Geschiedenis
De Amerikaanse vliegtuigfabrikant Grumman begon aan het eind van de Tweede Wereldoorlog met het bouwen van onderzeebootbestrijdingstoestellen. Een van de bekende typen uit die periode was de Grumman Avenger, die tot in de jaren vijftig werd gebruikt.
Avengers werkten in groepen van twee of drie toestellen samen om onderzeeboten op te sporen en uit te schakelen. Eén toestel (de hunter) was uitgerust met de opsporingsradar, de andere vliegtuigen (de killers) waren voorzien van dieptebommen en raketten.
In het begin van de jaren vijftig ontstond echter de behoefte om al deze taken door één toestel te laten uitvoeren. In 1952 resulteerde dit in "Model 89", een prototype van een tweemotorig toestel waarvan de vleugels aan de bovenkant van de romp waren gemonteerd, zodat onder de vleugels plaats was voor bewapening. Omdat de testresultaten van het prototype veelbelovend waren, bestelde de US Navy 15 toestellen.
Het vervolg hierop was een succesvolle serie van drie van elkaar afgeleide typen,
De firma Grumman leverde het toestel onder de naam "Grumman S2F-1", maar de US Navy (USN) doopte het toestel "Tracker" (opspoorder).
De bemanningen hadden hier echter heel andere ideeën over en gaven het
als bijnaam "Stoof" (van S-two-F).
V.w.b. de betrouwbaarheid van de S-2 Tracker zegt het genoeg dat het ook in 2009 nog steeds in verschillende landen zeer actief wordt gebruikt als brandbestrijder. Het gaat hier om gereviseerde en omgebouwde toestellen die vliegen onder de naam Conair Firecat.
De Amerikaanse vliegtuigfabrikant Grumman begon aan het eind van de Tweede Wereldoorlog met het bouwen van onderzeebootbestrijdingstoestellen. Een van de bekende typen uit die periode was de Grumman Avenger, die tot in de jaren vijftig werd gebruikt.
Avengers werkten in groepen van twee of drie toestellen samen om onderzeeboten op te sporen en uit te schakelen. Eén toestel (de hunter) was uitgerust met de opsporingsradar, de andere vliegtuigen (de killers) waren voorzien van dieptebommen en raketten.
In het begin van de jaren vijftig ontstond echter de behoefte om al deze taken door één toestel te laten uitvoeren. In 1952 resulteerde dit in "Model 89", een prototype van een tweemotorig toestel waarvan de vleugels aan de bovenkant van de romp waren gemonteerd, zodat onder de vleugels plaats was voor bewapening. Omdat de testresultaten van het prototype veelbelovend waren, bestelde de US Navy 15 toestellen.
Het vervolg hierop was een succesvolle serie van drie van elkaar afgeleide typen,
- het Grumman C-1 Trader transportvliegtuig,
- de Grumman E-1 Tracer Airborne Early Warning versie en
- de S-2 Tracker onderzeebootverkenner/bestrijder versie.
De firma Grumman leverde het toestel onder de naam "Grumman S2F-1", maar de US Navy (USN) doopte het toestel "Tracker" (opspoorder).
De bemanningen hadden hier echter heel andere ideeën over en gaven het
als bijnaam "Stoof" (van S-two-F).
V.w.b. de betrouwbaarheid van de S-2 Tracker zegt het genoeg dat het ook in 2009 nog steeds in verschillende landen zeer actief wordt gebruikt als brandbestrijder. Het gaat hier om gereviseerde en omgebouwde toestellen die vliegen onder de naam Conair Firecat.
De Grumman S-2 Tracker was een langeafstandspatrouillevliegtuig bestemd voor de onderzeebootopsporing en -bestrijding. Het toestel werd in Amerikaanse dienst gebruikt door de US Navy en het USMC
Uitrusting
De eerste S2F-1 versie had een AN/APS38 rondzoekradar in de romp die men tijdens onderzeebootbestrijdingsmissies omlaag kon laten zakken, en een Magnetic Anomaly Detector in een uitschuifbare staartsectie (de zogenaamde MAD boom). Boven de cockpit was een APA69 Electronic Counter Measure (ECM) antenne aangebracht; deze werd echter in de latere versies vervangen door een AN/APA69 antenne in een radome. |
Onder de rechtervleugel was standaard een vast zoeklicht gemonteerd voor gebruik tijdens nachtmissies of bij slecht zicht.
