hr. ms. evertsen ( ev )
Hr. Ms. Evertsen was een Nederlandse torpedobootjager van de Admiralenklasse. Het schip werd gebouwd door Burgerhout's Machinefabriek en Scheepswerf NV uit Rotterdam. Op 1 maart, een dag na de slag om deJavazee werd het schip tijdens de slag in de Straat van Soenda door de Japanse marine onder vuur genomen. Er ontstond brand op het voor- en achterschip. De bemanning heeft het schip daarop moeten verlaten. Van de 149 koppige bemanning hebben er 3 het leven gelaten. De rest werd na negen dagen gevangengenomen en naar interneringskampen afgevoerd.
Op 28 februari ontvingen de Houston en de Perth bevel om door de Straat Soenda naar Tjilatjap (aan de zuidkust van Java) te varen. De Nederlandse torpedobootjager Evertsen, die hen zou vergezellen, was nog niet klaar voor afvaart en bleef te Tandjong Priok. De Houston en de Perth vertrokken om 19.00 uur en de Evertsen volgde een uur later. Walter, die hoger in rang was dan Rooks, voerde het commando. De enige schepen die zij verwachtten tegen te komen waren Australische korvetten die in en in de omgeving van de Straat van Soenda aan het patrouilleren waren.
Toevallig voer juist op dat moment, 's avonds na 22.00 uur, het Japanse 16e Leger - meer dan 50 schepen met als commandant luitenant-generaal Hitoshi Imamura - de Baai van Bantam ten noordwesten van Java binnen. De troepentransportschepen werden begeleid door de vijfde torpedobootjagerflottielje, geleid door admiraal Kenzaburo Hara en de zevende kruiserdivisie, gecommandeerd door viceadmiraal Takeo Kurita. Hara's lichte kruiser Natori - begeleid door de torpedobootjagers Harukaze, Hatakaze, Asakaze, Fubuki, Hatsuyuki, Shirayuki, Shirakumo en Murakumo - waren het dichtst bij het konvooi. Meer noordelijk in de baai onder Kurita bevonden zich de kruisers Mogami en Mikuma en de torpedobootjager Shikinami.
Iets naar het noorden, hoewel niet betrokken bij het latere gevecht, lag het vliegdekschip Ryujo en de door Kurito gecommandeerde schepen Suzuya en Kumano - daarnaast lag ook het vliegdekschip Chiyoda en de torpedobootjagers Isonami, Shikinami en Uranami.
Omstreeks 23.00 uur werden de geallieerde schepen opgemerkt door de patrouillerende Fubuki, die hen voorzichtig volgde. Om 23.06 uur, toen de geallieerde schepen ongeveer halverwege de monding van de Baai van Bantam waren, bemerkte de Perth op 0,8 kilometer afstand vooruit bij St. Nicolas Punt het schip op. Eerst dacht men dat het hier een Australische korvet betrof, maar toen de bemanning van het vijandelijke schip merkte dat ze was gezien gaf ze signalen, vuurde negen lange Lance type 93 torpedo's en deed het schip toen snel wegvaren. Het schip werd toen door de geallieerde manschappen al snel herkend als een Japanse torpedobootjager (waarschijnlijk de Harukaze). Waller rapporteerde deze ontmoeting en gaf het bevel om het vuur te openen.
Na een hevig gevecht dat eindigde na middernacht zonken beide geallieerde kruisers. Twee Japanse troepentransportschepen en een mijnenveger zonken als gevolg van eigen vuur. Twee troepentransportschepen - een van hen was de Ryujo Maru met aan boord Hitoshi Imamura - dreigden ook te zinken, maar konden later drijvend worden gehouden. Nadat het schip van Imamura was getroffen en leek te zinken sprong hij overboord; hij werd gered door een klein bootje dat hem aan de wal bracht.
Toevallig voer juist op dat moment, 's avonds na 22.00 uur, het Japanse 16e Leger - meer dan 50 schepen met als commandant luitenant-generaal Hitoshi Imamura - de Baai van Bantam ten noordwesten van Java binnen. De troepentransportschepen werden begeleid door de vijfde torpedobootjagerflottielje, geleid door admiraal Kenzaburo Hara en de zevende kruiserdivisie, gecommandeerd door viceadmiraal Takeo Kurita. Hara's lichte kruiser Natori - begeleid door de torpedobootjagers Harukaze, Hatakaze, Asakaze, Fubuki, Hatsuyuki, Shirayuki, Shirakumo en Murakumo - waren het dichtst bij het konvooi. Meer noordelijk in de baai onder Kurita bevonden zich de kruisers Mogami en Mikuma en de torpedobootjager Shikinami.
Iets naar het noorden, hoewel niet betrokken bij het latere gevecht, lag het vliegdekschip Ryujo en de door Kurito gecommandeerde schepen Suzuya en Kumano - daarnaast lag ook het vliegdekschip Chiyoda en de torpedobootjagers Isonami, Shikinami en Uranami.
Omstreeks 23.00 uur werden de geallieerde schepen opgemerkt door de patrouillerende Fubuki, die hen voorzichtig volgde. Om 23.06 uur, toen de geallieerde schepen ongeveer halverwege de monding van de Baai van Bantam waren, bemerkte de Perth op 0,8 kilometer afstand vooruit bij St. Nicolas Punt het schip op. Eerst dacht men dat het hier een Australische korvet betrof, maar toen de bemanning van het vijandelijke schip merkte dat ze was gezien gaf ze signalen, vuurde negen lange Lance type 93 torpedo's en deed het schip toen snel wegvaren. Het schip werd toen door de geallieerde manschappen al snel herkend als een Japanse torpedobootjager (waarschijnlijk de Harukaze). Waller rapporteerde deze ontmoeting en gaf het bevel om het vuur te openen.
Na een hevig gevecht dat eindigde na middernacht zonken beide geallieerde kruisers. Twee Japanse troepentransportschepen en een mijnenveger zonken als gevolg van eigen vuur. Twee troepentransportschepen - een van hen was de Ryujo Maru met aan boord Hitoshi Imamura - dreigden ook te zinken, maar konden later drijvend worden gehouden. Nadat het schip van Imamura was getroffen en leek te zinken sprong hij overboord; hij werd gered door een klein bootje dat hem aan de wal bracht.