Hr.Ms. Pieter Florisz.
PIETER FLORISZ (1937-1961)
Op 22 november 1936 bij P. Smit Jr. te Rotterdam op stapel gezet en op 11 mei 1937 te water gelaten.
Afmetingen: 55,80 x 7,80 x 2,20 m.
Waterverplaatsing: 460 ton.
Machinevermogen: 1600 IPK.
Snelheid: 15 mijl.
Bewapening: 1 kanon van 7,5 cm en 4 mitrailleurs van 12,7 mm.
Bemanning: 45.
In dienst gesteld op 13 september 1937.
Hr.Ms. Pieter Florisz was een van de vier in Nederland gebaseerde mijnenvegers van dit type. Gedurende de mobilisatie vormde Hr.Ms. Willem van Ewijck, Abraham van der Hulst, Jan van Gelder en Pieter Florisz het eerste flottielje mijnenvegers en was gebaseerd te Den Helder. In de oorlogsdagen werd het schip evenals Hr.Ms. Abraham van der Hulst op 10 mei 1940 gevoegd bij het IJsselmeerflottielje, dat bestond uit de zeer oude kanonneerboten Hr.Ms. Friso en Hefring, torpedoboot Hr.Ms. Z 3 en 8 bewapende motorboten.
Het aldus verstrekte flottielje had als taak de vijand te beletten uit Friesland naar Noord-Holland over te steken.
Op 14 mei 1940 werd Hr.Ms. Pieter Florisz door de bemanning tot zinken gebracht toen het niet meer mogelijk was naar Engeland uit te wijken.
Later op last van de bezetter gelicht, hersteld en als M 551 in dienst bij de Duitse marine. Na de capitulatie van Duitsland werd het schip teruggevonden en na op Rijkswerf te Willemsoord te zijn hersteld, medio augustus 1946 weer als Hr.Ms. Pieter Florisz bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld. Van mei tot augustus 1947 fungeerde het schip als visserij-politievaartuig voor de Noordzeevisserij.
Op 16 september 1947 van Rotterdam naar Oost-Indië vertrokken, tezamen met Hr.Ms. Abraham van der Hulst en op 14 november daaraanvolgend te Tandjong Priok.
Na aanvankelijk patrouillediensten in Nederlands Oost-Indië te hebben verricht, werd Hr.Ms. Pieter Florisz ingedeeld bij het eerste flottielje mijnenvegers te Soerabaja. Later naar Nederland terug en verbouwd tot netpoortschip, bewapend met 2 mitrailleurs van 20 mm en bemanning 20 koppen.
Op 29 mei 1961 uit de sterkte afgevoerd en in februari 1962 overgedragen aan het Zeekadetkorps Nederland. Het schip kreeg IJmuiden als ligplaats aangewezen. Naamsein aanvankelijk MV 4 en M 804 en als netpoortschip A 926.
PIETER FLORISZ (1937-1961)
Op 22 november 1936 bij P. Smit Jr. te Rotterdam op stapel gezet en op 11 mei 1937 te water gelaten.
Afmetingen: 55,80 x 7,80 x 2,20 m.
Waterverplaatsing: 460 ton.
Machinevermogen: 1600 IPK.
Snelheid: 15 mijl.
Bewapening: 1 kanon van 7,5 cm en 4 mitrailleurs van 12,7 mm.
Bemanning: 45.
In dienst gesteld op 13 september 1937.
Hr.Ms. Pieter Florisz was een van de vier in Nederland gebaseerde mijnenvegers van dit type. Gedurende de mobilisatie vormde Hr.Ms. Willem van Ewijck, Abraham van der Hulst, Jan van Gelder en Pieter Florisz het eerste flottielje mijnenvegers en was gebaseerd te Den Helder. In de oorlogsdagen werd het schip evenals Hr.Ms. Abraham van der Hulst op 10 mei 1940 gevoegd bij het IJsselmeerflottielje, dat bestond uit de zeer oude kanonneerboten Hr.Ms. Friso en Hefring, torpedoboot Hr.Ms. Z 3 en 8 bewapende motorboten.
Het aldus verstrekte flottielje had als taak de vijand te beletten uit Friesland naar Noord-Holland over te steken.
Op 14 mei 1940 werd Hr.Ms. Pieter Florisz door de bemanning tot zinken gebracht toen het niet meer mogelijk was naar Engeland uit te wijken.
Later op last van de bezetter gelicht, hersteld en als M 551 in dienst bij de Duitse marine. Na de capitulatie van Duitsland werd het schip teruggevonden en na op Rijkswerf te Willemsoord te zijn hersteld, medio augustus 1946 weer als Hr.Ms. Pieter Florisz bij de Koninklijke Marine in dienst gesteld. Van mei tot augustus 1947 fungeerde het schip als visserij-politievaartuig voor de Noordzeevisserij.
Op 16 september 1947 van Rotterdam naar Oost-Indië vertrokken, tezamen met Hr.Ms. Abraham van der Hulst en op 14 november daaraanvolgend te Tandjong Priok.
Na aanvankelijk patrouillediensten in Nederlands Oost-Indië te hebben verricht, werd Hr.Ms. Pieter Florisz ingedeeld bij het eerste flottielje mijnenvegers te Soerabaja. Later naar Nederland terug en verbouwd tot netpoortschip, bewapend met 2 mitrailleurs van 20 mm en bemanning 20 koppen.
Op 29 mei 1961 uit de sterkte afgevoerd en in februari 1962 overgedragen aan het Zeekadetkorps Nederland. Het schip kreeg IJmuiden als ligplaats aangewezen. Naamsein aanvankelijk MV 4 en M 804 en als netpoortschip A 926.
Tot zinken gebracht door de eigen bemanning in Enkhuizen 14 mei 1940 na de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten in Nederland. Geborgen door de Duitsers en toegevoegd aan de Duitse Kriegsmarine. In december 1940 omgebouwd als torpedo redding vaartuig en omgedoopt tot M 551. Onder commando van Oberleutnant zur See der Reserve Helmut Langer was het schip in augustus 1944 toegevoegd aan de 27e flottielje (Korvetten kapitän Erich Topp), die verantwoordelijk was voor de tactische training van U-boten. In 1945 was het schip terug in Nederland en werd hersteld bij de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder. Onder haar oude naam diende het schip in 1946 als visserij inspectie vaartuig. Vanaf 16 september 1947 diende ze als patrouillevaartuig en later als mijnenveger met de 1e flottielje in Soerabaja. Na terugkeer in Nederland is het schip omgebouwd tot boom defence vessel. In 1961 is ze overgebracht naar het Zeekadetkorps Nederland in IJmuiden. In september 1976 is ze verkocht als schroot en heeft tot 2006 in Hendrik Ido Ambacht gelegen.
Deze info toegestuurd gekregen van P. Libregts
Deze info toegestuurd gekregen van P. Libregts