
Tussen 1949 en 1954 heeft de MLD de beschikking gehad over 8 stuks Sea Otters.
Drie ervan waren van civiele origine, terwijl de rest afkomstig was van de RAF.
Deze laatste toestellen werden bij Supermarine gereviseerd.
Twee toestellen werden voorzien van een trekhaak, om dienst te kunnen doen vanaf de Karel Doorman. De R-4 maakte een oefenreis mee met de Doorman tussen januari en mei 1950.
De Sea Otters die dienst deden aan boord van de Karel Doorman waren er voor reddingen van vliegtuigbemanningen op grotere afstand van de Karel Doorman. Na in actie te zijn geweest, moesten de Sea Otters in de nabijheid van de Doorman op zee de landing uitvoeren. Per sloep werd dan het watervliegtuig naar de Doorman gesleept ter hoogte van de hijskraan. Hierna werd de Sea Otter dan per kraan weer aan boord gehesen. Al snel werd deze taak overgenomen door de Sikorsky S-55 helikopter.
De Sea Otters werden ondergebracht bij VSQ 320 en gestationeerd op vliegkamp Valkenburg.
In de loop van 1950 werden nog eens drie civiele toestellen in Engeland aangekocht. Deze werden gesloopt voor onderdelen.
In december 1950 werd de laatste Ex-RAF Sea Otter afgeleverd, de R-8. Rond die tijd waren de toestellen al voorzien van een nieuwe L-registratie. Waarschijnlijk is de R-8 al in Engeland voorzien van de nieuwe registratie.
In februari 1951 werd de eerste Sea Otter, L-4 al buiten dienst gesteld, daar het toestel in een te slechte staat bleek te zijn om reparatie nog lonend te maken. Deze werd vervangen door de L-2, die uit opslag werd gehaald.
Op 24 april 1952 maakte de 12-7 tijdens een landing op de Westeinderplassen een neusstandje en moest worden afgeschreven.
De 12-6 verongelukte op 24 juli 1952 nabij Moerdijk, waarbij een bemanningslid, W.H. Brusse omkwam.
De 12-3 werd ter vervanging van beide toestellen uit opslag gehaald.
In mei 1951 was de OSRD opgericht en ondergebracht bij de MLD.
De Sea Ottertoestellen van VSQ-320 werden hiervoor ter beschikking gesteld.
De toestellen werden, na de overschakeling door VSQ-320 op de Lockheed Harpoon,
overgedragen aan VSQ-5, dat vooral een trainingssquadron was.
De 12-6 verongelukte op 24 juli 1952 nabij Moerdijk, waarbij een bemanningslid, W.H. Brusse omkwam.
De 12-3 werd ter vervanging van beide toestellen uit opslag gehaald.
In mei 1951 was de OSRD opgericht en ondergebracht bij de MLD.
De Sea Ottertoestellen van VSQ-320 werden hiervoor ter beschikking gesteld.
De toestellen werden, na de overschakeling door VSQ-320 op de Lockheed Harpoon,
overgedragen aan VSQ-5, dat vooral een trainingssquadron was.
Later nam het opnieuw opgerichte VSQ-8 de Mitchells en Sea Otters over van VSQ-5.
In februari 1953 maakten de Sea Otters veel reddingsvluchten, in het overstroomde Zeeland, met de vele obstakels onder water was dit niet ongevaarlijk.
In augustus 1953 werden de Sea Otters definitief van de sterkte afgevoerd.
De Catalina’s P-212 en P-214 en de Sikorsky S-55, H-2 en H-4 namen hun OSRD-taak over.
In februari 1953 maakten de Sea Otters veel reddingsvluchten, in het overstroomde Zeeland, met de vele obstakels onder water was dit niet ongevaarlijk.
In augustus 1953 werden de Sea Otters definitief van de sterkte afgevoerd.
De Catalina’s P-212 en P-214 en de Sikorsky S-55, H-2 en H-4 namen hun OSRD-taak over.