De latere versies kregen zelfs een nog sterker en beweegbaar zoeklicht als standaarduitrusting mee. De Tracker had 6 ophangpunten (drie onder elke vleugel) waaraan een Diversiteit aan bewapening kon worden meegevoerd zoals:
|
Het toestel beschikte ook over een intern wapenruim waarin ruimte was voor een Mk34 of Mk43 torpedo, 8x SSQ2 en 2 SSQ1 sonoboeien die in de motorgondels zaten.
De S-2 Tracker kon een relatief grote hoeveelheid brandstof meenemen en had een vrij lage kruissnelheid. Hierdoor kon de gemiddelde missieduur 6 uur bedragen.
Om aan de grote internationale vraag te kunnen voldoen, werd het toestel ook in Canada in licentie vervaardigd door de firma De Havilland.
In totaal werden 1284 Trackers gebouwd en onder meer in het kader van het Mutual Defence Aid Program (MDAP) geleverd en later verkocht aan:
Nederland - De inmiddels opgeheven Marine Luchtvaartdienst van de Koninklijke Marine ontving in 1960, 28 stuks SA-2 toestellen, later aangevuld met nog eens 17 stuks Canadese CS-2F's. Ze vlogen respectievelijk in de squadrons 1, 2 en 5 vanaf het vliegdekschip Hr. Ms. Karel Doorman en in VSQ 4 vanaf de vliegbasis Valkenburg en VSQ1-Hato op Curaçao tot in 1975. Daarna rustte de taak op de schouders van de Lockheed P-2V Neptune, later afgelost door de Breguet Atlantic SP-13A en als laatste door de Lockheed P-3C Orion.
Grumman S2F- (S-2A) Reg.No. 146 t/m 173
Omgebouwd tot S2N Reg.No. 149,151,153,155 t/m162,164 t/m 169, 171
Grumman (C) S2F- (C)S-2A) Reg.No. 180 t/m 196
De letter op het kielvlak, verwijst naar de thuisbasis:
D= vliegdekschip Hr.Ms. Karel Doorman,
V= vliegkamp Valkenburg,
H= Hato, Curaçao
De S-2 Tracker kon een relatief grote hoeveelheid brandstof meenemen en had een vrij lage kruissnelheid. Hierdoor kon de gemiddelde missieduur 6 uur bedragen.
Om aan de grote internationale vraag te kunnen voldoen, werd het toestel ook in Canada in licentie vervaardigd door de firma De Havilland.
In totaal werden 1284 Trackers gebouwd en onder meer in het kader van het Mutual Defence Aid Program (MDAP) geleverd en later verkocht aan:
Nederland - De inmiddels opgeheven Marine Luchtvaartdienst van de Koninklijke Marine ontving in 1960, 28 stuks SA-2 toestellen, later aangevuld met nog eens 17 stuks Canadese CS-2F's. Ze vlogen respectievelijk in de squadrons 1, 2 en 5 vanaf het vliegdekschip Hr. Ms. Karel Doorman en in VSQ 4 vanaf de vliegbasis Valkenburg en VSQ1-Hato op Curaçao tot in 1975. Daarna rustte de taak op de schouders van de Lockheed P-2V Neptune, later afgelost door de Breguet Atlantic SP-13A en als laatste door de Lockheed P-3C Orion.
Grumman S2F- (S-2A) Reg.No. 146 t/m 173
Omgebouwd tot S2N Reg.No. 149,151,153,155 t/m162,164 t/m 169, 171
Grumman (C) S2F- (C)S-2A) Reg.No. 180 t/m 196
De letter op het kielvlak, verwijst naar de thuisbasis:
D= vliegdekschip Hr.Ms. Karel Doorman,
V= vliegkamp Valkenburg,
H= Hato, Curaçao
Radar en MAD-boom uit